Welvaart van werkenden
Er komen steeds meer zelfstandigen, vooral zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) zijn al enige jaren in opmars. Maar hoe ging dat in 2022? Hoe hoog was het inkomen van zzp’ers en zelfstandigen met personeel (zmp’ers) toen vergeleken met dat van werknemers? En wat was het vermogen van werkenden? In dit hoofdstuk is behalve voor de hele groep zelfstandigen ook speciale aandacht voor directeur-grootaandeelhouders.
6.1Werknemers en zelfstandigen
Meeste werkenden zijn werknemers
Werknemers zijn veruit de grootste groep werkenden (zie kader). Van de ruim 8,2 miljoen mensen van 15 tot 75 jaar met vooral inkomen uit werk was voor bijna 84 procent in 2022 loon als werknemer de voornaamste inkomensbron. Voor 13 procent waren dat vooral inkomsten als zelfstandige zonder personeel en voor ruim 3 procent als zelfstandige met personeel.
| Aandeel | |
|---|---|
| Zzp'ers | 13,0 |
| Zmp'ers | 3,4 |
| Werknemers | 83,6 |
In totaal waren er bijna 1,4 miljoen zelfstandigen in 2022: bijna 1,1 miljoen zzp’ers en ruim 283 duizend zmp’ers. Onder alle zelfstandigen waren er bijna 244 duizend directeuren-grootaandeelhouders, van wie de meesten (64 procent) geen personeel in dienst hadden.
Werkenden
Onder werkenden worden in deze publicatie werknemers, zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) en zelfstandigen met personeel (zmp’ers) van 15 tot 75 jaar verstaan. Of iemand tot een van deze drie categorieën behoort, wordt bepaald door de voornaamste inkomensbron gedurende het jaar. Dit betekent dat iemand die bijvoorbeeld vooral inkomen uit loon heeft en dus als werknemer wordt beschouwd, daarnaast in een jaar ook andere inkomensbronnen kan hebben, zoals een arbeidsongeschiktheidsuitkering of winst als zelfstandig ondernemer.
Een zelfstandige is een persoon die arbeid verricht voor eigen rekening of risico:
- In een eigen bedrijf of praktijk (zelfstandig ondernemer).
- Als directeur-grootaandeelhouder (dga). Voor dga’s geldt weliswaar dat zij net als werknemers loon ontvangen, maar wel van het eigen bedrijf. Daarmee zijn de positie en verantwoordelijkheden in het bedrijf vergelijkbaar met die van andere zelfstandigen.
- In het bedrijf of de praktijk van een gezinslid (meewerkend gezinslid).
- Als overige zelfstandige (personen met inkomen uit overige arbeid, freelancers en alfahulpen).
De zelfstandigen worden verder onderverdeeld in zelfstandigen zonder personeel, zelfstandigen met personeel en meewerkende gezinsleden.
- Een zelfstandige zonder personeel is een zelfstandig ondernemer zonder personeel, een directeur-grootaandeelhouder zonder personeel, of een overige zelfstandige. De overige zelfstandigen hebben in principe geen bedrijf en hebben daarmee niemand in dienst.
- Een zelfstandige met personeel is een zelfstandig ondernemer met personeel of een directeur-grootaandeelhouder met personeel.
- Meewerkende gezinsleden vormen een aparte categorie binnen de zelfstandigen. Het zijn personen die arbeid verrichten, niet op basis van een expliciete arbeidsovereenkomst, in het bedrijf of de praktijk van de partner of de ouders. Meewerkende gezinsleden worden in dit hoofdstuk niet meegenomen. Het gaat om een kleine groep van 20 duizend personen, voornamelijk vrouwelijke partners (zie StatLine).
De voorlopige inkomensgegevens van zelfstandigen zijn voor ongeveer een derde deel gebaseerd op waarnemingen en voor de rest op bijschattingen. Daardoor zijn de (op het moment van samenstellen van deze publicatie) nieuwste, voorlopige 2022‑cijfers van zelfstandigen minder zuiver dan de definitieve cijfers voor 2021.
Relatief veel zzp’ers in de bouw en de zakelijke dienstverlening
De grootste groep zzp’ers was in 2022 werkzaam in de specialistische zakelijke dienstverlening, op de voet gevolgd door de bouwnijverheid. Ook in de twee qua omvang grootste sectoren, de gezondheids- en welzijnszorg en de handel, werkten verhoudingsgewijs veel zzp’ers. De handel was ook de sector waar de meeste zmp’ers opereerden, gevolgd door de horeca. In de sectoren openbaar bestuur en overheidsdiensten, en waterbedrijven en afvalbeheer waren nauwelijks zelfstandigen te vinden.
