Foto omschrijving: Een tiener meisje heeft als vakantiewerk een baantje in de cafetaria. Ze schept friet in een puntzak.

Werk

Auteur: Jannes Kromhout

In 2023 steeg het aantal jongeren met betaald werk, vooral onder degenen die geen onderwijs volgden. Niet-onderwijsvolgende jongeren met werk hadden vaker een vast contract naarmate hun leeftijd hoger was. Daarnaast werkten niet-onderwijsvolgende jonge mannen vaker in voltijd dan jonge vrouwen. In de afgelopen jaren is het aantal jonge zelfstandigen ook toegenomen. Steeds meer jonge zelfstandigen werken als medewerker in de persoonlijke dienstverlening, zoals kelners en barpersoneel.

6.1Arbeidsdeelname

In 2023 waren er 2,6 miljoen jongeren van 15 tot 27 jaar in Nederland, waarvan ruim 2 op de 3 formeel onderwijs volgden. In totaal had 77,9 procent van alle jongeren betaald werk in 2023, ook wel de nettoarbeidsparticipatie genoemd.

Meer onderwijsvolgende jongeren met betaald werk afgelopen twee jaar

In de afgelopen jaren is de arbeidsdeelname onder jongeren gestegen. Vanaf 2014 tot aan het begin van de coronaperiode steeg het percentage jongeren met betaald werk. Na een daling in het begin van de coronaperiode nam bij de onderwijsvolgenden het percentage jongeren met betaald werk weer toe, vooral in 2022. Zo werkte in 2021 68,1 procent van de onderwijsvolgenden en steeg dit naar 74,0 procent in 2023. Ook bij de niet-onderwijs­volgenden was er na de coronaperiode eerst een toename in netto­arbeids­participatie, maar die daalde vervolgens licht van 87,1 procent in 2021 naar 86,0 procent in 2023. Ondanks deze daling steeg de totale nettoarbeidsparticipatie van jongeren in deze periode van 73,8 naar 77,9 procent.

6.1.1 Nettoarbeidsparticipatie jongeren (15 tot 27 jaar) (%)
2021 2022 2023
Totaal 73,8 77,2 77,9
Onderwijsvolgend 68,1 72,7 74,0
Niet-onderwijsvolgend 87,1 86,9 86,0

Nieuwe meetmethode

Naar aanleiding van een nieuwe EU-verordening is de meetmethode van de Enquête beroepsbevolking (EBB) aangepast. De aanpassing is bedoeld om de gegevens over de beroepsbevolking internationaal beter op elkaar af te stemmen. Een gevolg van de methodewijziging is dat uitkomsten vanaf het verslagjaar 2021 niet zonder meer vergeleken kunnen worden met de resultaten volgens de oude methode. Vandaar dat het CBS de cijfers over de beroepsbevolking van 2013 tot en met 2020 opnieuw heeft berekend. Dat geldt voor de kernvariabelen, maar niet voor uitsplitsingen naar subgroepen of achtergrondkenmerken. Daar waar de uitkomsten niet zonder meer vergelijkbaar zijn met eerdere jaren wordt dit in de tekst aangegeven of alleen een vergelijking gemaakt van 2021 tot en met 2023.

Over de nieuwe meetmethode zijn meerdere publicaties verschenen. Zie bijvoorbeeld:

Hoogste nettoarbeidsparticipatie in Staphorst, Boekel en Renswoude

In 2022 was de nettoarbeidsparticipatie het hoogst in de gemeenten Staphorst en Boekel. In beide gemeenten had 86,4 procent van de jongeren betaald werk. Ook in Renswoude, Urk, Scherpenzeel, Horst aan de Maas, Rijssen-Holten, Dinkelland en Ameland was de arbeidsparticipatie van jongeren 85,0 procent of hoger.

De gemeente met de laagste arbeidsdeelname onder jongeren was Vaals (42,1 procent). Daarna volgden Wageningen, Wassenaar, Maastricht en Laren, waar ongeveer de helft van de jongeren betaald werk had. De arbeidsdeelname onder jongeren was in studentensteden relatief laag. Dat gold niet alleen voor Wageningen en Maastricht, maar ook voor Delft (57,0 procent), Groningen (61,5 procent), Enschede (63,8 procent), Leiden (65,9 procent) en Nijmegen (67,8 procent).

