Foto omschrijving: Jong gezin aan tafel

Jongeren in Nederland

Auteur: Sevda Ulusoy-Sönmez

Begin 2024 telde Nederland ruim 4,9 miljoen jongeren onder de 25 jaar, waarvan 3,3 miljoen minderjarigen en ruim 1,6 miljoen jongvolwassenen. Urk heeft nog steeds het hoogste percentage jongeren. Van de minderjarigen woont 77 procent bij beide juridische ouders en 17 procent bij één ouder. De leeftijd waarop jongeren het ouderlijk huis verlaten is begin 2023 gedaald. In 2023 kwamen er minder jonge immigranten met de Oekraïense nationaliteit naar Nederland dan in 2022.

27 procent van de bevolking is jonger dan 25 jaar

De afgelopen twintig jaar schommelde het totaal aantal jongeren rond de 4,9 miljoen. Het deel dat jongeren uitmaken in de bevolking is wel gedaald. Begin 2024 was 27 procent van de totale bevolking jonger dan 25 jaar. In 2014 was dat 29 procent en in 2004 was dat 30 procent. In deze periode nam het aantal oudere inwoners toe. Op dit moment verwacht het CBS dat jongeren in 2034 zo’n 26 procent van de bevolking zullen uitmaken, en dat dit percentage tot 2070 tussen de 25 en 26 zal blijven.

2.1.1 Jongeren tot 25 jaar, 1 januari (% v.d. totale bevolking)
Jaartal Aandeel jongeren
2004 30,5
2005 30,4
2006 30,2
2007 30,1
2008 30,0
2009 29,9
2010 29,8
2011 29,7
2012 29,6
2013 29,4
2014 29,2
2015 29,0
2016 28,8
2017 28,6
2018 28,4
2019 28,2
2020 28,0
2021 27,8
2022 27,7
2023 27,6
2024 27,4
2025 27,1
2026 26,8
2027 26,6
2028 26,3
2029 26,1
2030 25,9
2031 25,8
2032 25,7
2033 25,6
2034 25,5
2035 25,5
2036 25,5
2037 25,4
2038 25,5
2039 25,5
2040 25,5
2041 25,6
2042 25,6
2043 25,6
2044 25,7
2045 25,7
2046 25,8
2047 25,8
2048 25,9
2049 25,9
2050 26,0
2051 26,1
2052 26,1
2053 26,2
2054 26,2
2055 26,2
2056 26,2
2057 26,2
2058 26,1
2059 26,1
2060 26,0
2061 26,0
2062 25,9
2063 25,8
2064 25,8
2065 25,7
2066 25,7
2067 25,6
2068 25,6
2069 25,6
2070 25,6

Minder jongeren dan twintig jaar geleden

Sinds de eeuwwisseling is het aantal kinderen dat jaarlijks wordt geboren gedaald, van ruim 200 duizend tot 164,5 duizend in 2023. Hierdoor is het aantal kinderen van 0 tot 12 jaar de afgelopen twintig jaar afgenomen, van 2,4 miljoen (15 procent) in 2004 naar 2,1 miljoen (12 procent) in 2024. Het aantal jongvolwassenen van 18 tot 25 jaar nam juist toe van bijna 1,4 miljoen (8 procent) in 2004 naar 1,6 miljoen (9 procent) in 2024. Zij werden voor of rond 2000 geboren.

Hoewel het aantal jongeren in de afgelopen twintig jaar licht gedaald is, nam het de afgelopen twee jaar wel weer wat toe. De kleine geboortepiek in 2021 tijdens de coronapandemie en de komst van vluchtelingen uit Oekraïne in 2022 speelden daarbij een rol. De totale bevolking groeide in 2022 met 221 duizend inwoners (Van Duin, Feijten, Stoeldraijer, 2023).

Volgens de recentste prognose van het CBS zal het aantal jongeren de komende jaren dalen tot een kleine 4,8 miljoen in 2031. De grotere generatie kinderen van voor of rond 2000 passeert de 24 jaar en stroomt uit. Daarna wordt een stijging verwacht tot 5,2 miljoen jongeren in 2055, omdat vanaf dan het aantal kinderen dat jaarlijks geboren wordt naar verwachting weer toeneemt (de kinderen van de grotere generaties van rond 2000).

2.1.2 0- tot 25-jarigen, 1 januari (x mln)
Jaartal 0 tot 4 jaar 4 tot 12 jaar 12 tot 18 jaar 18 tot 25 jaar
2004 0,818 1,591 1,195 1,353
2005 0,803 1,595 1,200 1,360
2006 0,784 1,596 1,202 1,359
2007 0,765 1,594 1,205 1,359
2008 0,746 1,598 1,202 1,372
2009 0,738 1,598 1,191 1,402
2010 0,737 1,593 1,184 1,427
2011 0,737 1,580 1,185 1,446
2012 0,736 1,562 1,189 1,458
2013 0,726 1,541 1,197 1,464
2014 0,712 1,524 1,207 1,466
2015 0,703 1,510 1,216 1,468
2016 0,696 1,495 1,226 1,468
2017 0,694 1,486 1,225 1,479
2018 0,694 1,477 1,215 1,493
2019 0,687 1,473 1,198 1,514
2020 0,687 1,468 1,183 1,533
2021 0,682 1,458 1,172 1,540
2022 0,691 1,446 1,163 1,570
2023 0,694 1,448 1,171 1,605
2024 0,689 1,442 1,172 1,613
2025 0,687 1,436 1,168 1,612
2026 0,674 1,444 1,162 1,597
2027 0,674 1,435 1,155 1,585
2028 0,679 1,427 1,144 1,573
2029 0,687 1,417 1,134 1,558
2030 0,699 1,411 1,125 1,547
2031 0,714 1,407 1,118 1,539
2032 0,729 1,407 1,115 1,529
2033 0,744 1,411 1,108 1,526
2034 0,758 1,408 1,115 1,515
2035 0,769 1,422 1,108 1,505
2036 0,779 1,442 1,103 1,492
2037 0,787 1,464 1,098 1,482
2038 0,793 1,489 1,094 1,476
2039 0,797 1,514 1,092 1,472
2040 0,799 1,538 1,082 1,476
2041 0,799 1,560 1,088 1,471
2042 0,798 1,579 1,099 1,463
2043 0,796 1,594 1,115 1,458
2044 0,793 1,605 1,134 1,455
2045 0,790 1,612 1,155 1,452
2046 0,787 1,617 1,175 1,453
2047 0,784 1,619 1,194 1,448
2048 0,781 1,618 1,210 1,458
2049 0,778 1,615 1,224 1,474
2050 0,775 1,611 1,235 1,494
2051 0,773 1,606 1,244 1,516
2052 0,771 1,600 1,249 1,539
2053 0,770 1,595 1,252 1,561
2054 0,768 1,589 1,253 1,582
2055 0,768 1,584 1,252 1,601
2056 0,768 1,579 1,249 1,615
2057 0,768 1,575 1,246 1,627
2058 0,769 1,571 1,242 1,635
2059 0,771 1,568 1,238 1,641
2060 0,774 1,566 1,233 1,643
2061 0,778 1,565 1,229 1,644
2062 0,783 1,565 1,225 1,642
2063 0,788 1,567 1,221 1,639
2064 0,794 1,569 1,218 1,636
2065 0,801 1,574 1,215 1,631
2066 0,808 1,579 1,213 1,627
2067 0,815 1,587 1,211 1,622
2068 0,822 1,596 1,211 1,618
2069 0,828 1,606 1,210 1,613
2070 0,833 1,617 1,211 1,610
164,5 duizend baby’s geboren in 2023

