Foto omschrijving: Kind fietst langs bungalowtent op de camping

Scroll naar Samenvatting

Samenvatting

In Materiële Welvaart in Nederland 2024 presenteert het CBS de nieuwste gegevens over de financiële situatie van huishoudens en personen in Nederland. De publicatie geeft antwoord op onder meer de volgende vragen:

  • Waaruit bestaat materiële welvaart?
  • Hoe hoog is de welvaart van de verschillende bevolkingsgroepen en in regio’s?
  • Hoe staat het met de materiële welvaart van werkend Nederland?
  • Wat was de trend in de inkomens- en de vermogensongelijkheid?
  • Hoe hebben de koopkracht en het consumentenvertrouwen zich ontwikkeld?
  • Hoe beoordelen mensen hun eigen financiële situatie en met welke materiële en sociale beperkingen hebben ze te maken?

Het CBS baseert de uitkomsten van Materiële Welvaart In Nederland grotendeels op het Integraal Inkomens- en Vermogensonderzoek (IIV) dat vooral stoelt op gegevens van de Belastingdienst. Op het moment van uitkomen van deze publicatie zijn de IIV-gegevens tot en met het jaar 2022 beschikbaar. Daarnaast zijn er drie enquêteonderzoeken gebruikt. De ’EU-Survey on Income and Living Conditions’ (EU-SILC) en ‘Wat is genoeg om van te leven?’ met gegevens tot en met 2023, en het maandelijkse Consumentenconjunctuuronderzoek (CCO) met gegevens tot en met mei 2024.

De uitkomsten laten zien dat de koopkracht van de Nederlandse bevolking in 2022 vooral door de hoge inflatie is gedaald, na acht jaar op rij te zijn gestegen. Door de alsmaar oplopende prijzen van koopwoningen zette de stijging van het vermogen van huishoudens ook in 2022 verder door. Het percentage huishoudens dat aangeeft moeilijk rond te kunnen komen, bleef na een sterke daling in 2013–2021 in 2022 en 2023 gelijk. Het consumentenvertrouwen begon na een dieptepunt in september 2022 langzaamaan weer wat te herstellen. Vooral in de eerste maanden van 2024 steeg het vertrouwen, al overheerste het negatieve sentiment toen nog steeds. Onderaan de inkomensladder hebben huishoudens vaker te maken met betalingsachterstanden dan hoger op de ladder. Ook is er vaker onvoldoende geld om het huis goed te verwarmen, versleten meubels te vervangen, voor een jaarlijkse vakantie of een maandelijks uitje.

Koopkracht in 2022 gedaald

Door de hoge inflatie daalde de koopkracht van de bevolking in Nederland in 2022 met 1,2 procent ten opzichte van 2021. Dat is de eerste daling sinds 2014. De laagste inkomens, zoals bijstandsontvangers, gingen er in 2022 wel op vooruit. Dat kwam doordat zij bovenop korting op de energierekening een energietoeslag ontvingen. Bij werknemers en zelfstandigen, met doorgaans een hoger inkomen, gaf inflatie de doorslag en daalde de koopkracht. Ook pensioenontvangers gingen er in koopkracht op achteruit, met 3,1 procent. Alleen bij pensioenontvangers met weinig of geen aanvullend pensioen was er vooruitgang. Voor de anderen gold: hoe hoger het aanvullende inkomen, hoe groter het koopkracht­verlies. Dat komt doordat aanvullende pensioenen ook in 2022 niet of beperkt geïndexeerd werden.

Gemiddeld jaarinkomen van huishoudens gedaald

Het besteedbare inkomen van huishoudens was in 2022 gemiddeld bijna 51 duizend euro. Wanneer in dit netto inkomen rekening wordt gehouden met de inflatie en het verschil in samenstelling van huishoudens had een huishouden gemiddeld iets minder te besteden dan een jaar eerder. Bekeken over een langere periode was er sprake van een stijging, met 50 procent ten opzichte van 1977. Deze toename komt vooral doordat steeds meer vrouwen (meer uren) gingen werken.