6.1.2 Nettoarbeidsparticipatie jongeren (15 tot 27 jaar), 2022*
GemeenteNaam Nettoarbeidsparticipatie
Groningen 61,5
Almere 70,6
Stadskanaal 76,0
Veendam 72,3
Zeewolde 77,8
Achtkarspelen 76,3
Ameland 85,0
Harlingen 74,1
Heerenveen 74,9
Leeuwarden 70,7
Ooststellingwerf 75,6
Opsterland 76,2
Schiermonnikoog .
Smallingerland 71,7
Terschelling 71,9
Vlieland 76,7
Weststellingwerf 75,6
Assen 72,7
Coevorden 77,8
Emmen 74,9
Hoogeveen 79,6
Meppel 73,6
Almelo 73,6
Borne 79,3
Dalfsen 80,8
Deventer 73,2
Enschede 63,8
Haaksbergen 82,6
Hardenberg 81,2
Hellendoorn 80,3
Hengelo 74,6
Kampen 80,3
Losser 79,4
Noordoostpolder 76,1
Oldenzaal 79,8
Ommen 79,0
Raalte 83,0
Staphorst 86,4
Tubbergen 83,0
Urk 85,8
Wierden 82,5
Zwolle 75,1
Aalten 79,4
Apeldoorn 75,8
Arnhem 68,4
Barneveld 84,6
Beuningen 78,5
Brummen 77,9
Buren 78,1
Culemborg 73,3
Doesburg 71,9
Doetinchem 76,7
Druten 76,2
Duiven 79,3
Ede 78,4
Elburg 82,4
Epe 80,2
Ermelo 76,2
Harderwijk 78,4
Hattem 77,5
Heerde 81,9
Heumen 74,7
Lochem 73,9
Maasdriel 79,0
Nijkerk 80,3
Nijmegen 67,8
Oldebroek 81,6
Putten 82,3
Renkum 68,2
Rheden 71,0
Rozendaal 59,9
Scherpenzeel 85,7
Tiel 75,5
Voorst 75,9
Wageningen 48,3
Westervoort 74,8
Winterswijk 79,0
Wijchen 79,5
Zaltbommel 80,3
Zevenaar 77,8
Zutphen 70,4
Nunspeet 83,6
Dronten 73,0
Amersfoort 74,8
Baarn 70,6
De Bilt 65,7
Bunnik 72,0
Bunschoten 82,1
Eemnes 73,3
Houten 72,4
Leusden 75,7
Lopik 81,7
Montfoort 81,6
Renswoude 86,0
Rhenen 78,0
Soest 74,4
Utrecht 69,6
Veenendaal 79,0
Woudenberg 80,5
Wijk bij Duurstede 78,4
IJsselstein 76,7
Zeist 62,5
Nieuwegein 76,3
Aalsmeer 76,5
Alkmaar 76,5
Amstelveen 61,0
Amsterdam 66,1
Bergen (NH.) 71,5
Beverwijk 77,8
Blaricum 60,7
Bloemendaal 56,5
Castricum 77,3
Diemen 60,0
Edam-Volendam 84,7
Enkhuizen 77,1
Haarlem 71,2
Haarlemmermeer 74,5
Heemskerk 77,4
Heemstede 61,2
Heiloo 75,8
Den Helder 77,4
Hilversum 67,7
Hoorn 76,9
Huizen 72,5
Landsmeer 71,7
Laren 50,7
Medemblik 78,8
Oostzaan 76,8
Opmeer 83,8
Ouder-Amstel 67,3
Purmerend 76,5
Schagen 79,2
Texel 80,4
Uitgeest 79,5
Uithoorn 75,0
Velsen 75,6
Zandvoort 70,3
Zaanstad 73,9
Alblasserdam 79,7
Alphen aan den Rijn 77,6
Barendrecht 71,4
Drechterland 79,9
Capelle aan den IJssel 70,9
Delft 57,0
Dordrecht 73,4
Gorinchem 75,6
Gouda 74,7
's-Gravenhage 61,3
Hardinxveld-Giessendam 82,3
Hendrik-Ido-Ambacht 78,0
Stede Broec 79,3
Hillegom 79,2
Katwijk 81,1
Krimpen aan den IJssel 76,8
Leiden 65,9
Leiderdorp 71,4
Lisse 81,2
Maassluis 76,6
Nieuwkoop 81,7
Noordwijk 75,7
Oegstgeest 58,3
Oudewater 82,6
Papendrecht 76,8
Ridderkerk 77,5
Rotterdam 66,0
Rijswijk 66,5
Schiedam 70,7
Sliedrecht 79,0
Albrandswaard 72,5
Vlaardingen 73,9
Voorschoten 64,4
Waddinxveen 79,8
Wassenaar 48,8
Woerden 78,3
Zoetermeer 72,5
Zoeterwoude 75,2
Zwijndrecht 74,9
Borsele 80,7
Goes 79,1