Steeds minder geboortes bij tieners en twintigers

Er worden steeds minder kinderen geboren bij tieners en twintigers. In 2023 werden bijna duizend kinderen geboren bij tienermoeders. Dat komt neer op 2 kinderen per duizend tienermeisjes. In 2003 waren dit er 3,3 duizend, 7,1 geboorten per duizend meisjes. Van 55,7 duizend kinderen was de moeder een twintiger (48,4 kinderen per duizend twintigers), terwijl dat er in 2003 nog 75,4 duizend waren (77,1 per duizend twintigers).

De gemiddelde leeftijd waarop vrouwen voor het eerst moeder worden nam toe van 29,3 jaar in 2003 tot 30,3 jaar in 2023. Ook de gemiddelde leeftijd waarop mannen voor het eerst vader worden is toegenomen, van 32,3 in 2003 tot 32,9 in 2023.

89 procent van de jongeren in Nederland geboren

Begin 2024 waren de meeste jongeren, 4,4 miljoen, in Nederland geboren. Ruim drie kwart (3,4 miljoen) van hen had ouders die ook in Nederland zijn geboren, 23 procent had ten minste één ouder die in het buitenland is geboren. Bijna 540 duizend jongeren waren in het buitenland geboren.

Van de jongeren die zelf in Nederland zijn geboren en een herkomst hebben buiten Europa was de grootste groep van Marokkaanse komaf (157 duizend). Daarna volgden jongeren met een Turkse (117 duizend) en Surinaamse herkomst (78 duizend). Onder jongeren met een Europese herkomst kwamen de Duitse (43 duizend) en Poolse (42 duizend) herkomst het meest voor.

2.1.3 Meest voorkomende herkomstland (excl. Nederland) van 0- tot 25-jarigen, 1 januari 2024 (x 1 000)
Herkomstland Geboren Nederland Geboren buitenland
Europa . .
Polen 41,5 28,9
Duitsland 43,4 23,1
Oekraïne 5,8 39,8
België 21,5 19,7
Verenigd Koninkrijk 19,0 12,5
Buiten-Europa . .
Marokko 157,2 7,0
Turkije 117,5 22,1
Suriname 77,7 7,3
Syrië 22,2 58,4
Nederlands Caribisch gebied 51,8 17,8

Van de jongeren die in het buitenland zijn geboren was de grootste groep van Syrische komaf, met 58 duizend. Daarna volgden jongeren van Oekraïense (40 duizend) en Poolse herkomst (29 duizend).

Minder jonge immigranten met Oekraïense nationaliteit

In 2022 nam het aantal jongeren met een Oekraïense herkomst sterk toe. Vanaf het begin van de oorlog met Rusland vestigden zich in dat jaar 41,4 duizend jongeren met een Oekraïense nationaliteit in Nederland. In 2023 was dit aantal lager, met 13,3 duizend jongeren. Niet al deze jongeren bleven in Nederland. In zowel 2022 als 2023 vertrokken bijna 8 duizend Oekraïense jongeren weer. Ruim de helft keerde terug naar Oekraïne. Ook vertrokken er relatief veel naar Duitsland, Polen en Noord-Amerika.

Begin 2024 was van de jongeren met de Oekraïense nationaliteit die sinds het begin van de oorlog naar Nederland zijn gekomen, 52 procent een meisje of jonge vrouw. De 18- tot 25‑jarigen (37 procent), vormen de grootste groep. Daarna volgden met 30 procent de 4- tot 12‑jarigen (basisschoolleeftijd), 12- tot 18‑jarigen (26 procent) en 0- tot 4‑jarigen (6 procent). Begin 2023 vormden 4- tot 12-jarigen (34 procent) de grootse groep, gevolgd door de 18- tot 25-jarigen.

Hoogste percentage jongeren nog steeds op Urk

Urk heeft het hoogste percentage jongeren. Begin 2024 was 43 procent van de inwoners op Urk jonger dan 25 jaar, tegenover 27 procent in het hele land. Staphorst stond met 37 procent op de tweede plek en Barneveld en Neder-Betuwe stonden met beide 35 procent op de derde plek. Deze gemeenten hebben ook de meeste minderjarigen (0 tot 18 jaar) met respectievelijk 32 procent, 26 procent en 25 procent (voor Barneveld en Neder-Betuwe). Het laagste percentage jongeren onder de 25 jaar is te vinden op Schiermonnikoog (19 procent), en in Valkenburg aan de Geul, Noord-Beveland en Gulpen-Wittem (alle drie 20 procent).

Van de vier grote steden had Utrecht het hoogste percentage jongeren: 31 procent van de inwoners was begin 2024 jonger dan 25 jaar. Daarna volgden Rotterdam en Den Haag (beide 29 procent) en Amsterdam (27 procent).

