Foto omschrijving: Een Nederlandse vlag met een schooltas.

School

Auteurs: Bertina Ransijn, Iris van Santen

Jongeren in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs volgden in schooljaar 2023/’24 iets vaker een vmbo-opleiding dan een havo- of vwo-opleiding. Dit beeld is weinig veranderd de afgelopen jaren. Het slagingspercentage is wel gedaald, vooral bij havo, en was in 2023 lager dan in de periode voor de coronapandemie. Jongens met een natuurprofiel op de havo en het vwo hadden het hoogste slagingspercentage.

5.1Vmbo’ers in het derde leerjaar

In schooljaar 2023/’24 zaten 190 duizend leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs (exclusief praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs). Iets meer dan de helft van deze leerlingen (51 procent) zat op het vmbo, de anderen volgden havo (23 procent), vwo (22 procent) of een algemeen leerjaar havo/vwo (4 procent). Het aandeel leerlingen op het vmbo was vergelijkbaar met voorgaande schooljaren. Het aandeel jongeren dat in het derde leerjaar een vmbo-opleiding volgt, is onder meiden kleiner dan onder jongens (49 procent tegenover 52 procent).

51% van de leerlingen in het derde leerjaar op het vmbo

Leerlingen in het vmbo kunnen kiezen uit vier leerwegen: de beroepsgerichte leerweg (vmbo-b), de kadergerichte leerweg (vmbo-k), de gemengde leerweg (vmbo-g) en de theoretische leerweg (vmbo-t). In schooljaar 2023/’24 volgde 23 procent van de 190 duizend leerlingen in het derde leerjaar de beroepsgerichte of kadergerichte leerweg. In deze leerwegen ligt de nadruk meer op het beroepsgerichte programma dan bij de gemengde en theoretische leerweg. Een vmbo-b-diploma geeft toegang tot mbo niveau 2, en vmbo-k tot mbo niveau 3 en 4. 28 procent volgde de gemengde of theoretische leerweg. Een diploma voor vmbo-g en vmbo-t geeft toegang tot mbo niveau 4 en als er een extra vak gedaan is, ook tot de havo. In tegenstelling tot het vmbo-t, volgen leerlingen op het vmbo-g ook een beroepsgericht vak.

5.1.1 Leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs, 2023/’24*
Onderwijssoort Leerlingen
vmbo-b 8
vmbo-k 15
vmbo-g 8
vmbo-t 19
havo/vwo¹⁾ 4
havo 23
vwo 22
1) havo/vwo is algemeen leerjaar 3
*voorlopige cijfers

Relatief veel vmbo’ers in Flevoland, Drenthe en Fryslân

In de provincies Utrecht en Noord-Holland volgden respectievelijk 42 en 45 procent van de leerlingen een vmbo-opleiding. Dat was lager dan het landelijke gemiddelde. In Flevoland, Drenthe en Fryslân was dit juist hoger dan gemiddeld: bijna 6 op de 10 leerlingen uit het derde leerjaar gingen naar het vmbo. Bij de andere provincies zat tussen de 52 en 56 procent van de leerlingen op het vmbo.

Het aandeel vmbo’ers in het derde leerjaar verschilt per gemeente. In Oldambt en Pekela was dit het grootst: ruim 7 op de 10 leerlingen gingen naar het vmbo (respectievelijk 73 en 72 procent). In Bloemendaal, Laren, Oegstgeest en Heemstede was dit een stuk lager, rond de 2 op de 10 leerlingen.

In Rotterdam zat 55 procent van de leerlingen op het vmbo. In Utrecht en Amsterdam volgden de meeste leerlingen in het derde leerjaar havo of vwo en was het aandeel vmbo’ers met respectievelijk 37 en 39 procent juist relatief klein. In Den Haag was de verhouding vergelijkbaar met het landelijk gemiddelde: evenveel leerlingen volgden havo of vwo als vmbo.

