Duurzaam wonen
Het duurzaam maken van woningen is een van de maatregelen die bijdragen aan de vermindering van de CO2‑uitstoot. Behalve dat het beter is voor het klimaat, zorgt verduurzaming van de woning voor een besparing op de energiekosten en vaak ook voor meer wooncomfort. Een energiezuinige woning kenmerkt zich door een laag energiegebruik als gevolg van duurzame investeringen zoals een warmtepomp, zonnepanelen en isolatie. Deze investeringen worden door de overheid gestimuleerd, maar hoe staat het hiermee in Nederland? In hoeverre zijn huishoudens in eengezinskoopwoningen bereid om te investeren in duurzaamheid? En tegen welke knelpunten en problemen lopen zij hierbij aan? Deze vragen staan centraal in paragraaf 4.1 tot en met 4.3. Wat huishoudens verder nog doen om energiezuinig te wonen wordt beschreven in paragraaf 4.4. Motieven en wensen voor verduurzaming van de woning komen aan de orde in paragraaf 4.5. Aardgasvrij wonen staat centraal in paragraaf 4.6. In paragraaf 4.7 is er aandacht voor het stoken van hout, een niet-duurzame manier van verwarmen. Tot slot wordt in paragraaf 4.8 ingegaan op de koeling van de woning op warme dagen: de klimaatverandering maakt dat we onze woning op een andere manier moeten gaan verwarmen, maar tegelijkertijd brengt het ook uitdagingen met zich mee als het gaat om het koel houden ervan. De meeste uitkomsten komen uit het onderzoek Belevingen 2023. Daarnaast is er gebruik gemaakt van het onderzoek WoON en van registerinformatie.
Focus bij investeringsbereidheid op huishoudens in eengezinskoopwoningen
In de paragrafen 4.1 tot en met 4.3 wordt, na een beschrijving van de duurzaamheid van woningen van alle huishoudens, ingegaan op de investeringsbereidheid en de daarbij gevoelde knelpunten. Hierbij gaat het om de overwegingen van huishoudens om een warmtepomp of zonnepanelen aan te schaffen of om de isolatie te verbeteren, en belemmeringen die op deze gebieden worden ervaren. Dit wordt alleen beschreven voor huishoudens in eengezinskoopwoningen en niet voor huishoudens in meergezinskoopwoningen en huishoudens in huurwoningen. Huishoudens in meergezinskoopwoningennoot1, zoals flats en appartementen, zijn buiten beschouwing gelaten omdat zij meestal via een Vereniging van Eigenaren beslissen over duurzame maatregelen aan de buitenkant van hun woning zoals een gemeenschappelijke warmtepomp, zonnepanelen of isolatie van dak of gevel (in hun eigen woning kunnen zij overigens wél zelf duurzaamheidsmaatregelen treffen). Huishoudens in huurwoningen zijn niet meegenomen omdat zij voor het verduurzamen van hun woning doorgaans afhankelijk zijn van de verhuurder. In paragraaf 4.5 wordt wel beschreven in hoeverre huishoudens in huurwoningen graag zouden zien dat de verhuurder hun woning energiezuiniger maakt.
4.1Warmtepomp
Ruim 1 op de 14 huishoudens heeft een warmtepomp
Uit Belevingen 2023 blijkt dat 7 procent van alle huishoudens een warmtepomp heeft.noot2 Bij bijna 5 procent is deze volledig elektrisch, bij bijna 3 procent hybride. Het gaat in totaal om bijna 600 duizend huishoudens. De populariteit van de warmtepomp groeit: het onderzoek WoON laat zien dat in 2018 1 procent van alle woningen een warmtepomp had en in 2021 3 procent (Stuart-Fox, Kleinepier, Ligthart en Blijie, 2022).
Ruim drie kwart is tevreden of heel tevreden over hun elektrische of hybride warmtepomp, 17 procent is niet tevreden maar ook niet ontevreden, en 5 procent is er ontevreden of heel ontevreden over. Huishoudens met een hybride warmtepomp zijn vaker (heel) ontevreden dan huishoudens met een elektrische warmtepomp: 12 tegen 2 procent. Dat de warmte onvoldoende of niet goed regelbaar is wordt het vaakst als reden voor de ontevredenheid genoemd.
Warmtepompen vooral te vinden in jongere woningen
Huishoudens in een koopwoning hebben even vaak een elektrische warmtepomp als huishoudens in een huurwoning. Bij huishoudens in een private huurwoning is het percentage met een hybride warmtepomp met 5 procent relatief hoog. Elektrische warmtepompen zijn naar verhouding vaak te vinden in jongere woningen. Zo heeft 28 procent van de huishoudens in een woning met bouwjaar 2010 of later een elektrische warmtepomp. Huishoudens in een eengezins- of meergezinswoning geven vrijwel even vaak aan een warmtepomp te hebben. Wel weten huishoudens in een meergezinswoning vaker niet of er een warmtepomp is (zie tabellenset).
Elektrische warmtepomp | Hybride warmtepomp | |
---|---|---|
Totaal | 4,7 | 2,5 |
Huur- of koopwoning | . | . |
Sociale huurwoning | 4,1 | 2,0 |
Private huurwoning | 5,2 | 5,3 |
Koopwoning | 5,0 | 2,3 |
Een- of meergezinswoning | . | . |
Eengezins | 4,5 | 2,5 |
Meergezins | 5,2 | 2,4 |
Bouwjaar | . | . |
Voor 1945 | 2,6 | 2,8 |
1945 tot 1960 | 3,1 | 3,1 |
1960 tot 1970 | 3,4 | 2,6 |
1970 tot 1980 | 1,6 | 1,2 |
1980 tot 1990 | 1,7 | 2,4 |
1990 tot 2000 | 1,6 | 2,2 |
2000 tot 2010 | 4,5 | 3,4 |
2010 of daarna | 27,6 | 3,8 |
Bron: CBS, Belevingen |
Bijna twee derde van de huishoudens in eengezinskoopwoningen is niet van plan om op korte termijn een warmtepomp aan te schaffen
Van de huishoudens in een eengezinskoopwoning heeft 7 procent een warmtepomp, 1 procent geeft aan een warmtepomp te hebben besteld. Verder overweegt 22 procent van deze huishoudens om in de komende twee jaar een warmtepomp aan te schaffen, maar het grootste deel (64 procent) zegt dit niet van plan te zijn. Overigens heeft het kabinet aangekondigd dat vanaf 2026 hybride warmtepompen de standaard worden voor het verwarmen van woningen. Bij vervanging van een cv-ketel moet worden overgestapt op een duurzamer alternatief, vaak een hybride warmtepomp, maar dit kan ook een volledig elektrische warmtepomp of aansluiting op een warmtenet zijn (Rijksoverheid, 2022).
