Foto omschrijving: Medewerkers zijn aan het werk bij het call- en servicecentrum, in India

Offshoren van diensten

Auteurs: Loe Franssen, Janneke Rooyakkers

Door het verplaatsten van bedrijfsactiviteiten naar het buitenland komen internationale waardeketens tot stand: de activiteiten worden in delen opgeknipt, en op verschillende plekken wereldwijd uitgevoerd. In dit hoofdstuk staat het uitbesteden van werk naar het buitenland centraal: offshoring. In hoeverre speelt dit een rol in het Nederlandse bedrijfsleven, en naar welke bestemmingen wordt werk uitbesteed? Hoeveel banen gaan erbij verloren, en hoeveel worden er tegelijkertijd gecreëerd in Nederland? Zien we een onderscheid tussen offshoring van productieactiviteiten en van dienstenactiviteiten, zowel omtrent bestemming als voor wat betreft verloren en gecreëerde banen? Wat motiveert bedrijven om een deel van hun activiteiten te verplaatsen, en tegen welke belemmeringen lopen ze aan bij offshoring? Tenslotte staan we stil bij de coronacrisis en de invloed daarvan op offshoring: hebben bedrijven door de schokken voor de economie activiteiten naar het buitenland verplaatst, deze beslissing uitgesteld, of juist bedrijfsprocessen teruggehaald (reshoring)?

6.1Inleiding

In deze monitor staat de dienstenhandel centraal. De vorige hoofdstukken hebben daarbij gekeken naar de directe handel (met name export) in diensten. Het volgende hoofdstuk kijkt daarnaast ook naar de indirecte handel in diensten via internationale waardeketens. Dit hoofdstuk kijkt naar een belangrijk mechanisme waarmee waardeketens internationaal tot stand komen: offshoring. Hierbij wordt een bedrijfsactiviteit uitbesteed aan een bedrijf in het buitenland. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het verplaatsen van de productie van carrosserieën door een Duitse autofabrikant naar Polen. Ook diensten kunnen verplaatst worden. Een bekend voorbeeld is het uitbesteden van administratieve activiteiten aan bedrijven in India (The Economist, 2022). Een dergelijke uitbesteding kan plaatsvinden binnen het concern (Pools dochterbedrijf), waarbij er sprake is van inhouse offshoring, of buiten het concern (ander Pools bedrijf), waarbij er gesproken wordt van offshore outsourcing.noot1

Offshoring vindt al decennialang plaats, en nog steeds worden er bedrijfsactiviteiten naar het buitenland verplaatst. Een belangrijke reden voor offshoring is de kostenbesparing. Door technologische vooruitgang en globalisering is het steeds makkelijker geworden om productieprocessen op te knippen en vervolgens (deels) te verplaatsen naar landen die een comparatief voordeel hebben in de productie van dat onderdeel van het proces. Voor een kennisland als Nederland betekent het in theorie dat een bedrijf activiteiten waar minder specifieke kennis voor nodig is, uit kan besteden aan landen met lagere lonen. Het bedrijf in Nederland kan zich dan richten op de hoogwaardige activiteiten binnen het productieproces. Op deze manier ontstaan internationale waardeketens: technologische vooruitgang maakt het mogelijk, kostenbesparingen maakt het aantrekkelijk. Om kosten te besparen zijn veel productieactiviteiten al enkele decennia geleden uit Nederland verplaatst (Wilthagen, 2019). Het merendeel van de offshoring die nu nog plaatsvindt, betreft dan ook dienstenactiviteiten.

Onder invloed van de coronapandemie, de handelsoorlog tussen China en de VS, en de oorlog in Oekraïne zijn internationale waardeketens onder druk komen te staan. Mede door fabrieks- en havensluitingen, torenhoge container- en brandstofprijzen en protectionistisch handelsbeleid zijn leveringen vertraagd of fors duurder geworden, wat zorgde voor verstoringen in het productieproces elders. Onder invloed van deze geopolitieke ontwikkelingen en (mondiale) economische schokken, staat reshoring echter ook steeds meer in de belangstelling. Dit betreft het terughalen van activiteiten naar het eigen land.

Hoewel de afbakening van offshoring niet altijd eenduidig is, is het meten ervan nog lastiger. Omdat er geen duidelijke indicator bestaat in traditionele handelsstatistieken wordt een vragenlijst over offshoring doorgaans als de beste maatstaf gezien (zie o.a. Hummels et al., 2018). Vragenlijstonderzoek gaat gepaard met de beperking dat het maar om een steekproef van bedrijven gaat en niet altijd representatief is. De literatuur heeft zich daarom gericht op het meten van mogelijke gevolgen van offshoring, in plaats van het kwantificeren van offshoring zelf. De import van intermediaire goederen door bedrijven is daarbij een populaire maatstaf geworden. De redenering is als volgt: wanneer een bedrijf ervoor kiest om de productie van bijvoorbeeld carrosserieën uit te besteden naar een land met lage(re) lonen, dan zal het deze producten vervolgens weer moeten importeren om ze in haar eigen productielijn in te voegen. Met die gedachte werd doorgaans op een geaggregeerd (sector) niveau het importeren van intermediaire goederen gebruikt als proxy voor offshoren.

