Welzijn van jongvolwassenen
Het geluk, de tevredenheid met het leven en het persoonlijk welzijn van jongvolwassenen waren tijdens coronajaren 2020 en 2021 aanzienlijk lager dan in de jaren daarvoor. In 2023 waren deze aspecten nog niet terug op het niveau van vóór 2020. Voor de meeste deelaspecten van het persoonlijk welzijn is er geen verschil met 2022, behalve op het gebied van financiën en vertrouwen: de tevredenheid over financiën is lager dan in 2022, en het vertrouwen in instituties blijft dalen sinds 2021. Ook namen jongvolwassenen doorgaans wat vaker deel aan politieke acties, zoals demonstraties en protestmarsen, dan 25‑plussers.
10.1Geluk en tevredenheid
In 2023 voelde 83 procent van de 18- tot 25‑jarigen zich naar eigen zeggen gelukkig, en 76 procent was tevreden met het leven. Hoewel het aandeel jongvolwassenen dat zich gelukkig voelde nog niet terug is op het niveau van 2019, is het ten opzichte van 2022 wel iets toegenomen.noot1 Het aandeel jongvolwassenen dat tevreden is met het leven is gelijk aan dat van 2022.
Terwijl in voorgaande jaren jongvolwassenen nog het minst vaak gelukkig en tevreden waren van alle leeftijdsgroepen, waren jongvolwassenen in 2023 even gelukkig als de leeftijdsgroepen tussen de 25 en 45 jaar. Wel zijn zij nog steeds het minst tevreden met hun eigen leven van alle leeftijdsgroepen.
| Jaartal | Gelukkig, 18 jaar of ouder | Gelukkig, 18 tot 25 jaar | Tevreden, 18 jaar of ouder | Tevreden, 18 tot 25 jaar |
|---|---|---|---|---|
| 1997 | 88,2 | 91,1 | 84,1 | 84,8 |
| 1998 | 89,0 | 90,9 | 85,4 | 84,9 |
| 1999 | 88,4 | 89,8 | 84,8 | 84,6 |
| 2000 | 89,1 | 90,8 | 85,8 | 85,5 |
| 2001 | 89,3 | 90,9 | 85,9 | 85,7 |
| 2002 | 88,0 | 88,7 | 84,4 | 81,4 |
| 2003 | 87,8 | 90,7 | 84,5 | 84,6 |
| 2004 | 87,8 | 90,6 | 84,3 | 84,1 |
| 2005 | 87,4 | 87,6 | 83,9 | 82,8 |
| 2006 | 88,8 | 90,5 | 84,4 | 85,0 |
| 2007 | 88,2 | 89,8 | 84,9 | 87,2 |
| 2008 | 88,7 | 91,4 | 85,8 | 86,5 |
| 2009 | 89,0 | 90,0 | 85,1 | 84,6 |
| 2010 | 87,7 | 88,8 | 83,8 | 84,7 |
| 2011 | 88,1 | 89,4 | 84,7 | 85,0 |
| 2012 | 89,0 | 90,4 | 85,1 | 85,8 |
| 2013 | 87,5 | 90,0 | 83,6 | 85,6 |
| 2014 | 87,9 | 89,6 | 84,6 | 82,6 |
| 2015 | 87,4 | 88,7 | 83,9 | 86,2 |
| 2016 | 88,3 | 88,5 | 85,2 | 85,5 |
| 2017 | 87,5 | 87,5 | 85,4 | 85,3 |
| 2018 | 87,7 | 85,8 | 85,7 | 83,8 |
| 2019 | 88,9 | 87,5 | 87,3 | 86,1 |
| 2020 | 86,8 | 83,8 | 84,8 | 81,4 |
| 2021 | 86,4 | 80,9 | 83,6 | 76,9 |
| 2022 | 86,1 | 78,9 | 83,4 | 75,5 |
| 2023 | 86,9 | 82,5 | 84,4 | 76,1 |
Onderzoek Sociale samenhang & Welzijn
De resultaten in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op het onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn (SSW). Dit is een onderzoek dat jaarlijks wordt uitgevoerd onder inwoners van Nederland van 15 jaar of ouder. Er zijn jaarlijks gegevens beschikbaar van circa 7 500 respondenten. De vragenlijst bestaat uit een vast onderdeel met jaarlijks terugkerende onderwerpen en een ad-hoc-deel waarin elk jaar andere thema’s worden opgenomen. Voorbeelden van vaste onderwerpen zijn tevredenheid en geluk, sociale contacten, vrijwilligerswerk, politieke participatie en vertrouwen in instituties en in andere mensen. Ad-hoc-thema’s zijn bijvoorbeeld vragen over de kwaliteit van sociale contacten, eenzaamheid en hoe zinvol het leven wordt ervaren.