Vooral hoge prijs kan probleem zijn bij aanschaf warmtepomp
Bijna de helft (49 procent) van de huishoudens in een eengezinskoopwoning die overwegen om de komende twee jaar een warmtepomp te plaatsen, denkt dat de hoge prijs van warmtepompen een knelpunt kan zijn bij de aankoop of huur. 28 procent verwacht dat de woning mogelijk niet of niet voldoende geschikt is voor een warmtepomp, 27 procent noemt de lange wachttijd als potentiële belemmering, 14 procent denkt dat het lastig kan zijn om te regelen en 6 procent verwacht (nog) een ander knelpunt. 10 procent verwacht geen knelpunten en een vergelijkbaar percentage weet het nog niet.
2023 | |
---|---|
Te duur | 48,9 |
De woning is niet of niet voldoende geschikt | 28,5 |
Lange wachttijd | 27,2 |
Lastig om te regelen | 14,3 |
Iets anders | 6,2 |
Geen knelpunten verwacht | 9,9 |
Weet het nog niet | 10,3 |
Geen antwoord | 0,9 |
Bron: CBS, Belevingen | |
* Meerdere antwoorden mogelijk. | |
** Het gaat om huishoudens in een eengezinskoopwoning die overwegen om in de komende 2 jaar een warmtepomp te plaatsen. |
Kosten niet de belangrijkste reden om geen warmtepomp te willen
Huishoudens in een eengezinskoopwoning die verwachten de komende twee jaar geen warmtepomp te plaatsen hebben hier uiteenlopende redenen voor: de meesten (29 procent) wachten tot hun huidige systeem aan vervanging toe is. Ongeveer een kwart (26 procent) geeft aan dat hun woning niet geschikt is voor een warmtepomp of wacht op de ontwikkeling van betere warmtepompen (24 procent). Ongeveer een vijfde (21 procent) kan geen warmtepomp betalen. Voor een klein deel (2 procent) speelt de lange wachttijd mee. 17 procent heeft (nog) een andere reden om voorlopig geen warmtepomp aan te schaffen.
2023 | |
---|---|
Wachten tot huidige systeem aan vervanging toe is | 28,8 |
De woning is niet geschikt voor een warmtepomp | 25,9 |
Wachten op de ontwikkeling van betere warmtepompen | 23,5 |
Kunnen het niet betalen | 21,4 |
Lange wachttijd | 1,7 |
Iets anders | 17,1 |
Geen antwoord | 7,0 |
Bron: CBS, Belevingen | |
* Meerdere antwoorden mogelijk. | |
** Het gaat om huishoudens in een eengezinskoopwoning die de komende 2 jaar geen warmtepomp overwegen. | |
4.2Zonnepanelen
Ruim een derde van de huishoudens heeft zonnepanelen
35 procent van de huishoudens zegt dat hun woning of het gebouw waarin zij wonen zonnepanelen heeft (bijna 2,9 miljoen huishoudens).noot3 Dit is vooral het geval bij huishoudens in een woning gebouwd in 2010 of later (59 procent) en huishoudens in een koopwoning (45 procent). Van de huishoudens in een sociale huurwoning zegt 23 procent zonnepanelen te hebben en van de huishoudens in een private huurwoning geeft 15 procent dat aan. Huishoudens in eengezinswoningen hebben relatief vaak zonnepanelen, vooral in vrijstaande woningen (59 procent).
2023 | |
---|---|
Totaal | 34,9 |
Huur- of koopwoning | . |
Sociale huurwoning | 22,5 |
Private huurwoning | 14,5 |
Koopwoning | 44,8 |
Een- of meergezinswoning | . |
Eengezins | 45,9 |
Meergezins | 12,6 |
Bouwjaar | . |
Voor 1945 | 24,2 |
1945 tot 1960 | 29,1 |
1960 tot 1970 | 27,9 |
1970 tot 1980 | 38,4 |
1980 tot 1990 | 34,2 |
1990 tot 2000 | 39,7 |
2000 tot 2010 | 37,5 |
2010 of daarna | 59,3 |
Bron: CBS, Belevingen |
Minder huishoudens met zonnepanelen in steden
Naarmate de stedelijkheid van de woongemeente toeneemt, hebben minder huishoudens zonnepanelen. Zo heeft 54 procent van de huishoudens in niet-stedelijke gemeenten (het platteland) zonnepanelen tegen 20 procent van de huishoudens in zeer sterk stedelijke gemeenten (de grote steden) (zie tabellenset). Verschillen in samenstelling van het type woningen, zoals de verhouding koop/huur en eengezins-/meergezinswoning, spelen hierbij een rol.
In Drenthe meeste huishoudens met zonnepanelen, in Zuid-Holland de minste
Ook tussen provincies zijn er verschillen. Het percentage huishoudens met zonnepanelen loopt uiteen van 26 in Zuid-Holland tot 52 in Drenthe. Ook hier spelen verschillen in woningsamenstelling een rol.