| Zzp'ers | Zmp'ers | Werknemers | |
|---|---|---|---|
| Gezondheids- en welzijnszorg | 112,5 | 26,4 | 1268,1 |
| Handel | 92,7 | 68,3 | 957,2 |
| Industrie | 35,1 | 15,8 | 697,6 |
| Verhuur en overige zakelijke diensten | 51,6 | 14,9 | 643,1 |
| Specialistische zakelijke diensten | 191,3 | 26,4 | 458,9 |
| Onderwijs | 49,5 | 4 | 515,3 |
| Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 1 | 0 | 541,5 |
| Bouwnijverheid | 172 | 23,7 | 313,8 |
| Vervoer en opslag | 31,5 | 10 | 342,6 |
| Informatie en communicatie | 48,4 | 6,6 | 283,5 |
| Financiële dienstverlening | 55,3 | 7,4 | 203,9 |
| Horeca | 22,2 | 37,8 | 200,1 |
| Overige dienstverlening | 62,4 | 12,8 | 104,2 |
| Cultuur, sport en recreatie | 49,2 | 5 | 92,9 |
| Landbouw, bosbouw en visserij | 60,7 | 19,5 | 62,1 |
| Verhuur en handel van onroerend goed | 10,4 | 3,7 | 57 |
| Waterbedrijven en afvalbeheer | 0,8 | 0,3 | 36,3 |
Groei aantal zzp’ers en werknemers in 2022
Sinds 2011 groeit het aantal zelfstandigen zonder personeel vrijwel voortdurend. Hun aantal liep op van bijna 763 duizend in 2011 naar ruim 1 miljoen in 2021 en bijna 1,1 miljoen in 2022. Alleen in coronajaar 2020 stagneerde de groei. Dat kwam door een daling van de groep overige zelfstandigen die, anders dan zelfstandig ondernemers, geen recht hadden op coronasteun (CBS, 2022). Het aantal werknemers daalde tussen 2011 en 2014 tijdens de economische crisis, maar sindsdien zitten de aantallen weer in de lift. Ook in 2021 en 2022 groeide het aantal werknemers, naar ruim 6,7 miljoen in 2021 en bijna 6,9 miljoen in 2022. Het aantal zmp’ers daalde juist in 2022, in lijn met een dalende trend die in 2019 werd ingezet.
| Zzp'ers | Zmp'ers | Werknemers | |
|---|---|---|---|
| 2011 | 762,8 | 300 | 6305,4 |
| 2012 | 784,4 | 292,1 | 6257,9 |
| 2013 | 806,3 | 285,1 | 6160,4 |
| 2014 | 837,4 | 284,1 | 6110,2 |
| 2015 | 867,1 | 284,4 | 6151,9 |
| 2016 | 884 | 295,2 | 6216,1 |
| 2017 | 897,8 | 295,6 | 6327,6 |
| 2018 | 929,5 | 301,5 | 6488 |
| 2019 | 969,5 | 293,7 | 6622,9 |
| 2020 | 974,7 | 287,3 | 6657,3 |
| 2021 | 1011,7 | 289,4 | 6737,5 |
| 2022* | 1069,5 | 283,4 | 6886,6 |
Sterke groei in de horeca
Tijdens de coronapandemie werd onder andere de horeca sterk getroffen door lock-downs en liepen de aantallen zelfstandigen en werknemers terug (CBS, 2022). Tussen 2021 en 2022 zijn de aantallen zzp’ers, zmp’ers en werknemers in de horeca weer met achtereenvolgens 10 procent (zzp’ers), 5 procent (zmp’ers) en 7 procent (werknemers) gestegen. Het aantal zzp’ers groeide ook sterk in de verhuur en overige zakelijke dienstverlening, in het vervoer en de opslag, en in de verhuur en handel van onroerend goed. Onder zmp’ers was er, naast de stijging in de horeca, in veel sectoren een daling te zien, vooral bij de waterbedrijven en het afvalbeheer. Het aantal werknemers steeg, naast de horeca, vooral in de cultuur, sport en recreatiesector.
| Zzp'ers | Zmp'ers | Werknemers | |
|---|---|---|---|
| Gezondheids- en welzijnszorg | 4,9 | -3,8 | 1,3 |
| Handel | 4,2 | -2,9 | 1,8 |
| Industrie | 8,5 | -6,3 | 1,4 |
| Verhuur en overige zakelijke diensten | 12,6 | 1,2 | -0,7 |
| Specialistische zakelijke diensten | 6 | -2,9 | 5,3 |
| Onderwijs | 5,6 | -1,8 | 3,4 |
| Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 3,6 | 0 | 3,6 |
| Bouwnijverheid | 8,2 | -1,7 | 2,1 |
| Vervoer en opslag | 12,3 | -2 | 2 |
| Informatie en communicatie | 7 | -4 | 5,2 |
| Financiële dienstverlening | 5,1 | -5,9 | 2,2 |
| Horeca | 10,4 | 4,9 | 7,5 |
| Overige dienstverlening | 2,5 | 0,6 | -2,3 |
| Cultuur, sport en recreatie | 5,2 | 0,6 | 8,3 |
| Landbouw, bosbouw en visserij | 2 | -6,2 | -1,5 |
| Verhuur en handel van onroerend goed | 10,2 | -5,1 | 1 |
| Waterbedrijven en afvalbeheer | 6,4 | -15,8 | 2,4 |
| 1)De bedrijfstakken zijn hier aflopend naar omvang gerangschikt. | |||
6.2Inkomen van werknemers en zelfstandigen
Zelfstandigen met personeel hebben hoogste inkomen
In 2022 bedroeg het doorsnee persoonlijk primair inkomen (dat is het bruto jaarinkomen uit werk) van werkenden 49,2 duizend euro. Zelfstandigen met personeel hadden met 62,1 duizend euro het hoogste doorsnee inkomen. Op de tweede plek stonden de werknemers met 50,0 duizend euro. De zzp’ers sloten de ranglijst met een doorsnee inkomen van 38,6 duizend euro. Een werknemer kan naast inkomen uit loon ook inkomsten als zelfstandige hebben, of andersom. Deze inkomsten zijn bij het primair inkomen meegerekend.