5.1.2 Vmbo'ers in leerjaar 3 naar woongemeente, 2023/'24*
Gemeentenaam vmbo-3
Groningen 44
Almere 55
Stadskanaal 59
Veendam 64
Zeewolde 40
Achtkarspelen 63
Ameland 88
Harlingen 65
Heerenveen 56
Leeuwarden 51
Ooststellingwerf 61
Opsterland 57
Schiermonnikoog .
Smallingerland 58
Terschelling 59
Vlieland .
Weststellingwerf 65
Assen 55
Coevorden 64
Emmen 66
Hoogeveen 62
Meppel 55
Almelo 66
Borne 47
Dalfsen 58
Deventer 53
Enschede 57
Haaksbergen 50
Hardenberg 62
Hellendoorn 56
Hengelo 49
Kampen 54
Losser 61
Noordoostpolder 57
Oldenzaal 50
Ommen 54
Raalte 58
Staphorst 47
Tubbergen 57
Urk 67
Wierden 51
Zwolle 51
Aalten 54
Apeldoorn 50
Arnhem 49
Barneveld 57
Beuningen 51
Brummen 57
Buren 54
Culemborg 43
Doesburg 57
Doetinchem 47
Druten 56
Duiven 54
Ede 51
Elburg 56
Epe 57
Ermelo 43
Harderwijk 52
Hattem 49
Heerde 63
Heumen 39
Lochem 51
Maasdriel 60
Nijkerk 52
Nijmegen 46
Oldebroek 68
Putten 54
Renkum 36
Rheden 45
Rozendaal .
Scherpenzeel 60
Tiel 59
Voorst 55
Wageningen 38
Westervoort 62
Winterswijk 57
Wijchen 52
Zaltbommel 55
Zevenaar 61
Zutphen 52
Nunspeet 58
Dronten 55
Amersfoort 43
Baarn 35
De Bilt 29
Bunnik 32
Bunschoten 55
Eemnes 41
Houten 36
Leusden 42
Lopik 56
Montfoort 55
Renswoude 45
Rhenen 52
Soest 42
Utrecht 37
Veenendaal 52
Woudenberg 45
Wijk bij Duurstede 52
IJsselstein 42
Zeist 34
Nieuwegein 51
Aalsmeer 47
Alkmaar 51
Amstelveen 28
Amsterdam 39
Bergen (NH.) 41
Beverwijk 60
Blaricum 34
Bloemendaal 19
Castricum 47
Diemen 41
Edam-Volendam 49
Enkhuizen 58
Haarlem 38
Haarlemmermeer 46
Heemskerk 55
Heemstede 23
Heiloo 35
Den Helder 63
Hilversum 32
Hoorn 54
Huizen 47
Landsmeer 39
Laren 22
Medemblik 53
Oostzaan 42
Opmeer 55
Ouder-Amstel 30
Purmerend 60
Schagen 60
Texel 64
Uitgeest 39
Uithoorn 46
Velsen 54
Zandvoort 48
Zaanstad 59
Alblasserdam 52
Alphen aan den Rijn 54
Barendrecht 48
Drechterland 59
Capelle aan den IJssel 56
Delft 46
Dordrecht 56
Gorinchem 48
Gouda 47
's-Gravenhage 50
Hardinxveld-Giessendam 56
Hendrik-Ido-Ambacht 47
Stede Broec 61
Hillegom 55
Katwijk 50
Krimpen aan den IJssel 62
Leiden 41
Leiderdorp 35
Lisse 54
Maassluis 65
Nieuwkoop 51
Noordwijk 45
Oegstgeest 22
Oudewater 60
Papendrecht 51
Ridderkerk 51
Rotterdam 55
Rijswijk 46
Schiedam 64
Sliedrecht 54
Albrandswaard 49
Vlaardingen 63
Voorschoten 33
Waddinxveen 49
Wassenaar 27
Woerden 47
Zoetermeer 56
Zoeterwoude 48
Zwijndrecht 57
Borsele 52
Goes 45
West Maas en Waal 52
Hulst 62
Kapelle 46