2023 | |
---|---|
Drenthe | 52,3 |
Zeeland | 44,5 |
Fryslân | 44,3 |
Overijssel | 40,8 |
Flevoland | 40,4 |
Gelderland | 39,4 |
Noord-Brabant | 39,4 |
Limburg | 37,6 |
Groningen | 36,4 |
Utrecht | 35,2 |
Noord-Holland | 28,4 |
Zuid-Holland | 26,5 |
Bron: CBS, Belevingen |
Gestage groei aantal huishoudens met zonnepanelen
Van de huishoudens in een eengezinskoopwoning heeft de helft zonnepanelen, zo blijkt uit Belevingen 2023.noot4 Het percentage huishoudens met zonnepanelen groeit gestaag. Uit WoON blijkt dat bij eengezinskoopwoningen het percentage met zonnepanelen tussen 2018 en 2021 meer dan verdubbeld is van 14 naar 30 procent (Stuart-Fox et al., 2022). Vrijwel alle huishoudens in een eengezinskoopwoning zijn tevreden over hun zonnepanelen (96 procent). Minder dan 1 procent is er ontevreden over. Zij geven voornamelijk aan dat de opbrengst of het rendement van de zonnepanelen tegenvalt.
Kwart huishoudens in eengezinskoopwoning overweegt aanschaf zonnepanelen
Van de huishoudens in een eengezinskoopwoning heeft 50 procent zonnepanelen en 3 procent heeft ze besteld. 26 procent heeft ze nog niet besteld, maar overweegt wel in de komende twee jaar zonnepanelen te plaatsen. 19 procent zegt de komende twee jaar geen zonnepanelen te willen en 2 procent heeft geen antwoord gegeven.
Hoge kosten kunnen aanschaf zonnepanelen in de weg zitten
Net als bij de warmtepomp, noemen huishoudens in een eengezinskoopwoning die de aanschaf van zonnepanelen overwegen ook het vaakst de hoge kosten als mogelijk knelpunt (40 procent). Daarna volgen de ongeschiktheid van het dak (26 procent), een lange wachttijd (23 procent) en lastig om te regelen (12 procent). 16 procent verwacht geen belemmeringen bij de aanschaf van zonnepanelen en 8 procent weet het nog niet.
2023 | |
---|---|
Te duur | 40,1 |
Het dak is niet of niet voldoende geschikt | 26,4 |
Lange wachttijd | 23,3 |
Lastig om te regelen | 12,4 |
Iets anders | 8,5 |
Geen knelpunten verwacht | 16,0 |
Weet het nog niet | 8,1 |
Geen antwoord | 0,4 |
Bron: CBS, Belevingen | |
* Meerdere antwoorden mogelijk. | |
** Het gaat hier om huishoudens in een eengezinskoopwoning die overwegen om in de komende 2 jaar zonnepanelen te plaatsen. |
Geen plannen voor zonnepanelen vooral vanwege lange terugverdientijd
39 procent van de huishoudens in een eengezinskoopwoning die in de komende twee jaar geen zonnepanelen overwegen, zegt dat het hen te lang duurt om de investering terug te verdienen. Bijna een kwart geeft aan dat hun dak niet geschikt is voor zonnepanelen. Voor 20 procent is de aanschaf ervan te duur en bij 12 procent speelt de geplande afbouw van de salderingsregeling een rol. Een substantieel deel van 23 procent zegt (nog) een andere reden te hebben om voorlopig geen zonnepanelen aan te zullen schaffen.
2023 | |
---|---|
Duurt te lang om de investering terug te verdienen | 38,7 |
Dak is niet geschikt voor zonnepanelen | 24,1 |
Kunnen het niet betalen | 20,1 |
Geplande afbouw saldering teruggeleverde energie | 12,5 |
Wachten op de ontwikkeling van betere zonnepanelen | 9,9 |
Niet mooi | 7,7 |
Iets anders | 22,9 |
Geen antwoord | 3,7 |
Bron: CBS, Belevingen | |
* Meerdere antwoorden mogelijk. | |
** Het gaat om huishoudens in een eengezinskoopwoning die de komende 2 jaar geen zonnepanelen overwegen. |
4.3Isolatie
Ruim 6 op de 10 huishoudens vinden isolatie woning goed of heel goed
61 procent is van mening dat hun woning (heel) goed is geïsoleerd.noot5 Dit komt neer op bijna 5 miljoen huishoudens. Ruim een kwart (27 procent) beoordeelt de isolatie van de woning als matig en 12 procent als (heel) slecht. Vooral huishoudens in een huurwoning of in een oudere woning zeggen relatief vaak dat de isolatie van hun woning slecht of heel slecht is. Huishoudens in een sociale huurwoning zijn vaker positief over de isolatie van hun woning dan huishoudens in een private huurwoning, namelijk 48 tegen 39 procent. Verder oordelen huishoudens in een meergezinswoning negatiever over de isolatie van hun woning dan huishoudens in een eengezinswoning. In de afgelopen decennia is het aantal woningen met isolatiemaatregelen gestaag toegenomen (CBS, PBL, RIVM en WUR, 2020; Stuart-Fox et al., 2022).
2023 | |
---|---|
Totaal | 61,2 |
Huur- of koopwoning | . |
Sociale huurwoning | 48,2 |
Private huurwoning | 39,1 |
Koopwoning | 71,7 |
Een- of meergezinswoning | . |
Eengezins | 65,8 |
Meergezins | 51,8 |
Bouwjaar | . |
Voor 1945 | 39,4 |
1945 tot 1960 | 44,2 |
1960 tot 1970 | 46,2 |
1970 tot 1980 | 56,8 |
1980 tot 1990 | 58,9 |
1990 tot 2000 | 81,5 |
2000 tot 2010 | 92,3 |
2010 of daarna | 93,7 |
Bron: CBS, Belevingen | |
* Het betreft huishoudens die aangeven dat de isolatie van hun woning goed of heel goed is. |
Meer tevredenheid over isolatie woning op platteland
Niet alleen zijn er in niet-stedelijke gemeenten relatief veel huishoudens met zonnepanelen, ze zeggen eveneens vaker dat hun woning (heel) goed is geïsoleerd. 65 procent van deze huishoudens geeft dit aan tegen 53 procent van de huishoudens in zeer sterk stedelijke gemeenten. Hier speelt mee dat in de grote steden huishoudens relatief vaak in een oude woning, in een huurwoning of in een appartement of flat wonen.