West Maas en Waal 80,2
Hulst 71,3
Kapelle 82,0
Middelburg 71,3
Reimerswaal 83,2
Terneuzen 74,5
Tholen 79,9
Veere 83,9
Vlissingen 74,5
De Ronde Venen 76,7
Tytsjerksteradiel 74,2
Asten 81,5
Baarle-Nassau 79,0
Bergen op Zoom 75,9
Best 78,5
Boekel 86,4
Boxtel 77,3
Breda 73,6
Deurne 81,6
Pekela 75,6
Dongen 80,7
Eersel 78,2
Eindhoven 68,2
Etten-Leur 77,0
Geertruidenberg 80,8
Gilze en Rijen 76,4
Goirle 78,2
Helmond 75,5
's-Hertogenbosch 76,6
Heusden 79,5
Hilvarenbeek 84,8
Loon op Zand 83,2
Nuenen, Gerwen en Nederwetten 76,5
Oirschot 84,1
Oisterwijk 78,6
Oosterhout 77,6
Oss 78,6
Rucphen 79,2
Sint-Michielsgestel 78,5
Someren 83,7
Son en Breugel 77,3
Steenbergen 78,2
Waterland 71,5
Tilburg 72,3
Valkenswaard 80,9
Veldhoven 75,9
Vught 71,3
Waalre 71,8
Waalwijk 81,4
Woensdrecht 72,8
Zundert 81,7
Wormerland 76,7
Landgraaf 73,8
Beek 75,6
Beesel 78,3
Bergen (L.) 82,4
Brunssum 73,0
Gennep 78,1
Heerlen 70,3
Kerkrade 71,4
Maastricht 50,6
Meerssen 74,2
Mook en Middelaar 72,2
Nederweert 82,4
Roermond 75,3
Simpelveld 77,8
Stein 74,9
Vaals 42,1
Venlo 75,9
Venray 79,8
Voerendaal 75,3
Weert 77,0
Valkenburg aan de Geul 75,6
Lelystad 71,9
Horst aan de Maas 85,3
Oude IJsselstreek 78,8
Teylingen 76,4
Utrechtse Heuvelrug 67,2
Oost Gelre 83,0
Koggenland 82,8
Lansingerland 73,1
Leudal 78,5
Maasgouw 75,9
Gemert-Bakel 79,9
Halderberge 78,3
Heeze-Leende 78,1
Laarbeek 80,7
Reusel-De Mierden 84,7
Roerdalen 81,3
Roosendaal 76,0
Schouwen-Duiveland 82,9
Aa en Hunze 75,2
Borger-Odoorn 77,0
De Wolden 79,9
Noord-Beveland 78,3
Wijdemeren 72,4
Noordenveld 73,9
Twenterand 81,2
Westerveld 72,9
Lingewaard 78,2
Cranendonck 76,8
Steenwijkerland 77,9
Moerdijk 81,1
Echt-Susteren 73,4
Sluis 76,1
Drimmelen 80,7
Bernheze 83,0
Alphen-Chaam 79,0
Bergeijk 82,4
Bladel 83,9
Gulpen-Wittem 74,4
Tynaarlo 66,8
Midden-Drenthe 78,6
Overbetuwe 75,8
Hof van Twente 82,6
Neder-Betuwe 83,9
Rijssen-Holten 85,2
Geldrop-Mierlo 77,1
Olst-Wijhe 79,3
Dinkelland 85,2
Westland 81,9
Midden-Delfland 76,0
Berkelland 80,9
Bronckhorst 78,7
Sittard-Geleen 71,6
Kaag en Braassem 79,6
Dantumadiel 75,7
Zuidplas 76,5
Peel en Maas 83,3
Oldambt 71,8
Zwartewaterland 84,9
Súdwest-Fryslân 75,6
Bodegraven-Reeuwijk 80,0
Eijsden-Margraten 73,1
Stichtse Vecht 72,0
Hollands Kroon 79,7
Leidschendam-Voorburg 65,0
Goeree-Overflakkee 81,1
Pijnacker-Nootdorp 70,7
Nissewaard 74,6
Krimpenerwaard 79,3
De Fryske Marren 78,8
Gooise Meren 62,7
Berg en Dal 75,1
Meierijstad 82,9
Waadhoeke 76,1
Westerwolde 61,8
Midden-Groningen 72,6
Beekdaelen 75,7
Montferland 79,6
Altena 80,4
West Betuwe 78,7
Vijfheerenlanden 79,6
Hoeksche Waard 78,8
Het Hogeland 71,3
Westerkwartier 74,7
Noardeast-Fryslân 76,3
Molenlanden 82,3
Eemsdelta 70,0
Dijk en Waard 78,4
Land van Cuijk 79,3
Maashorst 81,8
Voorne aan Zee 75,9
* voorlopige cijfers

