Welzijn van jongvolwassenen
Jongvolwassenen waren in 2021 minder vaak gelukkig, minder vaak tevreden met hun leven en hadden gemiddeld een lager persoonlijk welzijn dan een jaar daarvoor. Op alle drie de aspecten scoren jongvolwassenen bovendien voor het eerst lager dan mensen van 25 jaar of ouder. Jongvolwassenen hadden in 2021 vooral een lager persoonlijk welzijn op gebied van vertrouwen, het sociale leven, gezondheid, financiële toekomst en opleiding en beroep. Ook hadden zij in dat jaar minder vaak elke week sociaal contact met familie, vrienden of buren en ervoeren zij vaker sterke gevoelens van emotionele eenzaamheid.
10.1Geluk en tevredenheid
In 2021 voelde 81 procent van de 18- tot 25‑jarigen zich naar eigen zeggen gelukkig, en 77 procent van hen was tevreden met het leven. Hoewel nog steeds een ruime meerderheid gelukkig en tevreden zegt te zijn, is het percentage gelukkigen en tevredenen onder jongvolwassenen in 2021 het laagste van alle leeftijdsgroepen. In 1997 was dit beeld omgekeerd. Destijds waren jongvolwassenen met 91 procent nog de leeftijdsgroep met het hoogste aandeel gelukkigen. Ook de tevredenheid lag in dat jaar hoger (85 procent). De afname van zowel ervaren geluk als tevredenheid met het leven is onder jongvolwassenen daarmee het sterkst van alle leeftijdsgroepen. In 2020, het eerste jaar van de coronapandemie, is het aandeel dat tevreden was met het leven bij alle leeftijdsgroepen afgenomen. Deze daling heeft zich bij de jongvolwassenen in 2021 doorgezet, van ruim 81 procent in 2020 naar 77 procent in 2021.
Periode | Tevredenheid, 18 jaar of ouder | Tevredenheid, 18 tot 25 jaar | Geluk, 18 jaar of ouder | Geluk, 18 tot 25 jaar |
---|---|---|---|---|
1997 | 84,1 | 84,8 | 88,2 | 91,1 |
1998 | 85,4 | 84,9 | 89,0 | 90,9 |
1999 | 84,8 | 84,6 | 88,4 | 89,8 |
2000 | 85,8 | 85,5 | 89,1 | 90,8 |
2001 | 85,9 | 85,7 | 89,3 | 90,9 |
2002 | 84,4 | 81,4 | 88,0 | 88,7 |
2003 | 84,5 | 84,6 | 87,8 | 90,7 |
2004 | 84,3 | 84,1 | 87,8 | 90,6 |
2005 | 83,9 | 82,8 | 87,4 | 87,6 |
2006 | 84,4 | 85,0 | 88,8 | 90,5 |
2007 | 84,9 | 87,2 | 88,2 | 89,8 |
2008 | 85,8 | 86,5 | 88,7 | 91,4 |
2009 | 85,1 | 84,6 | 89,0 | 90,0 |
2010 | 83,8 | 84,7 | 87,7 | 88,8 |
2011 | 84,7 | 85,0 | 88,1 | 89,4 |
2012 | 85,1 | 85,8 | 89,0 | 90,4 |
2013 | 83,6 | 85,6 | 87,5 | 90,0 |
2014 | 84,6 | 82,6 | 87,9 | 89,6 |
2015 | 83,9 | 86,2 | 87,4 | 88,7 |
2016 | 85,2 | 85,5 | 88,3 | 88,5 |
2017 | 85,4 | 85,3 | 87,5 | 87,5 |
2018 | 85,7 | 83,8 | 87,7 | 85,8 |
2019 | 87,3 | 86,1 | 88,9 | 87,5 |
2020 | 84,8 | 81,4 | 86,8 | 83,8 |
2021 | 83,6 | 76,9 | 86,4 | 80,9 |
Onderzoek Sociale samenhang & Welzijn
De resultaten in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op het onderzoek Sociale Samenhang en Welzijn (SSW). Dit is een onderzoek dat jaarlijks wordt uitgevoerd onder inwoners van Nederland van 15 jaar of ouder exclusief de bewoners van instellingen. Er zijn jaarlijks gegevens beschikbaar van circa 7 500 respondenten. De vragenlijst bestaat uit een vast deel, met jaarlijks terugkerende onderwerpen, en een ad hoc-deel waarin elk jaar andere thema’s worden opgenomen. Voorbeelden van vaste onderwerpen zijn tevredenheid en geluk, sociale contacten, vrijwilligerswerk, politieke participatie en vertrouwen in instituties en in andere mensen. Ad hoc thema’s waren bijvoorbeeld specifieke vragen over vrijwilligerswerk, de kwaliteit van sociale contacten, eenzaamheid en hoe zinvol het leven wordt ervaren.