De verschillen in inkomen keren terug in de armoederisico’s van zzp’ers, zmp’ers en werknemers. Het risico was met bijna 6 procent in 2022 het hoogst bij zzp’ers. Bij zmp’ers was het de helft, en bij werknemers een zesde. In Armoede en sociale uitsluiting 2023 (CBS, 2023) komen de armoederisico’s van groepen werkenden uitgebreid aan bod.
Inkomen zelfstandigen schever verdeeld dan bij werknemers
De verdeling van het primair inkomen van beide groepen zelfstandigen is duidelijk schever dan die van het inkomen van werknemers. Vrijwel geen enkele werknemer had in 2022 een negatief inkomen, terwijl 22 duizend zelfstandigen dat wel hadden. Dit zijn zelfstandigen die verlies hebben geleden, zzp’ers verhoudingsgewijs iets vaker dan zmp’ers. Aan de andere kant van de verdeling hadden van elke 100 zmp’ers er bijna 4 een inkomen van minimaal twee ton, tegen ongeveer 1 zzp’er en 1 werknemer.
Bij de inkomensverdeling van zzp’ers ligt het zwaartepunt lager dan bij werknemers en zmp’ers. Dat komt doordat een relatief groot deel van de zzp’ers een klein inkomen heeft, veelal gaat het dan om vrouwelijke partners van de hoofdkostwinner in het gezin (zie StatLine).
De kleine piek rond 46 duizend euronoot1 bij zowel zzp’ers als zmp’ers weerspiegelt het grote aandeel dga’s in deze groep die het wettelijk verplichte gebruikelijke loon aan zichzelf uitbetalen.
| persoonlijk primair inkomen (1 000 euro) | Zzp'ers | Zmp'ers | Werknemers |
|---|---|---|---|
| -20 | 0,1 | 0,0 | 0,0 |
| -18 | 0,1 | 0,0 | 0,0 |
| -16 | 0,2 | 0,0 | 0,0 |
| -14 | 0,2 | 0,0 | 0,0 |
| -12 | 0,3 | 0,1 | 0,0 |
| -10 | 0,5 | 0,1 | 0,0 |
| -8 | 0,8 | 0,1 | 0,0 |
| -6 | 1,4 | 0,2 | 0,0 |
| -4 | 3,4 | 0,3 | 0,1 |
| -2 | 12,7 | 0,7 | 0,2 |
| 0 | 31,7 | 1,2 | 27,1 |
| 2 | 27,5 | 2,8 | 29,5 |
| 4 | 27,3 | 2,8 | 32,4 |
| 6 | 26,9 | 2,0 | 39,8 |
| 8 | 29,3 | 3,1 | 49,1 |
| 10 | 27,7 | 2,6 | 62,5 |
| 12 | 28,1 | 2,8 | 77,4 |
| 14 | 29,1 | 2,8 | 94,5 |
| 16 | 29,4 | 3,0 | 135,7 |
| 18 | 28,8 | 3,0 | 134,3 |
| 20 | 27,1 | 3,3 | 141,6 |
| 22 | 27,1 | 3,8 | 146,7 |
| 24 | 25,5 | 3,6 | 156,8 |
| 26 | 24,0 | 3,6 | 162,8 |
| 28 | 24,6 | 3,9 | 177,9 |
| 30 | 22,9 | 3,8 | 187,5 |
| 32 | 23,4 | 4,2 | 195,1 |
| 34 | 24,6 | 4,5 | 196,9 |
| 36 | 23,3 | 4,5 | 198,1 |
| 38 | 23,8 | 4,9 | 199,9 |
| 40 | 23,3 | 4,9 | 197,0 |
| 42 | 22,1 | 5,1 | 200,2 |
| 44 | 21,8 | 5,4 | 199,5 |
| 46 | 30,4 | 11,0 | 199,8 |
| 48 | 22,4 | 7,0 | 196,6 |
| 50 | 21,4 | 7,6 | 191,6 |
| 52 | 20,1 | 6,6 | 186,8 |
| 54 | 18,2 | 6,3 | 179,4 |
| 56 | 18,5 | 6,2 | 172,8 |
| 58 | 18,0 | 7,2 | 164,2 |
| 60 | 15,2 | 6,1 | 152,1 |
| 62 | 15,0 | 5,8 | 144,6 |
| 64 | 14,9 | 6,6 | 139,3 |
| 66 | 13,3 | 5,6 | 128,0 |
| 68 | 13,9 | 6,1 | 118,9 |
| 70 | 12,8 | 5,9 | 111,3 |
| 72 | 11,1 | 5,3 | 107,0 |
| 74 | 10,8 | 5,2 | 99,8 |
| 76 | 10,2 | 4,9 | 91,7 |
| 78 | 9,3 | 4,3 | 86,5 |
| 80 | 9,2 | 4,5 | 84,9 |
