Arbeid en inkomen
Cijfers - Inkomen en bestedingen
In 2016 kwam het gemiddeld gestandaardiseerd inkomen van huishoudens bijna 3 procent hoger uit dan in 2015. De sterke groei van het inkomen in 2014 kwam niet alleen door het herstel van de economie. Ook een fiscale maatregel die het voor directeuren-grootaandeelhouders aantrekkelijk maakte zich in dat jaar veel dividend uit te keren droeg hieraan bij. Die maatregel zorgde ook voor een piek bij huishoudens met voornamelijk inkomen als zelfstandige. In mindere mate was die zichtbaar bij pensioenontvangers, waartoe ook huishoudens met vooral inkomen uit vermogen behoren, met veelal dividend aanmerkelijk belang als neveninkomen.
In 2016 moesten 590 duizend huishoudens rondkomen van een laag inkomen, dit is 8,2 procent van alle huishoudens. Dat was evenveel als in 2015, maar wel minder dan in 2014. Ook moesten 224 duizend huishoudens al ten minste vier jaar op rij rondkomen van een laag inkomen. Dat komt neer op 3,3 procent van alle huishoudens. In 2014 had nog 2,7 procent van de huishoudens langdurig een laag inkomen. De toename van het aantal huishoudens met langdurig een laag inkomen komt voornamelijk doordat meer huishoudens lang afhankelijk zijn van een bijstandsuitkering.
Hoe groter de gemeente, hoe groter doorgaans het aandeel huishoudens is dat moet rondkomen van een laag inkomen. Rotterdam had met 15,3 procent het hoogste aandeel huishoudens met een laag inkomen in 2016, gevolgd door Groningen (14,7 procent) en Amsterdam (14,6 procent). De gemeente Rozendaal (Gelderland) had met 2,9 procent het laagste aandeel huishoudens met een laag inkomen. In het noordoosten van het land zijn echter juist veel kleinere gemeenten met een bovengemiddeld aandeel huishoudens met een laag inkomen.
Het doorsnee vermogen van Nederlandse huishoudens steeg in 2016 met bijna 10 procent tot ruim 22 duizend euro. Het doorsnee vermogen – bezittingen minus schulden – is vooral hoger doordat woningen in waarde zijn gestegen. Zonder de eigen woning is het doorsnee vermogen in 2016 even hoog als in 2015. In de periode 2006–2016 was het doorsnee vermogen van huishoudens het hoogst in 2008, daarna daalde het vermogen hard doordat woningen in waarde daalden.
Huishoudens bouwen tijdens hun leven steeds meer vermogen op. Met het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd vallen huishoudens weliswaar terug in inkomen, maar de huizenbezitters onder hen hebben hun hypotheek vaak grotendeels afgelost. Op 1 januari 2016 hadden ouderenhuishoudens (65 tot 75 jaar) met 125 duizend euro het hoogste doorsnee vermogen. Op nog hogere leeftijd is het vermogen lager. Deze generatie bestond vaak uit grote gezinnen met meestal één kostwinner, waardoor zij minder vermogen konden opbouwen dan de jongbejaarden.
Met een doorsnee vermogen van 281 duizend euro was Laren in Noord-Holland de meest vermogende gemeente van Nederland op 1 januari 2016. De top 10 werd echter gedomineerd door een aantal kleine gemeenten in Noord-Brabant waar naar verhouding veel ouderen wonen.
Huishoudens in Rotterdam hadden in doorsnee met 1 900 euro het laagste vermogen. Ook Den Haag en Amsterdam staan in de top 10 met laagste vermogens. In de grote steden wonen relatief veel jongeren, uitkeringsontvangers en personen met een niet-westerse migratieachtergrond. Deze groepen hebben doorgaans weinig vermogen.