Terwijl deze methode mogelijk werkt voor deze traditionele vorm van offshoring, waarbij een deel van het intermediaire productieproces uitbesteed wordt, is het nog maar de vraag in hoeverre dit ook werkt bij andere vormen van offshoren. Zo vindt de assemblage van de verschillende iPhone onderdelen voor een groot deel plaats in China. Er komen dan geen intermediaire goederen terug naar de VS, maar een finaal product. Dit wordt dan niet gevangen door de proxy met import van intermediaire goederen. Bij diensten is identificatie mogelijk nog lastiger omdat daar geen onderscheid tussen intermediaire of finale diensten te maken is.

Om inzicht te krijgen in offshoring heeft Eurostat in samenwerking met Europese statistiekbureaus een vragenlijst opgesteld; het CBS voert dit onderzoek uit voor bedrijven gevestigd in Nederland. De enquête is in het verleden al vaker gehouden, maar zowel de vragen als de populatie verschillen tussen verschillende jaren. Een deel van de resultaten is dus niet goed vergelijkbaar over tijd; tussen landen kunnen de resultaten wel vergeleken worden binnen hetzelfde jaar (Eurostat, 2019). In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling van offshoring, en in mindere mate ook reshoring, onderzocht.

Leeswijzer

Dit hoofdstuk start met een overzicht van offshoring door Nederlandse bedrijven in paragraaf 6.2. Vervolgens komen de motivatie voor en de belemmeringen bij offshoring aan bod in paragrafen 6.3 en 6.4. In paragraaf 6.5 wordt offshoring en reshoring als gevolg van de coronacrisis behandeld. Paragraaf 6.6 concludeert en vat het hoofdstuk samen.

500 bedrijven verplaatsten tussen 2018 en 2020 één of meerdere bedrijfsactiviteiten naar het buitenland
100 bedrijven haalden onder invloed van de coronacrisis tijdelijk of permanent bedrijfsactiviteiten terug naar Nederland

6.2Overzicht van offshoring door Nederlandse bedrijven

Van 2018 tot en met 2020 verplaatsten bijna 500 bedrijven in de business economy met ten minste 50 werkzame personen één of meerdere bedrijfsonderdelen naar het buitenland. Dit komt neer op ongeveer 4,3 procent van het totale aantal bedrijven binnen deze afbakening .

Bedrijven kunnen verschillende onderdelen van hun bedrijfsprocessen verplaatsen. Daarbij is een belangrijk onderscheid te maken tussen goederen en diensten. De productie van goederen of materialen is een activiteit die goederen betreft; alle andere activiteiten betreffen dienstverlening. De verplaatsing van productie zorgt in theorie voor handel in (intermediaire) goederen terwijl de verplaatsing van de dienstverlening in de regel tot dienstenhandel leidt. Denk daarbij aan een Nederlands bedrijf dat een deel van de IT-helpdesk naar India verplaatst (offshoring). Het bedrijf in Nederland betaalt het (dochter)bedrijf in India voor die dienstverlening, en importeert daarmee IT-diensten uit India. Diensten-onderdelen van een bedrijf zijn steeds makkelijker te verplaatsten, onder invloed van de toename in digitalisering, cloud computing en hybride werken (The Economist, 2022).

De meest verplaatste activiteit tussen 2018 en 2020 waren de administratie- en managementfuncties. Ruim 40 procent van de bedrijven die één of meerdere onderdelen naar het buitenland verhuisde, verplaatste deze activiteit. Dat komt neer op bijna 200 bedrijven, zie figuur 6.2.1. Omdat het mogelijk is dat bedrijven meerdere onderdelen verplaatst hebben, kunnen bedrijven meerdere keren voorkomen en komt het totale aantal bedrijven hoger uit in deze figuur. De productie van goederen of materialen werd door 37 procent van de bedrijven verplaatst. 34 procent van de bedrijven die activiteiten verlegden, verplaatste de marketing, verkoop van diensten en after sales. Op grotere afstand volgt het aandeel bedrijven dat de ICT-diensten en R&D-activiteiten verplaatste, met respectievelijk 22 en 20 procent.