De provinciale verschillen zijn kleiner dan bij zonnepanelen. Het percentage dat zegt dat de isolatie van de eigen woning (heel) goed is, is met 57 procent het laagst in Zuid-Holland en met 72 procent het hoogst in Zeeland. Ook bij deze provinciale verschillen spelen verschillen in samenstelling van het type woningen een rol.
Bijna 3 op de 10 huishoudens in minder goed geïsoleerde woningen overwegen geen isolatieverbetering
Ruim een kwart van de huishoudens in een eengezinskoopwoning zegt dat de isolatie van hun woning matig (24 procent) of (heel) slecht is (3 procent) (zie tabellenset). Van deze huishoudens is 11 procent momenteel bezig met isolatieverbetering, 57 procent overweegt dit binnen twee jaar, maar 28 procent zegt voorlopig de isolatie niet te willen verbeteren.
Ook bij verbeteren isolatie zijn de kosten het meest genoemde knelpunt
Net als bij de warmtepomp en de zonnepanelen zijn ook bij woningisolatie de kosten het belangrijkste knelpunt: 43 procent van de huishoudens die overwegen om de matige of slechte isolatie van hun eengezinskoopwoning in de komende twee jaar te verbeteren, zegt dat dit te duur kan zijn. 27 procent verwacht als knelpunt de ongeschiktheid van hun woning. 17 procent verwacht geen knelpunten tegen te komen en 12 procent weet het nog niet.
2023 | |
---|---|
Te duur | 42,5 |
De woning is niet of niet voldoende geschikt | 26,6 |
Lastig om te regelen | 16,4 |
Lange wachttijd | 9,8 |
Iets anders | 4,6 |
Geen knelpunten verwacht | 16,8 |
Weet het nog niet | 11,7 |
Geen antwoord | 1,9 |
Bron: CBS, Belevingen | |
* Meerdere antwoorden mogelijk. | |
** Het gaat hier om huishoudens in een matig of slecht geïsoleerde eengezinswoning die isolatieverbetering in de komende 2 jaar overwegen. |
Geen isolatieverbetering vanwege ongeschiktheid woning en hoge kosten
Van de huishoudens die in de komende twee jaar niet van plan zijn hun woning beter te isoleren geeft 29 procent als reden hiervoor dat hun woning hiervoor niet of niet voldoende geschikt is. 25 procent zegt het niet te kunnen betalen. Minder huishoudens zeggen dat ze geen zin hebben in verbouwing of troep of dat ze de isolatie van hun woning al voldoende vinden (beide 16 procent).noot6 21 procent zegt (nog) een andere reden te hebben om van isolatieverbetering af te zien.
2023 | |
---|---|
Woning is niet of niet voldoende geschikt | 29,4 |
Kunnen het niet betalen | 24,7 |
Geen zin in verbouwing of troep | 15,8 |
De isolatie van de woning is al voldoende | 16,3 |
Lange wachttijd | 3,2 |
Iets anders | 21,1 |
Geen antwoord | 6,8 |
Bron: CBS, Belevingen | |
* Meerdere antwoorden mogelijk. | |
** Het gaat om huishoudens in een matig of slecht geïsoleerde eengezinswoning die geen isolatieverbetering in de komende 2 jaar overwegen. |
4.4Andere energiebesparende maatregelen
Meerderheid huishoudens treft kleine energiebesparende maatregelen
Naast grote, min of meer eenmalige investeringen zoals de aanschaf van een warmtepomp, zonnepanelen, of betere woningisolatie kunnen huishoudens ook kleinere maatregelen treffen of hun gedrag aanpassen om energie te besparen.
De verwarming minder hoog zetten gebeurt het vaakst: 88 procent van de huishoudens zegt dit in de afgelopen twee jaar te hebben gedaan. Ook worden vaak zuinige apparatuur of lampen gekocht (78 procent) en stekkers uitgetrokken van apparaten die niet worden gebruikt (67 procent). Ruim de helft van de huishoudens heeft in de afgelopen twee jaar kleine aanpassingen aan de woning aangebracht om hun energieverbruik terug te brengen, zoals het plaatsen van tochtstrips of dichten van kieren.
2023 | |
---|---|
Verwarming minder hoog | 88,3 |
Zuinige apparatuur of lampen gekocht | 77,6 |
Stekkers van apparaten die niet gebruikt worden uittrekken | 66,5 |
Kleine aanpassingen aan woning, bijv. tochtstrips plaatsen of kieren dichten | 54,1 |
Bron: CBS, Belevingen |
4.5Motieven en wensen voor verduurzaming woning
De meesten verduurzamen om geld te besparen, milieu of klimaat op tweede plaats
Huishoudens in een eengezinskoopwoning die overwegen om een warmtepomp of zonnepanelen aan te schaffen of om de isolatie van hun woning te verbeteren, doen dit vooral om geld op hun energierekening te besparen; 43 procent geeft dit aan. Dat het beter is voor milieu of klimaat wordt door 27 procent als belangrijkste motief gegeven. 13 procent noemt meer wooncomfort (vooral huishoudens in een iets oudere woning) en een vergelijkbaar deel doet het om minder afhankelijk te worden van energiebedrijven. Het verhogen van de waarde van de woning is met 2 procent duidelijk minder vaak reden om te verduurzamen. Eveneens 2 procent heeft een ander motief.