Voor cijfers over welzijn worden personen van 18 jaar of ouder als uitgangspunt genomen. Personen in instellingen zijn hierbij buiten beschouwing gebleven. Gegevens over welzijn uit het onderzoek SSW zijn beschikbaar voor 2013 tot en met 2023. Dit hoofdstuk richt zich op jongvolwassenen in de leeftijd van 18 tot 25 jaar. Dit zijn jaarlijks zo’n 800 respondenten. In de analyses is er gekeken naar geslacht, leeftijd, woonsituatie, hoogst gevolgde onderwijsniveau, en gestandaardiseerd huishoudensinkomen (in kwartielgroepen).
De gegevens over politieke actiebereidheid en de relatie met welzijn zijn voor de jaren 2022 en 2023 samengevoegd om voldoende waarnemingen te garanderen. Om diezelfde reden zijn de gegevens van beide jaren samengevoegd voor analyses van verschillen tussen groepen jongeren op de Persoonlijke Welzijnsindex (PWI).
Voor de tijdreeksen over geluk en tevredenheid van 1997 tot 2011 zijn gegevens uit het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) gebruikt. Door verschillen in de onderzoeksopzet en de vraagstellingen tussen POLS en SSW waren de onderzoeksresultaten niet goed vergelijkbaar en was het tot 2019 niet mogelijk om te publiceren over lange trends voor geluk en tevredenheid met het leven. In 2019 heeft het CBS onderzoek gedaan naar de trendbreuk in de uitkomsten van beide onderzoeken en deze gecorrigeerd (Van Beuningen en Moonen, 2019). Hierdoor is het mogelijk om de ontwikkelingen in subjectief welzijn vanaf 1997 tot en met het recentste verslagjaar te laten zien.
In deze bijdrage wordt gesproken van een verandering tussen jaren (of een verschil tussen groepen) als deze verandering (of dit verschil) statistisch significant is. Daarbij wordt een grens van α = 0,05 gehanteerd. Als dat anders is wordt dit vermeld.
10.2.Persoonlijk welzijn
Persoonlijk Welzijn
Het persoonlijke welzijn van jongvolwassenen is bepaald aan de hand van de Persoonlijke Welzijnsindex (PWI). Deze index bestaat uit 12 indicatoren verdeeld over 8 dimensies:
- Materiële levensstandaard: (a) tevredenheid over de financiële situatie.
- Economische risico’s: (b) zorgen over de financiële toekomst.
- Opleiding en arbeid: (c) tevredenheid met de opleidingskansen, (d) tevredenheid met het werk (bij een betaalde baan van minimaal 12 uur per week) of de dagelijkse bezigheden (bij minder dan 12 uur werk per week of geen betaalde baan).
- Gezondheid: (e) tevredenheid met de lichamelijke gezondheid, (f) tevredenheid met de psychische gezondheid.
- Sociale relaties: (g) tevredenheid met het sociale leven.
- Maatschappelijke participatie en vertrouwen: (h) vertrouwen in de Tweede Kamer, (i) in rechters en (j) in de politie.
- Veiligheid: (k) gevoel van (on)veiligheid.
- Milieu en leefomgeving: (l) tevredenheid met de woonbuurt.
Per indicator zijn de resultaten omgerekend naar een score van 1 tot en met 10. Vervolgens is voor elke dimensie een score bepaald en zijn de acht resulterende scores samengevoegd tot een index; de Persoonlijke Welzijnsindex. Iedere dimensie telt even zwaar in de index, die loopt van 1 tot en met 10. Een score van 7 of hoger op de PWI betekent een hoog persoonlijk welzijn (Van Beuningen et al., 2015).
Het cijfer voor vertrouwen in instituties werd in de afgelopen drie edities van het Jaarrapport Jeugdmonitor anders berekend. In deze editie zijn de cijfers voor 2022 herberekend op dezelfde wijze als in 2023, zodat beide jaren vergelijkbaar zijn.