Voor cijfers over welzijn worden personen van 18 jaar of ouder als uitgangspunt genomen. Er zijn gegevens over welzijn uit het onderzoek SSW beschikbaar van 2013 tot en met 2021. Het hoofdstuk richt zich op jongvolwassenen van 18 tot en met 24 jaar. Er is in de analyses gekeken naar geslacht, leeftijd, woonsituatie, hoogst gevolgde onderwijsniveau en gestandaardiseerd huishoudensinkomen (in kwartielgroepen).
De gegevens over eenzaamheid zijn voor 2019 en 2021 beschikbaar. Voor 2019 werd dit op een andere manier uitgevraagd (zie ook onder begrippen). Omdat er gegevens van twee onderzoeksjaren beschikbaar zijn, is het mogelijk om een vergelijking te maken tussen beide jaren. De mogelijkheden om voor 2021 naar verschillende groepen jongvolwassenen te kijken zijn echter beperkter dan bij de andere onderdelen. In de rapportage worden verschillen alleen genoemd als deze statistisch significant zijn.
Voor de tijdreeksen over geluk en tevredenheid van 1997 tot 2011 zijn gegevens uit het Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS) gebruikt. Vanwege verschillen in onderzoeksopzet en vraagstellingen tussen POLS en SSW waren de onderzoeksresultaten niet goed vergelijkbaar, en was het tot 2019 niet mogelijk om te publiceren over lange trends voor geluk en tevredenheid met het leven. In 2019 heeft het CBS onderzoek gedaan naar de trendbreuk in de uitkomsten van beide onderzoeken, en heeft deze gerepareerd (Van Beuningen en Moonen, 2019). Hierdoor is het mogelijk om een consistente reeks van subjectief welzijn vanaf 1997 tot en met het meest recente verslagjaar te laten zien.
10.2Persoonlijk welzijn
Persoonlijk Welzijn
Het persoonlijke welzijn van jongvolwassenen is bepaald aan de hand van de Persoonlijke Welzijnsindex (PWI). Deze index is samengesteld uit 12 indicatoren die 8 dimensies beschrijven. De dimensies met bijbehorende indicatoren zijn:
- Materiële levensstandaard: (a) tevredenheid over de financiële situatie.
- Economische risico’s: (b) zorgen over de financiële toekomst.
- Opleiding en arbeid: (c) tevredenheid met de opleidingskansen, (d) tevredenheid met het werk (indien iemand een betaalde baan heeft van minimaal 12 uur per week) of de dagelijkse bezigheden (indien iemand geen betaalde baan heeft of minder dan 12 uur per week werkt).
- Gezondheid: (e) tevredenheid met de lichamelijke gezondheid, (f) tevredenheid met de psychische gezondheid.
- Sociale relaties: (g) tevredenheid met het sociale leven.
- Maatschappelijke participatie en vertrouwen: (h) vertrouwen in de Tweede Kamer, (i) in rechters en in de (j) politie.
- Veiligheid: (k) gevoel van (on)veiligheid.
- Milieu en leefomgeving: (l) tevredenheid met de woonbuurt.
Per indicator zijn de scores omgerekend naar een score van 1 tot en met 10. Vervolgens is voor elke dimensie een score bepaald en zijn de acht resulterende scores samengevoegd tot een index, de Persoonlijke Welzijnsindex. Iedere dimensie telt even zwaar mee in de index, die loopt van 1 tot en met 10. Een score van 7 of hoger op de PWI betekent een hoog persoonlijk welzijn (Van Beuningen et al., 2015).
Persoonlijk welzijn van jongvolwassenen in 2021 voor het eerst lager dan bij 25‑plussers
Het percentage jongvolwassenen met een hoog persoonlijk welzijn. is na 2020 afgenomen, van 70 naar 63 procent. Het lag daarmee op ongeveer hetzelfde niveau als in 2015. In 2021 was het aandeel jongvolwassenen met een hoog persoonlijk welzijn voor het eerst lager dan bij de 25‑plussers, terwijl dat sinds het begin van de metingen altijd hoger was. Het percentage 25‑plussers met een hoog persoonlijk welzijn nam sinds 2015 juist toe, en er is geen verschil in hoog persoonlijk welzijn tussen 2021 en 2020.