2023 | |
---|---|
Geld besparen (op energierekening) | 43,5 |
Beter voor het milieu of klimaat | 26,6 |
Meer wooncomfort | 13,3 |
Minder afhankelijk zijn van energiebedrijven | 13,4 |
Verhogen waarde woning | 1,8 |
Andere reden | 1,5 |
Bron: CBS, Belevingen | |
* Het gaat om huishoudens in een eengezinswoning die een warmtepomp, zonnepanelen of isolatieverbetering in de komende 2 jaar overwegen of dit hebben besteld. |
Zorgen over energiekosten
16 procent huishoudens heeft moeite met betalen energierekening
Sinds oktober 2021 zijn de energiekosten fors toegenomen (Schotten, Brouwer, Heerma van Voss en van Hoenselaar, 2023). Voor het jaar 2023 heeft de overheid een prijsplafond ingesteld waardoor huishoudens tot een bepaald gebruik een gemaximeerd tarief betalen voor gas en elektriciteit (Rijksoverheid, 2023). Toch hebben de hoge energieprijzen bij veel Nederlanders tot problemen geleid (Nibud, 2022). In de waarneemperiode van het onderzoek Belevingen, van februari tot half april 2023, gaf 16 procent van de huishoudens aan dat ze weleens moeite hebben met het betalen van de energierekening. 15 procent zei dat ze de woning niet voldoende kunnen verwarmen op koude dagen. Daarnaast maakte de helft zich al zorgen over de eigen energiekosten voor de komende jaren.
(Helemaal) eens | Niet eens, niet oneens | (Helemaal) oneens | |
---|---|---|---|
Ik heb/ wij hebben weleens moeite met het betalen van de energierekening. | 15,9 | 16,2 | 68,0 |
Ik kan/ wij kunnen onze woning niet voldoende verwarmen op koude dagen. | 15,3 | 12,4 | 72,2 |
Ik maak me al zorgen over mijn/ onze energiekosten voor de komende jaren. | 49,5 | 22,8 | 27,7 |
Ik controleer/wij controleren regelmatig hoeveel gas en elektriciteit er wordt verbruikt. | 77,8 | 10,1 | 12,1 |
Bron: CBS, Belevingen |
De financiële situatie van het huishouden is bij de zorgen over energiekosten van belang. Van de huishoudens in de hoogste welvaartskwartielgroep heeft 7 procent naar eigen zeggen weleens moeite met het betalen van de energierekening en 38 procent maakt zich zorgen over toekomstige energiekosten (zie tabellenset). Bij de huishoudens in de laagste welvaartskwartielgroep gaat het om respectievelijk 31 en 63 procent. De meeste huishoudens (78 procent) controleren regelmatig hoeveel elektriciteit en eventueel gas zij verbruiken.
Drie kwart huishoudens in huurwoning wil dat verhuurder woning energiezuiniger maakt
Van de huishoudens in een huurwoning zou 73 procent graag zien dat de verhuurder hun woning energiezuiniger maakt. Er is vrijwel geen verschil tussen sociale huurwoningen en private huurwoningen. 4 procent heeft geen behoefte aan maatregelen die hun huurwoning energiezuiniger maken. Vooral huishoudens in nieuwere huurwoningen geven dit aan (zie tabellenset).
Huishoudens in een huurwoning | |
---|---|
Ja | 73,5 |
Nee | 4,2 |
Maakt me niet uit | 8,7 |
Weet niet | 7,9 |
Geen antwoord | 5,7 |
Bron: CBS, Belevingen |
Huurders die niet willen dat de verhuurder de woning energiezuiniger maakt geven hiervoor het vaakst als reden dat de woning al energiezuinig genoeg is (71 procent). Een kwart is bang dat het hen geld gaat kosten. 10 procent ziet op tegen de verbouwing en 4 procent vindt energiezuinig wonen niet (zo) belangrijk. 6 procent noemt (nog) een andere reden.
4.6Aardgasvrij wonen
Volgens het Klimaatakkoord (Rijksoverheid, 2019) moeten alle woningen in 2050 aardgasvrij zijn. In 2022 is het aardgasverbruik van woningen met ongeveer een kwart gedaald ten opzichte van 2021 (CBS, 2023d). Ongeveer 10 procentpunt van deze afname kan worden toegeschreven aan het warmere weer in het stookseizoen en de overige 15 procentpunt hangt vermoedelijk samen met energiezuinig gedrag door de hoge energieprijzen. Maar hoe staat het met het aardgasvrij wonen in Nederland? En wat vinden huishoudens van aardgasvrij wonen? Wat zou hen helpen om te besluiten hun woning aardgasvrij te maken?
Bijna 1 op de 8 huishoudens gebruikt geen gas
13 procent van alle huishoudens geeft aan geen gas in hun woning te gebruiken, bijvoorbeeld voor het verwarmen van de woning, voor warm water of om te koken.noot7 Sinds 2018 moeten nieuwbouwwoningen aardasvrij zijn. Van de huishoudens in een woning met bouwjaar 2010 of later zegt bijna de helft (49 procent) geen gas in hun woning te gebruiken. Verder gebruiken huishoudens in meergezinswoningen ongeveer twee keer zo vaak geen gas als huishoudens in eengezinswoningen.
2023 | |
---|---|
Totaal | 13,0 |
Huur- of koopwoning | . |
Sociale huurwoning | 16,6 |
Private huurwoning | 15,1 |
Koopwoning | 10,9 |
Een- of meergezinswoning | . |
Eengezins | 9,7 |
Meergezins | 19,6 |
Bouwjaar | . |
Voor 1945 | 4,1 |
1945 tot 1960 | 4,8 |
1960 tot 1970 | 7,2 |
1970 tot 1980 | 9,4 |
1980 tot 1990 | 11,6 |
1990 tot 2000 | 9,6 |
2000 tot 2010 | 22,4 |
2010 of daarna | 48,8 |
Bron: CBS, Belevingen |
In Flevoland veel aardgasvrije woningen
Het percentage aardgasvrije woningen verschilt tussen provincies. Vooral in Flevoland geven relatief veel huishoudens (36 procent) aan dat zij geen gas gebruiken in hun woning. Bij de overige provincies loopt dit percentage uiteen van 7 in Groningen tot 17 in Utrecht (zie tabellenset).