Persoonlijk welzijn jongvolwassenen in 2023 nog steeds wat lager dan bij 25‑plussers
In 2023 had 59 procent van de jongvolwassenen een hoog persoonlijk welzijn. Dit is hetzelfde als een jaar daarvoor. Ook onder 25‑plussers bleef het aandeel met een hoog persoonlijk welzijn ongeveer gelijk, met 63 procent. In 2021 was het aandeel met een hoog persoonlijk welzijn voor het eerst lager bij de jongvolwassenen dan bij de 25‑plussers. In 2023 was dit verschil er nog steeds, maar net als in 2022 was het iets kleiner dan in 2021.
| Jaar | 18 tot 25 jaar | 25 jaar of ouder |
|---|---|---|
| 2013 | 64,8 | 54,4 |
| 2014 | 63,9 | 57,3 |
| 2015 | 62,6 | 56,7 |
| 2016 | 66,3 | 58,9 |
| 2017 | 71,7 | 60,8 |
| 2018 | 70,9 | 62,6 |
| 2019 | 68,5 | 64,3 |
| 2020 | 70,1 | 65,7 |
| 2021 | 62,9 | 67,4 |
| 2022 | 59,4 | 62,5 |
| 2023 | 59,2 | 62,9 |
| 1) Persoonlijk welzijn wordt als hoog beschouwd bij een score van minimaal 7 op de PWI. | ||
Het persoonlijk welzijn is in 2023 op de meeste dimensies niet veranderd ten opzichte van het jaar daarvoor. Wel hadden jongvolwassenen minder vaak een hoog persoonlijk welzijn op het gebied van hun financiële toekomst en hadden ze minder vaak vertrouwen in instituties.
De grootste afname was te zien bij maatschappelijke participatie en vertrouwen. In 2023 had 39 procent op dit gebied een score van 7 of hoger, tegenover 46 procent in 2022. Deze daling begon al eerder: na een piek in 2020 van 61 procent, daalde het in 2021 tot ongeveer de helft en zakte in 2022 verder onder het niveau van 2019. Terwijl het vertrouwen in instituties bij jongvolwassen sinds het begin van de meting altijd hoger was dan bij 25‑plussers, is dat verschil in 2023 verdwenen. Bij de 25‑plussers had dat jaar 37 procent vertrouwen in instituties.
Ook op het gebied van financiële toekomst daalde het aandeel jongvolwassenen met een hoog persoonlijk welzijn, van 42 naar 36 procent. Bij 25‑plussers is dit gelijk gebleven. De daling bij jongvolwassenen begon al in 2020: toen had 54 procent nog een hoog persoonlijk welzijn op dit gebied en in 2021 was dat de helft.
| Dimensies | 2023 | 2022 |
|---|---|---|
| Persoonlijk welzijn | 59,2 | 59,4 |
| Opleiding/beroep | 89,8 | 89,5 |
| Buurt | 81,7 | 82,6 |
| Gezondheid | 80,5 | 77,6 |
| Veiligheid | 78,0 | 77,9 |
| Sociale leven | 77,7 | 76,6 |
| Financiën | 71,7 | 71,6 |
| Vertrouwen in instituties | 38,7 | 46,2 |
| Financiële toekomst | 36,1 | 42,2 |
Jonge mannen hoger persoonlijk welzijn dan jonge vrouwen
In 2022/2023 was er gemiddeld genomen geen verschil in persoonlijk welzijn tussen 18- tot 22‑jarigen en 22- tot 25‑jarigen. Wel was er een verschil tussen mannen en vrouwen: mannen van 18 tot 25 jaar hadden met 65 procent vaker een hoog persoonlijk welzijn dan vrouwen in dezelfde leeftijdsgroep (53 procent).