Nettoarbeidsparticipatie op basis van registerinformatie

Om de nettoarbeidsparticipatie per gemeente te beschrijven is informatie uit registers gebruikt. De cijfers zijn gebaseerd op data uit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB) van het CBS, zoals Banen en lonen op basis van de Polisadministratie, en het Integraal Inkomens- en Vermogensonderzoek (IIV). Zij hebben betrekking op oktober 2022 en hebben een voorlopig karakter. Voor de uitsplitsing naar gemeenten is de gemeentelijke indeling van 1 januari 2023 gebruikt.

De populatie betreft alle jongeren (15 tot 27 jaar) die op 1 oktober 2022 geregistreerd stonden in de Basisregistratie Personen. Mensen die in Nederland wonen en in het buitenland werken worden ook meegerekend als werkzaam wanneer zij hiervan melding maken in de aangifte inkomstenbelasting in Nederland. Dit is niet altijd het geval, waardoor de feitelijke arbeidsdeelname onderschat kan worden. Dit geldt vooral voor gemeenten die aan de grens met Duitsland of België liggen.

Vaker vast contract bij hogere leeftijd

In totaal werkten er 723 duizend niet-onderwijsvolgende jongeren (van 15 tot 27 jaar) in 2023. Het overgrote deel was in dienst als werknemer (662 duizend), waarvan meer dan de helft een flexibele arbeidsrelatie had (355 duizend). Het andere deel van de werknemers had een vast contract.

Onder deze werkzame niet-onderwijsvolgende jongeren waren er verschillen in arbeidsrelatie naar leeftijd. De cijfers hierover hebben betrekking op jongeren van 18 tot en met 26 jaar, de overige leeftijdsjaren waren te klein om betrouwbare cijfers over te publiceren.

Het percentage niet-onderwijsvolgende jongeren met een flexibel contract is lager naarmate de leeftijd van jongeren hoger is. Zo had 83 procent van de 18‑jarigen een flexibel contract en was dit bij de 26‑jarigen 37 procent. De groep met een vast contract nam juist toe met de leeftijd, van 12 procent bij 18‑jarigen tot ruim de helft bij 26‑jarigen.

Het percentage zelfstandigen was het laagst bij 18- en 19‑jarigen, en tussen de 20 en 26 jaar varieerde dit percentage tussen de 8 en 10 procent.

6.1.3 Arbeidsrelatie van werkzame niet-onderwijsvolgende jongeren, 2023 (%)
leeftijd Vast dienstverband Flexibel dienstverband Zelfstandigen
18 11,6 83,5 4,9
19 19,9 73,4 6,7
20 31,5 60,3 8,2
21 35,7 55,6 8,7
22 38,4 52,6 9,0
23 45,2 46,3 8,6
24 45,5 45,9 8,6
25 48,1 44,2 7,7
26 53,3 37,0 9,7
168 duizend 15-‍ tot 27‑jarigen werkloos in 2023

Jeugdwerkloosheid hoger onder onderwijsvolgenden

In 2023 waren er 168 duizend jongeren van 15 tot 27 jaar werkloos, wat betekent dat ze recent naar werk zochten en direct beschikbaar waren om te werken. In totaal ging het om 125 duizend onderwijsvolgenden en 43 duizend niet-onderwijsvolgenden. Het werkloos­heids­percentage onder jongeren van 15 tot 27 jaar was 7,6, wat hoger is dan het percentage voor de gehele beroepsbevolking in Nederland (15 tot 75 jaar), dat 3,6 was.

