De internationale dienstenhandel in woelige tijden
Anders dan in de kredietcrisis kromp de internationale dienstenhandel ten tijde van de coronacrisis sterker dan de internationale goederenhandel. Bovendien kwam het herstel van de dienstenhandel deze keer veel minder vlot op gang dan bij de goederenhandel en lag de waarde van de totale dienstenhandel aan het einde van 2021 nog steeds onder het pre-coronaniveau van eind 2019. Hoe kan het dat de ontwikkelingen zo verschilden tussen beide crises? Is het wellicht zo dat de dienstenhandel gevoeliger is voor de coronacrisis dan de goederenhandel? In dit hoofdstuk wordt een verklaring gezocht in het feit dat er in de periode 2020–2021 meerdere uitdagingen speelden voor de internationale dienstenhandel van Nederland dan voor de goederenhandel, waaronder de reisbeperkingen als gevolg van de coronacrisis en enkele grootschalige bedrijfsherstructureringen binnen multinationals die onder andere in Nederland actief zijn.
2.1Inleiding
De coronacrisis heeft de afgelopen jaren een enorme impact gehad op de samenleving. Werk, school, gezondheid en vakantie waren voor velen ineens geen vanzelfsprekendheid meer. Ook de internationale handel is de dans niet ontsprongen. Zowel de internationale handel in goederen als de internationale handel in diensten daalden ongekend in het begin van 2020. Opvallend is dat de internationale handel in diensten sterker afnam dan de internationale handel in goederen (CBS, 2021a) en dat het herstel minder vlot op gang is gekomen dan bij de goederenhandel (CBS, 2021b; 2021c). Dat is in tegenstelling tot de economische crisis van 2008. Toen werd de Nederlandse internationale handel in goederen harder geraakt en duurde het herstel langer dan voor de internationale handel in diensten. De internationale handel in diensten leek veel minder gevoelig voor een dergelijke externe impact (paragraaf 2.3). De voor de hand liggende conclusie is dat de dienstenhandel in algemene zin gevoeliger is gebleken voor de coronacrisis dan de internationale goederenhandel. In dit artikel voeren we een eerste analyse uit om te onderzoeken of die conclusie terecht is.
Meer dan corona
De coronacrisis is niet de enige verstoring die de internationale handel in diensten heeft getroffen sinds 2019. Zo leidde het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie tot onzekerheid onder bedrijven over onder meer toekomstige handelsbelemmeringen in de handel met het Verenigd Koninkrijk, en de omvang en timing van bepaalde beleidswijzigingen als gevolg van de Brexit (Ahmad et al., 2020). Daarnaast hadden wereldwijde verstoringen in productieketens, tekorten aan chips, hogere energiekosten en een toenemende inflatie mogelijk ook hun weerslag op de internationale dienstenhandel. Zowel deze factoren als de Brexit hadden echter niet alleen een impact op de internationale dienstenhandel, maar raakten de internationale handel in brede zin.
Tegenover deze algemene uitdagingen voor de internationale handel staan er ook enkele uitdagingen die vooral, of zelfs uitsluitend, de internationale dienstenhandel raakten. Zo werden er in 2020 en 2021 vele vergaande en zeer uitzonderlijke nationale en internationale reisbeperkingen ingesteld om de coronacrisis te beteugelen. Het reisverkeer, één van de componenten van de internationale dienstenhandel, heeft daardoor forse klappen te verduren gekregen aangezien verplaatsingen van personen over landgrenzen opeens aan banden werden gelegd. Daarnaast leidden politiek-maatschappelijke discussies over Nederland als fiscale doorvoerhaven en mede in dat kader doorgevoerde wetswijzigingen ertoe dat het voor multinationals minder aantrekkelijk werd om bepaalde inkomensstromen door Nederland te laten lopen. Ook dit had directe gevolgen voor de internationale dienstenhandel van Nederland. Zo waren rente- en royaltybetalingen die tot 31 december 2020 aan buitenlandse moeders of dochters, bijvoorbeeld op onderlinge leningen of gebruik van intellectueel eigendom, werden voldaan niet onderhevig aan een bronbelasting. Met de komst van de Wet bronbelasting per 1 januari 2021 is dit veranderd en zijn bepaalde rente- en royaltybetalingen aan in Nederland gevestigde onderdelen van internationaal opererende multinationals wel onderhevig aan een bronbelasting. Het geldende tarief is gelijkgesteld aan het hoogste tarief van de vennootschapsbelasting (25,8 procent in 2022). Het ligt in de lijn der verwachting dat bedrijven, met name diegene met een moeder, deelname of dochter in het buitenland, anticipeerden en op een dergelijk wetswijziging hebben gereageerd door hun bedrijfsvoering te herstructureren en bepaalde geldstromen zoals rente- en royaltybetalingen niet meer via Nederland te laten lopen. Als dit inderdaad het geval is, heeft dit ook consequenties voor de internationale dienstenhandel van Nederland, aangezien dergelijke stromen onder de definitie van de internationale dienstenhandel kunnen vallen. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de internationale verrekening van royalty’s tussen moeder- en dochtermaatschappijen, zoals betalingen voor het gebruik van intellectueel eigendom (bijvoorbeeld een geregistreerd handelsmerk, bepaalde zelfontwikkelde software of rechten op films en muziek).
Internationale geldstromen, belastingen en Nederland
Nederland vormt een belangrijke schakel in de internationale geld- en investeringsstromen van grote multinationals. Nederland kent een groot aantal belastingverdragen met andere landen, onder andere om te voorkomen dat meerdere keren belasting wordt geheven. Daarnaast hief Nederland tot voor kort ook geen bronbelasting op royalty’s en rentes. Onder andere dit gunstige belastingklimaat maakt Nederland een aantrekkelijk land voor multinationals.
Internationale verschillen in belastingsystemen en belastingdruk maken het mogelijk dat multinationals op hun totale winst minder belasting afdragen, bijvoorbeeld door transfer pricing, het verstrekken van leningen aan deelnemingen of dochters, of het registreren van intellectueel eigendom daar waar de winstbelasting laag is. Transfer pricing houdt in dat er goederen of diensten verhandeld worden tussen onderdelen van hetzelfde bedrijf, tegen gunstigere (of ongunstigere) prijzen, ten faveure van het totale financiële eindresultaat, belastbare inkomen of winst. Een andere manier waarop grote bedrijven hun winsten of verliezen belastingtechnisch zo gunstig mogelijk kunnen managen is door hun internationale deelnemingen of dochters (onderling) leningen te verstrekken. Een andere methode om de winst of opbrengst te maximaliseren is door intellectueel eigendom – handelsmerken, uitzendrechten – daar te registreren waar dat belastingtechnisch gunstig is. Partijen die het intellectueel eigendom vervolgens gebruiken of er een licentie op krijgen, betalen vervolgens een vergoeding hiervoor aan de partij die het intellectueel eigendom bezit of beheert. Als deze beheerder in Nederland gevestigd is, wordt in Nederland belasting betaald over deze royalty’s. Als deze Nederlandse beheerder onderdeel is van bijvoorbeeld een Amerikaanse multinational, dan hoefde de Amerikaanse moeder in de Verenigde Staten niet nog eens belasting te betalen over de ontvangen vergoedingen voor het intellectuele eigendom.