| 82 | 8,4 | 4,1 | 84,8 |
| 84 | 8,0 | 3,8 | 76,9 |
| 86 | 7,2 | 3,5 | 72,3 |
| 88 | 6,9 | 3,6 | 67,5 |
| 90 | 6,8 | 3,3 | 64,8 |
| 92 | 6,1 | 3,1 | 59,0 |
| 94 | 5,9 | 2,9 | 53,8 |
| 96 | 5,6 | 2,8 | 50,5 |
| 98 | 5,3 | 2,6 | 46,9 |
| 100 | 5,0 | 2,5 | 42,7 |
| 102 | 4,4 | 2,3 | 40,5 |
| 104 | 4,3 | 2,3 | 37,4 |
| 106 | 4,3 | 2,1 | 34,2 |
| 108 | 3,7 | 1,9 | 33,3 |
| 110 | 3,8 | 1,8 | 30,9 |
| 112 | 3,9 | 1,7 | 28,0 |
| 114 | 3,3 | 1,6 | 26,9 |
| 116 | 3,0 | 1,5 | 23,8 |
| 118 | 3,8 | 1,9 | 21,4 |
| 120 | 2,8 | 1,5 | 20,6 |
| 122 | 2,6 | 1,3 | 20,6 |
| 124 | 2,8 | 1,4 | 17,8 |
| 126 | 2,3 | 1,2 | 16,2 |
| 128 | 2,6 | 1,2 | 15,3 |
| 130 | 2,6 | 1,2 | 14,0 |
| 132 | 2,1 | 1,1 | 13,6 |
| 134 | 2,3 | 1,0 | 13,1 |
| 136 | 1,9 | 0,9 | 11,7 |
| 138 | 1,9 | 0,9 | 11,2 |
| 140 | 1,9 | 0,8 | 11,2 |
| 142 | 1,9 | 0,9 | 10,2 |
| 144 | 1,6 | 0,8 | 9,9 |
| 146 | 1,6 | 0,8 | 9,5 |
| 148 | 1,8 | 0,8 | 9,5 |
| 150 | 1,4 | 0,7 | 8,7 |
| 152 | 1,4 | 0,7 | 7,9 |
| 154 | 1,4 | 0,7 | 7,5 |
| 156 | 1,2 | 0,6 | 7,1 |
| 158 | 1,4 | 0,6 | 6,6 |
| 160 | 1,2 | 0,6 | 6,2 |
| 162 | 1,0 | 0,6 | 5,9 |
| 164 | 1,0 | 0,6 | 5,5 |
| 166 | 1,0 | 0,5 | 5,1 |
| 168 | 1,0 | 0,5 | 4,8 |
| 170 | 0,9 | 0,5 | 4,6 |
| 172 | 0,8 | 0,5 | 4,4 |
| 174 | 0,7 | 0,4 | 4,2 |
| 176 | 0,7 | 0,4 | 3,9 |
| 178 | 0,8 | 0,5 | 3,8 |
| 180 | 0,7 | 0,4 | 3,6 |
| 182 | 0,6 | 0,4 | 3,4 |
| 184 | 0,6 | 0,4 | 3,3 |
| 186 | 0,6 | 0,4 | 3,0 |
| 188 | 0,6 | 0,3 | 2,9 |
| 190 | 0,6 | 0,3 | 2,9 |
| 192 | 0,5 | 0,4 | 2,8 |
| 194 | 0,4 | 0,3 | 2,6 |
| 196 | 0,5 | 0,4 | 2,5 |
| 198 | 0,4 | 0,3 | 2,3 |
| . | . | . | |
| 1)Aantal werkenden per inkomensklasse met een breedte van 2 duizend euro. | |||
Helft dga’s heeft inkomen tussen 50 en 100 duizend euro
Het inkomen van de bijna 244 duizend dga’s bedroeg in doorsnee 66,0 duizend euro in 2022. Meer dan de helft van de dga’s had een inkomen tussen 50 en 100 duizend euro. Ook een inkomen tussen 40 en 50 duizend euro kwam relatief vaak voor (14 procent), evenals een inkomen tussen 100 en 200 duizend euro (17 procent). Ruim 1 op de 100 dga’s had een inkomen van twee ton of meer.
| Aandeel | |
|---|---|
| Minder dan 20 000 euro | 4,8 |
| 20 000 tot 40 000 euro | 10,6 |
| 40 000 tot 50 000 euro | 13,5 |
| 50 000 tot 100 000 euro | 53,2 |
| 100 000 tot 200 000 euro | 16,6 |
| 200 000 euro of meer | 1,3 |
Inkomen werknemers loopt terug in 2022
Het doorsnee primair inkomen van werknemers is, na correctie voor de prijsontwikkeling (zie hoofdstuk 1), opvallend stabiel gebleven tussen 2011 en 2019. Na een toename in coronajaar 2020, viel het inkomen van werknemers in 2022 terug ten opzichte van 2021, wat te maken heeft met de sterk gestegen inflatie. Het inkomen van zmp’ers in 2022 veranderde nauwelijks ten opzichte van een jaar eerder. Anders dan bij werknemers en zmp’ers nam het inkomen van zzp’ers licht toe van 2021 op 2022.