Onder de onderwijsvolgenden was het werkloosheidspercentage hoger (8,6) dan onder jongeren die geen onderwijs volgden (5,6). Tussen mannen en vrouwen was er bij de onderwijsvolgenden nauwelijks verschil in werkloosheid, maar bij de niet-onderwijs­volgenden wel. Het percentage werkloze niet-onderwijs­volgende vrouwen was 4,9 en bij mannen 6,3 van de beroepsbevolking.

Het percentage werklozen is over het algemeen lager bij oudere jongeren. Het hoogste percentage werklozen kwam voor bij 15- en 16‑jarigen, met respectievelijk 17,2 en 12,5. Dit betreft bijna uitsluitend scholieren.

6.1.4 Werkloosheidspercentage jongeren (15 tot 27 jaar), 2023 (% van beroepsbevolking)
Onderwijs Totaal mannen en vrouwen Mannen Vrouwen
Totaal 7,6 7,7 7,5
Onderwijsvolgend 8,6 8,6 8,7
Niet-onderwijsvolgend 5,6 6,3 4,9

Naast werklozen waren er ook jongeren zonder werk die niet recent naar werk hebben gezocht en/of niet beschikbaar waren om te werken (niet-beroepsbevolking). Dit ging in 2023 om 413 duizend jongeren. Deze groep kan worden onderverdeeld in semiwerklozen (niet op zoek naar werk of niet direct beschikbaar) en personen die niet op zoek waren naar werk én niet direct beschikbaar waren. De semiwerklozen bestonden uit 85 duizend onderwijsvolgenden en 21 duizend niet-onderwijsvolgenden.

De voornaamste reden van onderwijsvolgende jongeren om niet naar werk te zoeken én niet direct beschikbaar te zijn, was het volgen van onderwijs (238 duizend). Ziekte was voor 11 duizend onderwijsvolgenden de voornaamste reden. Bij de niet-onderwijsvolgenden was ziekte de belangrijkste reden om niet te zoeken en niet beschikbaar te zijn, wat gold voor 24 duizend jongeren. Daarnaast waren er bij niet-onderwijsvolgenden ook meer jongeren die vanwege zorgtaken buiten de beroepsbevolking vielen, ten opzichte van de onderwijsvolgenden (8 duizend tegenover 1 duizend).

6.1.5 Niet-werkende jongeren (15 tot 27 jaar), 2023 (x 1 000)
Arbeidspositie Onderwijsvolgenden Niet-onderwijsvolgenden
Werkloze beroepsbevolking 125 43
Semiwerklozen 85 21
. .
Niet gezocht, niet beschikbaar, vanwege: . .
Opleiding 238 11
Ziekte 11 24
Anders 3 11
Zorg 1 8

12 procent van de niet-werkende jongeren belemmerd bij het krijgen van werk

In 2023 voelde 2 procent van de jonge werknemers (15 tot 27 jaar) zich sterk belemmerd bij het uitvoeren van hun werk door een langdurige ziekte, aandoening of handicap. Daarnaast ervoer 11 procent van de jonge werknemers een lichte belemmering.

Van de niet-werkende jongeren gaf 6 procent aan dat zij vanwege een ziekte, aandoening of handicap sterk belemmerd werden of zouden worden bij het krijgen van werk. Eveneens 6 procent ervoer een lichte belemmering en voor 1 procent was het onbekend of ze een arbeidsbelemmering hadden. De overige niet-werkenden hadden geen belemmering bij het krijgen van werk of geen langdurige ziekte, aandoening of handicap.

6.1.6 Arbeidsbelemmering bij jongeren (15 tot 27 jaar), 2023 (%)
Arbeidspositie Niet belemmerd of geen langdurige ziekte of handicap Licht belemmerd Sterk belemmerd Onbekend
Bij uitvoeren van werk (werknemers)¹⁾ 87,8 10,5 1,8 .
Bij krijgen van werk (niet-werkzaam)²⁾ 86,6 6,3 6,0 1,1
1) Cijfers uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) van het CBS en TNO
2) Cijfers uit de Enquête beroepsbevolking (EBB) van het CBS

6.2Arbeidsduur

Vooral niet-onderwijsvolgende mannen werken voltijd

Van de 723 duizend niet-onderwijsvolgende jongeren met werk in 2023 deed 61 procent dit in voltijd (35 uur per week of meer). Daarnaast werkte 31 procent in een deeltijdbaan van 20 tot 35 uur per week en 8 procent in een deeltijdbaan van 0 tot 20 uur per week. Naarmate jongeren ouder zijn, werken ze gemiddeld meer uren in de week. De cijfers hierover hebben betrekking op jongeren van 20 tot en met 26 jaar, de overige leeftijdsjaren waren te klein om betrouwbare cijfers over te publiceren.