Eind 2021 maakte de OESO bekend dat 140 landen en regio’s wereldwijd akkoord zijn met het aanpassen van hun nationale belastingwetgeving ten aanzien van de inkomens- en geldstromen van multinationals. In deze overeenkomst is afgesproken dat multinationals vanaf 2023 minimaal 15 procent vennootschapsbelasting gaan betalen, ongeacht waar ze zijn gevestigd. Het doel is bedrijven daadwerkelijk belasting te laten betalen in het land waar de winst wordt gemaakt.
In dit hoofdstuk trachten we het feit dat de internationale dienstenhandel tijdens de coronacrisis sterker kromp en minder snel herstelde dan de goederenhandel, te verklaren door het feit dat er in 2020–2021 enkele specifieke uitdagingen speelden voor de dienstenhandel. Hiervoor delen we de ontwikkelingen in de Nederlandse internationale dienstenhandel in de afgelopen drie jaar (2019–2021) op in een drietal componenten. De eerste component bevat het deel van de internationale dienstenhandel dat direct is te relateren aan de gevolgen van de reisbeperkingen. Het tweede onderdeel brengt het deel dat is te relateren aan bedrijven met een bedrijfsherstructurering in kaart. Het derde, en laatste deel, is een restcomponent; hierin zit de dienstenhandel die niet meteen is gerelateerd is aan de uitzonderlijke en stringente reisbeperkingen of de herstructureringen bij bedrijven. Middels deze decompositie, en door naar de ontwikkeling van de restcategorie te kijken, wordt het uiteindelijk mogelijk om een reëlere indicatie te geven van de ontwikkeling van de internationale dienstenhandel, vrij van bedrijfsherstructureringen en de zeer uitzonderlijke reisbeperkingen.
Leeswijzer
Paragraaf 2.2 staat kort stil bij het Nederlandse vestigingsklimaat voor multinationals en geeft enige context en achtergrondinformatie bij de in 2021 ingevoerde bronbelasting op rente en royalty’s en andere wijzigingen in de fiscale behandeling van multinationals. Paragraaf 2.3 zoomt vervolgens in op ontwikkelingen in de internationale dienstenhandel over de afgelopen jaren, waarbij deze ontwikkelingen zullen worden afgezet tegen ontwikkelingen in de goederenhandel en tegen ontwikkelingen uit een andere, relatief recente crisisperiode; namelijk de kredietcrisis van 2008. Daarna zal in paragraaf 2.4 de (ontwikkeling in de) internationale dienstenhandel worden opgedeeld in een aantal componenten, waaronder een factor die direct of indirect toe te wijzen is aan het reisverkeer en een deel dat toe te wijzen is aan bedrijven die een bedrijfsherstructurering hebben doorgevoerd. In paragraaf 2.5 zoomen we verder in op deze componenten, door per component de diensten en landen die aan de ontwikkelingen binnen deze groep ten grondslag liggen te bespreken. In paragraaf 2.6 sluiten we vervolgens af met een samenvatting en conclusie.
2.2Het Nederlandse vestigingsklimaat voor multinationals
Nederland aantrekkelijk voor multinationals
Nederland staat bekend als een land met een goed vestigingsklimaat voor (grote, multinationale) bedrijven. Niet alleen door de hoogopgeleide beroepsbevolking, de goede digitale en fysieke infrastructuur en investeringen in innovatie en technologie, maar ook door de gunstige fiscale omstandigheden. Nederland speelt ook een belangrijke rol in de internationale belastingplanning van multinationals: veel internationale bedrijven hebben hier een vestiging (DNB, 2020). Vaak betreft het bijzondere financiële instellingen (bfi’s), oftewel houdster- en financieringsmaatschappijen behorend tot buitenlandse multinationals. Ze hebben hier geen (niet-financiële) productie en werkgelegenheid en kenmerken zich door het verrichten van zeer omvangrijke inkomens- en vermogenstransacties van of voor het moederbedrijf. Mede door het grote aantal bfi’s is Nederland de grootste ontvanger van directe buitenlandse investeringen ter wereld (DNB, 2020). Veel van die investeringen blijven niet in Nederland, maar worden geïnvesteerd in buitenlandse dochtermaatschappijen. Zodoende is Nederland een belangrijke schakel in internationale investeringsstromen van multinationals. Het inkomen dat voortkomt uit deze investeringen stroomt vaak ook door Nederland in de vorm van dividenden, rentes en royalty’s (Lejour et al., 2019). De rente- en royaltybetalingen die bedrijven gevestigd in het buitenland aan Nederland deden, waren vóór 2021 niet onderhevig aan bronbelasting. Dit betekent dat deze inkomsten in Nederland niet belast werden, maar (eventueel) in het land van bestemming met de daar geldende winstbelasting. Er is echter ook een groep bestemmingslanden, zogenaamde ‘belastingparadijzen’, waar geen winstbelasting geldt, of een statutair tarief van 9 procent of minder. Een aanzienlijk deel van de inkomsten (12,5 procent) die Nederland uitgaan, heeft deze landen als bestemming (Berentsen, 2020). Dat Nederland daarmee als het ware een functie als doorsluisland vervult, kan al enkele jaren rekenen op flinke kritiek (EC, 2017; Lejour et al., 2019). Zo heeft een recent rapport van Tax Justice (2020) laten zien dat Nederland een sleutelrol speelt in de 359 miljard euro die jaarlijks wereldwijd aan belastingontwijking plaatsvindt en heeft het Europees Parlement in 2019 ingestemd met een motie die vijf EU-landen, waaronder Nederland, aanwees als belastingparadijs.
Gunstige belastingwetgeving voor multinationals
Ook kent Nederland een zogenaamde deelnemingsvrijstelling. Deze deelnemingsvrijstelling kan voor multinationals enkele voordelen opleveren: bedrijven met een hoofdkantoor in Nederland hoeven hier geen winstbelasting te betalen over winst van buitenlandse dochterbedrijven, er vanuit gaande dat dat in het buitenland al gebeurt. Dat is in het voordeel van bedrijven met dochters in de landen met een lage winstbelasting – of zelfs helemaal geen. Bovendien mochten verliezen van buitenlandse dochterondernemingen tot voor kort in Nederland van de winst afgetrokken worden, waardoor bedrijven in het uiterste geval in Nederland helemaal geen winstbelasting hoefden te betalen. Daarnaast hebben veel multinationals individuele afspraken gemaakt met de belastingdienst over belastingheffing op bepaalde stromen, de tax rulings (DNB, 2020). Ook heeft Nederland veel fiscale-, investerings- en handelsverdragen met andere landen afgesloten, die ook gunstige voorwaarden voor internationale investerings- en inkomensstromen op kunnen leveren (Franssen, 2019).