Middelburg 51
Reimerswaal 66
Terneuzen 58
Tholen 57
Veere 51
Vlissingen 56
De Ronde Venen 40
Tytsjerksteradiel 55
Asten 45
Baarle-Nassau 54
Bergen op Zoom 49
Best 57
Boekel 65
Boxtel 55
Breda 45
Deurne 61
Pekela 72
Dongen 56
Eersel 56
Eindhoven 47
Etten-Leur 51
Geertruidenberg 67
Gilze en Rijen 55
Goirle 42
Helmond 56
's-Hertogenbosch 50
Heusden 51
Hilvarenbeek 43
Loon op Zand 55
Nuenen, Gerwen en Nederwetten 47
Oirschot 51
Oisterwijk 47
Oosterhout 54
Oss 57
Rucphen 54
Sint-Michielsgestel 47
Someren 61
Son en Breugel 47
Steenbergen 61
Waterland 34
Tilburg 51
Valkenswaard 54
Veldhoven 45
Vught 36
Waalre 43
Waalwijk 55
Woensdrecht 44
Zundert 48
Wormerland 56
Landgraaf 59
Beek 52
Beesel 56
Bergen (L.) 61
Brunssum 50
Gennep 62
Heerlen 58
Kerkrade 57
Maastricht 45
Meerssen 45
Mook en Middelaar 40
Nederweert 54
Roermond 55
Simpelveld 53
Stein 52
Vaals 51
Venlo 68
Venray 56
Voerendaal 44
Weert 56
Valkenburg aan de Geul 47
Lelystad 63
Horst aan de Maas 50
Oude IJsselstreek 59
Teylingen 50
Utrechtse Heuvelrug 33
Oost Gelre 53
Koggenland 46
Lansingerland 44
Leudal 52
Maasgouw 49
Gemert-Bakel 62
Halderberge 57
Heeze-Leende 56
Laarbeek 58
Reusel-De Mierden 54
Roerdalen 61
Roosendaal 49
Schouwen-Duiveland 53
Aa en Hunze 50
Borger-Odoorn 56
De Wolden 60
Noord-Beveland 48
Wijdemeren 45
Noordenveld 51
Twenterand 66
Westerveld 60
Lingewaard 55
Cranendonck 65
Steenwijkerland 58
Moerdijk 59
Echt-Susteren 53
Sluis 60
Drimmelen 57
Bernheze 56
Alphen-Chaam 40
Bergeijk 58
Bladel 62
Gulpen-Wittem 48
Tynaarlo 37
Midden-Drenthe 55
Overbetuwe 44
Hof van Twente 56
Neder-Betuwe 67
Rijssen-Holten 57
Geldrop-Mierlo 57
Olst-Wijhe 65
Dinkelland 52
Westland 61
Midden-Delfland 40
Berkelland 57
Bronckhorst 59
Sittard-Geleen 47
Kaag en Braassem 55
Dantumadiel 62
Zuidplas 53
Peel en Maas 61
Oldambt 73
Zwartewaterland 65
Súdwest-Fryslân 54
Bodegraven-Reeuwijk 44
Eijsden-Margraten 34
Stichtse Vecht 40
Hollands Kroon 64
Leidschendam-Voorburg 41
Goeree-Overflakkee 57
Pijnacker-Nootdorp 46
Nissewaard 60
Krimpenerwaard 52
De Fryske Marren 56
Gooise Meren 31
Berg en Dal 50
Meierijstad 57
Waadhoeke 63
Westerwolde 65
Midden-Groningen 66
Beekdaelen 46
Montferland 59
Altena 57
West Betuwe 50
Vijfheerenlanden 54
Hoeksche Waard 52
Het Hogeland 56
Westerkwartier 55
Noardeast-Fryslân 64
Molenlanden 48
Eemsdelta 67
Dijk en Waard 57
Land van Cuijk 54
Maashorst 52
Voorne aan Zee 53
* voorlopige cijfers