Er zijn verschillen in arbeidsduur tussen mannen en vrouwen die werken en geen onderwijs volgen. Bij de niet-onderwijsvolgende mannen van 20 jaar werkte 56 procent in voltijd, voor 25- en 26‑jarigen was dit 83 procent. De gemiddelde arbeidsduur was 20 uur per week voor 20‑jarige mannen en 30 uur per week voor 26‑jarige mannen.

6.2.1 Arbeidsduur per week, niet-onderwijsvolgende mannen, 2023 (%)
leeftijd 0 tot 12 uur 12 tot 20 uur 20 tot 28 uur 28 tot 35 uur 35 uur of meer
20 4,1 8,1 15,0 17,0 55,8
21 2,0 6,0 10,3 16,5 65,2
22 3,1 4,5 8,0 16,1 68,4
23 2,3 2,5 5,9 13,4 75,9
24 1,2 2,8 4,3 12,0 79,7
25 2,0 1,5 4,4 9,2 82,9
26 0,8 1,0 3,2 11,6 83,4

Bij niet-onderwijsvolgende vrouwen werkt per leeftijdsjaar een kleiner percentage voltijd in vergelijking met hun mannelijke leeftijdsgenoten. Zo werkte 34 procent van de 20‑jarige vrouwen voltijd en 53 procent in een deeltijdbaan van 20 tot 35 uur. Voor vrouwen van 23 tot en met 26 jaar lag het percentage voltijders tussen 55 en 58 procent.

Vergeleken met mannen werken relatief veel vrouwen in een deeltijdbaan van 28 tot 35 uur per week. Het percentage vrouwen van 20 tot en met 26 jaar met een dergelijke deeltijdbaan varieerde tussen 27 en 31. De gemiddelde arbeidsduur per week was voor 20‑jarige vrouwen 17 uur en voor 26‑jarige vrouwen 29 uur.

6.2.2 Arbeidsduur per week, niet-onderwijsvolgende vrouwen, 2023 (%)
leeftijd 0 tot 12 uur 12 tot 20 uur 20 tot 28 uur 28 tot 35 uur 35 uur of meer
20 6,3 7,0 25,2 27,5 34,0
21 4,6 6,7 18,9 31,3 38,5
22 4,4 6,3 17,5 30,2 41,5
23 3,9 3,0 11,0 27,4 54,6
24 2,4 3,6 9,8 28,7 55,6
25 1,5 2,6 11,2 28,5 56,2
26 1,8 3,6 11,1 25,6 57,9
115 duizend jonge zelfstandigen in 2023

6.3Zelfstandigen

Toename jonge zelfstandigen

In 2023 waren er 115 duizend jonge zelfstandigen (15 tot 27 jaar), waarvan 47 procent onderwijs volgde. De afgelopen jaren is het aantal jonge zelfstandigen toegenomen en deze groei was sterker dan die van het aantal werknemers. Sinds 2021 zijn er 23 duizend zelfstandigen bijgekomen, deze stijging zat volledig bij de zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). In 2023 maakten zzp’ers het overgrote deel uit van de jonge zelfstandigen, namelijk 104 duizend. De overige zelfstandigen waren zelfstandigen met personeel (zmp’ers) (6 duizend) en meewerkende gezinsleden (5 duizend). Deze twee groepen zijn de afgelopen drie jaar weinig in aantal veranderd.