Nationale en internationale kritiek
Deze onderdelen van het Nederlandse belastingstelsel, die over het algemeen gunstig uitpakken voor multinationals, zorgen ervoor dat de Nederlandse belastingwetgeving internationaal al langer ter discussie staat. Mede omdat andere landen, bijvoorbeeld waar de oorspronkelijke inkomsten gegenereerd zijn, door deze constructies minder belastinginkomsten ontvangen. Ook binnen Nederland was er al langer kritiek op verschillende onderdelen van het belastingstelsel. Onder leiding van staatssecretaris Menno Snel zijn uiteindelijk enkele zaken veranderd. Zo geldt er vanaf 2021 in Nederland een nieuwe bronbelasting waarmee rente- en royaltybetalingen aan laag belastende landen ook belast worden in Nederland. Ook betalingen die kunstmatig via Nederland worden geleid omwille van fiscale redenen worden sinds 2021 belast met deze bronbelasting. Het tarief daarvan is gelijk aan het hoogste tarief van de vennootschapsbelasting, 21,7 procent in 2021 (Couwenbergh et al., 2022; Berentsen, 2019). Vanaf 2024 zullen ook de dividenden die naar laag belastende landen stromen, belast worden met een bronheffing in Nederland (Jonker, 2020).
Ook de deelnemingsvrijstelling is per 2021 beperkt: de verliezen van dochters buiten de EU kunnen niet meer worden afgetrokken van de winsten in Nederland (Tweede Kamer, 2019).
Critici wijzen erop dat de wijzingen in het Nederlandse belastingstelsel voor Nederland nadelen opleverde, met het vertrek van de hoofdkantoren van Shell en Unilever naar het Verenigd Koninkrijk als belangrijkste voorbeeld. Deze veranderingen kunnen ervoor gezorgd hebben dat Nederland minder aantrekkelijk is geworden als vestigings- of doorsluisland.
In de aanloop naar de fiscale veranderingen in 2021 en aanstaande veranderingen in de periode na 2021 hebben sommige bedrijven ervoor gekozen om bepaalde investerings- en geldstromen niet meer via Nederland te laten lopen.noot1 Dit zien we ook terug in de internationale handelscijfers over 2020 en 2021, bijvoorbeeld bij de cijfers over vergoedingen voor intellectueel eigendom. In onze decompositie van de totale internationale dienstenhandel (paragraaf 2.4) proberen we dit effect te kwantificeren.
2.3Recente ontwikkeling van de internationale dienstenhandel in perspectief
Geen vuiltje aan de lucht vlak vóór 2020…
Figuur 2.3.1 toont de ontwikkeling van de internationale dienstenhandel over de afgelopen zes jaar.noot2 De jaren vóór de coronacrisis werden gekenmerkt door een gestaag groeiende internationale handel in diensten. Zo groeide de uitvoerwaarde van diensten in de drie jaar vóór het uitbreken van corona van ruim 180 miljard euro in 2016 tot ruim 235 miljard in 2019, wat correspondeert met een gemiddelde jaarlijkse groei van meer dan 9 procent. Tegelijkertijd groeide de diensteninvoer in deze periode van ruim 174 miljard euro tot ruim 237 miljard euro, oftewel een gemiddelde jaarlijkse groei van ruim 10 procent per jaar. Deze hoge groeicijfers sluiten aan bij de algemene trend van verdienstelijking die kenmerkend is voor de Nederlandse economie. Hierbij neemt het belang van de dienstverlening in de Nederlandse economie, gemeten in zowel het aandeel van de diensten in de totale toegevoegde waarde van de Nederlandse economie als in het aandeel in de totale internationale handel, gestaag toe.
| jaar | categorie | Export | Import |
|---|---|---|---|
| 2016 | 1e kwartaal, 2016 | 41,9 | 41,6 |
| 2016 | 2e kwartaal, 2016 | 44,6 | 42,4 |
| 2016 | 3e kwartaal, 2016 | 44,3 | 45 |
| 2016 | 4e kwartaal, 2016 | 49,3 | 45,2 |
| 2017 | 1e kwartaal, 2017 | 44,6 | 44,8 |
| 2017 | 2e kwartaal, 2017 | 47,9 | 47 |
| 2017 | 3e kwartaal, 2017 | 46,8 | 49,6 |
| 2017 | 4e kwartaal, 2017 | 51,3 | 49,7 |
| 2018 | 1e kwartaal, 2018 | 46,8 | 49,6 |
| 2018 | 2e kwartaal, 2018 | 52,6 | 53,4 |
| 2018 | 3e kwartaal, 2018 | 54,4 | 57,9 |
| 2018 | 4e kwartaal, 2018 | 58,9 | 58,1 |
| 2019 | 1e kwartaal, 2019 | 53,9 | 52,8 |
| 2019 | 2e kwartaal, 2019 | 57,7 | 57,5 |
| 2019 | 3e kwartaal, 2019 | 59,2 | 61,4 |
| 2019 | 4e kwartaal, 2019 | 64,5 | 65,2 |
| 2020* | 1e kwartaal, 2020* | 51,8 | 49,8 |
| 2020* | 2e kwartaal, 2020* | 47,2 | 42,7 |
| 2020* | 3e kwartaal, 2020* | 47,7 | 44,6 |
| 2020* | 4e kwartaal, 2020* | 52,6 | 50,2 |
| 2021* | 1e kwartaal, 2021* | 44,2 | 44 |
| 2021* | 2e kwartaal, 2021* | 50 | 46,9 |
| 2021* | 3e kwartaal, 2021* | 54,5 | 51,8 |
| 2021* | 4e kwartaal, 2021* | 62 | 58 |
… gevolgd door een donderslag bij heldere hemel
Zowel de in- als uitvoerwaarde zakte flink in gedurende de eerste helft van 2020, zoals de ontwikkeling op kwartaalbasis in figuur 2.3.1 laat zien. In het tweede kwartaal van 2020 lag de totale uitvoerwaarde als gevolg hiervan ruim 18,2 procent lager dan in datzelfde kwartaal in 2019 en voor de invoer was deze krimp zelfs gelijk aan 25,8 procent. In algemene zin kan gesteld worden dat vooral het reisverkeer flinke klappen te verduren kreeg. Zo halveerden over heel 2020 de bestedingen van buitenlandse toeristen en zakelijke reizigers (uitvoer) in ons land ten opzichte van 2019 (–50,2 procent), en daalden de bestedingen van Nederlanders in het buitenland (invoer) zelfs met 65,3 procent. Daarentegen namen aan de uitvoerkant met name de verzekeringsdiensten (+16,2 procent) en digitaal geleverde diensten zoals telecommunicatie- computer en informatiediensten (+7,1 procent) in 2020 toe. Aan de invoerkant deden vooral de financiële diensten (+19,8 procent) en de verzekeringsdiensten (+16,8 procent) het relatief goed.noot3 Uiteindelijk lag de diensteninvoer in het laatste kwartaal van 2021 11,1 procent lager en de dienstenuitvoer 3,9 procent lager dan precies twee jaar eerder.