Leerlingen met een herkomstland buiten Europa vaker op het vmbo

Van de 190 duizend derdeklassers in het voortgezet onderwijs had het merendeel een Nederlandse herkomst (72 procent). Dit zijn leerlingen die in Nederland zijn geboren én waarvan de ouders in Nederland zijn geboren. In schooljaar 2023/’24 ging de helft van hen naar het vmbo.

Bijna 40 duizend leerlingen hadden een buiten-Europese herkomst, van hen ging 57 procent naar het vmbo. Zij volgden dus vaker een vmbo-opleiding dan leerlingen met een Nederlandse herkomst. Leerlingen met een Europese herkomst gingen juist minder vaak naar het vmbo (45 procent), met name de leerlingen die in Nederland zijn geboren (43 procent). Onder leerlingen met een herkomst buiten Europa was er nauwelijks verschil in vmbo-deelname tussen degenen die in Nederland zijn geboren en degene die dat niet zijn.

5.1.3 Vmbo'ers in leerjaar 3 naar herkomst, 2023/'24* (%)
Herkomst Totaal Geboren in Nederland Geboren in buitenland
Nederland 50 50 0
Europa (excl. Nederland) 45 43 49
Buiten Europa 57 57 56

5.2Geslaagden in het voortgezet onderwijs

In 2023 slaagde 89 procent van de 174 duizend eindexamenkandidaten in het voortgezet onderwijs. Dit is het laagste percentage sinds jaren en vergelijkbaar met 2012. In 2023 waren er voor het eerst geen aanpassingen in de slaag-zakregeling, die in de jaren 2020 tot 2022 van kracht was vanwege de coronapandemie.

Het slagingspercentage van vmbo-b is hoog en relatief stabiel: de afgelopen jaren was dat hoger dan 96 procent. Van de examenkandidaten vmbo-g, met bijna 8 duizend leerlingen de kleinste groep binnen het vmbo, slaagde in 2023 90 procent. Dat is vergelijkbaar met de periode voor de coronapandemie; in 2019 was het slagingspercentage ook 90 procent.

De afgelopen jaren is het slagingspercentage onder havisten het laagst van alle schoolsoorten op het voortgezet onderwijs, en dat was in 2023 niet anders. In 2023 slaagde 84 procent van de 50 duizend havo-examenkandidaten. Dat is 7 procentpunten lager dan een jaar eerder en daarmee het laagste slagingspercentage in jaren. In 2012 was dit 87 procent. Van de ruim 37 duizend vwo-examenkandidaten slaagde 89 procent in 2023. Dat is 4 procentpunten lager dan een jaar eerder, maar 2 procentpunten hoger dan in 2012.

5.2.1 Slagingspercentage voortgezet onderwijs (%)
Jaar vmbo-b vmbo-k vmbo-g vmbo-t havo vwo
2012 96 93 88 91 87 87
2013 97 93 89 92 88 92
2014 97 95 92 94 88 90
2015 97 95 93 95 87 92
2016 98 96 92 94 89 91
2017 98 96 90 93 87 91
2018 98 95 90 93 88 92
2019 98 96 90 93 88 91
2020 99 99 100 99 98 99
2021 99 99 97 96 91 94
2022 99 99 97 96 91 93
2023* 96 94 90 92 84 89
* voorlopige cijfers

Het slagingspercentage op de havo lag in 2023 voor jongens (85 procent) iets hoger dan voor meiden (83 procent). Ook op het vwo slaagden in 2023 jongens vaker dan meiden (90 procent van de jongens en 88 procent van de meiden). Op het vmbo was er nauwelijks verschil tussen jongens en meiden; ze slaagden even vaak voor hun eindexamen.