Jaar | 18 tot 25 jaar | 25 jaar of ouder |
---|---|---|
2013 | 64,8 | 54,4 |
2014 | 63,9 | 57,3 |
2015 | 62,6 | 56,7 |
2016 | 66,3 | 58,9 |
2017 | 71,7 | 60,8 |
2018 | 70,9 | 62,6 |
2019 | 68,5 | 64,3 |
2020 | 70,1 | 65,7 |
2021 | 62,9 | 67,4 |
Jongvolwassenen hadden in 2021 vergeleken met 2020 vooral een lager persoonlijk welzijn op het gebied van vertrouwen, het sociale leven, gezondheid, financiële toekomst en opleiding en beroep. De grootste afname was op het gebied van vertrouwen; waar in 2020 64 procent op dat gebied een hoog persoonlijk welzijn had, was dat in 2021 nog 52 procent. Het sociaal leven kreeg in 2020 nog van 80 procent een 7 of hoger. In 2021 was dat 72 procent. Voor de dimensie gezondheid gaf 81 procent in 2020 nog een 7 of hoger, in 2021 was dat 74 procent.
Binnen de dimensie gezondheid was met name het aandeel tevredenen met de psychische gezondheid afgenomen, van 74 procent in 2020 naar 68 procent in 2021. Dit sluit aan bij andere recente onderzoeken op dit terrein. Zo bleek uit de Gezondheidsenquête (CBS, 2022) dat de mentale gezondheid van jongvolwassenen is afgenomen in 2021. Ook onderzoek naar de (zelfgerapporteerde) impact van corona op mentale gezondheid en leefstijl (Reep en Hupkens, 2021) toont een afname van de mentale gezondheid, die doorzette in 2021.
De veranderingen tussen 2020 en 2021 in de dimensies van persoonlijk welzijn zorgen ook voor een andere volgorde van de rangorde van de verschillende dimensies van een hoog persoonlijk welzijn. Voor de dimensie ‘Opleiding en arbeid’ hebben jongvolwassenen zowel in 2020 als 2021 het vaakst een hoog persoonlijk welzijn. Echter, waar in 2020 ‘Gezondheid’ en ‘Het sociale leven’ nog samen met ‘Milieu en leefomgeving’ en ‘Veiligheid’ de dimensies waren waar jongvolwassenen relatief het vaakst hoog op scoorden, zijn in 2021 zowel ‘Gezondheid’ als ‘Het sociale leven’ gedaald in de rangorde.
dimensies | 2021 | 2020 |
---|---|---|
Persoonlijke welzijnsindex | 62,9 | 70,1 |
Opleiding en arbeid | 88,2 | 91,8 |
Veiligheid | 82,4 | 81,6 |
Milieu en leefomgeving | 81,7 | 82,0 |
Financiën | 76,5 | 78,0 |
Gezondheid | 73,9 | 80,6 |
Sociale leven | 71,8 | 79,8 |
Vertrouwen in instituties | 51,5 | 64,0 |
Financiële toekomst | 49,7 | 54,0 |
Jonge mannen hoger persoonlijk welzijn dan jonge vrouwen
In tegenstelling tot eerdere jaren is er in 2021 geen verschil in persoonlijk welzijn tussen 18 tot 22‑jarigen en 22 tot 25‑jarigen. Wel is er verschil tussen mannen en vrouwen; 73 procent van de mannen van 18 tot 25 jaar hebben een hoog persoonlijk welzijn tegen 53 procent van de vrouwen in die leeftijdsgroep. Dit verschil was in 2020 beperkter; toen ging het om 74 procent van de mannen en 66 procent van de vrouwen. Op het niveau van de dimensies blijkt dat, net als in 2020, mannen vooral een hoger persoonlijk welzijn hebben op het gebied van gezondheid, de financiële toekomst en veiligheid.