Impact vergeleken met de goederenhandel en in de context van kredietcrises
In de afgelopen decennia heeft de Nederlandse economie – naast de coronacrisis – met enige regelmaat te maken gehad met economische crises die hun weerslag hadden op de wereldhandel. In de voorbije 15 jaar is de kredietcrisis, die plaatsvond aan het einde van het eerste decennium van deze eeuw, hiervan wellicht het meest in het oog springende voorbeeld. In deze paragraaf zetten we de ontwikkelingen in de internationale dienstenhandel tijdens de coronacrisis af tegen de ontwikkelingen ten tijde van de kredietcrisis. Ter vergelijking nemen we telkens ook de ontwikkelingen in de internationale goederenhandel mee. Omdat we in de Internationaliseringsmonitor over exogene schokken (CBS, 2021c) reeds zijn ingegaan op een vergelijking van de diensten- en goederenhandel in beide crises, zullen we de beschrijving in deze paragraaf beknopt houden.
Figuur 2.3.2 brengt de geïndexeerde ontwikkeling in de in- en uitvoerwaarde van zowel de goederen- als de dienstenhandel in beeld gedurende de periode 2007–2013. De indexatie is op basis van het tweede kwartaal van 2008, omdat de economische impact van de kredietcrisis in Nederland vooral vanaf het derde kwartaal van 2008 voelbaar werd.
De figuur laat een duidelijkere krimp van de goedereninvoer zien vanaf de tweede helft van 2008. Deze krimp houdt aan tot in het tweede kwartaal van 2009. Dit staat in schril contrast met de internationale dienstenhandel, waar de invoerkrimp in deze periode stukken lager was en waarbij de ontwikkelingen vooral een seizoenseffect lijken te reflecteren. In het tweede kwartaal van 2009 lag de totale waarde van de diensteninvoer zelfs alweer hoger dan in hetzelfde kwartaal in 2008. Ook bij een vergelijking van de uitvoer valt op dat de goederenhandel steviger lijkt geraakt door de kredietcrisis dan de dienstenhandel. De krimp in de tweede helft van 2008 valt hier immers mee in vergelijking tot de krimp bij de goederenhandel en ook hier is de dienstenuitvoer sneller hersteld dan de diensteninvoer.
| Invoer goederen | Invoer diensten | Uitvoer goederen | Uitvoer diensten | ||
|---|---|---|---|---|---|
| 2007 | 1e kwartaal, 2007 | 86,8 | 86,9 | 89,2 | 91,6 |
| 2007 | 2e kwartaal, 2007 | 88,2 | 94,8 | 88,4 | 96,1 |
| 2007 | 3e kwartaal, 2007 | 87,6 | 101,1 | 88,9 | 97,5 |
| 2007 | 4e kwartaal, 2007 | 94,7 | 104,5 | 98,1 | 107 |
| 2008 | 1e kwartaal, 2008 | 97,9 | 91,1 | 99,2 | 96,7 |
| 2008 | 2e kwartaal, 2008 | 100 | 100 | 100 | 100 |
| 2008 | 3e kwartaal, 2008 | 100 | 113,5 | 98,9 | 103,6 |
| 2008 | 4e kwartaal, 2008 | 93,3 | 108,3 | 94,2 | 113 |
| 2009 | 1e kwartaal, 2009 | 78,8 | 93,4 | 80,7 | 93,3 |
| 2009 | 2e kwartaal, 2009 | 76 | 101,4 | 77,8 | 95,1 |
| 2009 | 3e kwartaal, 2009 | 79 | 110,5 | 81,5 | 97,7 |
| 2009 | 4e kwartaal, 2009 | 85,3 | 115,8 | 87,5 | 107,9 |
| 2010 | 1e kwartaal, 2010 | 89,4 | 95,1 | 92,3 | 99,5 |
| 2010 | 2e kwartaal, 2010 | 97,6 | 105,2 | 96,4 | 103 |
| 2010 | 3e kwartaal, 2010 | 95,6 | 116,6 | 98,3 | 107,8 |
| 2010 | 4e kwartaal, 2010 | 104 | 116,2 | 106,4 | 118,1 |
| 2011 | 1e kwartaal, 2011 | 105,7 | 108,2 | 108,4 | 111,4 |
| 2011 | 2e kwartaal, 2011 | 105,3 | 114,7 | 107,5 | 115,7 |
| 2011 | 3e kwartaal, 2011 | 106 | 126,5 | 107,1 | 121,7 |
| 2011 | 4e kwartaal, 2011 | 108 | 123,2 | 110,4 | 129,5 |
| 2012 | 1e kwartaal, 2012 | 112,7 | 110,8 | 114,3 | 115,7 |
| 2012 | 2e kwartaal, 2012 | 112,9 | 129,1 | 113,8 | 126,9 |
| 2012 | 3e kwartaal, 2012 | 112,1 | 133,2 | 110,1 | 122,3 |
| 2012 | 4e kwartaal, 2012 | 115,9 | 132,1 | 116,8 | 134,5 |
| 2013 | 1e kwartaal, 2013 | 113,4 | 115,8 | 115,9 | 125,5 |
| 2013 | 2e kwartaal, 2013 | 113 | 126,3 | 114,5 | 127,4 |
| 2013 | 3e kwartaal, 2013 | 110 | 131,8 | 111,6 | 133,2 |
| 2013 | 4e kwartaal, 2013 | 113,6 | 135,2 | 116,5 | 143,3 |
Het algemene beeld dat hieruit volgt is dat vooral de goederenhandel hinder leek te ondervinden van de kredietcrisis en dat de impact op de dienstenhandel verhoudingsgewijs minder groot was, zeker wanneer er wordt gekeken naar de invoer. Ook valt op te merken dat de dienstenhandel voor wat betreft zowel de in- als uitvoer, sneller terug was op het ‘oude’ niveau van halverwege 2008. De impact van de kredietcrisis op de goederenhandel leek dus heviger en langduriger dan bij de dienstenhandel.
Figuur 2.3.3 brengt de geïndexeerde ontwikkeling van de invoer en uitvoer in beeld gedurende de coronacrisis en de periode vlak daar voor. De indexatie is op basis van het laatste kwartaal van 2019, aangezien covid-19 vanaf het eerste kwartaal van 2020 om zich heen greep in Nederland.