Het inkomen van eenoudergezinnen, jonge huishoudens, uitkeringsontvangers (met name bijstandsontvangers) en huishoudens met een niet-Europese herkomst is verhoudingsgewijs laag. Paren met meerderjarige kinderen, oudere huishoudens tot de AOW-leeftijd, ondernemershuishoudens en huishoudens met een Nederlandse herkomst hebben een relatief hoog inkomen.

Inkomensongelijkheid licht gedaald in 2022

In 2022 was de ongelijkheid in het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen iets kleiner dan in 2021. Dat was het gevolg van de energiemaatregelen, waardoor de koopkracht van huishoudens onderaan de inkomensladder steeg. Verder bleef in de 21e eeuw de inkomensongelijkheid vrijwel stabiel, afgezien van enkele incidentele pieken door fiscale maatregelen. Ook in de jaren negentig van de vorige eeuw veranderde de inkomens­ongelijkheid nauwelijks. In de tweede helft van de jaren tachtig was er wel sprake van een substantiële toename. De lonen stegen toen fors en er kwamen meer tweeverdieners, terwijl het minimumloon en uitkeringen werden bevroren.

Nederland neemt de elfde plaats in bij de rangorde van EU-lidstaten op inkomens­ongelijkheid van laag naar hoog. In Slowakije is de minste ongelijkheid, gevolgd door Slovenië en Tsjechië. In Bulgarije zijn de inkomensverschillen het grootst.

Inkomen van werknemers en zmp’ers afgenomen

Het mediaan verdiende inkomen van mensen die voornamelijk als werknemer werken, lag in de periode 2011−2022 (gecorrigeerd voor inflatie) steeds rond 50 duizend euro. Uitzondering waren de coronajaren, toen het inkomen met 52 duizend euro hoger was. Zelfstandigen (met en zonder personeel) werden aanvankelijk wel getroffen in de coronacrisis. Hun inkomen groeide niet in 2020, maar wel in 2021. In 2022 viel het inkomen van zmp’ers weer terug, terwijl dat van zzp’ers vrijwel gelijk bleef. Het mediane inkomen van zmp’ers was met 62 duizend euro in 2022 het hoogst, en van zzp’ers het laagst (bijna 39 duizend euro). Directeuren-grootaandeelhouders verdienden binnen de groep zelfstandigen met bijna 66 duizend euro het meest.

Vrouwen verdienen een derde minder dan mannen

Werkende mannen verdienen in doorsnee meer dan werkende vrouwen: in 2022 was dat 58,4 duizend tegen 39,3 duizend euro. Het verschil komt vooral doordat mannen doorgaans in voltijd en vrouwen overwegend in deeltijd werken. Vrouwen zijn daardoor ook minder vaak economisch zelfstandig dan mannen. In 2022 verdiende bijna 69 procent van de niet-onderwijsvolgende vrouwen van 15 jaar tot AOW-leeftijd minimaal een inkomen op bijstandsniveau, bij mannen was dat bijna 83 procent.

Economische zelfstandigheid vooral bij vrouwen gegroeid

Het aandeel economisch zelfstandige vrouwen in 2022 was 3,5 keer zo groot als in 1977, toen het nog 20 procent was. In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw steeg het aandeel door de voortdurend toenemende arbeidsdeelname van vrouwen. Ook na de economische crisis van 2009–2013 kwamen er relatief veel economisch zelfstandige vrouwen bij. Bij mannen volgt het aandeel economisch zelfstandigen de conjunctuur, omdat zij vaker dan vrouwen werken in conjunctuurgevoelige sectoren zoals de bouw en de ICT. In de recessie van de jaren tachtig bereikte het aandeel economisch zelfstandige mannen een dieptepunt in 1985. Ook in de vorige economische crisis en in coronajaar 2020 daalde dit aandeel.

Steeds meer vrouwen met aanvullend pensioen

In 2022 had ruim 70 procent van de AOW-gerechtigde vrouwen een aanvullend pensioen naast de AOW, in 2011 was dat nog bijna 60 procent. Bij de AOW-gerechtigde mannen is het aandeel met bijna 93 procent nauwelijks anders dan in 2011. Onder gehuwde of samenwonende vrouwen was het aandeel met een aanvullend pensioen nog steeds betrekkelijk klein (58 procent in 2022), maar wel ruim 20 procentpunt hoger dan in 2011. Het mediane, aanvullend pensioen van vrouwen lag in 2022 met 6,4 duizend euro nog altijd op een lager niveau dan dat van mannen (14,7 duizend euro).