Vergeleken met de vorige enquête over offshoring, over de periode 2014–2016, zijn er grote verschuivingen te zien voor wat betreft verplaatste activiteiten.noot2 Tussen 2014 en 2016 verplaatsten meer bedrijven productie en administratieve activiteiten dan in de periode 2018–2020, ICT-diensten en R&D werden in de laatst onderzochte periode juist vaker verplaatst door bedrijven. Ook de marketing, verkoop en after sales activiteiten werden tussen 2018 en 2020 door circa twee keer zo veel bedrijven verplaatst als in 2014–2016.

6.2.1 Bedrijven met offshoring, naar bedrijfsactiviteit (bedrijven)
categorie 2018-2020 2014-2016
Administratieve en managementfuncties 200 260
Productie van goederen of materialen 185 220
Marketing, verkoop diensten, after sales 165 80
ICT-diensten 110 90
Research & Development 100 25
Overige ondersteunende activiteiten 95 85
Ingenieursdiensten en gerelateerde diensten 90 40
Distributie en logistiek 80 90

Landen in de Europese Unie waren verreweg de meest populaire bestemming voor de activiteiten die Nederlandse bedrijven verplaatsten, zie figuur 6.2.2. Ruim 300 bedrijven gingen over tot offshoring naar landen in de EU. Iets meer dan 100 bedrijven verplaatsten naar India, en Europese landen buiten de EU waren voor zo’n 80 bedrijven de bestemming voor de verplaatste activiteit(en).

6.2.2 Bedrijven met offshoring, naar bestemming, 2018-2020 (bedrijven)
Landen Bedrijven
EU 315
India 100
Andere Europese landen 85
VK 60
Canada en de VS 55
Overige landen in Azië en Oceanië 30
China 20
Centraal- en Zuid-Amerika 5
Afrika 0

Uit figuur 6.2.3 blijkt welke activiteiten per bestemming verplaatst werden. Naar EU-landen werden alle activiteiten wel verplaatst met vergelijkbare aandelen. India werd relatief vaak gekozen als bestemming voor administratieve en managementfuncties, en als bestemming voor ICT-activiteiten. Offshoring van productie vond relatief veel plaats naar China en overige Europese landen, terwijl naar Canada en de VS relatief veel marketing, verkoop en after sales bedrijfsonderdelen verplaatst werden.

Een mogelijke verklaring is te vinden in de comparatieve voordelen van de mogelijke bestemmingen van offshoring. Landen met lagere lonen, zoals China en landen in Oost-Europa, richten zich doorgaans op productieactiviteiten waar gemiddeld minder specifieke (en daardoor lager betaalde) kennis voor nodig is dan bijvoorbeeld bij de verschillende dienstenactiviteiten die relatief meer aan bijvoorbeeld Canada en de VS uitbesteed worden. India specialiseert zich daarnaast al jaren in het uitvoeren van bepaalde administratieve diensten (denk aan ICT-diensten en klantondersteuning) voor buitenlandse bedrijven.

6.2.3 Bedrijfsactiviteit per bestemming voor offshoring, 2018-2020
Land Administratieve en managementfuncties Distributie en logistiek Ingenieursdiensten en gerelateerde diensten ICT-diensten Marketing, verkoop diensten, after sales Overige ondersteunende activiteiten Productie van goederen of materialen Research & Development
EU 124 67 66 63 88 53 122 61
India 59 1 11 41 22 0 14 18
VK 26 11 12 14 26 17 20 11
Andere Europese landen 20 1 14 1 25 21 32 14
Canada en de VS 16 7 7 16 29 14 16 8
Overige landen in Azië en Oceanië 12 0 2 12 8 5 4 9
China 3 3 1 1 3 0 7 5

Met het verplaatsen van activiteiten naar het buitenland in de periode 2018–2020 gingen in Nederland bijna 7 900 banen verloren. Daarvan ging het in circa 42 procent van de banen om hoogopgeleide functies. In figuur 6.2.4 worden de verloren banen uitgesplitst naar bedrijfsactiviteit en type baan: hoogopgeleid of midden- tot laagopgeleid. Verreweg de meeste banen verdwenen door de verplaatsing van productieactiviteiten, gevolgd door de administratieve en managementfuncties. Zoals we figuur 6.2.1 zagen, waren dit ook de activiteiten die het meest verplaatst werden door bedrijven. We zien in figuur 6.2.4 dus vooral veel verloren banen bij de verplaatsingen van productie van goederen en materialen terwijl er minder banen verloren gingen als gevolg van het uitbesteden van dienstenactiviteiten.

De industriesector is de sector waarbinnen de meeste banen verdwenen door verplaatsing van bedrijfsactiviteiten naar het buitenland, circa 3 800. Daarbij ging het bij zo’n 22 procent om hoogopgeleide functies. In de groot- en detailhandel verdwenen er bijna 1 500 banen, waarvan zo’n 39 procent hoogopgeleid werk.