2.1.4 Jongeren tot 25 jaar, 1 januari 2024
Gemeente 0-tot-25-jarigen
Groningen (gemeente) 33,9
Almere 30,4
Stadskanaal 24,5
Veendam 25,3
Zeewolde 28,9
Achtkarspelen 28,9
Ameland 24,9
Harlingen 24,7
Heerenveen 26,3
Leeuwarden 29,4
Ooststellingwerf 24,1
Opsterland 26,7
Schiermonnikoog 18,9
Smallingerland 27,2
Terschelling 25,3
Vlieland 21,8
Weststellingwerf 25,3
Assen 27,0
Coevorden 24,6
Emmen 25,2
Hoogeveen 27,5
Meppel 27,8
Almelo 27,2
Borne 27,7
Dalfsen 28,2
Deventer 27,2
Enschede 30,1
Haaksbergen 25,6
Hardenberg 29,3
Hellendoorn 27,3
Hengelo (O.) 26,4
Kampen 31,6
Losser 25,9
Noordoostpolder 30,0
Oldenzaal 25,9
Ommen 27,0
Raalte 26,3
Staphorst 36,6
Tubbergen 28,6
Urk 43,0
Wierden 28,6
Zwolle 29,7
Aalten 26,2
Apeldoorn 26,5
Arnhem 27,9
Barneveld 34,6
Beuningen 25,8
Brummen 23,2
Buren 26,3
Culemborg 27,5
Doesburg 21,7
Doetinchem 26,5
Druten 25,9
Duiven 25,6
Ede 30,6
Elburg 30,0
Epe 24,9
Ermelo 26,7
Harderwijk 28,4
Hattem 28,1
Heerde 26,2
Heumen 25,2
Lochem 23,4
Maasdriel 26,0
Nijkerk 29,7
Nijmegen 30,7
Oldebroek 30,0
Putten 29,3
Renkum 22,3
Rheden 24,0
Rozendaal 29,1
Scherpenzeel 31,1
Tiel 26,7
Voorst 26,6
Wageningen 34,4
Westervoort 25,1
Winterswijk 25,2
Wijchen 26,0
Zaltbommel 30,6
Zevenaar 24,5
Zutphen 24,9
Nunspeet 30,4
Dronten 29,0
Amersfoort 29,1
Baarn 25,2
De Bilt 27,8
Bunnik 28,6
Bunschoten 31,2
Eemnes 27,6
Houten 29,7
Leusden 26,9
Lopik 29,3
Montfoort 28,9
Renswoude 33,8
Rhenen 28,8
Soest 26,7
Utrecht (gemeente) 31,3
Veenendaal 30,2
Woudenberg 31,8
Wijk bij Duurstede 26,5
IJsselstein 28,3
Zeist 28,6
Nieuwegein 26,0
Aalsmeer 28,7
Alkmaar 25,8
Amstelveen 29,8
Amsterdam 26,5
Bergen (NH.) 21,2
Beverwijk 26,6
Blaricum 29,2
Bloemendaal 27,7
Castricum 25,4
Diemen 29,7
Edam-Volendam 27,3
Enkhuizen 26,0
Haarlem 26,8
Haarlemmermeer 29,0
Heemskerk 25,6
Heemstede 26,8
Heiloo 24,9
Den Helder 24,3
Hilversum 27,5
Hoorn 27,5
Huizen 25,5
Landsmeer 27,7
Laren (NH.) 24,2
Medemblik 26,9
Oostzaan 27,1
Opmeer 26,5
Ouder-Amstel 27,8
Purmerend 25,9
Schagen 25,8
Texel 21,8
Uitgeest 27,2
Uithoorn 28,3
Velsen 26,0
Zandvoort 21,8
Zaanstad 27,6
Alblasserdam 30,5
Alphen aan den Rijn 27,4
Barendrecht 29,8
Drechterland 27,1
Capelle aan den IJssel 27,1
Delft 32,7
Dordrecht 26,7
Gorinchem 27,2
Gouda 27,1
's-Gravenhage (gemeente) 28,6
Hardinxveld-Giessendam 32,1
Hendrik-Ido-Ambacht 31,9
Stede Broec 27,2
Hillegom 25,6
Katwijk 30,0
Krimpen aan den IJssel 29,4
Leiden 30,5
Leiderdorp 26,5
Lisse 25,6
Maassluis 27,4
Nieuwkoop 26,2
Noordwijk 25,1
Oegstgeest 28,8
Oudewater 27,3
Papendrecht 27,0
Ridderkerk 26,4
Rotterdam 28,9
Rijswijk (ZH.) 27,0
Schiedam 27,2
Sliedrecht 29,3
Albrandswaard 28,7
Vlaardingen 27,1
Voorschoten 27,4
Waddinxveen 29,9
Wassenaar 27,4
Woerden 28,8
Zoetermeer 28,1
Zoeterwoude 26,4
Zwijndrecht 26,8
Borsele 27,6
Goes 25,0
West Maas en Waal 24,7
Hulst 21,5
Kapelle 28,2
Middelburg (Z.) 27,8
Reimerswaal 32,7
Terneuzen 23,5
Tholen 29,7
Veere 25,1
Vlissingen 24,5
De Ronde Venen 26,7
Tytsjerksteradiel 27,2
Asten 25,7
Baarle-Nassau 22,7
Bergen op Zoom 25,6
Best 26,7
Boekel 27,9
Boxtel 25,9
Breda 28,4
Deurne 26,1
Pekela 25,9
Dongen 25,4
Eersel 25,3
Eindhoven 27,8
Etten-Leur 26,8
Geertruidenberg 25,6
Gilze en Rijen 26,5
Goirle 26,4
Helmond 27,3
's-Hertogenbosch 26,1
Heusden 25,8
Hilvarenbeek 25,2
Loon op Zand 25,2
Nuenen, Gerwen en Nederwetten 25,5
Oirschot 24,9
Oisterwijk 25,0
Oosterhout 25,5
Oss 26,1
Rucphen 23,4
Sint-Michielsgestel 27,1
Someren 25,6
Son en Breugel 27,4
Steenbergen 24,2
Waterland 25,7
Tilburg 29,4
Valkenswaard 23,4
Veldhoven 25,4
Vught 26,4
Waalre 26,3
Waalwijk 25,6
Woensdrecht 23,1
Zundert 23,5
Wormerland 26,0
Landgraaf 21,9
Beek (L.) 22,2
Beesel 24,0
Bergen (L.) 22,6
Brunssum 22,0
Gennep 24,0
Heerlen 23,3
Kerkrade 21,3
Maastricht 31,2
Meerssen 22,3
Mook en Middelaar 22,2
Nederweert 23,9
Roermond 24,5
Simpelveld 21,6
Stein (L.) 21,4
Vaals 22,1
Venlo 24,9
Venray 24,5
Voerendaal 23,1
Weert 24,0
Valkenburg aan de Geul 19,6
Lelystad 29,4
Horst aan de Maas 24,6
Oude IJsselstreek 24,4
Teylingen 27,2
Utrechtse Heuvelrug 26,5
Oost Gelre 25,9
Koggenland 27,9
Lansingerland 32,2
Leudal 22,8
Maasgouw 20,7
Gemert-Bakel 26,7
Halderberge 24,9
Heeze-Leende 24,1
Laarbeek 25,9
Reusel-De Mierden 26,7
Roerdalen 21,7
Roosendaal 25,4
Schouwen-Duiveland 23,3
Aa en Hunze 23,2
Borger-Odoorn 23,8
De Wolden 25,5
Noord-Beveland 19,8
Wijdemeren 25,3
Noordenveld 23,7
Twenterand 30,0
Westerveld 21,9
Lingewaard 26,7
Cranendonck 24,0
Steenwijkerland 26,2
Moerdijk 24,9
Echt-Susteren 21,6
Sluis 21,1
Drimmelen 24,5
Bernheze 27,2
Alphen-Chaam 24,6
Bergeijk 24,6
Bladel 25,4
Gulpen-Wittem 19,9
Tynaarlo 26,2
Midden-Drenthe 24,9
Overbetuwe 28,0
Hof van Twente 25,3
Neder-Betuwe 34,6
Rijssen-Holten 32,0
Geldrop-Mierlo 25,9
Olst-Wijhe 26,2
Dinkelland 27,0
Westland 28,1
Midden-Delfland 28,5
Berkelland 24,5
Bronckhorst 23,6
Sittard-Geleen 22,7
Kaag en Braassem 26,2
Dantumadiel 27,9
Zuidplas 29,8
Peel en Maas 24,5
Oldambt 23,9
Zwartewaterland 33,1
Súdwest-Fryslân 26,5
Bodegraven-Reeuwijk 29,0
Eijsden-Margraten 23,6
Stichtse Vecht 27,1
Hollands Kroon 26,3
Leidschendam-Voorburg 25,6
Goeree-Overflakkee 26,4
Pijnacker-Nootdorp 31,6
Nissewaard 26,6
Krimpenerwaard 28,6
De Fryske Marren 26,0
Gooise Meren 28,8
Berg en Dal 23,5
Meierijstad 26,2
Waadhoeke 26,4
Westerwolde 24,5
Midden-Groningen 24,8
Beekdaelen 22,4
Montferland 24,4
Altena 28,9
West Betuwe 28,6
Vijfheerenlanden 29,0
Hoeksche Waard 26,5
Het Hogeland 25,9
Westerkwartier 27,8
Noardeast-Fryslân 28,0
Molenlanden 31,3
Eemsdelta 24,4
Dijk en Waard 28,7
Land van Cuijk 24,9
Maashorst 26,3
Voorne aan Zee 24,6