‘Kan niet of is te duur’ meest genoemde reden om koopwoning (nog) niet aardgasvrij te maken
Van de huishoudens in een eengezinskoopwoning gebruikt 91 procent nog gas in hun woning. Ongeveer een kwart (24 procent) van hen wil de woning wel aardgasvrij maken, maar geeft aan dat dit niet kan of dat het te duur is. 18 procent wil het ook maar moet zich er nog in verdiepen. 5 procent geeft aan bezig te zijn met het aardgasvrij maken van de woning. 11 procent staat er iets negatiever tegenover en vindt het te veel gedoe om de woning aardgasvrij te maken. 14 procent wil de woning helemaal niet aardgasvrij maken. Ongeveer een vijfde (19 procent) heeft er nog nooit over nagedacht. 6 procent geeft aan dat geen van deze omschrijvingen op hen van toepassing is en 3 procent heeft geen antwoord gegeven.
Kosten belangrijkste factor bij besluit om woning aardgasvrij te maken
Het grootste deel (67 procent) van de huishoudens in een niet-aardgasvrije eengezinskoopwoningnoot8 zegt dat het hen zou helpen om te besluiten de woning aardgasvrij te maken als er geen of weinig kosten mee gemoeid zouden zijn. Ongeveer de helft (57 procent) zegt dat het zou helpen als ze zeker zouden weten dat ze niet in de kou komen te zitten, als het allemaal voor hen geregeld zou worden (53 procent), of als ze meer informatie of voorlichting zouden krijgen over de mogelijkheden (48 procent). Voor 27 procent zou het helpen als ze het samen met buren zouden kunnen doen.
2023 | |
---|---|
Geen of weinig kosten | 66,7 |
Zekerheid dat ik/ wij niet in de kou kom/ komen te zitten | 57,0 |
Dat het allemaal voor mij/ ons wordt geregeld | 52,8 |
Meer informatie/voorlichting over mogelijkheden | 47,5 |
Dit samen met buren doen | 26,7 |
Bron: CBS, Belevingen | |
* Het gaat om huishoudens in een niet-aardgasvrije eengezinskoopwoning. Huishoudens die bezig zijn met het aardgasvrij maken van hun woning zijn buiten beschouwing gelaten. |
Meerderheid huurders weet niet of verhuurder van plan is woning aardgasvrij te maken
Ruim 80 procent van de huishoudens in een huurwoning gebruikt nog gas in hun woning, ongeacht of het gaat om een sociale of private huurwoning. 80 procent van hen weet niet wat de verhuurder van plan is als het gaat om aardgasvrij wonen. 2 procent zegt dat de verhuurder bezig is om de woning aardgasvrij te maken en 4 procent dat de verhuurder dit pas later gaat doen. Eveneens 4 procent zegt dat de verhuurder de woning niet aardgasvrij gaat maken. Huishoudens in een private huurwoning zeggen dit vaker dan huishoudens in een sociale huurwoning (8 tegen 2 procent).
8 op de 10 huishoudens weten niet welke plannen gemeente heeft om buurt aardgasvrij te maken
Gemeenten spelen een belangrijke rol in het aardgasvrij maken van woningen. In overleg met bewoners en andere partijen zoals woningbouwverenigingen bepalen zij hoe en wanneer een wijk aardgasvrij wordt gemaakt. Dit is vastgelegd in de gemeentelijke Transitievisie Warmte en verder uitgewerkt in uitvoeringsplannen per wijk of buurt (RVO, 2022).
Een meerderheid van 83 procent van de huishoudens weet niet wat hun gemeente van plan is als het gaat om het aardgasvrij maken van hun buurt. 7 procent is hier wel van op de hoogte. De rest zegt dat hun buurt al aardgasvrij is (4 procent) of heeft geen antwoord op de vraag gegeven (5 procent). De verschillen naar stedelijkheid van de gemeente en provincie zijn beperkt (zie tabellenset). Wel zeggen in Flevoland relatief veel huishoudens dat hun buurt al aardgasvrij is.
4.7Hout stoken
Hout stoken in een open haard of houtkachel is niet duurzaam, omdat veel warmte via de schoorsteen verloren gaat (Milieu Centraal, 2023a). Daarbij zorgt het voor ongezonde schadelijke stoffen en fijnstof in en om het huis. Hoe groot de impact is voor het milieu en voor de gezondheid hangt af van de kwaliteit van het hout dat wordt gestookt (soort hout, duurzaam geoogst of niet), de manier van stoken (met droog of nat hout, de stookmethode), en het type haard of kachel. Een pelletkachel is schoner en efficiënter dan een houthaard of –kachel. Maar ook die resulteert nog altijd in meer fijnstof dan verwarmen op gas of met een warmtepomp. In welke mate beschikken huishoudens over een haard of kachel? En is hun stookgedrag gewijzigd in de afgelopen periode?
Ruim 1 op de 7 huishoudens heeft een haard of kachel
15 procent van de huishoudens geeft aan dat hun woning een haard of kachel heeft waarin hout of houtpellets verbrand kunnen worden. Het gaat dan relatief vaak om huishoudens in koopwoningen (23 procent), vrijstaande woningen (43 procent) en oudere woningen met een bouwjaar voor 1945 (24 procent) (zie tabellenset).
30 procent van huishoudens met haard of kachel is meer hout gaan stoken
Het stoken van hout is iets toegenomen: in 2023 geeft 30 procent van de huishoudens met een haard of kachel aan in de afgelopen 12 maanden meer te hebben gestookt dan voorheen. 31 procent zegt dat zij in de afgelopen 12 maanden evenveel hout of houtpellets hebben gestookt dan daarvoor. Minder dan 20 procent heeft de haard of kachel minder vaak aangestoken. Vooral jongere huishoudens hebben in de afgelopen 12 maanden vaker hun haard of kachel gebruikt (zie tabellenset).