Dat jonge vrouwen een slechtere ervaren gezondheid hebben dan jonge mannen, en dat de verslechtering bij hen bovendien sterker is dan bij mannen, is in lijn met eerder onderzoek naar psychische ongezondheid (CBS, 2022). Ook daaruit bleek dat de mentale achteruitgang het sterkst was bij vrouwen. In 2021 hadden mannen een hoger persoonlijk welzijn op gebied van financiën dan vrouwen. Dit was in de jaren 2017–2019 ook het geval. In 2020 verschilden mannen op dit punt niet van vrouwen. Ook op de dimensie vertrouwen in instituties hadden mannen in 2021 een hoger persoonlijk welzijn dan vrouwen.
dimensies | Mannen | Vrouwen |
---|---|---|
Persoonlijke welzijnsindex | 72,9 | 52,8 |
Veiligheid | 91,2 | 73,4 |
Opleiding en arbeid | 88,1 | 88,3 |
Milieu en leefomgeving | 82,9 | 80,6 |
Gezondheid | 80,3 | 66,9 |
Financiën | 79,6 | 73,4 |
Sociale leven | 73,4 | 70,1 |
Financiële toekomst | 56,5 | 42,7 |
Vertrouwen in instituties | 54,4 | 48,4 |
Jongvolwassenen in hogere inkomensgroepen vaker hoog persoonlijk welzijn
Net als voorgaande jaren was het aandeel jongvolwassenen met een hoog persoonlijk welzijn in 2021 hoger in twee kwartielgroepen met het hoogste huishoudensinkomen, dan in de twee laagste inkomenskwartielgroepen. Voor de eerste en tweede inkomenskwartielgroep was het aandeel met een hoog persoonlijk welzijn respectievelijk 52 en 53 procent, en voor de hoogste twee inkomensgroepen 70 (derde kwartielgroep) en 75 procent (vierde kwartielgroep). Op het niveau van de dimensies zijn de belangrijkste verschillen tussen de inkomensgroepen te zien op het gebied van opleiding en arbeid, milieu en leefbaarheid, financiële toekomst en veiligheid. Hier lieten de hoogste inkomensgroepen het vaakst een hoog persoonlijk welzijn zien.
kwartielen | Een hoog persoonlijk welzijn |
---|---|
Eerste (laagste) kwartiel | 52,2 |
Tweede kwartiel | 52,7 |
Derde kwartiel | 69,1 |
Vierde (hoogste) kwartiel | 74,9 |
10.3Het sociale leven
Jongvolwassenen in 2021 minder vaak wekelijks contact met anderen
In 2021 hadden jongvolwassenen minder vaak wekelijks contact met familie, vrienden of buren dan in eerdere jaren. Sinds 2013 had 97 à 98 procent elke week wel met iemand contact. In 2021 was dat 93 procent. Vooral het percentage dat regelmatig contact had met vrienden is met 89 procent lager dan in eerdere jaren. Met buren hadden jongvolwassenen in 2020 en 2021, met respectievelijk 38 en 34 procent, minder contact ten opzichte van 2019 (45 procent). In de jaren daarvoor daalde het percentage met wekelijks burencontact al van 49 procent in 2013 tot 41 procent in 2018. Het lagere percentage met regelmatig contact met buren en vrienden in 2020 en 2021 kan te maken hebben met de aan COVID-19 gerelateerde beperkende maatregelen. Vooral het contact met buren kan daaronder te lijden hebben gehad, omdat dat doorgaans face-to-face contact betreft. Jongvolwassenen hadden even vaak als in de voorgaande jaren wekelijks contact met hun familie.
In 2021 meer jongvolwassen sterk emotioneel eenzaam dan in 2019
Naast de contactfrequentie, is de beleving van het sociale leven door jongvolwassenen van belang. Deze kan uitgedrukt worden in de mate van ervaren eenzaamheid, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen sociale en emotionele eenzaamheid. Bij sociale eenzaamheid gaat het om de behoefte aan meer sociale contacten, en bij emotionele eenzaamheid om het gemis van een emotioneel hechte band. In 2019 werd eenzaamheid voor het eerst op deze manier gemeten in de enquête Sociale Samenhang en Welzijn. In 2021 is deze meting herhaald.
De resultaten laten zien dat het algemene beeld voor eenzaamheid bij jongvolwassenen niet veranderd is ten opzichte van 2019. Wel is het percentage dat sterke emotionele eenzaamheid ervaart toegenomen van 9 procent in 2019 tot 15 procent in 2021.
Binnen de groep jongvolwassenen waren vrouwen met 19 procent vaker sterk emotioneel eenzaam dan mannen (10 procent). Ook zijn zij met 15 tegen 9 procent wat vaker sociaal eenzaam dan mannen. Er zijn naar leeftijd minder duidelijke verschillen. Wel is de jongste groep van 18 tot 22 jaar met 14 procent wat vaker sterk sociaal eenzaam dan de groep van 22 tot 25 jaar (10 procent).