| Zzp'ers | Zmp'ers | Werknemers | |
|---|---|---|---|
| 2011 | 31,5 | 53,8 | 48,9 |
| 2012 | 29,7 | 51,8 | 48,5 |
| 2013 | 28,3 | 51,2 | 48,1 |
| 2014 | 28,9 | 52,2 | 48,5 |
| 2015 | 29,5 | 54,2 | 48,1 |
| 2016 | 31,1 | 56,8 | 48,4 |
| 2017 | 32,5 | 57,6 | 48,6 |
| 2018 | 34 | 58,7 | 48,7 |
| 2019 | 35,2 | 58,7 | 49 |
| 2020 | 34,6 | 58,9 | 50,4 |
| 2021 | 37,2 | 62,5 | 50,3 |
| 2022* | 38,6 | 62,1 | 50 |
Steeds minder zelfstandigen verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid
In tegenstelling tot werknemers zijn zelfstandigen zelf verantwoordelijk voor verzekering tegen arbeidsongeschiktheid en voor pensioenopbouw (via lijfrente). Het aandeel zelfstandigen met een arbeidsongeschiktheidsverzekering (aov) is echter laag en is de afgelopen jaren steeds verder afgenomen. In 2022 verzekerde 16 procent van de bijna 1,1 miljoen zzp’ers zich tegen arbeidsongeschiktheid. In 2011 betaalde nog ruim 23 procent van de zzp’ers premie voor een aov. Zmp’ers verzekeren zich vaker tegen arbeidsongeschiktheid: 28 procent in 2022. Ook dit aandeel is gedaald.
Met name jonge zzp’ers verzekeren zich minder tegen arbeidsongeschiktheid. In 2022 betaalde 5 procent van de zzp’ers tot 25 jaar een premie aov, tegen 18 procent in 2011. In de groep zzp’ers van 25 tot 45 jaar is dit aandeel gedaald van 28 procent naar 17 procent. De groep zzp’ers van 45 tot 65 jaar was in 2022 vrijwel even vaak verzekerd als in 2011; in beide jaren was dat ongeveer een vijfde van hen.
In bijna alle sectoren is het aandeel zzp’ers met een aov in de periode 2011–2022 gedaald. De daling was het grootst in de bouw en in de cultuur, recreatie en overige diensten. Het aandeel verzekerde zzp’ers in de bouw is meer dan gehalveerd: van 43 procent in 2011 naar 20 procent in 2022. In de financiële dienstverlening was de daling het kleinst.
Behalve minder verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid, sparen zelfstandigen ook minder voor hun pensioen. In 2022 betaalde 9 procent van de zzp’ers een premie voor een lijfrenteverzekering, tegen 14 procent van de zmp’ers. In 2011 was dit nog 13 procent versus 21 procent. Een belangrijk deel van de pensioenvoorziening van zelfstandigen zit mogelijk in het ondernemingsvermogen. Als de eigen onderneming wordt verkocht, kan via een lijfrente eenmalig een groot bedrag worden ingelegd voor het pensioen.
| Premie aov zzp | Premie aov zmp | Premie lijfrente zzp | Premie lijfrente zmp | |
|---|---|---|---|---|
| '11 | 23,3 | 35,5 | 13,3 | 20,6 |
| '12 | 22,8 | 35,3 | 12,5 | 19,6 |
| '13 | 21,7 | 34,6 | 11,6 | 18,5 |
| '14 | 20,3 | 33,4 | 10,7 | 17,5 |
| '15 | 19,5 | 32,6 | 10,1 | 17 |
| '16 | 18,9 | 31,8 | 9,6 | 16,3 |
| '17 | 18,3 | 31,1 | 9,4 | 15,8 |
| '18 | 17,8 | 30,2 | 9,5 | 15,5 |
| '19 | 17,6 | 29,6 | 9,3 | 15,1 |
| '20 | 17,3 | 29 | 9,3 | 14,7 |
| '21 | 16,5 | 28,1 | 9,2 | 14,4 |
| '22* | 16,1 | 28 | 9,1 | 13,8 |
6.3Inkomen van groepen werknemers en zelfstandigen
Inkomen piekt rond de 45 jaar
Het doorsnee primair inkomen van werkenden kent naar leeftijd een specifiek verloop. De piek ligt rond de 45 jaar, zowel voor werknemers als voor zelfstandigen. Bij werknemers en zmp’ers is er rond de 25 jaar, een sterkere stijging te zien dan bij zzp’ers. Ook is er bij werknemers rond de 65 jaar een sterkere daling te zien dan bij zelfstandigen. In de loop van het 65ste levensjaar gaan steeds meer werknemers met pensioen. Zij hebben hierdoor maar een deel van het jaar inkomen uit werk en dat werkt dempend op het doorsnee verdiende inkomen van 65‑jarigen. Daarentegen werken zelfstandigen doorgaans langer door (CBS, 2024).