6.2.4 Banen verloren door offshoring, naar opleidingsniveau, 2018-2020 (banen)
sector Hoogopgeleid Midden- tot laagopgeleid
Productie van
goederen of
materialen
440 3140
Administratieve
en management-
functies
690 660
Marketing,
verkoop diensten, after sales
410 430
Research & Development 740 40
ICT-diensten 430 80
Ingenieurs-
diensten en gerelateerde diensten
440 30
Overige
ondersteunende
activiteiten
120 70
Distributie en logistiek 50 120

Offshoring leidt dus tot het verdwijnen van banen, maar er werden ook banen gecreëerd door het uitbesteden van werk naar het buitenland. Het creëren van werk door offshoring kan ontstaan door een verschuiving in focus op de activiteiten in het bedrijf in Nederland, bijvoorbeeld minder productie en meer R&D activiteiten. Het bedrijf in Nederland besteedt een activiteit uit naar het buitenland waar ze geen comparatief voordeel in hebben, waardoor dit onderdeel efficiënter zal gaan verlopen. Het bedrijf wordt in het geheel productiever, en kan vervolgens méér gaan produceren, waardoor weer banen gecreëerd kunnen worden, ook in het thuisland (Grossman & Rossi-Hansberg, 2008; Bernard et al., 2020).

1 nieuwe baan voor iedere 3 verloren banen bij offshoring Buitenvorm Binnenvorm

In de periode 2018–2020 kwamen er bijna 2 700 nieuwe banen bij door offshoring. Op iedere drie verloren banen kwam er dus ook ongeveer één nieuwe bij. Ruim 63 procent van de nieuwe banen betreft hoogopgeleide functies. We zien vooral veel nieuwe banen in de marketing en verkoop, in de ingenieursdiensten en in de administratieve- en managementfuncties. De nieuwe banen worden juist vooral gecreëerd in de dienstenactiviteiten, en niet zoveel in de productieactiviteit.

We zien dus dat de meeste banen die verloren gaan als gevolg van offshoring productie-gerelateerd zijn, terwijl de banen die gecreëerd worden met name diensten-gerelateerd zijn. Dit is een belangrijke indicatie dat deze bedrijven zich meer en meer richten op activiteiten die meer specifieke kennis vereisen en daardoor doorgaans ook een hogere waarde vertegenwoordigen, zoals marketing, sales of R&D. Deze dynamiek, waarbij bedrijven de waardeketen “beklimmen”, is een fenomeen dat bij meerdere hoogontwikkelde landen te zien is. Zo laten Bernard et al. (2020) zien dat Deense bedrijven middels het uitbesteden van productie activiteiten die een relatief lage waarde representeren personeel vrijmaken die zich vervolgens kunnen richten op activiteiten die een hogere waarde representeren. Het gaat daarbij niet per se om het inwisselen van productie- voor dienstenactiviteiten, maar ook om het inruilen van productie van lagere toegevoegde waarde voor die van hogere toegevoegde waarde.

In de industriesector werden ruim 950 banen gecreëerd door offshoring, waarvan ruim 73 procent van deze banen in hoogopgeleid werk. De meeste banen werden dus in de overige sectoren gezamenlijk gecreëerd bij het uitbesteden van bedrijfsactiviteiten naar het buitenland.

6.2.5 Banen gecreëerd door offshoring, naar opleidingsniveau, 2018-2020 (banen)
sector Hoogopgeleid Midden- tot laagopgeleid
Marketing,
verkoop diensten,
after sales
240 550
Ingenieurs-
diensten en
gerelateerde diensten
500 40
Administratieve
en managementfuncties
280 180
Productie van
goederen of materialen
120 170
Research & Development 230 0
ICT-diensten 210 10
Overige
ondersteunende
activiteiten
120 30
Distributie en logistiek 10 10

6.3Motivatie voor offshoring

De meest voorkomende aanleiding voor het verplaatsen van bedrijfsonderdelen was een strategisch besluit van het moederbedrijf. Financiële overwegingen waren ook belangrijk voor het uitbesteden van werk naar het buitenland: besparingen op loonkosten en besparingen op andere kosten zijn vaak genoemde redenen voor bedrijven om bedrijfsactiviteiten te verplaatsen. In 2014–2016 waren dit eveneens belangrijke redenen. Andere motivaties die door verplaatsende bedrijven als belangrijk werden aangemerkt zijn toegang tot nieuwe markten en het concentreren op de hoofdactiviteit van het bedrijf. Coronagerelateerde effecten, daarentegen, werden weinig genoemd als reden voor de verplaatsing van activiteiten naar het buitenland. Er gaan zelfs geluiden op dat bedrijven door de coronacrisis juist activiteiten terughaalden naar Nederland, daar zal in paragraaf 6.5 bij worden stilgestaan.