Vermogen stijgt verder

Begin 2022 bedroeg het mediane vermogen van huishoudens 135 duizend euro. Dat is bijna 41 duizend euro meer dan een jaar eerder. Na een daling in de vorige economische crisis zit het vermogen sinds 2014 weer in de lift. De eigen woning is het belangrijkste bestanddeel in het vermogen. De ontwikkeling van het vermogen gaat dan ook sterk samen met die van de stijgende huizenprijzen.

Bijna 1 miljoen huishoudens hadden begin 2022 meer schulden dan bezittingen, 60 duizend minder dan een jaar eerder. Er waren 403 duizend miljonairshuishoudens, een stijging van ruim 87 duizend vergeleken met 2021.

Dalende vermogensongelijkheid vanaf 2015

Tijdens de vorige economische crisis is de vermogensongelijkheid alsmaar opgelopen. De stijging was vooral het gevolg van de daling van de huizenprijzen. Hierdoor zagen veel huishoudens hun vermogen slinken. Bij huishoudens die over grote spaartegoeden of omvangrijke aandelenportefeuilles beschikten, was het effect op het totale vermogen minder groot. Doordat de woningmarkt in 2014 weer aantrok en sindsdien de huizenprijzen alsmaar verder opliepen, kwam er een eind aan de toename in de vermogensongelijkheid en zette vanaf 2015 een gestage daling in.

Consumentenvertrouwen bereikte dieptepunt in 2022

In 2020, tijdens de coronacrisis, zakte het consumentenvertrouwen van de Nederlandse bevolking diep weg. In 2021 herstelde het vertrouwen weer, maar bleef onder de nullijn: de mensen die pessimistisch zijn over de economie en hun eigen financiële situatie, bleven de overhand houden boven de optimisten. Vanaf de tweede helft van 2021 ging het opnieuw bergafwaarts met het consumentenvertrouwen en in september 2022 werd een nieuw diepterecord gevestigd. Daarna herstelde het vertrouwen zich, maar ook in mei 2024 waren er nog altijd meer pessimisten dan optimisten.

Vooral laagste inkomens kampen met beperkingen

Huishoudens met weinig inkomen rapporteren vaker financiële problemen dan huishoudens met een hoger inkomen. Zo gaf in 2023 van de onderste 20 procent huishoudens op de inkomensladder ruim een vijfde aan moeilijk rond te kunnen komen van het inkomen. Bij de bovenste 20 procent was dat minder dan 2 procent. De laagste inkomens kampen ook substantieel vaker met achterstanden bij de betaling van de maandelijkse huur- of hypotheeklasten, de elektriciteits-, water- of gasrekeningen of bij het afbetalen van een lening of andere kredieten. Verder zeggen zij vaker dan hogere inkomens onvoldoende geld te hebben voor onder meer dagelijks een warme maaltijd met vlees, vis of vleesvervanger, goed verwarmen van het huis, vervanging van versleten meubels, of regelmatig nieuwe kleren kopen. Ook een jaarlijkse vakantie, een maandelijks uitje, of lidmaatschap van een vereniging zit er voor de laagste inkomens financieel vaker niet in.

In 2022 en 2023 gaven minder huishoudens aan geld over te houden dan in de coronajaren 2020 en 2021. Van de 60 procent huishoudens met hoogste inkomens zei het merendeel geld over te houden. Precies rondkomen wordt door de laagste 40 procent relatief vaak genoemd. Wel zeggen zij vaker spaartegoeden te moeten aanspreken en schulden te moeten maken dan de hogere inkomensgroepen.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016-2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/'17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/'05-2016/'17 oogstjaar enz., 2004/'05 tot en met 2016/'17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Judit Arends-Tóth

Koos Arts

Marion van den Brakel

Mitchell Dost

Kai Gidding

Bart Huynen

Ferdy Otten

Noortje Pouwels-Urlings

Eveline Vandewal

Nadine Wesselius

Eindredactie

Marion van den Brakel

Ferdy Otten

Noortje Pouwels-Urlings