De figuur laat duidelijk zien dat zowel de invoerwaarde van de diensten als van goederen significant daalden in de eerste helft van 2020. Bovendien toont de figuur dat de krimp van de diensteninvoer niet alleen groter is dan de krimp van de goedereninvoer, maar ook langer aanhoudt. Terwijl zowel de diensten- als de goedereninvoer hun dieptepunt bereikten in het tweede kwartaal van 2020, heeft de diensteninvoer in 2020 en 2021 het pre-coronaniveau van eind 2019 niet meer geëvenaard. Een blik op de ontwikkeling van de uitvoerwaarde van de goederen en diensten schetst in grove lijnen hetzelfde beeld. Figuur 2.3.3 laat immers zien dat ook hier de handelswaarde van zowel de goederen als de diensten significant daalden nadat corona in Nederland zijn intrede deed. En ook hier geldt weer dat de krimp bij de diensten heviger is en dat het herstel langer op zich laat wachten dan bij de goederen.
| Import goederen | Import diensten | Export goederen | Export diensten | ||
|---|---|---|---|---|---|
| 2019 | 1e kwartaal, 2019 | 97,1 | 80,9 | 96,2 | 83,6 |
| 2019 | 2e kwartaal, 2019 | 98,3 | 88,2 | 97,3 | 89,5 |
| 2019 | 3e kwartaal, 2019 | 95,3 | 94,2 | 94,6 | 91,8 |
| 2019 | 4e kwartaal, 2019 | 100 | 100 | 100 | 100 |
| 2020* | 1e kwartaal, 2020* | 94,9 | 76,4 | 96,2 | 80,3 |
| 2020* | 2e kwartaal, 2020* | 81,9 | 65,4 | 80,6 | 73,2 |
| 2020* | 3e kwartaal, 2020* | 87,9 | 68,4 | 88,9 | 73,9 |
| 2020* | 4e kwartaal, 2020* | 95,3 | 76,9 | 97,9 | 81,6 |
| 2021* | 1e kwartaal, 2021* | 98,8 | 67,4 | 101,4 | 68,5 |
| 2021* | 2e kwartaal, 2021* | 107,2 | 71,9 | 107,2 | 77,4 |
| 2021* | 3e kwartaal, 2021* | 112,7 | 79,4 | 111,3 | 84,4 |
| 2021* | 4e kwartaal, 2021* | 128,8 | 88,9 | 122 | 96,1 |
2.4De recente krimp in de internationale dienstenhandel ontleed
Het feit dat de internationale dienstenhandel in 2008 en 2009 minder hinder leek te ondervinden van de kredietcrisis dan de goederenhandel, terwijl er ten tijde van de coronacrisis een stevige en langdurige krimp waar te nemen was, roept al snel vragen op. Hoe kan het dat de ontwikkelingen zo verschilden tussen beide crises? Uiteraard verschillen de kredietcrisis en de coronacrisis sterk in hun aanleiding, oorsprong en uiteindelijke beleidsreacties. Kenmerkend in de bestrijding van de coronacrisis zijn de opgelegde beperkingen aan het intermenselijk contact in brede zin en aan (internationale) reizen in het bijzonder. Het ligt daarom voor de hand dat de instorting van het reisverkeer tussen landen een belangrijke verklaring is voor de sterke krimp en het moeizame herstel van de internationale dienstenhandel. Zoals in de inleiding reeds is aangegeven, speelden er echter nog een paar andere uitdagingen in 2020–2021, waaronder de herstructureringen in de bedrijfsvoering van enkele bedrijven. Deze herstructureringen werden mogelijkerwijs (deels) gedreven door de nieuwe bronbelasting op rente en royalty’s en andere recente en aanstaande wijzigingen in de fiscale behandeling van multinationals (zie paragraaf 2.2). Omdat deze factoren naar verwachting min of meer gelijktijdig een invloed zullen hebben gehad op de internationale dienstenhandel, proberen we in deze paragraaf de totale ontwikkeling in de internationale dienstenhandel als het ware te ontleden in verschillende componenten.
Decompositie van de internationale dienstenhandel
Allereerst kijken we naar dat deel van de internationale dienstenhandel dat gerelateerd kan worden aan het reisverkeer. Het reisverkeer verwijst – in tegenstelling tot de meeste andere diensten – niet naar een specifiek product (zoals bij bijvoorbeeld bouw- reparatie- of computerdiensten), maar naar alle goederen en diensten die door niet-ingezetenen worden verbruikt in het land dat zij bezoeken. Het is daarmee dus een op transacties in plaats van op producten gebaseerde post, waarbij de transactie direct aan een persoon is gekoppeld en waar het passeren van een landsgrens inherent aan verbonden is. De reisbeperkingen in het kader van het bezweren van de coronacrisis hebben juist deze verplaatsingen van personen over landsgrenzen aan banden gelegd. Gezien het feit dat dit uiteraard een zware wissel heeft getrokken op het reisverkeer (en in enkele gevallen het reisverkeer zelfs volledig onmogelijk heeft gemaakt), nemen we deze component hier apart. Daarbij voeren we echter wel één extra aanpassing door. Traditioneel omvat het reisverkeer enkel de diensten en goederen die reizigers aanschaffen gedurende hun verblijf in het buitenland. Door in aanvulling op deze definitie voor deze publicatie ook de handelswaarde van diensten van bedrijven mee te nemen die actief zijn in de logiesvertrekking, de reisbemiddeling, reisorganisatie, toeristische informatie en reserveringbureaus,noot4 kan een beter beeld worden geschetst van de mate waarin de internationale dienstenhandel is geraakt door de reisbeperkingen ten gevolge van corona. Deze bedrijven zijn immers ook direct afhankelijk van het internationale reisverkeer en daarmee ook de doorgevoerde reisbeperkingen ten tijde van de coronacrisis.noot5
Daarnaast zoomen we in op het deel van dienstenhandel dat samenhangt met bedrijven die recent (2019–2021) een herstructurering hebben doorgevoerd. Dit nemen we als proxy voor bedrijven die gereageerd hebben op de invoering van de bronbelasting. Voor deze indeling maken we gebruik van verklaringen die bedrijven zelf geven voor opvallende veranderingen in hun dienstenhandel. Waar nodig wordt hierbij ook nog gebruik gemaakt van bedrijfsspecifieke kennis die bij de analisten en onderzoekers van het CBS beschikbaar is over deze bedrijven.