Huishoudens | |
---|---|
Hebben de haard nog geen 12 maanden | 4,6 |
Meer gestookt | 29,9 |
Minder gestookt | 18,9 |
Evenveel gestookt | 30,7 |
Nooit gestookt | 15,8 |
Bron: CBS, Belevingen |
Meer stoken vanwege hoge gasprijs
De belangrijkste reden voor huishoudens om meer hout of houtpellets te stoken dan voorheen is de hoge gasprijs: 84 procent geeft dit aan. Op ruime afstand volgen dat het gemakkelijk is om aan hout of houtpellets te komen (29 procent), meer thuis zijn (17 procent) en dat het vaker koud was (12 procent). 8 procent heeft (nog) een andere reden gehad om de haard of kachel vaker te gebruiken.
Minder stoken voor klimaat
De meeste huishoudens die minder hout of houtpellets hebben gestookt dan voorheen doen dit voor het klimaat (44 procent). Ongeveer een kwart zegt dat hout stoken duur is (25 procent) of dat het slecht is voor de gezondheid (22 procent). Overlast voor buren (14 procent) en dat hout of houtpellets moeilijk verkrijgbaar zijn (11 procent) worden minder vaak genoemd. Verder heeft een substantieel deel van 35 procent (nog) een andere reden om minder hout te stoken.
4.8Koeling bij hitte in huis
Door de opwarming van de aarde worden de zomers in Nederland gemiddeld steeds warmer en neemt de kans op hittegolven toe (KNMI, 2021, 2023b). Ongeveer 1 op de 5 personen maakt zich veel zorgen over de toenemende hete zomers in Nederland, en 2 op de 5 maken zich enige zorgen hierover (zie hoofdstuk 2). Een gevolg van de hete zomers is dat de temperatuur in veel woningen oploopt. Het veranderende klimaat zorgt daarmee niet alleen voor een energiebehoefte op het gebied van verwarmen, maar ook op het gebied van koelen. In welke mate kunnen Nederlandse huishoudens hun woning koel houden op warme dagen? En op welke manieren proberen ze dat?
Een derde van de huishoudens heeft op warme dagen een te warme woning
Ongeveer een derde van de huishoudens (34 procent) geeft aan dat zij de woning niet koel genoeg kunnen houden op warme dagen. Huishoudens in een huurwoning hebben hier vaker last van dan huishoudens in een koopwoning. Ook huishoudens in een flat of appartement en huishoudens in oudere (vaak slecht geïsoleerde) woningen hebben relatief vaak moeite met het koelen van hun woning als het buiten warm is. Dit type woningen komen vaker voor in grote steden: van de huishoudens in zeer sterk stedelijke gemeenten geeft 43 procent aan dat ze hun woning niet voldoende kunnen koelen op warme dagen tegen 24 procent van de huishoudens in niet-stedelijke gemeenten.
2023 | |
---|---|
Totaal | 34,3 |
Huur- of koopwoning | . |
Sociale huurwoning | 46,4 |
Huurwoning in vrije sector | 54,8 |
Koopwoning | 24,8 |
Soort woning | . |
Flat, appartement, etagewoning, |
44,9 |
Rijtjeshuis, tussenwoning, hoekwoning | 33,2 |
Half-vrijstaande woning | 22,8 |
Vrijstaande woning | 19,4 |
Bouwjaar | . |
Voor 1945 | 38,1 |
1945 tot 1960 | 40,8 |
1960 tot 1970 | 41,2 |
1970 tot 1980 | 28,8 |
1980 tot 1990 | 33,8 |
1990 tot 2000 | 28,3 |
2000 tot 2010 | 30,8 |
2010 of daarna | 32,8 |
Bron: CBS, Belevingen |
Ruim 1 op de 10 huishoudens heeft een vaste airco
Een manier om de woning te koelen is een aircosysteem. Ruim 1 op de 10 huishoudens (12 procent) geeft aan vaste airconditioning te hebben waarmee zij de woning koelen, 6 procent gebruikt hiervoor een mobiele airco.noot9
Vaste airco meer aanwezig in koopwoningen
Huishoudens in koopwoningen hebben relatief vaak vaste airconditioning, namelijk 18 procent tegen minder dan 5 procent van de huishoudens in een huurwoning. Bij de huishoudens in een eengezinskoopwoning gaat het om een vergelijkbaar deel (19 procent). 13 procent van deze huishoudens overweegt om de komende twee jaar een vast aircosysteem aan te schaffen. Jongere huishoudens overwegen dit vaker dan oudere. Het percentage huishoudens in een eengezinskoopwoning dat overweegt een mobiele airco aan te schaffen is 4 procent.
Vooral op het platteland vaste airco’s
Vaste aircosystemen komen minder vaak voor in zeer sterk stedelijke gemeenten; 7 procent van de huishoudens in dergelijke gemeenten geeft aan een vaste airco in hun (koop- of huur)woning te hebben. In niet-stedelijke gemeenten heeft 17 procent een vaste airco. Hierbij speelt mee dat in de grote steden relatief veel huishoudens in een huurwoning wonen. Ook wonen er meer huishoudens in een flat of appartement.
Bijna 3 op de 10 Limburgse huishoudens heeft vaste airco
Er zijn ook duidelijke verschillen naar provincie. In Limburg is het percentage met een vaste airco met 28 procent het hoogst. Bij de overige provincies varieert dit percentage van 17 in Noord-Brabant tot 7 in Groningen en Flevoland.
3 procent van de huishoudens gebruikt warmtepomp om te koelen
Een warmtepomp is bedoeld om te verwarmen, maar veel typen kunnen ook koelen. In paragraaf 4.1 bleek dat 5 procent van de huishoudens een volledig elektrische warmtepomp heeft en 3 procent een hybride warmtepomp. Ruim een derde van deze huishoudens (36 procent) zegt dat ze hun warmtepomp ook gebruiken om te koelen. Dit is 3 procent van alle huishoudens.
Omgekeerd kan een airco ook gebruikt worden om te verwarmen. 40 procent van de huishoudens met een vaste of mobiele airco geeft aan dat ze hun airco ook als verwarming gebruiken. Dit is 7 procent van alle huishoudens.