De verschillen tussen gemeenten hangen samen met het geboortecijfer (hoeveel kinderen krijgen vrouwen die er wonen gemiddeld, en hoeveel vrouwen wonen er in de leeftijden waarop ze kinderen kunnen krijgen), maar ook met bijvoorbeeld de aanwezigheid van een universiteit of hogeschool. In (studenten)steden als Wageningen (20 procent), Groningen (20 procent) en Maastricht (19 procent) wonen de meeste jongvolwassenen (18- tot 25‑jarigen).

77% van de 0- tot 18‑jarigen woont bij beide juridische ouders

2.2Gezinssituatie van jongeren

Meer dan de helft van de kinderen die in 2023 zijn geboren (56 procent), woonde bij de geboorte bij een gehuwd paar. Een derde (32 procent) woonde bij een niet-gehuwd paar. Bijna 1 op de 10 kinderen woonde bij geboorte in een eenouderhuishouden. De afgelopen tien jaar zijn de gezinssituaties bij geboorte niet veel veranderd.

Hoe ouder het kind, hoe kleiner het aandeel dat bij beide ouders woont. Dit is meestal het gevolg van een scheiding van de ouders. Begin 2024 woonden kinderen tussen de 0 en 4 jaar het vaakst nog bij beide juridische ouders (87 procent). Op 17‑jarige leeftijd was het aandeel dat bij beide ouders woonde 66 procent. Dit komt deels omdat een klein deel op 17‑jarige leeftijd al uit huis is. In totaal woonde 77 procent van de minderjarigen bij beide juridische ouders.

2.2.1 Jongeren naar leeftijd en aanwezigheid ouders, 1 januari 2024 (%)
leeftijd Kind woont met beide juridische ouders Kind woont met één ouder Kind woont met één ouder en partner Kind woont zonder ouder(s), zelfstandig, overig
0 88,4 10,4 0,9 0,3
1 88,1 10,6 0,8 0,5
2 87,5 11,1 0,9 0,5
3 85,7 12,5 1,2 0,6
4 84,1 13,7 1,6 0,7
5 82,6 14,7 2 0,7
6 81,1 15,7 2,5 0,8
7 79,5 16,5 3,1 0,8
8 78,1 17,3 3,7 0,9
9 76,5 18,1 4,4 1
10 75 18,8 5 1,1
11 73,7 19,6 5,5 1,2
12 72,8 20 6 1,2
13 71,4 20,8 6,5 1,4
14 70,4 21,2 6,8 1,6
15 69,3 21,7 7,1 1,9
16 67,9 22,3 7,3 2,5
17 66,3 22,4 7,4 3,9

Het aandeel kinderen in eenoudergezinnen blijft stijgen

Begin 2024 woonde 17 procent van de minderjarigen in een eenoudergezin. Dit aandeel is in de afgelopen twintig jaar toegenomen. In 2004 woonde 12 procent van de minderjarigen bij één ouder. Het hoogste aandeel minderjarigen dat in een eenouderhuishouden woonde is te vinden in de gemeenten Heerlen (31 procent), Rotterdam (28 procent) en Capelle aan den IJssel (26 procent).