Op de verschillende dimensies hadden mannen, net als in voorgaande jaren, vooral een hoger persoonlijk welzijn op het gebied van veiligheid, financiële toekomst en gezondheid. Het verschil was het grootst bij veiligheid: van de jongvolwassen mannen had 89 procent een hoog persoonlijk welzijn, tegenover 66 procent van de vrouwen. Voor de financiële toekomst was dit 44 procent van de mannen en 35 procent van de vrouwen. Op het gebied van gezondheid had 82 procent van de mannen een hoog persoonlijk welzijn, tegenover 76 procent van de vrouwen. De slechtere gezondheid en relatief sterke achteruitgang bij jonge vrouwen werd in eerdere jaren ook geconstateerd (Coumans, 2022). Dit is in lijn met eerder onderzoek naar psychische ongezondheid (CBS, 2022).
| Dimensies | Mannen | Vrouwen |
|---|---|---|
| Persoonlijk welzijn | 65,0 | 53,4 |
| Veiligheid | 89,1 | 66,4 |
| Opleiding/beroep | 88,6 | 90,7 |
| Gezondheid | 82,3 | 75,5 |
| Buurt | 81,0 | 83,3 |
| Sociale leven | 77,0 | 77,4 |
| Financiën | 71,7 | 71,6 |
| Financiële toekomst | 43,6 | 34,6 |
| Vertrouwen in instituties | 42,9 | 42,1 |
10.3Deelname politieke acties van jongvolwassenen
Jongvolwassenen hebben in de vijf jaar voorafgaand aan de enquête wat vaker deelgenomen aan politieke acties dan 25‑plussers. Daarbij gaat het vooral om onconventionele acties. Jongeren nemen daar met 41 procent aanmerkelijk vaker aan deel dan 25‑plussers. Dit bevestigt het beeld uit een recent onderzoek naar verschillen in politieke participatie van sociaaleconomische groepen (D’agostino et al., 2024). Daaruit blijkt dat met name studenten deelnamen aan onconventionele activiteiten om de politiek te beïnvloeden.
Wanneer gekeken wordt naar de afzonderlijke acties, nemen jongvolwassenen, met uitzondering van deelname aan een actiegroep, aan alle onconventionele acties vaker deel om politieke kwesties aan de orde te stellen dan 25‑plussers. Zo namen zij met bijna 11 procent twee keer zo vaak deel aan demonstraties en protestmarsen. Hun deelname aan petities ligt op 35 procent, tegenover 29 procent bij de 25‑plussers. Daarnaast nam 13 procent van de jongvolwassenen deel aan een politieke discussie via internet, tegenover 8 procent bij de oudere leeftijdsgroep. De 25‑plussers nemen op hun beurt weer wat vaker deel aan conventionele politieke acties.
| Politieke acties | 18 tot 25 jaar | 25 jaar of ouder |
|---|---|---|
| In afgelopen 5 jaar deelgenomen aan minstens 1 politieke actie | 43,5 | 36,0 |
| Deelgenomen aan conventionele acties | 10,6 | 13,4 |
| Deelgenomen aan onconventionele acties | 41,2 | 31,5 |
| . | . | |
| Meegedaan aan handtekeningenactie | 35,1 | 28,8 |
| Meegedaan aan politieke discussie of actie via internet | 13,4 | 7,6 |
| Meegedaan aan protestactie, protestmars of demonstratie | 10,8 | 5,5 |
| Media benaderd om invloed uit te oefenen | 4,4 | 3,3 |
| Contact opgenomen met politicus of ambtenaar | 4,0 | 8,2 |
| Meegedaan aan inspraakbijeenkomst of debat van de overheid | 3,4 | 5,4 |
| Politieke partij of organisatie benaderd | 3,5 | 5,2 |
| Meegedaan aan actiegroep | 3,1 | 2,8 |
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de deelname van jongvolwassenen aan politieke acties in de afgelopen vijf jaar. Deelname aan politieke acties is, naast stemmen, onderdeel van politieke participatie, wat een belangrijk aspect is van sociale samenhang. De deelname is in de SSW-enquête gemeten aan de hand van de volgende negen vragen:
Er zijn verschillende manieren om invloed uit te oefenen op politici of op de overheid. Heeft u in de afgelopen vijf jaar
- Een politieke partij of organisatie benaderd
- De media benaderd om invloed uit te oefenen
- Meegedaan aan inspraakbijeenkomst of debat georganiseerd door de overheid, zoals de gemeente
- Contact opgenomen met een politicus of ambtenaar
- Meegedaan aan een actiegroep
- Meegedaan aan een protestactie, protestmars of demonstratie
- Meegedaan aan een handtekeningenactie op papier of via internet
- Meegedaan aan een politieke discussie of actie via internet, zoals via sociale media of e-mail
- Iets anders gedaan om invloed uit te oefenen op politici of op de overheid
De activiteiten 1 tot en met 4 worden beschouwd als conventionele politieke activiteiten; en 5 tot en met 8 als onconventionele activiteiten (zie verder ook D’Agostino, Martinez Böhme en Schmeets, 2024).