Ramen openzetten meest populaire manier om woning te koelen
Naast koelsystemen als de airco en warmtepomp zijn er ook nog andere manieren waarop de woning op warme dagen gekoeld kan worden. ’s Avonds en/of ’s nachts de ramen openzetten is de meest genoemde manier om de woning dan te koelen: 72 procent van de huishoudens doet dit. 65 procent houdt overdag de ramen dicht en 62 procent houdt de gordijnen dicht. Ruim de helft (53 procent) maakt gebruik van een zonnescherm of rolluiken en 35 procent van een ventilator.
2023 | |
---|---|
‘s Avonds en/of ‘s nachts ramen open | 72,3 |
Overdag ramen dicht | 65,3 |
Gordijnen dicht | 61,9 |
Zonnescherm of rolluiken naar beneden | 53,4 |
Ventilator | 35,1 |
Vaste airco | 12,3 |
Mobiele airco | 5,7 |
Warmtepomp waarmee wordt gekoeld | 2,6 |
Bron: CBS, Belevingen |
Noten
Tot de meergezinswoningen worden flats, appartementen, etagewoningen, boven- en benedenwoningen gerekend. Ook wooneenheden met een gezamenlijke keuken, badkamer en/of toilet zijn hierin meegenomen. Eengezinswoningen zijn rijtjes- of tussenwoningen, hoekwoningen in een rij, twee-onder-een kapwoningen en vrijstaande woningen. Een klein percentage van de huishoudens (2 procent) geeft aan in een ander soort woning te wonen. Zij zijn toegevoegd aan de groep die in een eengezinswoning woont.
Het CBS heeft in de statiek over hoofdverwarmingsinstallaties van woningen (CBS StatLine, 2023b) geen apart percentage voor warmtepompen. De categorie ‘elektrisch verwarmd (al dan niet met gas erbij)’ komt in 2022 op 3,4 procent. Dit zijn nagenoeg altijd woningen met warmtepompen. Maar warmtepompen kunnen ook onderdeel zijn van andere hoofdverwarmingscategorieën. De statistiek over hoofdverwarmingsinstallaties geeft waarschijnlijk een onderschatting voor woningen met een warmtepomp. Mogelijk is het percentage van 7 dat in Belevingen 2023 wordt gevonden enigszins overschat (zie de onderzoeksverantwoording).
In de StatLinetabel over het energieverbruik van woningen (CBS StatLine, 2023c) is het aandeel woningen met een geregistreerde zonnestroominstallatie op het adres weergegeven.
Mogelijk is dit percentage enigszins overschat (zie de onderzoeksverantwoording).
Om de isolatiegraad van een woning vast te kunnen stellen is informatie nodig over welke delen van de woning zijn geïsoleerd (ramen, dak, gevel, vloer), in welke mate en op welke wijze. Dit zijn veel en ook moeilijke vragen. Daarom is besloten om in Belevingen 2023 de respondenten niet te vragen naar de aanwezigheid van isolatievoorzieningen, maar naar hun eigen indruk over hoe goed of slecht hun woning is geïsoleerd.
Dit zijn uitsluitend huishoudens die de isolatie van hun eengezinskoopwoning als matig beoordelen.
Dit percentage is hoog als gekeken wordt naar cijfers over de hoofdverwarmingsinstallatie van woningen waaruit blijkt dat eind 2022 in 8,1 procent van de woningen geen gas wordt verbruikt (CBS StatLine, 2023b). Dat in Belevingen het percentage hoger ligt komt waarschijnlijk doordat huishoudens zonder aardgasaansluiting in de woning soms indirect nog wel aardgas gebruiken in het geval van collectieve verwarming (stadsverwarming of blokverwarming) waarbij aardgas wordt gebruikt. Bij blokverwarming wordt aardgas verstookt in een centrale verwarmingsinstallatie voor het verwarmen van meerdere woningen. Bij stadsverwarming wordt warmte aangevoerd die (deels) kan zijn opgewekt met aardgas.
Huishoudens die bezig zijn met het aardgasvrij maken van hun woning zijn hierbij buiten beschouwing gelaten.
De cijfers over de aanwezigheid van airco’s uit verschillende bronnen zijn niet eenduidig. Onderzoek van TNO (Rovers, 2023) wijst uit dat in 2021 17,2 procent van de onderzoekspersonen een koelsysteem had, en in 2022 16,8 procent. De onderzoekers vinden deze geringe afname opvallend en wijzen erop dat de groep onderzoekspersonen in 2022 wellicht onvoldoende representatief is geweest. Uit contacten met de Vereniging Warmtepompen is bekend dat er geen grote toename in het aantal vaste airco’s is geweest. Onderzoek van Motivaction (Keuchenius, 2023), in opdracht van Milieu Centraal, laat zien dat zowel in 2021 als in 2023 19 procent van de respondenten aangeeft een airco te gebruiken om hitte in de woning te voorkomen en te bestrijden, eventueel naast andere koelingsopties. In 2023 is in dit onderzoek ook een directe vraag gesteld: ‘Heb je een airco in huis?’ ondersteund met afbeeldingen van een single-split unit en van een mobiele airco. Op deze vraag antwoordt 29 procent bevestigend. Deze cijfers zijn op persoonsniveau. Op StatLine van het CBS is te zien dat er op woningniveau eind 2022 1 045 966 buitenlucht-lucht warmtepompen (vaste airco’s) in gebruik waren (CBS StatLine, 2023e; voorlopig cijfer). In januari 2023 bedroeg de beginstand van het aantal woningen 8 125 229 (CBS StatLine, 2023f; nader voorlopig cijfer). Op basis van deze aantallen heeft ongeveer 13 procent van de woningen een vaste airco. Dit cijfer ligt in lijn met de 12 procent die gevonden wordt in Belevingen 2023. Het bezit van een mobiele airco (6 procent) lijkt in Belevingen aan de lage kant, aangezien de verhouding tussen vaste en mobiele airco’s in de meeste onderzoeken ongeveer 50%-50% bedraagt.