Over de periode 2019–2021 zijn er voor de analyse in dit hoofdstuk in totaal 7 379 bedrijven gevolgd.noot6 Deze bedrijven zijn individueel ingedeeld in de reisverkeer-, herstructurerings-, of restcomponent. In totaal werden er 61 bedrijven toegewezen aan de component herstructurering (0,8 procent) en 50 bedrijven aan het reisverkeer (0,7 procent). Samen met het traditionele reisverkeer, waarvan de meting op verschillende bronnen (waaronder enquêtes onder huishoudens) gebaseerd is, vormen de 50 bedrijven die direct aan het reisverkeer gelieerd zijn de reisverkeercomponent. In de restcomponent bevinden zich alle bedrijven die niet zijn gelieerd aan het reisverkeer en die geen herstructurering hebben doorgevoerd (7 232 bedrijven, oftewel 98 procent van alle bedrijven).noot7
Door de internationale handel in diensten te schonen voor het reisverkeer en aan reisverkeer verwante bedrijven en bedrijven met herstructureringen, wordt het mogelijk om iets te zeggen over hoe de internationale handel in diensten zich de afgelopen twee jaar zou hebben ontwikkeld zonder deze uitzonderlijke omstandigheden. Is de internationale handel in diensten in algemene zin en over de hele linie zwaar geraakt door de coronacrisis, of ligt de verklaring voor een groot deel, of zelfs voornamelijk, bij deze uitzonderlijke factoren?
Samenstelling en ontwikkeling per component
Figuur 2.4.1 toont de ontwikkeling van de totale diensteninvoer in de periode 2019–2021, onderverdeeld naar de verschillende componenten. De balkjes in de figuur laten opnieuw duidelijk zien dat de diensteninvoer in 2020 flink is ingezakt en dat het niveau aan het einde van 2021 nog steeds onder het niveau van eind 2019 ligt.
| jaar | kwartaal | Rest | Bedrijfsherstructurering | Reisverkeer/aan reisverkeer verwant |
|---|---|---|---|---|
| 2019 | 1e kwartaal, 2019 | 35,3 | 9,8 | 7,7 |
| 2019 | 2e kwartaal, 2019 | 36,6 | 11,2 | 9,8 |
| 2019 | 3e kwartaal, 2019 | 37,4 | 10,6 | 13,4 |
| 2019 | 4e kwartaal, 2019 | 42,5 | 14,3 | 8,4 |
| 2020 | 1e kwartaal, 2020 | 34,5 | 9,1 | 6,2 |
| 2020 | 2e kwartaal, 2020 | 32,4 | 8,4 | 1,9 |
| 2020 | 3e kwartaal, 2020 | 33,1 | 7,5 | 4,1 |
| 2020 | 4e kwartaal, 2020 | 39,8 | 7,5 | 2,9 |
| 2021 | 1e kwartaal, 2021 | 36,4 | 5,3 | 2,3 |
| 2021 | 2e kwartaal, 2021 | 38,6 | 5,8 | 2,6 |
| 2021 | 3e kwartaal, 2021 | 39,3 | 5,3 | 7,2 |
| 2021 | 4e kwartaal, 2021 | 47 | 6,3 | 4,7 |
Waar in het laatste kwartaal van 2019 het aandeel van de totale diensteninvoer dat is toe te wijzen aan bedrijven uit beide categorieën samen nog 34,8 procent van de totale invoer vertegenwoordigde, daalde de omvang van deze subgroepen vervolgens sterker dan die van de restcategorie. De restcategorie bestaat uit invoerwaarde van bedrijven die niet tot één van beide groepen gerekend kan worden. In het laatste kwartaal van 2021 vertegenwoordigen bedrijven met herstructureringen en het reisverkeer daardoor nog maar 19 procent van de totale invoer. De ontwikkeling van resterende invoerwaarde – het lichtblauwe deel van de balkjes – geeft hierdoor ook meteen een vrij positief beeld over hoe de internationale dienstenhandel zich herstelde bij de bedrijven die géén herstructurering hebben doorgevoerd of niet tot het reisverkeer of de aan reisverkeer verwante bedrijven horen (restcomponent). De invoerwaarde van deze groep bereikte eind 2021 zelfs weer een hoger niveau dan eind 2019.
| jaar | kwartaal | Herstructurering | Reisverkeer/aan reisverkeer verwant | Rest |
|---|---|---|---|---|
| 2020 | 1e kwartaal, 2020 | -0,7 | -1,6 | -0,7 |
| 2020 | 2e kwartaal, 2020 | -2,8 | -7,9 | -4,2 |
| 2020 | 3e kwartaal, 2020 | -3,1 | -9,3 | -4,4 |
| 2020 | 4e kwartaal, 2020 | -6,8 | -5,5 | -2,8 |
| 2021 | 1e kwartaal, 2021 | -4,5 | -5,4 | 1,1 |
| 2021 | 2e kwartaal, 2021 | -5,4 | -7,2 | 2,0 |
| 2021 | 3e kwartaal, 2021 | -5,3 | -6,2 | 1,9 |
| 2021 | 4e kwartaal, 2021 | -8,0 | -3,7 | 4,5 |
Om de ontwikkeling van de diensteninvoer nader in kaart te brengen toont figuur 2.4.2 de ontwikkeling van de diensteninvoer uitgesplitst naar de verschillende subgroepen. De kwartalen worden hiervoor telkens vergeleken met dezelfde periode in 2019. Alle drie de subgroepen laten meteen vanaf het eerste kwartaal van 2020, als de coronacrisis in Nederland zijn intrede doet, een krimp zien ten opzichte van 2019. Bij het reisverkeer en de aan het reisverkeer verwante bedrijven was de krimp veruit het grootst. In het tweede en derde kwartaal van 2020 verdampte ten opzichte van dezelfde periode in 2019 respectievelijk 7,9 en 9,3 miljard van de totale invoerwaarde, wat gelijk is aan een procentuele daling van respectievelijk 80,9 en 69,6 procent.
De totale verandering in de diensteninvoer is gelijk aan de optelsom van de drie subgroepen. In het derde kwartaal van 2020, het dieptepunt wat betreft de waarde van de dienstenimport, lag de totale invoerwaarde 16,8 miljard euro lager dan in hetzelfde kwartaal in 2019. Dat betekent dat de daling in de reisverkeercomponent verantwoordelijk was voor meer dan de helft (55,4 procent) van de totale krimp in dat kwartaal. De importwaarde van de bedrijven die een herstructurering doorvoerden en de restcategorie vormden aanvankelijk een kleiner deel van de totale krimp. Over de tijd is bovendien duidelijk te zien dat de restcategorie relatief snel herstelde en vanaf het eerste kwartaal van 2021 alweer boven het pre-coronaniveau uitkwam. Daar staat echter tegenover dat de invoer van herstructurerende bedrijven naarmate de tijd vordert steeds verder afneemt. In het laatste kwartaal van 2021 ligt de invoerwaarde bij de herstructurerende bedrijven ruim acht miljard euro lager dan in hetzelfde kwartaal twee jaar eerder. Bij het reisverkeer is het verschil tegen die tijd inmiddels teruggebracht tot 3,7 miljard euro en de restcategorie noteert zelfs alweer een plus van 4,5 miljard euro.