6.3.1 Zelfstandige jongeren (15 tot 27 jaar) (x 1 000)
Jaartal Zelfstandige zonder personeel (zzp) Zelfstandige met personeel (zmp) Meewerkend gezinslid
2021 80 7 5
2022 95 5 7
2023 104 6 5

1 op de 10 zelfstandigen werkt als medewerker in de persoonlijke dienstverlening

Het grootste beroepssegment onder jonge zelfstandigen was in 2023 ‘medewerkers persoonlijke dienstverlening’. Binnen dit segment waren vooral kelners en barpersoneel sterk vertegenwoordigd. Ook beroepen zoals kappers en schoonheidsspecialisten behoren tot dit beroepssegment. Ten opzichte van 2021 steeg onder jonge zelfstandigen het percentage medewerkers persoonlijke dienstverlening van 5 naar 10 procent. In 2023 waren ook de beroepssegmenten ‘verkopers’, en ‘auteurs en kunstenaars’, relatief groot, met respectievelijk 9 en 7 procent. Onder de verkopers vallen beroepen zoals winkeliers en verkoopmedewerkers in de detailhandel.

6.3.2 Top vijf beroepssegmenten jonge zelfstandigen (15 tot 27 jaar), 2023 (%)
Beroepssegementen 2023 2021
Medewerkers persoonlijke dienstverlening 9,8 5,4
Verkopers 8,7 8,8
Auteurs en kunstenaars 7,5 9,2
Bouwarbeiders 6,1 5,1
Vakspecialisten ICT 5,1 2,2

Naast de beroepen is ook gekeken naar de bedrijfstakken waarin jonge zelfstandigen werkten. De meesten werkten in de handel (14 duizend), gevolgd door de verhuur en overige zakelijke diensten (12 duizend). In deze twee bedrijfstakken zijn in de afgelopen twee jaar ook de meeste zelfstandigen bijgekomen, met respectievelijk 5 en 7 duizend jongeren.

6.4Begrippen

Nettoarbeidsparticipatie

Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de bevolking (beroeps- en niet-beroepsbevolking). Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking).

Beroepsbevolking

Personen die betaald werk hebben (werkzame beroepsbevolking) of die geen betaald werk hebben, recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze beroepsbevolking). Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking).

Onderwijsvolgenden

Iedereen die formeel onderwijs volgt. Tot het formele onderwijs wordt al het onderwijs gerekend dat door de overheid wordt bekostigd, alsmede particulier onderwijs voor zover dit leidt tot een in Nederland erkend diploma.

Semiwerklozen

Personen zonder betaald werk die recent naar werk hebben gezocht maar hiervoor niet op korte termijn beschikbaar zijn en personen zonder betaald werk die op korte termijn beschikbaar zijn voor werk maar hiernaar niet recent hebben gezocht. Semiwerklozen behoren niet tot de werkloze beroepsbevolking.

Wekelijkse arbeidsduur

Het aantal uren dat een persoon in een gebruikelijke werkweek werkt, overwerkuren en onbetaalde uren niet meegerekend.

Werkloosheidspercentage

De werkloze beroepsbevolking als percentage van de (werkzame en werkloze) beroepsbevolking.

Werkloze beroepsbevolking

Personen zonder betaald werk, die recent naar werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (overeenkomstig de internationale definitie van de ILO). Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.

Werknemer

Een persoon die in een arbeidsovereenkomst afspraken met een economische eenheid maakt om arbeid te verrichten waar een financiële beloning tegenover staat.

Zelfstandige

Een persoon die voor eigen rekening of risico arbeid verricht

  • in een eigen bedrijf of praktijk (zelfstandig ondernemer),
  • als directeur-grootaandeelhouder (dga),
  • in het bedrijf of de praktijk van een gezinslid (meewerkend gezinslid), of
  • als overige zelfstandige.

Als een persoon meer dan één baan of werkkring heeft, dan wordt uitgegaan van de baan of werkkring waaraan de meeste tijd wordt besteed.

Zelfstandige met personeel (zmp)

Een persoon die voor eigen rekening of risico arbeid verricht in een eigen bedrijf of praktijk (zelfstandig ondernemer) of als directeur-grootaandeelhouder (dga) en die personeel in dienst heeft.

Als een persoon meer dan één baan of werkkring heeft, dan wordt uitgegaan van de baan of werkkring waaraan de meeste tijd wordt besteed.

Zelfstandige zonder personeel (zzp)

Een persoon die voor eigen rekening of risico arbeid verricht in een eigen bedrijf of praktijk (zelfstandig ondernemer) of als directeur-grootaandeelhouder (dga) en die geen personeel in dienst heeft. Overige zelfstandigen worden ook tot de zelfstandigen zonder personeel gerekend.

Als een persoon meer dan één baan of werkkring heeft, dan wordt uitgegaan van de baan of werkkring waaraan de meeste tijd wordt besteed.