83% van de meiden op de havo geslaagd voor hun eindexamen

Bij examenkandidaten met een herkomstland buiten Europa waren de slagingspercentages in 2023 lager dan bij examenkandidaten met een Nederlandse herkomst. Examenkandidaten met een Europese herkomst slaagden op het vmbo-b en het vwo ongeveer even vaak als die met een Nederlandse herkomst. Voor de andere onderwijssoorten lag het percentage net iets lager, maar wel hoger dan dat van kandidaten met een niet-Europese herkomst.

5.3Slagingspercentages naar profielen havo en vwo

Leerlingen op de havo en het vwo kunnen aan het einde van het derde leerjaar kiezen uit de profielen cultuur & maatschappij, economie & maatschappij, natuur & gezondheid en natuur & techniek. Deze profielen bepalen voor een groot deel in welke vakken ze eindexamen gaan doen. Op de havo had het merendeel van de eindexamenkandidaten uit 2023 een maatschappijprofiel: 62 procent van de jongens en 63 procent van de meiden. Op het vwo had juist ruim de helft een natuurprofiel (jongens 59 procent en meiden 56 procent).

Eindexamenkandidaten kunnen ook een dubbelprofiel hebben, waarbij ze eindexamen voor de verplichte onderdelen van twee verschillende profielen doen. Dit komt relatief vaak voor op het vwo: van de ruim 37 duizend eindexamen­kandidaten had bijna 1 op 3 eindexamenkandidaten in 2023 zowel natuur & gezondheid als natuur & techniek. Bij de havo had 1 op de 10 eindexamenkandidaten dit dubbelprofiel. Ook de combinatie van cultuur & maatschappij en economie & maatschappij komt relatief vaak voor, 15 procent bij vwo en 3 procent bij havo. Een cross-over van natuur en maatschappij, zoals bijvoorbeeld natuur & gezondheid en economie & maatschappij, komt zelden voor.

Onder de geslaagde havisten was zowel bij de natuur- als maatschappijprofielen verschil tussen jongens en meiden. Jongens met een natuurprofiel hadden het hoogste slagingspercentage: 87 procent. Het verschil tussen jongens en meiden was bij het natuurprofiel 4 procentpunten en bij het maatschappijprofiel 2 procentpunten.

Bij de vwo’ers was het verschil tussen jongens en meiden in het slagingspercentage vooral zichtbaar bij het natuurprofiel: 3 procentpunten, tegenover 1 procentpunt bij het maatschappijprofiel. Verder slaagden meer leerlingen voor het natuurprofiel dan voor het maatschappijprofiel, ruim 19 duizend leerlingen behaalden hun vwo-diploma met een natuurprofiel. Dit gold zowel voor meiden als voor jongens.

5.3.1 Slagingspercentage naar profiel, 2023* (%)
Profiel Totaal Jongens Meiden
havo . . .
Natuur 85 87 83
Maatschappij 84 85 83
vwo . . .
Natuur 90 91 88
Maatschappij 87 88 87
* voorlopige cijfers

5.4Begrippen

Bekostigd onderwijs

Onderwijs dat wordt bekostigd door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Havo

De havo is een onderwijssoort in het voortgezet onderwijs die vooral bedoeld is als voorbereiding op het hoger beroepsonderwijs. Met een havo-diploma is het tevens mogelijk om door te stromen naar het vijfde leerjaar van het vwo. De havo heeft vijf leerjaren. In de tweede fase (leerjaren 4 en 5) kiezen leerlingen uit vier profielen.

Herkomstland

Kenmerk dat weergeeft in welk land iemand geboren is of waar diens ouders geboren zijn. De herkomst van personen die in het buitenland zijn geboren wordt bepaald door hun eigen geboorteland. Bij personen die in Nederland geboren zijn, wordt de herkomst bepaald door het geboorteland van de ouders. Wanneer beide ouders in het buitenland zijn geboren, is het geboorteland van de moeder leidend in het bepalen van de herkomst. De geboortegegevens van de moeder zijn vaker bekend dan die van de vader. Wanneer de moeder in Nederland is geboren of het geboorteland van de moeder onbekend is, dan wordt het geboorteland van de vader gebruikt. Het kan in enkele gevallen voorkomen dat het herkomstland van een leerling niet bepaald kan worden. In dit hoofdstuk zijn deze leerlingen samengevoegd bij de categorie Buiten Europa (geboren buiten Nederland).