6.3.1 Motivatie voor offshoring, 2018-2020 (bedrijven)
reden Motivatie
Strategische
besluiten
moederbedrijf
470
Besparing op
loonkosten
415
Andere
besparing dan op loonkosten
295
Toegang tot
nieuwe markten
230
Concentreren
op hoofdactiviteit
205
Tekort aan
geschikt personeel
in Nederland
185
Verbetering
kwaliteit of
nieuwe producten
165
Kortere levertijden 155
Toegang tot
gespecialiseerde kennis,
technologie
115
Minder regelgeving
aangaande
het bedrijf
100
Coronagerelateerde
effecten
30

In figuur 6.3.2 staat de motivatie van de bedrijven die bepaalde activiteiten verplaatsten. Bedrijven kunnen meerdere activiteiten verplaatst hebben, en meerdere motieven als belangrijk hebben aangemerkt. Het is daardoor niet te zeggen dat het verplaatste bedrijfsonderdeel en het motief één op één bij elkaar horen, maar de motieven horen wel bij hetzelfde bedrijf dat de betreffende activiteit verplaatste. In deze figuur vallen een aantal zaken op. Zo geven relatief veel bedrijven die administratieve en managementfuncties en ICT-diensten verplaatsen aan dat kostenbesparingen (lonen en andere kosten) de belangrijke overwegingen waren voor de offshoring. Kortere levertijden waren belangrijk voor een relatief groot aandeel van de bedrijven die distributie en logistiek verplaatsten. Voor de bedrijven die ICT-diensten verplaatsten, was een tekort aan geschikt personeel in Nederland een veelgenoemde reden.

6.3.2 Motivatie voor offshoring, naar bedrijfsactiviteit, 2018-2020
categorie Besparing op loonkosten Andere besparing dan op loonkosten Toegang tot nieuwe markten Tekort aan geschikt personeel in Nederland Toegang tot gespecialiseerde kennis, technologie Verbetering kwaliteit of nieuwe producten Concentreren op hoofdactiviteit Kortere levertijden Minder regelgeving aangaande het bedrijf Strategische besluiten moederbedrijf Coronagerelateerde effecten
Productie van
goederen of materialen
129 100 43 25 22 57 57 61 40 142 9
Distributie
en logistiek
28 31 34 15 7 4 20 39 18 59 .
Marketing, verkoop diensten,
after sales
101 81 76 24 24 51 39 52 23 143 .
ICT-diensten 85 49 22 26 15 21 21 18 13 93 3
Administratieve en
managementfuncties
154 96 38 30 12 54 53 23 14 179 2
Ingenieursdiensten
en gerelateerde diensten
65 51 39 22 19 15 10 31 22 74 .
Research & Development 74 47 24 40 23 23 23 23 16 97 1
Overige
ondersteunende activiteiten
50 57 65 9 14 30 31 35 7 70 .

6.4Belemmeringen voor offshoring

Bedrijven die activiteiten naar het buitenland verplaatsten kwamen daarbij regelmatig obstakels tegen. De meeste bedrijven liepen tegen wettelijke of administratieve belemmeringen aan: bijna de helft van de bedrijven die tussen 2018 en 2020 activiteiten verplaatste, noemde dat als een belemmering. Ruim 40 procent van de bedrijven kwam taalkundige of culturele belemmeringen tegen. Slechts zo’n 10 procent van de bedrijven liep tegen corona-gerelateerde bezorgdheden en problemen aan bij de verplaatsing van activiteiten.

6.4.1 Belemmeringen bij offshoring, 2018-2020 (bedrijven)
type belemmering Belemmeringen
Wettelijke of
administratieve belemmeringen
230
Taalkundige of
culturele belemmeringen
205
Bezorgdheid van
werknemers (inclusief vakbonden)
185
Bezorgdheid dat
kosten hoger uitvallen dan baten
180
Belastingkwesties 170
Nabijheid tot
bestaande klanten vereist
165
Gebrek aan gekwalificeerd
personeel in het buitenland
125
Handelstarieven en
andere handelsbelemmeringen
125
Onzekerheid over
kwaliteit aan te kopen
goederen of diensten in het buitenland
105
Toegang tot financiering
of andere financiële overwegingen
90
Problemen bij het
vinden van buitenlandse leveranciers
70
Coronagerelateerde
bezorgdheden en problemen
55