2.2.2 Minderjarigen in een eenouderhuishouden, 1 januari 2024
Gemeente 0-18-jarigen eenouderhuishouden
Heerlen 31,1
Rotterdam 28,4
Capelle aan den IJssel 26,1
Vlaardingen 26,1
Amsterdam 25,3
Kerkrade 24,9
Brunssum 24,0
Den Helder 23,8
Schiedam 23,8
Nissewaard 23,8
Zandvoort 23,3
Vlissingen 23,0
Almere 22,9
Rijswijk (ZH.) 22,9
Groningen (gemeente) 22,7
Lelystad 22,5
Landgraaf 22,3
Maastricht 22,3
Leeuwarden 22,0
Arnhem 22,0
Doesburg 21,9
's-Gravenhage (gemeente) 21,9
Zwijndrecht 21,8
Zoetermeer 21,7
Delft 21,6
Tilburg 21,5
Vaals 21,2
Veendam 21,0
Maassluis 20,9
Eemsdelta 20,9
Oldambt 20,6
Diemen 20,4
Zaanstad 20,4
Ridderkerk 20,2
Enschede 20,1
Sittard-Geleen 20,1
Nijmegen 19,9
Midden-Groningen 19,8
Roermond 19,7
Dordrecht 19,6
Alkmaar 19,5
Purmerend 19,4
Assen 19,2
Rheden 19,2
Zutphen 19,2
Hoorn 19,2
Velsen 19,2
Eindhoven 19,1
Pekela 18,9
Leidschendam-Voorburg 18,9
Harlingen 18,8
Middelburg (Z.) 18,8
Terneuzen 18,8
Westervoort 18,7
Smallingerland 18,6
Schiermonnikoog 18,5
Leiden 18,5
Enkhuizen 18,3
Venlo 18,3
Roosendaal 18,3
Bergen op Zoom 18,2
Helmond 18,1
Deventer 17,9
Emmen 17,8
Almelo 17,8
Beek (L.) 17,5
Krimpen aan den IJssel 17,4
Oosterhout 17,4
Voorne aan Zee 17,4
Vlieland 17,1
Hengelo (O.) 17,1
Nieuwegein 17,1
Ouder-Amstel 17,1
Breda 17,1
Huizen 16,8
Beverwijk 16,7
Ooststellingwerf 16,6
Zwolle 16,6
Landsmeer 16,6
's-Hertogenbosch 16,6
Stadskanaal 16,5
Zevenaar 16,5
Haarlem 16,5
Meppel 16,4
Uithoorn 16,4
Wageningen 16,2
IJsselstein 16,2
Heemskerk 16,2
Tiel 16,0
Texel 16,0
Geldrop-Mierlo 16,0
Hoogeveen 15,9
Laren (NH.) 15,9
Simpelveld 15,9
Halderberge 15,9
Heerenveen 15,8
Papendrecht 15,8
Echt-Susteren 15,8
Amstelveen 15,7
Hilversum 15,7
Goes 15,7
Waalwijk 15,7
Gorinchem 15,6
Valkenswaard 15,6
Weert 15,6
Gouda 15,5
Oss 15,5
Voerendaal 15,5
Berg en Dal 15,5
Geertruidenberg 15,4
Waterland 15,4
Bergen (NH.) 15,3
Roerdalen 15,3
Beesel 15,2
Apeldoorn 15,1
Doetinchem 15,1
Wassenaar 15,1
Etten-Leur 15,1
Wormerland 15,1
Terschelling 15,0
Gennep 15,0
Stein (L.) 15,0
Beekdaelen 15,0
Het Hogeland 15,0
Utrecht (gemeente) 14,9
Sluis 14,8
Boxtel 14,7
Noordwijk 14,6
Valkenburg aan de Geul 14,6
Súdwest-Fryslân 14,6
Coevorden 14,5
Renkum 14,5
Winterswijk 14,5
Amersfoort 14,5
Haarlemmermeer 14,5
Wijk bij Duurstede 14,4
De Ronde Venen 14,4
Zeist 14,3
Alphen aan den Rijn 14,3
Dijk en Waard 14,3
Duiven 14,2
Oldenzaal 14,1
Hulst 14,1
De Bilt 14,0
Aalsmeer 13,9
Stede Broec 13,9
Sliedrecht 13,9
Venray 13,9
Hillegom 13,8
Leiderdorp 13,8
Meerssen 13,8
Moerdijk 13,8
Wijchen 13,7
Gilze en Rijen 13,7
Rucphen 13,6
Harderwijk 13,5
Schagen 13,5
Lisse 13,5
Noord-Beveland 13,5
Maashorst 13,5
Dronten 13,4
Best 13,4
Steenwijkerland 13,4
Voorschoten 13,3
Gooise Meren 13,3
Oudewater 13,2
Albrandswaard 13,2
Lansingerland 13,2
Hollands Kroon 13,2
Montferland 13,2
Weststellingwerf 13,1
Eemnes 13,1
Oostzaan 13,1
Barendrecht 13,1
Schouwen-Duiveland 13,1
Gulpen-Wittem 13,1
Kaag en Braassem 13,1
Stichtse Vecht 13,1
Zeewolde 13,0
Medemblik 13,0
Baarle-Nassau 13,0
Noordenveld 13,0
Achtkarspelen 12,9
Noordoostpolder 12,9
Goirle 12,9
Veldhoven 12,9
Woensdrecht 12,9
Culemborg 12,7
Heusden 12,7
Oude IJsselstreek 12,7
Meierijstad 12,7
Losser 12,6
Baarn 12,6
Veenendaal 12,6
Loon op Zand 12,6
Steenbergen 12,6
Waadhoeke 12,6
Soest 12,5
Alblasserdam 12,5
Drechterland 12,5
Westerwolde 12,5
Heiloo 12,4
Woerden 12,4
Overbetuwe 12,4
Pijnacker-Nootdorp 12,4
Leusden 12,3
Waalre 12,3
Teylingen 12,3
Brummen 12,2
Houten 12,2
Tytsjerksteradiel 12,2
Dongen 12,2
Drimmelen 12,2
Zuidplas 12,2
Beuningen 12,1
Lochem 12,1
Cranendonck 12,1
Westland 12,1
Noardeast-Fryslân 12,1
Opsterland 12,0
Oegstgeest 12,0
Nuenen, Gerwen en Nederwetten 12,0
Land van Cuijk 12,0
Castricum 11,9
Zundert 11,9
Midden-Drenthe 11,9
Heumen 11,7
Uitgeest 11,7
Son en Breugel 11,6
Mook en Middelaar 11,6
Gemert-Bakel 11,6
Wijdemeren 11,6
De Fryske Marren 11,6
Borne 11,5
Druten 11,5
Zoeterwoude 11,5
Vught 11,5
Aa en Hunze 11,5
Borger-Odoorn 11,5
Haaksbergen 11,4
Kapelle 11,4
Oisterwijk 11,4
Leudal 11,3
Maasgouw 11,3
Bernheze 11,3
Westerkwartier 11,3
Aalten 11,2
Ermelo 11,2
Maasdriel 11,2
Montfoort 11,2
Heemstede 11,2
Deurne 11,2
Utrechtse Heuvelrug 11,2
Westerveld 11,2
Lingewaard 11,2
Vijfheerenlanden 11,2
Hoeksche Waard 11,2
Lopik 11,1
Bergen (L.) 11,1
Berkelland 11,1
Rhenen 11,0
Koggenland 11,0
Laarbeek 11,0
Krimpenerwaard 11,0
Edam-Volendam 10,9
Olst-Wijhe 10,9
Dantumadiel 10,9
Hendrik-Ido-Ambacht 10,8
Tynaarlo 10,8
Goeree-Overflakkee 10,8
Midden-Delfland 10,7
Twenterand 10,6
Bergeijk 10,6
Kampen 10,5
Elburg 10,5
Opmeer 10,5
Zaltbommel 10,4
Bodegraven-Reeuwijk 10,4
Blaricum 10,3
Peel en Maas 10,3
Bloemendaal 10,2
Borsele 10,2
Hilvarenbeek 10,2
Someren 10,2
Bladel 10,2
Raalte 10,1
Epe 10,1
Katwijk 10,1
Alphen-Chaam 10,1
Buren 10,0
Heeze-Leende 10,0
West Betuwe 9,9
Horst aan de Maas 9,8
Hof van Twente 9,8
Ommen 9,6
Ede 9,6
Waddinxveen 9,6
Tholen 9,6
Oirschot 9,6
West Maas en Waal 9,5
Sint-Michielsgestel 9,5
De Wolden 9,5
Hardenberg 9,4
Nijkerk 9,4
Nieuwkoop 9,4
Hellendoorn 9,3
Scherpenzeel 9,3
Bronckhorst 9,3
Boekel 9,2
Reusel-De Mierden 9,2
Altena 9,2
Bunnik 9,0
Heerde 8,9
Asten 8,9
Eersel 8,9
Oost Gelre 8,9
Reimerswaal 8,8
Dalfsen 8,7
Putten 8,7
Ameland 8,6
Hattem 8,5
Nunspeet 8,5
Woudenberg 8,5
Nederweert 8,5
Eijsden-Margraten 8,4
Hardinxveld-Giessendam 8,3
Wierden 8,1
Bunschoten 8,1
Neder-Betuwe 8,1
Molenlanden 8,1
Oldebroek 7,9
Veere 7,9
Rozendaal 7,8
Renswoude 7,6
Voorst 7,5
Dinkelland 7,5
Rijssen-Holten 7,1
Zwartewaterland 7,1
Barneveld 6,8
Tubbergen 6,2
Staphorst 5,7
Urk 4,0