Bij de interpretatie van de resultaten moet er rekening worden gehouden dat gevraagd is naar de deelname aan politieke acties in de afgelopen vijf jaar.noot2 Daarom wordt hier een vergelijking gemaakt tussen de periode 2013 tot en met 2019 enerzijds en de jaren vanaf 2020 anderzijds.
In 2022 zijn de vragen ingekort en zijn er enkele wijzigingen doorgevoerd in de omschrijving van de negen actievormen ten opzichte van de periode 2012–2021 (zie ook bij Begrippen). Zo is ‘inschakelen van de media’ vervangen door ‘benaderen van de media’. Dit leidde tot een veel lager aandeel respondenten die op deze manier invloed probeerde uit te oefenen op de politiek. Om de jaren met elkaar te kunnen vergelijken is deze vraag uit de vergelijkende analyses gelaten.
Jonge vrouwen nemen vaker deel aan politieke acties dan jonge mannen
Jonge vrouwen nemen significant vaker deel aan politieke acties dan jonge mannen. Het gaat dan specifiek om onconventionele acties en met name om deelname aan handtekeningenacties op papier of via internet. Ook jongvolwassenen tussen 22 en 25 jaar nemen vaker deel aan onconventionele acties dan 18- tot 21‑jarigen.
Jongvolwassenen die hoogstens een hbo- of universitaire opleiding volgden hebben in de afgelopen vijf jaar aanzienlijk meer deelgenomen aan zowel conventionele als onconventionele acties dan degenen die hoogstens een mbo-opleiding doorliepen. Het verschil is het grootst bij onconventionele acties: 28 procent van de mensen met mbo als hoogste opleidingsniveau deed mee, vergeleken met 52 procent van degenen die hoogstens hbo of wo volgden.
| Kenmerk | Totaal | Conventioneel | Onconventioneel |
|---|---|---|---|
| Geslacht | . | . | . |
| Man | 39,6 | 9,4 | 36,4 |
| Vrouw | 47,5 | 11,8 | 46,1 |
| Leeftijdsgroep | . | . | . |
| 18 tot 22 jaar | 42,0 | 12,0 | 38,9 |
| 22 tot 25 jaar | 45,6 | 8,5 | 44,5 |
| Onderwijsniveau | . | . | . |
| Hoogstens mbo | 30,6 | 8,5 | 27,6 |
| Hoogstens hbo of wo | 53,5 | 12,6 | 51,7 |
Hogere deelname aan politieke acties dan voorheen
Sinds 2020 rapporteren jongvolwassenen een hogere deelname aan politieke acties: 44 procent, ten opzichte van 39 procent in de periode 2013 tot en met 2019. Deze toename betreft vooral onconventionele acties, zoals protestmarsen, demonstraties, en handtekeningenacties op papier of internet. Bij conventionele acties was er geen verandering. Bij de 25‑plussers was er ook een toename in deelname aan politieke acties, maar deze was beperkter.
10.4Begrippen
Geluk
Of mensen gelukkig zijn wordt vastgesteld aan de hand van de vraag: ‘Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in welke mate u zichzelf een gelukkig mens vindt? Een 1 staat voor volledig ongelukkig en 10 voor volledig gelukkig.’ Er worden vervolgens drie groepen onderscheiden: degenen met een score van 1 tot en met 4 (ongelukkig), degenen met een score van 5 of 6 (niet gelukkig, niet ongelukkig) en degenen met een score van 7 tot en met 10 (gelukkig).
Tevredenheid
Of mensen tevreden zijn wordt gemeten aan de hand van de vraag: ‘Kunt u op een schaal van 1 tot met 10 aangeven in welke mate u tevreden bent met het leven dat u nu leidt? Een 1 staat voor volledig ontevreden en een 10 voor volledig tevreden.’ Er worden vervolgens drie groepen onderscheiden: degenen met een score van 1 tot en met 4 (ontevreden), degenen met een score van 5 of 6 (niet ontevreden, niet tevreden) en degenen met een score van 7 tot en met 10 (tevreden).