Ook voor de belemmeringen uitgesplitst naar bedrijfsactiviteit in figuur 6.4.2 geldt dat bedrijven meerdere activiteiten verplaatst kunnen hebben; een bedrijf geeft de belemmeringen voor alle verplaatste activiteiten tegelijk aan. De belemmeringen varieerden behoorlijk per bestemming. Zo zien we dat bedrijven die activiteiten naar (onder andere) India verplaatsten, maar heel beperkt tegen wettelijke of administratieve belemmeringen en belastingkwesties aanliepen. Deze twee belemmeringen werden veel vaker genoemd door de bedrijven die activiteiten naar Canada en de VS en naar het VK verplaatsten. In deze laatste twee bestemmingen werden wel relatief weinig taalkundige of culturele belemmeringen gemeld, waar dat voor bedrijven met verplaatsingen naar India, China, overig Azië en Oceanië veel vaker voorkwam. Opvallend genoeg hadden ook bedrijven met de EU-landen als bestemming taalkundige of culturele problemen. Bezorgdheden van werknemers en/of vakbonden waren het meest prominent aanwezig bij verplaatsing naar India, bij verplaatsing naar de VS of Canada en naar het VK waren die bezorgdheden er relatief weinig. Zorgen over handelstarieven en andere handelsbelemmeringen waren er vooral bij offshoring naar het VK en bij bedrijven met verplaatsing naar China. De onzekerheden rondom Brexit in de afgelopen jaren heeft de verplaatsing van activiteiten naar het VK in 2018–2020 mogelijk gehinderd.

6.4.2 Belemmeringen bij offshoring, naar bedrijfsactiviteit, 2018-2020
land Wettelijke of administratieve belemmeringen Belastingkwesties Handelstarieven en andere handelsbelemmeringen Toegang tot financiering of andere financiële overwegingen Taalkundige of culturele belemmeringen Nabijheid tot bestaande klanten vereist Problemen bij het vinden van buitenlandse leveranciers Onzekerheid over kwaliteit aan te kopen goederen of diensten in het buitenland Gebrek aan gekwalificeerd personeel in het buitenland Bezorgdheid van werknemers (inclusief vakbonden) Bezorgdheid dat kosten hoger uitvallen dan baten Coronagerelateerde bezorgdheden en problemen
EU 85 81 41 33 117 76 8 37 68 98 87 21
Overige landen
in Azië en Oceanië
2 5 2 3 13 . 2 10 11 11 12 1
Andere Europese landen 35 21 21 8 16 8 22 22 7 28 15 7
China 6 1 6 3 7 4 . . 1 4 3 1
India 15 1 10 3 45 7 7 16 31 48 24 14
VK 48 36 27 8 11 15 14 29 19 11 16 1
Canada en de VS 36 22 8 8 14 14 7 22 14 7 15 7

Wanneer we de belemmeringen opsplitsen naar dienstenactiviteiten en goederen (productie), blijkt uit figuur 6.4.3 dat de bedrijven die diensten verplaatsen ten opzichte van de goederen relatief minder belemmerd worden door handelstarieven en andere handelsbelemmeringen, door problemen bij het vinden van buitenlandse leveranciers, door onzekerheid over de kwaliteit van aan te kopen goederen of diensten in het buitenland en minder coronagerelateerde bezorgdheden en problemen hadden. Dienstverlening is simpelweg wat onafhankelijker van de fysieke locatie dan productieactiviteiten. De bedrijven die productie van goederen en materialen naar het buitenland verlegden hadden dan weer minder problemen met een gebrek aan gekwalificeerd personeel in het buitenland en taalkundige of culturele belemmeringen.

6.4.3 Belemmeringen bij offshoring, naar type activiteit, 2018-2020
categorie Wettelijke of administratieve belemmeringen Belastingkwesties Handelstarieven en andere handelsbelemmeringen Toegang tot financiering of andere financiële overwegingen Taalkundige of culturele belemmeringen Nabijheid tot bestaande klanten vereist Problemen bij het vinden van buitenlandse leveranciers Onzekerheid over kwaliteit aan te kopen goederen of diensten in het buitenland Gebrek aan gekwalificeerd personeel in het buitenland Bezorgdheid van werknemers (inclusief vakbonden) Bezorgdheid dat kosten hoger uitvallen dan baten Coronagerelateerde bezorgdheden en problemen
Productie 85 65 55 30 50 50 25 50 25 70 45 25
Diensten 140 100 55 30 140 90 20 55 85 95 100 15

6.5Coronacrisis, offshoring en reshoring

Terughalen van activiteiten uit het buitenland die eerder uitbesteed waren, reshoring, lijkt de afgelopen jaren in opmars (Wilthagen, 2019). Belangrijke reden hiervoor is het feit dat de lonen in (voormalig) lagelonenlanden behoorlijk gestegen zijn, terwijl productiviteit in die periode niet evenredig toenam. Wilthagen (2019) noemt ook problemen met intellectueel eigendom in bijvoorbeeld China, een onbetrouwbare energievoorziening in verschillende delen van de wereld en hoge transportkosten naar de afzetmarkten. Daarnaast nemen protectionisme en handelsbelemmeringen internationaal al enkele jaren toe. Zo zette de VS onder leiding van president Trump in op het terughalen van productie en banen naar het eigen land, onder andere door het verhogen van importtarieven. Ook de ambitie om als bedrijf te verduurzamen kan een rol spelen om weer lokaal te produceren.