7 procent van de 15‑jarigen in een samengesteld gezin

Met de leeftijd stijgt ook het percentage jongeren dat in een samengesteld gezin woont, waarbij het kind staat ingeschreven bij één juridische ouder en diens partner. Begin 2024 woonde 7 procent van de 15‑jarigen in een dergelijk samengesteld gezin. In de afgelopen twintig jaar is dit niet veel veranderd. Daarentegen is vooral het aandeel 15‑jarigen dat alleen met de juridische moeder woont toegenomen, van 11 procent in 2004 naar 18 procent in 2024. Relatief weinig kinderen staan ingeschreven bij alleen de juridische vader, maar ook dit komt vaker voor dan twintig jaar geleden. Kinderen kunnen na een scheiding maar op een adres worden ingeschreven. Ruim een kwart van de gescheiden ouders heeft een co-ouderschaps-regeling getroffen (CBS, 2017).

2.2.3 Gezinssituatie 15-jarigen (%)
Gezinssituatie 15-jarigen 2004 2014 2024
Kind woont alleen met moeder 11,0 14,0 18,4
Kind woont alleen met vader 2,0 3,0 3,3
Kind woont met moeder en partner 5,0 6,0 6,1
Kind woont met vader en partner 1,0 1,0 1,1

Jongeren verlaten het ouderlijk huis op steeds latere leeftijd

Op alle leeftijden, en vooral bij 23- tot 25‑jarigen, is het percentage jongeren dat het ouderlijk huis heeft verlaten kleiner dan tien jaar geleden. Bij de jongere leeftijdsgroep (18-‍ tot 23‑jarigen) nam het aandeel uitwonenden na 2015 relatief snel af. Deze daling viel samen met de invoering van het leenstelsel (Van den Berg en van Gaalen, 2018).

Na 2020 nam het percentage 18‑tot 23‑jarigen dat het ouderlijk huis heeft verlaten weer licht toe, vooral tussen begin 2023 en 2024. Dit heeft mogelijk te maken met het opnieuw invoeren van de basisbeurs met ingang van het studiejaar 2023/’24. Voor deze hogere beurs voor uitwonenden moeten studenten op een ander adres staan ingeschreven dan hun ouders (CBS, 27 mei 2024).