| leeftijd | Zzp'ers | Zmp'ers | Werknemers |
|---|---|---|---|
| 15 | . | . | 20,1 |
| 16 | . | . | 19,1 |
| 17 | 17,9 | . | 18,1 |
| 18 | 17,6 | 24,9 | 19,4 |
| 19 | 18,6 | 29,7 | 22,0 |
| 20 | 20,5 | 32,4 | 25,5 |
| 21 | 22,8 | 38,3 | 29,1 |
| 22 | 24,9 | 40,4 | 32,3 |
| 23 | 25,3 | 44,5 | 35,7 |
| 24 | 27,2 | 46,0 | 39,2 |
| 25 | 29,0 | 48,3 | 42,7 |
| 26 | 30,5 | 48,1 | 45,3 |
| 27 | 32,5 | 50,5 | 47,4 |
| 28 | 33,8 | 52,4 | 48,9 |
| 29 | 35,0 | 52,1 | 49,9 |
| 30 | 36,7 | 54,4 | 50,9 |
| 31 | 37,4 | 55,8 | 51,6 |
| 32 | 37,9 | 56,6 | 52,2 |
| 33 | 38,7 | 59,5 | 52,8 |
| 34 | 40,1 | 58,8 | 53,2 |
| 35 | 40,6 | 60,3 | 53,7 |
| 36 | 41,3 | 61,5 | 54,3 |
| 37 | 41,4 | 62,2 | 54,5 |
| 38 | 41,7 | 62,8 | 54,7 |
| 39 | 43,2 | 64,1 | 55,1 |
| 40 | 44,2 | 64,5 | 55,9 |
| 41 | 44,5 | 65,3 | 55,8 |
| 42 | 44,6 | 66,0 | 56,2 |
| 43 | 45,5 | 65,7 | 56,2 |
| 44 | 45,5 | 67,5 | 56,6 |
| 45 | 45,9 | 65,4 | 56,9 |
| 46 | 46,2 | 67,2 | 56,8 |
| 47 | 45,8 | 66,7 | 56,6 |
| 48 | 45,8 | 67,0 | 56,6 |
| 49 | 46,0 | 65,9 | 56,6 |
| 50 | 45,5 | 66,1 | 56,6 |
| 51 | 45,4 | 65,8 | 56,4 |
| 52 | 44,1 | 65,6 | 56,4 |
| 53 | 43,9 | 65,4 | 56,0 |
| 54 | 42,3 | 64,8 | 55,9 |
| 55 | 42,1 | 64,3 | 55,3 |
| 56 | 40,7 | 65,3 | 55,1 |
| 57 | 39,4 | 64,8 | 54,9 |
| 58 | 38,0 | 63,3 | 54,5 |
| 59 | 36,8 | 63,3 | 53,9 |
| 60 | 35,5 | 61,2 | 53,8 |
| 61 | 34,1 | 60,0 | 53,0 |
| 62 | 32,9 | 60,5 | 52,5 |
| 63 | 31,3 | 60,1 | 51,2 |
| 64 | 30,6 | 58,7 | 49,7 |
| 65 | 29,4 | 55,8 | 44,6 |
| 66 | 34,5 | 55,0 | 32,5 |
| 67 | 34,3 | 52,4 | 35,2 |
| 68 | 32,9 | 48,3 | 33,8 |
| 69 | 29,7 | 47,2 | 31,6 |
| 70 | 28,3 | 47,4 | 30,1 |
| 71 | 24,8 | 45,4 | 29,5 |
| 72 | 25,2 | 38,4 | 28,7 |
| 73 | 23,8 | 36,7 | 28,8 |
| 74 | 22,3 | 39,1 | 27,3 |
Inkomenskloof werkende mannen en vrouwen
Werkende mannen van 15 tot 75 jaar hebben een hoger doorsnee inkomen dan dito vrouwen: in 2022 was dat 58,4 duizend tegen 39,3 duizend euro. Met name onder zzp’ers was het verschil groot. Het verschil in inkomen tussen mannen en vrouwen is vooral een gevolg van het hoge aandeel vrouwen dat in deeltijd werkt. Zo had in de leeftijd van 15 tot 75 jaar bijna 7 van de 10 werkende vrouwen een deeltijdbaan in 2022, tegen 3 van de 10 werkende mannen (zie StatLine). Onder vrouwen hebben zmp’ers een gemiddeld langere werkweek dan werknemers en zzp’ers (zie StatLine), wat tot uitdrukking komt in hun inkomen.
Hoogopgeleide werkenden hebben in doorsnee meer inkomen dan lager opgeleiden. In 2022 bedroeg het mediane primair inkomen van hoogopgeleide werkenden 66 duizend euro. Het inkomen van de middelbaar opgeleiden was met 43 duizend euro een stuk lager; de laagopgeleide werkenden zaten daar met 36 duizend euro nog verder onder. Alleen bij zzp’ers is er weinig verschil tussen laag en middelbaar opgeleiden.
| Zzp'ers | Zmp'ers | Werknemers | Totaal | |
|---|---|---|---|---|
| Alle werkenden | 38,6 | 62,1 | 50,0 | 49,2 |
| Geslacht | . | . | . | . |
| Mannen | 46,7 | 65,9 | 60,0 | 58,4 |
| Vrouwen | 24,0 | 52,2 | 40,2 | 39,3 |
| Onderwijsniveau | . | . | . | . |
| Laag | 32,7 | 52,5 | 35,3 | 35,5 |
| Middelbaar | 34,8 | 57,5 | 43,6 | 43,2 |
| Hoog | 48,0 | 75,0 | 67,4 | 65,7 |
Inkomen zmp’ers in gezondheids- en welzijnszorg springt eruit
Zmp’ers die in de gezondheids- en welzijnszorg werken hadden met ruim 105 duizend euro van alle zmp’ers het hoogste doorsnee inkomen in 2022. Vooral artsen die als zelfstandige in de zorg werken verdienen relatief veel (zie StatLine). Na de gezondheids- en welzijnszorg volgden zmp’ers werkzaam in de financiële dienstverlening met een doorsnee inkomen van bijna 76 duizend euro. In deze bedrijfstak ontliepen de inkomens van zmp’ers en zzp’ers elkaar het minst. Het is tevens de bedrijfstak waar de hoogste inkomens van zzp’ers en werknemers aangetroffen worden. Op enige afstand volgden bij zzp’ers informatie en communicatie, specialistische zakelijke dienstverlening, en verhuur en handel van onroerend goed. In de cultuur, sport en recreatie, horeca, en overige dienstverlening hadden zmp’ers, zzp’ers en werknemers een naar verhouding laag doorsnee inkomen.