De coronapandemie is een andere aanleiding voor bedrijven om te besluiten delen van de bedrijfsactiviteiten terug te halen naar Nederland. Vooral bij aanvang van de coronacrisis hebben veel bedrijven productieverstoringen en kwetsbaarheden in hun (internationale) ketens ervaren, maar ook in 2022 hebben bedrijven hier nog last van, met name met betrekking tot lockdowns in delen van China. Echter verwacht de SER (2021) dat bedrijven hun productieketens robuuster zullen maken alvorens over te gaan tot reshoring. Productieketens kunnen robuuster gemaakt worden door grotere voorraden aan te houden, diversificatie aan te brengen in toeleveranciers of middelen te gebruiken om meer zicht op hun ketens te krijgen. DNB (2021) en OESO (2020) stellen daarbij dat reshoring waardeketens niet per se bestendiger maken tegen (macro-economische) schokken zoals de pandemie, maar wel de kosten verhoogt voor het productieproces. Bovendien moeten schokken vervolgens in het eigen land opgevangen worden, in plaats van op de internationale markt.

80 bedrijven kozen er door de coronacrisis voor om de plannen voor offshoring tijdelijk uit te stellen of definitief te laten varen

In de enquête over offshoring werd ook informatie opgehaald over offshoring en reshoring in relatie tot de coronapandemie. Daaruit bleek dat er circa 100 bedrijven waren die als gevolg van de coronacrisis tijdelijk of permanent activiteiten terughaalden naar Nederland: reshoring. Dat is bijna één procent van de bedrijvenpopulatie van deze enquête. Ruim 50 bedrijven verplaatsten juist onderdelen naar het buitenland onder invloed van de coronacrisis, en ruim 80 bedrijven hebben de plannen voor offshoring tijdelijk uitgesteld of definitief laten varen.

6.6Samenvatting en conclusie

Voordat een product van de band rolt, of een dienst geleverd wordt, zijn er al vele stappen en processen aan vooraf gegaan. Activiteiten met betrekking tot onderzoek naar, en ontwikkeling van het product; productie van intermediaire goederen benodigd voor het eindproduct; assemblage van het eindproduct; marketing voor de verkoop; klantondersteuning; IT-diensten en administratieve diensten. Al deze onderdelen van het productieproces voor het uiteindelijke product worden niet altijd op één plaats gemaakt, en steeds vaker ook niet binnen één land. Onder invloed van globalisering, steeds lagere transportkosten, en specialisatie, zijn productieketens de afgelopen decennia opgeknipt in kleine stukjes die overal wereldwijd plaatsvinden.

In dit hoofdstuk zijn we ingegaan op de bedrijven die de afgelopen jaren een onderdeel van hun productieproces uitbesteed hebben, en een bedrijfsactiviteit naar het buitenland verplaatst hebben.

Uit de enquête bleek dat bijna 500 bedrijven er tussen 2018 en 2020 voor kozen om één of meerdere bedrijfsactiviteiten naar het buitenland te verplaatsen. Daarbij werden activiteiten in de administratie en het management het vaakst verplaatst, gevolgd door de productie van goederen en materialen en vervolgens de marketing, verkoop van diensten en after sales. Ten opzichte van de vorige enquête werden de bedrijfsonderdelen R&D en ICT relatief vaker verplaatst. De meeste bedrijven besteedden werk uit naar andere EU-landen. Buiten de EU was India de belangrijkste bestemming voor offshoring, en daarna de landen in Europa die geen deel uitmaken van de EU.

De meeste banen verdwenen door het uitbesteden van productiewerkzaamheden; dit waren voor het merendeel midden- tot laagopgeleide functies. De banen die verloren gingen bij verplaatsing van andere, dienstverlenende, bedrijfsactiviteiten zorgden juist vaker voor baanverlies voor hoogopgeleiden. Van de banen die gecreëerd werden door offshoring, ging het juist in bijna driekwart van de nieuwe banen om functies voor hoogopgeleiden.

Kostenbesparing bleek een belangrijke reden voor bedrijven te zijn om een onderdeel uit te besteden naar het buitenland. Bij verplaatsing liepen bedrijven tegen belemmeringen aan, waarvan de meest voorkomende wettelijke of administratieve belemmeringen: bijna de helft van de bedrijven die tussen 2018 en 2020 activiteiten verplaatste had daar last van. Ruim 40 procent van de bedrijven kwam taalkundige of culturele belemmeringen tegen. De coronacrisis werd zowel als motivatie voor, als als belemmering van offshoring weinig gerapporteerd.