Werkzame beroepsbevolking

Personen die betaald werk hebben. Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). Bij betaald werk gaat het om werkzaamheden ongeacht de arbeidsduur.

Beroepssegment

De plaats in de indeling van beroepen volgens de Beroepenindeling ROA-CBS 2014. Beroepssegment refereert aan de eerste 3 cijfers van de classificatie. Beroepssegmenten zijn gevormd door beroepen die overeenkomen in niveau en richting van de benodigde bekwaamheden te combineren. De indeling van de BRC 2014 naar beroepssegmenten is een indeling in 41 segmenten.

6.5Meer informatie en literatuur

Meer informatie

Cijfers over arbeidsdeelname en werkloosheid onder jongeren (15 tot 27 jaar) in Nederland zijn te vinden op Jeugdmonitor StatLine.

Cijfers over het percentage werkzame jongeren van 15 tot 27 jaar naar regio zijn te vinden op Jeugdmonitor StatLine.

Literatuur

CBS (2024, 21 maart). 7 procent van de jongeren heeft nog nooit een baan gehad. CBS nieuwsbericht.

CBS (2024, 26 februari). Meer 15- en 16-jarigen met betaald werk. CBS nieuwsbericht.

CBS (2023, 6 december). Scholieren voortgezet onderwijs werkten derde kwartaal 11 uur per week. CBS nieuwsbericht.

CBS (2023, 19 juni). De helft van de baanvinders jonger dan 25. CBS nieuwsbericht.

CBS (2023, 19 januari). Jonge mannen hebben nu vaker betaald werk dan jonge vrouwen. CBS nieuwsbericht.

CBS (2023). Jaarrapport 2023 Landelijke Jeugdmonitor. CBS boek.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

1. Inleiding

Jessica Kofi (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

2. Jongeren in Nederland

Sevda Ulusoy-Sönmez

3. Jeugdzorg

Isidora Stolwijk

4. Opgroeien in de bijstand

Noortje Pouwels-Urlings

5. School

Bertina Ransijn, Iris van Santen

6. Werk

Jannes Kromhout

7. Middelengebruik, beweeggedrag en overgewicht bij jongeren

Christianne Hupkens

8. Criminaliteit

Mathilde Kennis, Iryna Rud, Wim Vissers

9. Jongeren in Caribisch Nederland

Corina Huisman, Suzanne Loozen

10. Welzijn van jongvolwassenen

Moniek Coumans

11. Jongeren die geen onderwijs volgen en niet werken

Paul Bokern

Redactie

Linda Fernandez Beiro

Francis van der Mooren

Robert de Vries

Eindredactie

Saskia Stavenuiter

Erratum

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, zijn er achteraf enkele onvolkomenheden geconstateerd. Onze excuses hiervoor.

Datum: 21 november 2024

Bij figuur 3.1.1 waren de aantallen per hulpvorm berekend op basis van het aantal trajecten, terwijl dit personen moesten zijn. De figuur en bijbehorende tekst zijn nu gecorrigeerd.
 
Oorspronkelijke tekst
Het aantal jongeren dat jeugdzorg kreeg is in 2023 met 33 procent toegenomen ten opzichte van 2015. Deze stijging wordt veroorzaakt door een toename van jeugdhulp zonder verblijf, die in 2023 44 procent hoger lag dan in 2015.[1] Jeugdhulp met verblijf fluctueert iets over de jaren. Zowel jeugdbescherming als jeugdreclassering zijn in dezelfde periode afgenomen; bij jeugdbescherming was de daling het sterkst na 2021, bij jeugdreclassering is in 2023 een stijging te zien na een gestage daling vanaf 2015.
 
Vernieuwde tekst
Het aantal jongeren dat jeugdzorg kreeg is in 2023 met 29 procent toegenomen ten opzichte van 2015. Deze stijging wordt veroorzaakt door een toename van jeugdhulp zonder verblijf, die in 2023 34 procent hoger lag dan in 2015. Jeugdhulp met verblijf fluctueert iets over de jaren, maar is licht toegenomen in 2023 ten opzichte van 2015. Zowel jeugdbescherming als jeugdreclassering zijn in dezelfde periode afgenomen; bij jeugdbescherming was de daling het sterkst na 2021, bij jeugdreclassering is in 2023 een stijging te zien na een gestage daling vanaf 2015.[1]