Economie - Cijfers
Energie
In 2018 is het verbruik van steenkool met 11 procent gedaald ten opzichte van een jaar eerder. Steenkool wordt vooral ingezet voor elektriciteitsopwekking. Na aardgas is steenkool daarvoor de meest gebruikte brandstof. Het verbruik in de kolencentrales nam met 15 procent af, mede door de sluiting van twee centrales in de tweede helft van 2017. Het overige verbruik is vooral ten bate van de ijzer- en staalproductie. Dit verbruik nam met bijna 3 procent af.
Het aanbod van aardgas op de Nederlandse markt schommelt. De gaswinning is de afgelopen vijf jaar meer dan gehalveerd, in samenhang met het kabinetsbesluit om de winning in Groningen terug te schroeven tot nul in 2030. In 2018 nam de winning met een zesde af vergeleken met het jaar daarvoor. De sterkste daling was in 2015, met bijna een kwart. Het verbruik bleef ongeveer gelijk. De invoer van aardgas nam al vanaf 2014 sterker toe, de uitvoer van aardgas werd teruggeschroefd. In 2018 werd voor het eerst meer aardgas ingevoerd dan uitgevoerd.
Het elektriciteitsverbruik was in 2018 met 121 miljard kWh ongeveer gelijk aan een jaar eerder. Het verbruik schommelt al sinds 2005 rond 120 miljard kWh. Elektriciteit wordt zowel in Nederland zelf geproduceerd als ingevoerd uit het buitenland. In 2018 steeg de invoer van stroom met 4 miljard kWh tot bijna 27 miljard kWh. De binnenlandse productie daalde met 4 miljard kWh tot 113 miljard kWh. Deze daling kwam volledig voor rekening van thermische of nucleaire centrales die regulier leveren aan het landelijke hoogspanningsnet van TenneT.
De hoeveelheid decentraal opgewekte elektriciteit steeg juist. Deze stroom komt bijvoorbeeld uit installaties waarvan de elektriciteit op bedrijfsnetwerken wordt gezet, maar ook uit wind-, waterkracht- en zonne-installaties.
De productie van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen is in 2018 met 8 procent gestegen naar 18,0 miljard kWh. In 2017 was dit nog 16,7 miljard kWh. Windmolens hadden hierin met 55 procent het grootste aandeel, gevolgd door biomassa met 27 procent, zonnepanelen met bijna 18 procent en waterkracht (niet weergegeven in bijgaande figuur) met 0,5 procent. Met name met zonnepanelen is meer elektriciteit opgewekt. In 2017 was het aandeel zonnestroom nog 13 procent. Het aandeel van waterkracht bleef de afgelopen jaren stabiel.
Binnen het totale elektriciteitsverbruik nam het aandeel hernieuwbare stroom toe van 14 procent in 2017 naar 15 procent in 2018.
De opwekking van zonnestroom was vóór 2012 van weinig betekenis. Sindsdien groeit het aantal panelen elk jaar. In 2017 werd 2,2 miljard kWh opgewekt, in 2018 was dit 3,2 miljard kWh. Deze stijging van ruim 40 procent houdt verband met de forse toename van de opgestelde capaciteit aan zonnepanelen. Dit vermogen is in 2018 met ongeveer 1 400 megawatt gegroeid naar 4 300 megawatt. Ruim de helft van deze toename, zo’n 800 megawatt, kwam voort uit grotere installaties op daken van gebouwen en op zonneweiden.
De rest van de toename, ongeveer 600 megawatt, kwam van de kleinere installaties, vaak op daken van woningen.
Het windmolenpark in Nederland groeide nauwelijks in 2017 en 2018. Per saldo nam de capaciteit van windmolens op land een fractie toe met 90 megawatt naar ruim 3 300 megawatt. Op zee kwamen er geen molens bij en bleef de capaciteit bijna duizend megawatt. De productie van elektriciteit uit windenergie steeg daarom maar beperkt in 2018, met 3 procent, van 9,6 miljard kWh naar 9,9 miljard kWh.
De opwekking van elektriciteit uit het verbruik van biomassa is in 2018 met 2 procent gestegen naar 4,8 miljard kWh. De groei wordt getemperd doordat enkele grote biomassa-installaties bij bedrijven tijdelijk zijn stilgelegd voor onderhoud. Biogas, vooral uit vergisting van reststromen uit de landbouw en de voedingssector, leverde na verbranding in gasmotoren ook iets minder elektriciteit op. Hiertegenover staat de groei van de elektriciteitsproductie uit biomassa bij energiecentrales en uit bioafval bij afvalverbrandingsinstallaties.