Gestandaardiseerd huishoudinkomen
Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen, gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. De huishoudens zijn naar hoogte van hun gestandaardiseerd inkomen in vier groepen (kwartielen) verdeeld.
Deelname politieke acties
De deelname aan politieke acties is vastgesteld aan de hand van de volgende vragen (zie onderstaande overzichtstabel). De activiteiten 1 tot en met 4 worden beschouwd als conventionele politieke activiteiten; de activiteiten 5 tot en met 8 als onconventionele activiteiten. De indeling in conventioneel en onconventioneel is mede gebaseerd op een principale factoranalyse met een scheve rotatie (D’agostino et al., 2024).
| 2012–2021 | 2022–2023 | |
|---|---|---|
| Er zijn verschillende manieren om iets politiek aan de orde te stellen of invloed uit te oefenen op politici of de overheid. Heeft u in de afgelopen 5 jaar: | Er zijn verschillende manieren om invloed uit te oefenen op politici of op de overheid. Heeft u in de afgelopen 5 jaar: | |
| 1 | Een politieke partij of organisatie ingeschakeld | Een politieke partij of organisatie benaderd |
| 2 | De radio, televisie of krant ingeschakeld | De media benaderd om invloed uit te oefenen |
| 3 | Meegedaan aan een door de overheid georganiseerde inspraakbijeenkomst, hoorzitting of discussiebijeenkomst | Meegedaan aan inspraakbijeenkomst of debat georganiseerd door de overheid, zoals de gemeente |
| 4 | Contact opgenomen met een politicus of ambtenaar | Contact opgenomen met een politicus of ambtenaar |
| 5 | Meegedaan aan een actiegroep | Meegedaan aan een actiegroep |
| 6 | Meegedaan aan een protestactie, protestmars of demonstratie | Meegedaan aan een protestactie, protestmars of demonstratie |
| 7 | Meegedaan aan een handtekeningenactie | Meegedaan aan een handtekeningenactie op papier of via internet |
| 8 | Via internet, e-mail of SMS meegedaan aan een politieke discussie of actie | Meegedaan aan een politieke discussie of actie via internet, zoals via sociale media of e-mail |
| 9 | Iets anders gedaan om iets politiek aan de orde te stellen of invloed uit te oefenen op politici of de overheid | Iets anders gedaan om invloed uit te oefenen op politici of op de overheid |
10.5Meer informatie en literatuur
Meer informatie
Cijfers over geluk en tevredenheid naar persoonskenmerken vanaf 1997 zijn te vinden op StatLine.
Literatuur
Beuningen van J., A.M. Coumans en L. Moonen (2018). Het meten van eenzaamheid.
Beuningen van J., K. van der Houwen en L. Moonen (2014). Measuring well-being An analysis of different response scales. Heerlen/Den Haag, CBS. CBS longread.
Beuningen, J. van , C. Jol en L. Moonen (2015). De Persoonlijke Welzijnsindex. De ontwikkeling van een index voor subjectief welzijn. CBS longread.
CBS (2022, 1 juni). Mentale gezondheid jongvolwassenen afgenomen. CBS nieuwsbericht.
D’Agostino, G., Martinez Böhme, S. en Schmeets, H. (2024). Politieke participatie van sociaaleconomische groepen. CBS longread.
Coumans, A.M. (2022). H10 Welzijn van jongvolwassenen. In: L. Fernandez Beiro, Pleijers, A., Vries, J. de, Vries, R. de en K. van Wijk (red.). Jaarrapport landelijke Jeugdmonitor 2022. Den Haag: Centraal Bureau voor de Statistiek
Reep, C. en Hupkens, C. (2021). Ervaren impact corona op mentale gezondheid en leefstijl. CBS longread.
Noten
Het verschil was statistisch significant bij een α van 0,10. De p-waarde is 0,07.
De vragen over deelname aan politieke activiteiten worden sinds 2012 in de enquête SSW gesteld, maar voor dit hoofdstuk zijn de gegevens vanaf 2013 gebruikt. Dit is gedaan voor de consistentie met de gegevens over welzijn, die ook pas sinds 2013 op de huidige manier worden gemeten.