Dit impliceert ook dat de totale diensteninvoer eind 2021 gegroeid zou zijn met ruim 786 miljoen euro (oftewel 1,5 procent) ten opzichte van twee jaar eerder als herstructurerende bedrijven buiten beschouwing zouden worden gelaten. Ter vergelijking: de totale invoerwaarde van de goederenhandel groeide in die periode met maar liefst 28,8 procent. Zelfs als alleen naar de restcomponent van de dienstenimport wordt gekeken, is de invoergroei van diensten minder sterk. De groei van 4,5 miljard euro binnen deze categorie staat immers gelijk aan een procentuele groei van 10,5 procent.
| jaar | kwartaal | Rest | Reisverkeer/aan reisverkeer verwant | Bedrijfsherstructurering |
|---|---|---|---|---|
| 2019 | 1e kwartaal, 2019 | 37,7 | 8,6 | 7,6 |
| 2019 | 2e kwartaal, 2019 | 39,0 | 10,5 | 8,2 |
| 2019 | 3e kwartaal, 2019 | 38,4 | 12,7 | 8,2 |
| 2019 | 4e kwartaal, 2019 | 44,9 | 10,2 | 9,4 |
| 2020 | 1e kwartaal, 2020 | 35,1 | 7,4 | 9,3 |
| 2020 | 2e kwartaal, 2020 | 35,3 | 2,5 | 9,4 |
| 2020 | 3e kwartaal, 2020 | 35,0 | 6,2 | 6,5 |
| 2020 | 4e kwartaal, 2020 | 42,3 | 3,5 | 6,8 |
| 2021 | 1e kwartaal, 2021 | 36,9 | 2,8 | 4,5 |
| 2021 | 2e kwartaal, 2021 | 41,3 | 3,7 | 4,9 |
| 2021 | 3e kwartaal, 2021 | 41,8 | 7,8 | 4,9 |
| 2021 | 4e kwartaal, 2021 | 49,9 | 6,8 | 5,3 |
Figuur 2.4.3 toont in grove lijnen een vergelijkbaar beeld voor de dienstenuitvoer. Ook bij de uitvoer was er namelijk sprake van een duidelijke daling tijdens de coronacrisis en was er in het laatste kwartaal van 2021 nog steeds sprake van een lagere dienstenuitvoer vergeleken met hetzelfde kwartaal twee jaar eerder (het verschil bedraagt 2,5 miljard euro). En ook hier daalt het aandeel van de totale waarde dat is toe te wijzen aan de bedrijven met herstructureringen en aan het reisverkeer en de aan het reisverkeer verwante bedrijven.
| Herstructurering | Reisverkeer/aan reisverkeer verwant | Rest | ||
|---|---|---|---|---|
| 2020* | 1e kwartaal, 2020* | 1,7 | -1,2 | -2,6 |
| 2020* | 2e kwartaal, 2020* | 1,2 | -8 | -3,7 |
| 2020* | 3e kwartaal, 2020* | -1,6 | -6,5 | -3,4 |
| 2020* | 4e kwartaal, 2020* | -2,6 | -6,7 | -2,6 |
| 2021* | 1e kwartaal, 2021* | -3,2 | -5,8 | -0,8 |
| 2021* | 2e kwartaal, 2021* | -3,3 | -6,8 | 2,3 |
| 2021* | 3e kwartaal, 2021* | -3,2 | -4,9 | 3,4 |
| 2021* | 4e kwartaal, 2021* | -4,1 | -3,5 | 5 |
In tegenstelling tot de diensteninvoer laten bij de uitvoer niet alle drie de groepen meteen vanaf de start van 2020 een krimp zien (figuur 2.4.4). De krimp beperkte zich aanvankelijk tot de aan het reisverkeer te linken uitvoerwaarde en de uitvoerwaarde die te linken is aan de restcategorie, waarin de dienstenhandel zit die niet gerelateerd is aan het reisverkeer of aan bedrijven die een herstructurering hebben doorgevoerd.
Bij de bedrijven die hebben aangegeven een bedrijfsherstructurering te hebben doorgevoerd, steeg de totale uitvoerwaarde in de eerste twee kwartalen nog. Pas vanaf het derde kwartaal van 2020 daalt ook de uitvoerwaarde onder deze bedrijven. Bovendien zet de krimp van de uitvoerwaarde onder herstructurerende bedrijven vervolgens consistent door over de rest van de bestudeerde periode. Dit terwijl de restcategorie in hetzelfde kwartaal als waarin de krimp onder herstructurerende bedrijven startte alweer is begonnen met het inhalen van de krimp en terwijl ook de aan het reisverkeer te linken uitvoerwaarde langzaam een herstel inzet (met name de tweede helft van 2021). De figuur toont hiermee dat, mochten de herstructurerende bedrijven buiten beschouwing worden gelaten, de ontwikkeling van de dienstenuitvoer er heel anders zou hebben uitgezien. Zonder de herstructurerende bedrijven zou de dienstenuitvoer eind 2021 een plus van 1,6 miljard euro hebben genoteerd ten opzichte van eind 2019. Procentueel gezien is dit gelijk aan een groei van 2,9 procent. Dit is echter nog steeds lager dan de groei bij de goederenexport, die over deze periode 22 procent bedroeg.
De aan het reisverkeer te linken uitvoerwaarde ligt in het laatste kwartaal van 2021 weliswaar nog steeds 3,5 miljard euro lager dan in hetzelfde kwartaal twee jaar eerder, maar een aanzienlijk deel van de totale schade in de eerste anderhalf jaar na het uitbreken van corona is dan wel al hersteld, en het deel van de uitvoerwaarde dat niet gelinkt kan worden aan het reisverkeer of aan herstructurerende bedrijven ligt in dat kwartaal zelfs 5 miljard euro hoger dan eind 2019. Dit staat gelijk aan een procentuele toename van 11,2 procent, oftewel net iets meer dan de helft van de groei bij de goederenhandel.
2.5Welke diensten en landen werden het stevigst geraakt?
In deze paragraaf zoomen we per component van de dienstenhandel in op de diensten en landen die het stevigst werden geraakt.
Meest geraakte diensten en landen binnen de component reisverkeer
Zoals we konden zien in de vorige paragrafen en zoals we de afgelopen jaren ook zelf hebben kunnen ervaren, heeft de coronacrisis een grote invloed gehad op het reisverkeer en op bedrijven die voor het verdienen van hun boterham (grotendeels) afhankelijk zijn van het reisverkeer. Nederlandse en buitenlandse consumenten hebben immers veel minder geld uitgegeven buiten hun landsgrenzen, waardoor bedrijven die betrokken zijn bij het reisverkeer minder inkomsten hebben gegenereerd. Paragraaf 4 liet reeds zien dat het reisverkeer en de aan het reisverkeer verwante bedrijven verantwoordelijk waren voor een groot deel van de aanvankelijke krimp in de internationale dienstenhandel, al leek er in de laatste kwartalen alweer duidelijk een herstel zichtbaar binnen deze component van de dienstenhandel.