Maatschappijprofiel

Profiel cultuur & maatschappij en economie & maatschappij, inclusief dubbelprofiel cultuur & maatschappij/economie & maatschappij.

Natuurprofiel

Profiel natuur & gezondheid en natuur & techniek, inclusief dubbelprofiel natuur & gezondheid/natuur & techniek.

Onderwijssoorten

vso = voortgezet speciaal onderwijs

vmbo = voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

havo = hoger algemeen voortgezet onderwijs

vwo = voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

mbo = middelbaar beroepsonderwijs

vavo = voortgezet algemeen volwassenenonderwijs

hbo = hoger beroepsonderwijs

wo = wetenschappelijk onderwijs

Slaag-zakregeling

In verband met de coronapandemie is de slaag-zakregeling voor eindexamenkandidaten een aantal keren aangepast. In 2023 was dat voor het eerst niet meer het geval en gold de examenregeling zoals die tot en met 2019 ook van kracht was.

In 2020 gingen de centrale examens niet door en werd het diploma gegeven op basis van de resultaten van de schoolexamens. Ook mochten de examenkandidaten maximaal twee resultatenverbeteringstoetsen maken die voor 50 procent meetelden voor het eindcijfer, als het cijfer hoger was dan het cijfer van het schoolexamen. Leerlingen op vmbo-b en vmbo-k mochten daarnaast nog een resultaatverbeteringstoets maken voor hun beroepsgerichte profielvak.

In 2021 en 2022 ging het centraal examen wel door, maar waren er een aantal maatregelen van kracht. Zo mochten examenkandidaten de centrale examens spreiden over twee tijdvakken, waardoor het mogelijk was om extra voorbereidingstijd te hebben voor deze vakken. Daarnaast waren er twee herkansingsmogelijkheden in plaats van één en was het mogelijk om het eindcijfer van één vak (niet Nederlands, Engels of wiskunde) niet mee te laten tellen voor de uitslag. Het beroepsgerichte profielvak in het vmbo werd afgesloten met een schoolexamen in plaats van een centraal examen. De groep leerlingen die in 2021 examen deed is anders van samenstelling dan voor de pandemie, omdat er destijds vrijwel geen leerlingen waren die het schooljaar daarvoor gezakt waren. De samenstelling van de groep examenkandidaten vanaf 2022 leek weer meer op die van de jaren voor de coronapandemie.

Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs (vmbo)

Het vmbo bestaat uit vier leerwegen:

  • de basisberoepsgerichte leerweg (vmbo-b)
  • de kaderberoepsgerichte leerweg (vmbo-k)
  • de gemengde leerweg (vmbo-g)
  • de theoretische leerweg (vmbo-t).

Bij vmbo-b en vmbo-k ligt de nadruk op het beroepsgerichte programma.

Vmbo-b is de vooropleiding voor de basisberoepsopleiding (niveau 2) van het mbo.

Vmbo-k is de vooropleiding voor de vakopleiding (niveau 3) en de middenkaderopleiding (niveau 4) van het mbo.

Vmbo-g en vmbo-t geven toegang tot middenkaderopleiding (niveau 4) van het mbo. Het is, na diplomering met een extra vak, ook mogelijk om vanuit vmbo-g en vmbo-t in te stromen in het vierde leerjaar van de havo. In tegenstelling tot het vmbo-t, volgen leerlingen op het vmbo-g ook een beroepsgericht vak.