2.2.4 18- tot 28-jarigen die uit huis zijn1) (%)
Jaartal 18 jaar 19 jaar 20 jaar 21 jaar 22 jaar 23 jaar 24 jaar 25 jaar 26 jaar 27 jaar
2004 14,6 24,7 33,5 42,1 50,8 59,2 67,4 75,2 81,3 85,9
2005 14,1 24,5 33,8 42,5 51,0 59,6 67,5 74,8 81,1 85,8
2006 13,7 24,4 33,9 42,8 51,5 59,7 67,6 74,9 80,8 85,8
2007 13,8 24,2 33,6 42,7 51,5 60,1 67,8 74,9 81,0 85,6
2008 13,7 24,4 33,6 42,5 51,3 60,1 68,2 75,2 81,2 85,7
2009 13,3 24,4 34,0 42,5 51,3 60,0 68,4 75,7 81,4 85,9
2010 13,1 24,0 34,2 42,8 50,9 59,6 67,9 75,4 81,6 85,9
2011 12,7 23,3 33,0 42,2 50,6 58,7 67,1 74,8 81,0 85,8
2012 12,2 22,8 32,1 40,8 49,3 58,0 66,1 73,8 80,3 85,2
2013 12,1 22,7 31,8 40,0 48,1 56,9 65,4 73,0 79,7 84,8
2014 12,8 23,2 32,0 39,7 47,5 55,8 64,2 72,1 78,7 84,0
2015 13,0 23,9 32,6 39,9 47,0 55,1 63,3 71,4 78,1 83,3
2016 10,7 22,1 32,1 39,8 47,0 54,9 63,1 70,6 77,6 83,0
2017 10,1 19,7 30,2 39,2 46,6 54,7 62,7 70,4 77,2 82,5
2018 10,1 19,1 27,8 37,4 46,1 54,4 62,7 70,2 77,0 82,4
2019 9,7 18,5 26,6 35,1 44,1 53,5 61,9 69,9 76,6 82,2
2020 9,5 18,2 25,9 34,0 42,5 51,9 61,0 69,3 76,3 81,8
2021 9,5 17,9 25,5 33,3 41,6 51,1 60,1 68,7 75,9 81,6
2022 10,1 19,0 26,2 33,8 41,8 51,0 60,2 68,8 76,1 81,8
2023 10,5 19,5 26,7 33,7 41,5 50,1 58,9 67,8 75,3 81,3
2024 12,5 22,4 29,9 36,1 42,7 50,3 58,0 66,5 74,3 80,4
1) Excl. jongeren in institutionele huishoudens

Gemiddelde leeftijd uit huis gaan afgenomen in 2023

De gemiddelde leeftijd waarop jongeren het ouderlijk huis verlaten is in 2023 gedaald. Ook in 2022 was er al sprake van een lichte daling. Deze daling hangt samen met het grotere aandeel tieners en jonge twintigers dat uit huis ging. In 2023 was de gemiddelde leeftijd van jongeren die uit huis gingen 23,4 jaar. Dit was een jaar eerder nog 23,8 jaar. Desondanks is de gemiddelde leeftijd bij vertrek nog altijd hoger dan tien jaar geleden, toen jongeren gemiddeld met 22,9 jaar uit huis gingen.

2.2.5 Gemiddelde leeftijd van jongeren die uit huis gaan (leeftijd)
Jaartal Totaal Mannen Vrouwen
2003 22,7 23,7 21,7
2004 22,8 23,7 21,7
2005 22,7 23,8 21,7
2006 22,8 23,8 21,7
2007 22,8 23,8 21,7
2008 22,8 23,8 21,8
2009 22,7 23,7 21,7
2010 22,8 23,8 21,8
2011 22,9 23,8 21,9
2012 22,9 23,9 21,9
2013 22,9 23,8 21,9
2014 23,0 23,9 22,0
2015 23,4 24,2 22,4
2016 23,5 24,4 22,6
2017 23,6 24,5 22,7
2018 23,7 24,6 22,8
2019 23,8 24,6 22,9
2020 23,7 24,6 22,9
2021 23,9 24,6 23,0
2022 23,8 24,6 23,0
2023 23,4 24,1 22,6

2.3Begrippen

Basisbeurs

De hoogte van de basisbeurs is afhankelijk van de woonsituatie: studenten die op zich zelf wonen ontvangen een hogere beurs dan studenten die nog thuis wonen.

Eenouderhuishouden

Particulier huishouden bestaande uit één ouder met één of meer thuiswonende kinderen (en met mogelijk ook overige leden).

Geboren in Nederland

Dit kenmerk geeft aan of een persoon en diens ouders in Nederland of in het buitenland geboren zijn. Geboren in Nederland wordt in de standaardindeling als volgt weergegeven:

  1. Geboren in Nederland
    1. Twee ouders geboren in Nederland
    2. Een ouder geboren in Nederland, een in het buitenland
    3. Twee ouders geboren in het buitenland
  2. Geboren in het buitenland
    1. Twee ouders geboren in Nederland
    2. Een ouder geboren in Nederland, een in het buitenland
    3. Twee ouders geboren in het buitenland

Herkomstland

Dit kenmerk geeft aan in welk land iemand geboren is of waar diens ouders geboren zijn. De herkomst van personen die in het buitenland zijn geboren wordt bepaald door hun eigen geboorteland. Bij personen die in Nederland geboren zijn, wordt de herkomst bepaald door het geboorteland van de ouders. Wanneer beide ouders in het buitenland zijn geboren, is het geboorteland van de moeder leidend in het bepalen van de herkomst. De geboortegegevens van de moeder zijn vaker bekend dan die van de vader. Wanneer de moeder in Nederland is geboren of het geboorteland van de moeder onbekend is, dan wordt het geboorteland van de vader gebruikt.

Leenstelsel

Vanaf studiejaar 2015/’16 is in het hoger onderwijs (hbo en wo) het sociaal leenstelsel ingevoerd, een sterk hervormd stelsel van studiefinanciering. Het sociaal leenstelsel betekende de afschaffing van de basisbeurs, die alle studenten ontvingen gedurende de nominale duur van hun studie, en een uitbreiding van de mogelijkheden om te lenen als student. De aanvullende beurs voor studenten uit lage inkomensgroepen bleef wel behouden. 

Meergezinswoning

Elke woning die samen met andere woonruimten c.q. bedrijfsruimten een geheel pand vormt. Hieronder vallen flats, galerij-, portiek-, beneden- en bovenwoningen, appartementen en woningen boven bedrijfsruimten, voor zover deze zijn voorzien van een buiten de bedrijfsruimte gelegen toegangsdeur.