10.4Begrippen
Geluk
Of mensen gelukkig zijn wordt vastgesteld aan de hand van de volgende vraag: ‘Kunt u op een schaal van 1 tot en met 10 aangeven in welke mate u zichzelf een gelukkig mens vindt? Een 1 staat voor volledig ongelukkig en 10 voor volledig gelukkig.’ Er worden vervolgens drie groepen onderscheiden: degenen met een score van 1 tot en met 4 (ongelukkig), degenen met een score van 5 of 6 (niet gelukkig, niet ongelukkig) en degenen met een score van 7 tot en met 10 (gelukkig)
Tevredenheid
Of mensen tevreden zijn wordt gemeten aan de hand van de volgende vraag: ‘Kunt u op een schaal van 1 tot met 10 aangeven in welke mate u tevreden bent met het leven dat u nu leidt?’ Een 1 staat voor volledig ontevreden en een 10 voor volledig tevreden. Mensen met een score van 1 tot en met 4 worden geclassificeerd als ontevreden, degenen met een score van 5 of 6 worden aangemerkt als ‘niet tevreden, niet ontevreden’ en degenen met een score van 7 tot en met 10 worden beschouwd als tevreden.
Gestandaardiseerd huishoudinkomen
Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen, gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. De huishoudens zijn naar hoogte van hun gestandaardiseerd inkomen in vier groepen (kwartielen) verdeeld.
Eenzaamheid
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van de verkorte versie van de Eenzaamheidsschaal van De Jong Gierveld (De Jong Gierveld & Van Tilburg, 2006). Deze schaal benadert eenzaamheid als meerdimensionaal begrip en onderscheidt sociale en emotionele eenzaamheid. Respondenten kregen 6 stellingen voorgelegd, 3 stellingen (stelling 2, 3 en 5) hebben betrekking op sociale eenzaamheid, en 3 op emotionele eenzaamheid (stelling 1, 4 en 6). De stellingen luiden als volgt:
- Ik ervaar een leegte om me heen.
- Er zijn genoeg mensen op wie ik in geval van narigheid kan terugvallen.
- Ik heb veel mensen op wie ik volledig kan vertrouwen.
- Ik mis mensen om me heen.
- Er zijn voldoende mensen met wie ik me nauw verbonden voel.
- Vaak voel ik me in de steek gelaten.
Respondenten kunnen telkens antwoorden met ‘ja’, ‘min of meer’ of ‘nee. Bij het vaststellen van de schaalscores en de mate van eenzaamheid zijn de richtlijnen van de ontwikkelaars van de schaal gevolgd (De Jong Gierveld en Van Tilburg, 1999). Daarbij worden de volgende stappen gezet: eerst worden de antwoorden op de items in twee categorieën verdeeld. Als mensen ‘min of meer’ of ‘ja’ antwoorden op de stellingen, waarbij stelling 2, 3 en 5 zijn hergecodeerd, krijgen ze een score ’1’ voor het desbetreffende item. Vervolgens wordt een somscore berekend door de scores van de items op te tellen. Ten slotte wordt een driedeling gemaakt in niet eenzaam (een score van 0 of 1), enigszins eenzaam (een score van 2 tot en met 4) en sterk eenzaam (een score van 5 of 6). Voor sociale en emotionele eenzaamheid kan men een score van 0 tot en met 3 krijgen op de bijbehorende drie stellingen, waarbij 0 ‘niet eenzaam’ en 3 ‘sterk eenzaam’ is. De tussenliggende categorieën 1 en 2 geven in dit geval ‘enigszins eenzaam’ weer. Zie voor meer informatie Van Beuningen et al (2018).
10.5Meer informatie en literatuur
Meer informatie
Meer informatie over het welzijn, geluk en tevredenheid naar persoonskenmerken vanaf 1997 is te vinden op StatLine.
Literatuur
Beuningen van J., A.M. Coumans en L. Moonen (2018). Het meten van eenzaamheid.
Beuningen van J., K. van der Houwen en L. Moonen (2014). Measuring well-being An analysis of different response scales. Heerlen/Den Haag, CBS.
Beuningen, J. van , C. Jol en L. Moonen (2015). De Persoonlijke Welzijnsindex. De ontwikkeling van een index voor subjectief welzijn.
CBS (2022, 1 juni). Mentale gezondheid jongvolwassenen afgenomen. CBS nieuwsbericht.
Reep, C en Hupkens, C. (2021). Ervaren impact corona op mentale gezondheid en leefstijl.