Vwo

Het vwo is een onderwijssoort in het voortgezet onderwijs, die vooral bedoeld is als voorbereiding op het wetenschappelijk onderwijs (wo). Het vwo heeft zes leerjaren. Leerlingen kunnen in de tweede fase (leerjaren 4, 5 en 6) kiezen uit vier profielen. Het vwo kent twee onderwijssoorten: het atheneum en het gymnasium. Op het gymnasium krijgen alle leerlingen Grieks en Latijn in de onderbouw en minimaal één van deze klassieke talen in de bovenbouw.

5.6Meer informatie en literatuur

Meer informatie

Onderwijscijfers van de groep tot 25 jaar zijn te vinden op Jeugdmonitor StatLine.

Cijfers over het percentage derdejaars leerlingen in het vmbo naar regio zijn te vinden op Jeugdmonitor StatLine.

Cijfers over gediplomeerden in het voortgezet onderwijs naar woonregio zijn te vinden op Jeugdmonitor Statline.

Cijfers over gediplomeerden in het voortgezet onderwijs naar achtergrondkenmerken zijn te vinden op Jeugdmonitor Statline.

Cijfers over examenkandidaten en slagingspercentages in het voortgezet onderwijs zijn te vinden op StatLine.

Voor meer informatie over vo-examens en de coronamaatregelen, zie:

Servicedocument VO examens 2021–2022

Servicedocument VO examens 2020–2021

Servicedocument VO examens 2019–2020

Voor meer informatie over examens in het voortgezet onderwijs, zie de website van de Rijksoverheid.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

1. Inleiding

Jessica Kofi (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

2. Jongeren in Nederland

Sevda Ulusoy-Sönmez

3. Jeugdzorg

Isidora Stolwijk

4. Opgroeien in de bijstand

Noortje Pouwels-Urlings

5. School

Bertina Ransijn, Iris van Santen

6. Werk

Jannes Kromhout

7. Middelengebruik, beweeggedrag en overgewicht bij jongeren

Christianne Hupkens

8. Criminaliteit

Mathilde Kennis, Iryna Rud, Wim Vissers

9. Jongeren in Caribisch Nederland

Corina Huisman, Suzanne Loozen

10. Welzijn van jongvolwassenen

Moniek Coumans

11. Jongeren die geen onderwijs volgen en niet werken

Paul Bokern

Redactie

Linda Fernandez Beiro

Francis van der Mooren

Robert de Vries

Eindredactie

Saskia Stavenuiter

Erratum

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, zijn er achteraf enkele onvolkomenheden geconstateerd. Onze excuses hiervoor.

Datum: 21 november 2024

Bij figuur 3.1.1 waren de aantallen per hulpvorm berekend op basis van het aantal trajecten, terwijl dit personen moesten zijn. De figuur en bijbehorende tekst zijn nu gecorrigeerd.
 
Oorspronkelijke tekst
Het aantal jongeren dat jeugdzorg kreeg is in 2023 met 33 procent toegenomen ten opzichte van 2015. Deze stijging wordt veroorzaakt door een toename van jeugdhulp zonder verblijf, die in 2023 44 procent hoger lag dan in 2015.[1] Jeugdhulp met verblijf fluctueert iets over de jaren. Zowel jeugdbescherming als jeugdreclassering zijn in dezelfde periode afgenomen; bij jeugdbescherming was de daling het sterkst na 2021, bij jeugdreclassering is in 2023 een stijging te zien na een gestage daling vanaf 2015.
 
Vernieuwde tekst
Het aantal jongeren dat jeugdzorg kreeg is in 2023 met 29 procent toegenomen ten opzichte van 2015. Deze stijging wordt veroorzaakt door een toename van jeugdhulp zonder verblijf, die in 2023 34 procent hoger lag dan in 2015. Jeugdhulp met verblijf fluctueert iets over de jaren, maar is licht toegenomen in 2023 ten opzichte van 2015. Zowel jeugdbescherming als jeugdreclassering zijn in dezelfde periode afgenomen; bij jeugdbescherming was de daling het sterkst na 2021, bij jeugdreclassering is in 2023 een stijging te zien na een gestage daling vanaf 2015.[1]