Kind woont met beide juridische ouders

Het kind maakt deel uit van het huishouden waar ook beide juridische ouders deel van uitmaken. Ouders en kind moeten op 1 januari van het betreffende peiljaar in de BRP (Basisregistratie Personen) op hetzelfde adres geregistreerd staan. In de BRP kunnen momenteel maximaal twee juridische ouders worden geregistreerd, waardoor er geen gegevens beschikbaar zijn over meerouderschap.

Juridische moeder

De vrouw

  • uit wie het kind geboren is;
  • of die het kind officieel geadopteerd heeft.

Juridische vader

De man

  • die bij geboorte met de moeder is gehuwd;
  • of die het kind of de ongeboren vrucht heeft erkend;
  • of van wie door de rechter het vaderschap is vastgesteld;
  • of die het kind officieel geadopteerd heeft.

Kind woont alleen met moeder of kind woont alleen met vader

Het kind maakt volgens de registratie deel uit van het huishouden waar ook de juridische moeder deel van uitmaakt. Of het kind maakt volgens het register deel uit van het huishouden waar ook de juridische vader deel van uitmaakt.

Gemiddelde leeftijd bij uit huis gaan

De gemiddelde leeftijd van jongeren van 14 tot en met 39 jaar die aan het begin van het jaar nog thuiswonend kind waren en aan het eind van het jaar niet meer. Bij de berekening is rekening gehouden met leeftijdsopbouw (zijn er relatief veel of weinig jongeren van een bepaalde leeftijd), door te wegen naar het aantal uit-huis-gaande jongeren van een bepaalde leeftijd per duizend jongeren van die leeftijd. De hier gepresenteerde uitkomsten verschillen van die van andere CBS-publicaties waar de gemiddelde leeftijd is berekend op basis van een zogenaamde overlevingstafel. Voor die methode wordt de kans om uit huis te gaan per leeftijd toegepast op een fictieve populatie van duizend mensen. Deze laatste methode is gevoeliger voor uitstel en inhaal van het uit huis gaan.

2.4Meer informatie en literatuur

Meer informatie

Cijfers over het aantal jongeren zijn te vinden op Jeugdmonitor StatLine.

Cijfers over de prognose van het aantal jongeren zijn te vinden op StatLine.

Cijfers over de prognose van de bevolking naar geslacht, leeftijd en herkomstland zijn te vinden op Statline.

Cijfers over levendgeborenen kinderen zijn te vinden op Statline.

Literatuur

CBS (2017, 18 december). Ruim kwart gescheiden ouders kiest voor co-ouderschap. CBS nieuwsbericht.

CBS (2021, 6 juli). Slagingspercentages voortgezet onderwijs in 2020 bijna 100 procent. CBS nieuwsbericht.

CBS (2021,7 september). Meer wo-studenten verhuisd naar universiteitssteden. CBS nieuwsbericht.

UNL (2024). Instroom masterstudenten.

CBS (2024, 4 januari). Bevolking in 2023 minder sterk gegroeid dan een jaar eerder. CBS nieuwsbericht.

CBS (2024, 4 januari). Sterkste bevolkingsgroei in Flevoland en universiteitssteden. CBS nieuwsbericht.

Berg, L. van den (NIDI), Gaalen, R. van (2018). Studeren en uit huis gaan haalbaar? Samenhang met sociaal leenstelsel en ouderlijke welvaart, 2007–2016. CBS longread.

Duin, van, Feijten, Stoeldraijer (2023). Bevolkingsprognose 2023–2070: minder geboorten, meer migratie. CBS longread.

Nu.nl (2020). Coronacrisis draagt bij aan recordaantal studenten op universiteiten.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

1. Inleiding

Jessica Kofi (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

2. Jongeren in Nederland

Sevda Ulusoy-Sönmez

3. Jeugdzorg

Isidora Stolwijk

4. Opgroeien in de bijstand

Noortje Pouwels-Urlings

5. School

Bertina Ransijn, Iris van Santen

6. Werk

Jannes Kromhout

7. Middelengebruik, beweeggedrag en overgewicht bij jongeren

Christianne Hupkens

8. Criminaliteit

Mathilde Kennis, Iryna Rud, Wim Vissers

9. Jongeren in Caribisch Nederland

Corina Huisman, Suzanne Loozen

10. Welzijn van jongvolwassenen

Moniek Coumans

11. Jongeren die geen onderwijs volgen en niet werken

Paul Bokern

Redactie

Linda Fernandez Beiro

Francis van der Mooren

Robert de Vries

Eindredactie

Saskia Stavenuiter

Erratum

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, zijn er achteraf enkele onvolkomenheden geconstateerd. Onze excuses hiervoor.

Datum: 21 november 2024

Bij figuur 3.1.1 waren de aantallen per hulpvorm berekend op basis van het aantal trajecten, terwijl dit personen moesten zijn. De figuur en bijbehorende tekst zijn nu gecorrigeerd.
 
Oorspronkelijke tekst
Het aantal jongeren dat jeugdzorg kreeg is in 2023 met 33 procent toegenomen ten opzichte van 2015. Deze stijging wordt veroorzaakt door een toename van jeugdhulp zonder verblijf, die in 2023 44 procent hoger lag dan in 2015.[1] Jeugdhulp met verblijf fluctueert iets over de jaren. Zowel jeugdbescherming als jeugdreclassering zijn in dezelfde periode afgenomen; bij jeugdbescherming was de daling het sterkst na 2021, bij jeugdreclassering is in 2023 een stijging te zien na een gestage daling vanaf 2015.
 
Vernieuwde tekst
Het aantal jongeren dat jeugdzorg kreeg is in 2023 met 29 procent toegenomen ten opzichte van 2015. Deze stijging wordt veroorzaakt door een toename van jeugdhulp zonder verblijf, die in 2023 34 procent hoger lag dan in 2015. Jeugdhulp met verblijf fluctueert iets over de jaren, maar is licht toegenomen in 2023 ten opzichte van 2015. Zowel jeugdbescherming als jeugdreclassering zijn in dezelfde periode afgenomen; bij jeugdbescherming was de daling het sterkst na 2021, bij jeugdreclassering is in 2023 een stijging te zien na een gestage daling vanaf 2015.[1]