| Zzp'ers | Zmp'ers | Werknemers | |
|---|---|---|---|
| Gezondheids- en welzijnszorg | 38,6 | 105,4 | 40,5 |
| Financiële dienstverlening | 66,9 | 75,8 | 78,8 |
| Verhuur en handel van onroerend goed | 50 | 74,3 | 56,4 |
| Specialistische zakelijke diensten | 51,8 | 71,8 | 62,2 |
| Waterbedrijven en afvalbeheer | 48,2 | 69,4 | 60,6 |
| Informatie en communicatie | 53,5 | 68,7 | 71,2 |
| Vervoer en opslag | 34,8 | 65,6 | 55 |
| Bouwnijverheid | 44,7 | 65,3 | 58,7 |
| Industrie | 43 | 65,2 | 57,6 |
| Verhuur en overige zakelijke diensten | 32,4 | 61,9 | 35,3 |
| Handel | 28,7 | 58 | 41,6 |
| Onderwijs | 24,8 | 57 | 56,5 |
| Landbouw, bosbouw en visserij | 35,6 | 51,2 | 42,8 |
| Cultuur, sport en recreatie | 23,2 | 51,2 | 40 |
| Horeca | 23,8 | 49,9 | 28,9 |
| Overige dienstverlening | 15,7 | 37,6 | 40,7 |
| Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 25,2 | . | 72,5 |
Inkomen werknemers stijgt met deeltijdfactor
De lengte van een werkweek is in deze publicatie gebaseerd op de uit het Stelsel van Sociaal-statistische Bestanden (SSB) afgeleide deeltijdfactor. Deze biedt bij benadering inzicht in de omvang van een gebruikelijke werkweek van werkenden. Bij werknemers is de wekelijkse arbeidsduur afgeleid uit gegevens van de Polisadministratie over het aantal contracturen. Bij zelfstandigen wordt een schatting gemaakt op basis van (gemiddelde) maandinkomsten en een standaard voltijdmaandloon. De deeltijdfactor van zelfstandigen hangt dus sterk samen met hun inkomen en blijft daarom hier buiten beschouwing.
Het mediane inkomen van werknemers die voltijds werken (deeltijdfactor minstens 0,95), was in 2022 ongeveer 1,5 keer zo groot als dat van werknemers die tussen de 24 en 36 uur werken (deeltijdfactor van 0,6 tot 0,95), dat op zijn beurt ongeveer 2 keer zo groot was als dat van werknemers die tussen de 12 en 24 uur werken (deeltijdfactor van 0,3 tot 0,6). In 2020 was het inkomensverschil ook van die ordegrootte.
| Deeltijdfactor | 2021 | 2022* |
|---|---|---|
| Tot 0,3 | 7,7 | 8,2 |
| 0,3 tot 0,6 | 18,3 | 19,5 |
| 0,6 tot 0,95 | 38,8 | 41,3 |
| Vanaf 0,95 | 59,9 | 63,4 |
Inkomen werknemers met vaste arbeidsrelatie het hoogst
Het doorsnee inkomen van werknemers met een vaste arbeidsrelatie was in 2022 bijna 2 keer zo hoog als dat van uitzendkrachten en ongeveer 3 keer zo hoog als dat van oproepkrachten en stagiaires. Werknemers met een dienstverband voor bepaalde tijd hadden een hoger doorsnee inkomen dan uitzendkrachten, oproepkrachten en stagiaires, maar verdienden nog steeds een stuk minder dan werknemers met een vaste arbeidsrelatie.
De arbeidsrelatie wordt met het SSB bepaald op basis van de laatste maand van het jaar waarin is gewerkt. Van een aantal werknemers is het type arbeidsrelatie niet bekend, bijvoorbeeld omdat ze in de laatste maand vooral als zelfstandige werkten, omdat ze in het buitenland werkten, of omdat ze voor een buitenlands bedrijf werkten.
| Deeltijdfactor | Column 2 |
|---|---|
| Vaste arbeidsrelatie | 55,9 |
| Uitzendkracht | 31,3 |
| Oproepkracht | 19,4 |
| Stagiaire | 16,7 |
| Dienstverband voor bepaalde tijd | 38,0 |
6.4Vermogen van werkenden
Zmp’ers meest vermogend
Huishoudens waar zmp’ers deel van uitmaken hebben meer vermogen (zie hoofdstuk 5 voor definitie) dan huishoudens van werknemers en zzzp’ers. Begin 2022 bedroeg het doorsnee vermogen van het huishouden van een zmp’er 470 duizend euro. Bij zzp’ers lag dit op 297 duizend euro, en bij werknemers op 172 duizend euro.