Zo’n 100 bedrijven hebben als gevolg van de coronacrisis tijdelijk of permanent activiteiten teruggehaald naar Nederland (reshoring). Ruim 50 bedrijven verplaatsten met dezelfde motivatie juist onderdelen naar het buitenland , en ruim 80 bedrijven heeft de plannen voor offshoring tijdelijk uitgesteld of definitief laten varen.

Offshoring en reshoring staan volop in de belangstelling van media, beleidsmakers en bedrijven zelf. Kwetsbaarheden in bestaande ketens, gestegen transportprijzen en gestegen lonen buiten Nederland hebben ervoor gezorgd dat offshoring minder aantrekkelijk wordt. Anderzijds maakt offshoring wel mogelijk dat bedrijven zich in Nederland concentreren op activiteiten van hogere toegevoegde waarde waar veel gespecialiseerde kennis voor nodig is; veelal dienstenactiviteiten. Bedrijfsactiviteiten die minder waarde toevoegen, zoals productie maar ook bijvoorbeeld onderdelen van de administratie, kunnen elders uitgevoerd worden waar het comparatieve voordeel bestaat. De hier beschreven enquête, maar ook verder onderzoek naar waardeketens en offshoring kunnen de discussies voeden met inzicht in de manier waarop bedrijven hun productieprocessen inrichten en aanpassen aan de geopolitieke en economische ontwikkelingen.

6.7Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Bernard, A., Fort, T., Smeets, V. & Warzynski, F. (2020). Heterogeneous globalization: offshoring and reorganization. NBER Working Paper Series. Cambridge (VS): NBER.

DNB (2021). Veranderende internationale samenhangen en de Nederlandse economie: trends, drijfveren en consequenties. Occasional Studies. Amsterdam: DNB.

Eurostat (2019). International sourcing and relocation of business functions. Luxemburg: Eurostat.

Grossman, G. & Rossi-Hansberg, E. (2008). Trading Tasks: A Simple Theory of Offshoring. American Economic Review, 98(5), 1978–1997.

Hummels, D., Munch, J. & Xiang, C. (2018). Offshoring and Labor Markets. Journal of Economic Literature, 56(3), 981–1028.

OESO (2021). Global value chains: Efficiency and risks in the context of COVID-19. OECD Policy Responses to Coronavirus (COVID-19). Parijs: OESO.

SER (2021). Reshoring: Made in Europe. Advies 21/02, februari 2021. Den Haag: Sociaal-Economische Raad.

The Economist (2022). A half-a-trillion-dollar bet on revolutionising white-collar work. The Economist, 2 april 2022.

Wilthagen, T. (2019). Nederland kan werk uit het buitenland terughalen, als de overheid helpt. Financiële Dagblad, 14 februari 2019.

Noten

In de literatuur worden ook de activiteiten meegenomen die niet zozeer verplaatst zijn, maar waarbij vanaf het begin af aan al besloten is om de activiteit in een ander land uit te voeren. Dit wordt dan toch als offshoring gezien, wanneer de activiteit ook in het land van het bedrijf zelf uitgevoerd had kunnen worden (Hummels et al., 2018). Dit onderdeel van offshoring wordt in onze data niet meegenomen, waardoor we dit in de rest van het hoofdstuk buiten beschouwing laten.

De enquête tussen 2014 en 2016 is niet helemaal goed vergelijkbaar met de huidige: tussen 2014 en 2016 werden ondernemingsgroepen (OG) benaderd, vragenlijsten werden zoveel mogelijk gericht aan hoofdkantoren. In de meest recente vragenlijst werden ondernemingen (BE) uitgevraagd. Daarnaast werden tussen 2014 en 2016 de sectoren B-N exclusief K en S95 van de standaardbedrijfsindeling uitgevraagd; In 2018-2020 B-N inclusief K.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Marcel van den Berg

Timon Bohn

Sarah Creemers

Dennis Cremers

Dennis Dahlmans

Loe Franssen

Marjolijn Jaarsma

Tom Notten

Davey Poulissen

Leen Prenen

Janneke Rooyakkers

Iryna Rud

Roos Smit

Khee Fung Wong

Redactie

Sarah Creemers

Daniël Herbers

Marjolijn Jaarsma

Janneke Rooyakkers

Eindredactie

Daniël Herbers

Janneke Rooyakkers

Dankwoord

We danken de volgende personen voor hun constructieve bijdrage aan deze editie van de Internationaliseringsmonitor:

Janneke Hendriks

Richard Jollie

Michel van Kooten

Irene van Kuik

Angie Mounir

Oksana Nadolinskaia

Tim Peeters

Aleksei Trofimov (Europese Commissie)

Sandra Vasconcellos

Petrov Ventsislav (Europese Commissie)

Karolien van Wijk

Hendrik Zuidhoek

CBS Vertaalbureau