De ontwikkeling van het vermogen van de drie groepen werkenden is vergelijkbaar met de landelijke trend: een daling gedurende de vorige economische crisis die eind 2008 inzette en een toename vanaf 2014, toen de economie weer begon te herstellen.
1 op de 7 zzp’ers heeft geen of nauwelijks vermogen
Drie kwart van de huishoudens van zmp’ers had begin 2022 minimaal 200 duizend euro aan vermogen. Onder zzp’ers en werknemers was dat respectievelijk 61 procent en 45 procent. Bij 7 procent van de zmp’ers was het vermogen negatief of schommelde tussen 0 en 5 duizend euro. Bij zzp’ers was dat meer: 10 procent had een negatief vermogen en 4 procent had geen of maar een klein vermogen van maximaal 5 duizend euro. Onder werknemers kwam een negatief vermogen nog iets vaker voor (12 procent), evenals een klein vermogen (7 procent).
| Negatief | 0 tot 5 000 euro | 5 000 tot 20 000 euro | 20 000 tot 100 000 euro | 100 000 tot 200 000 euro | 200 000 euro en meer | |
|---|---|---|---|---|---|---|
| Zzp'ers | 10 | 4 | 5 | 10 | 11 | 61 |
| Zmp'ers | 6 | 1 | 2 | 7 | 9 | 75 |
| Werknemers | 12 | 7 | 6 | 13 | 17 | 45 |
Bedrijfsvermogen belangrijkste bezit van zmp’ers
Bij huishoudens van zelfstandigen vormt het bedrijfsvermogen (ondernemingsvermogen en aanmerkelijk belang) een relatief groot deel van de bezittingen. Het bedrijfsvermogen van zmp’ers was goed voor 44 procent van de totale bezittingen. Bij zzp’ers was dat 34 procent. Zelfstandigen moeten in tegenstelling tot werknemers voor hun eigen pensioen zorgen. Ook zijn ze minder vaak verzekerd tegen inkomensverlies tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid (zie paragraaf 6.2). Het bedrijfsvermogen wordt dan gebruikt als buffer tegen dergelijke risico’s.
Bij huishoudens van werknemers is het aandeel van het bedrijfsvermogen relatief bescheiden (11 procent). Veelal komt dit bedrijfsvermogen voor rekening van een ander lid van het huishouden. De eigen woning vormt het belangrijkste vermogensbestanddeel voor huishoudens van zowel werknemers als zzp’ers.
| Eigen woning | Bedrijfsvermogen | Financiele bezittingen | Overig onroerend goed | Overige bezittingen | |
|---|---|---|---|---|---|
| Zzp'ers | 45,3 | 34 | 10,8 | 7,6 | 2,2 |
| Zmp'ers | 36,7 | 44 | 7,8 | 9,1 | 2,4 |
| Werknemers | 69,9 | 11,2 | 14 | 3,8 | 1,1 |
Vermogen van directeuren-grootaandeelhouders
Begin 2022 bedroeg het doorsnee vermogen van het huishouden van een dga 843 duizend euro. Het bedrijfsvermogen vormt het belangrijkste vermogensbestanddeel van dga’s. 95 procent heeft bedrijfsvermogen met een doorsnee waarde van 369 duizend euro. Het bedrijfsvermogen is daarmee goed voor de helft van de totale bezittingen. Daarna volgen de eigen woning (29 procent), overig onroerend goed (9 procent) en financiële bezittingen (8 procent). Naast de bezittingen zijn er ook schulden, vooral hypotheekschulden. Bij dga’s bedraagt de hypotheekschuld 61 procent van de totale schuld, de doorsnee waarde is 312 duizend euro. Dat is fors meer dan de doorsnee hypotheekschuld van 166 duizend euro van alle Nederlandse huishoudens.
| Eigen woning | Bedrijfsvermogen | Financiele bezittingen | Overig onroerend goed | Overige bezittingen | Hypotheekschuld | Overige schuld | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Bezittingen | 29,1 | 51 | 7,6 | 9,5 | 2,8 | . | . |
| Schulden | . | . | . | . | . | 61,1 | 38,9 |
Zmp’ers hoogste hypotheekschuld
De schulden van huishoudens van werknemers en zelfstandigen bestaan vooral uit hypotheekschulden. Bij werknemers bedroeg de hypotheekschuld 88 procent van hun totale schuld, bij zzp’ers was dat 74 procent en bij zmp’ers 69 procent. Zmp’ers hadden wel het vaakst en in doorsnee de hoogste hypotheekschuld: 233 duizend euro begin 2022. Bij zzp’ers en werknemers kwam de doorsnee hypotheekschuld uit op respectievelijk 208 en 189 duizend euro. De rest van de schulden bestond uit studieschulden en schulden voor bijvoorbeeld consumptieve doeleinden en rood staan.
6.5Literatuur
Literatuur
CBS (2022). Materiële Welvaart in Nederland 2022.
CBS (2023). Armoede en sociale uitsluiting 2023.
CBS (2024). Pensioenleeftijd werknemers nadert 66 jaar. CBS-nieuwsbericht, 29 april.
Noten
Het gebruikelijk loon was 48 duizend euro in 2022. Doordat het inkomen bij de meerderheid van de zelfstandigen geschat is met 2021-gegevens (zie paragraaf 6.1), ligt de piek hier bij het gebruikelijk loon van 2021.