De ontwikkelingen binnen de vier grootste invoerdiensten van de aan het reisverkeer gelieerde bedrijven zijn weergeven in figuur 2.5.1. Om de ontwikkeling over tijd, voor, sinds en tijdens de coronaperiode inzichtelijk te maken, zijn de kwartalen telkens afgezet tegen het zelfde kwartaal uit 2019. De vier grootste invoerdiensten zijn hier goed voor 96 procent van de totale invoerwaarde. De figuur laat een duidelijke instorting van de handelswaarde zien in de bestudeerde periode. Voor alle vier de diensten start de krimp in het eerste kwartaal van 2020 en deze zet in kwartaal twee door. Alle vier de diensten zijn in het tweede kwartaal van 2020 minstens gehalveerd ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder. Het reisverkeer zelf en ook de vervoersdiensten laten zelfs een krimp zien van meer dan 85 procent. Over de tijd is bij de meeste diensten weliswaar een langzaam herstel te zien, maar geen enkele dienst komt eind 2021 uit boven het pre-corona niveau. Alle vier de diensten hebben aan het einde van 2021 meer dan 25 procent verloren ten opzichte van het laatste kwartaal van 2019.
| Reisverkeersdiensten | Professionele & managementadvies diensten | Vervoersdiensten | Overige zakelijke diensten | ||
|---|---|---|---|---|---|
| 2020 | 1e kwartaal, 2020 | -15,8 | -3,4 | -22,2 | -20,4 |
| 2020 | 2e kwartaal, 2020 | -88,5 | -59,1 | -88,6 | -56,4 |
| 2020 | 3e kwartaal, 2020 | -69,6 | -48,5 | -84,2 | -53,9 |
| 2020 | 4e kwartaal, 2020 | -72,1 | -44,2 | -80,3 | -32,7 |
| 2021 | 1e kwartaal, 2021 | -75,3 | -51,9 | -82,5 | -51,1 |
| 2021 | 2e kwartaal, 2021 | -79,1 | -52,2 | -81,6 | -52,6 |
| 2021 | 3e kwartaal, 2021 | -37,3 | -32,6 | -71,7 | -34,4 |
| 2021 | 4e kwartaal, 2021 | -36,4 | -26,6 | -60,9 | -30,4 |
Figuur 2.5.2 toont de ontwikkeling van de vier diensten die gezamenlijk 99 procent van de totale exportwaarde van het reisverkeer en de aan het reisverkeer verwante bedrijven vertegenwoordigen. De kwartalen zijn hierbij wederom afgezet tegen het hetzelfde kwartaal uit 2019. Naast de reisverkeersdiensten (met name bestedingen van reizigers) zijn het transport en de overige zakelijke diensten (voornamelijk bemiddelingsdiensten hard geraakt. Zo lag in het tweede kwartaal van 2020 de uitvoer van de overige zakelijke diensten binnen de reisverkeercomponent maar liefst 80,7 procent lager dan in dezelfde periode één jaar eerder.
Het herstel van de aan het reisverkeer gelieerde dienstenhandel is nog altijd beperkt. Eind 2021 is de exportwaarde van alle vier de grootste dienstengroepen nog altijd ruim 20 procent kleiner ten opzichte van eind 2019. Met name het reisverkeer zelf blijft nog achter; de export van de zakelijke diensten (reisbemiddeling) is het meest hersteld maar ook nog steeds kleiner dan in 2019.
| Reisverkeersdiensten | Overige zakelijke diensten | Transportdiensten | Computerdiensten | ||
|---|---|---|---|---|---|
| 2020 | 1e kwartaal, 2020 | -16,4 | 1 | -15,4 | -1,7 |
| 2020 | 2e kwartaal, 2020 | -73,4 | -80,7 | -78,3 | -58,6 |
| 2020 | 3e kwartaal, 2020 | -34,2 | -59,2 | -65,7 | -40,3 |
| 2020 | 4e kwartaal, 2020 | -72,6 | -63,8 | -56,9 | -41,8 |
| 2021 | 1e kwartaal, 2021 | -73,3 | -72,9 | -60,6 | -32,5 |
| 2021 | 2e kwartaal, 2021 | -70,1 | -66,3 | -59,3 | -28,2 |
| 2021 | 3e kwartaal, 2021 | -39,4 | -26,7 | -41,5 | -32,3 |
| 2021 | 4e kwartaal, 2021 | -35,7 | -20,4 | -25,5 | -30,8 |
Figuur 2.5.3 toont de samenstelling van de krimp van de handelswaarde van de aan het reisverkeer gelieerde bedrijven naar dienstenstroom en land. Hiervoor wordt de totale waarde van deze component in 2021 vergeleken met 2019. De drie grootste individuele bijdragers aan de krimp van zowel de import als de export van diensten worden gevormd door Duitsland (respectievelijk 19,2 en 23,7 procent); het Verenigd Koninkrijk (respectievelijk 6,2 en 8,9 procent) en de Verenigde Staten (respectievelijk 9,9 en 7,1 procent). België, Frankrijk, Spanje en Ierland completeren de top 7 landen die de grootste bijdragen leveren aan de krimp van de aan het reisverkeer gelieerde dienstenhandel. De meeste van deze landen klinken logisch, aangezien zij als typische vakantielanden kunnen worden beschouwd. Maar in de aan het reisverkeer gelieerde dienstenhandel zitten ook een aantal multinationals betrokken in de reisbemiddeling (bijvoorbeeld accomodaties) die een krimp laten zien in de handel met de Verenigde Staten en Ierland.
| Duitsland | Verenigd Koninkrijk | Verenigde Staten | België | Frankrijk | Spanje | Ierland | Overige landen | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Export | -4,4 | -1,7 | -1,3 | -1,2 | -0,9 | -0,6 | -0,2 | -8,3 |
| Import | -3,5 | -1,1 | -1,8 | -0,5 | -0,7 | -1 | -0,8 | -9 |
Meest geraakte diensten en landen binnen de herstructureringscomponent
In de volgende alinea’s zoomen we in op de dienstenimport en – export van bedrijven die in de afgelopen jaren een herstructurering hebben doorgevoerd. Figuur 2.5.4 toont de ontwikkeling van de vijf diensten die bedrijven die in de afgelopen jaren een herstructurering hebben doorgevoerd het vaakst importeerden. Daarnaast is de categorie "overige diensten" opgenomen, waarin alle diensten die niet tot de top vijf behoren zijn samengevoegd. In het eerste kwartaal van 2020 lieten twee van de meest geïmporteerde diensten nog een groei zien, namelijk de royalty’s en overige zakelijke diensten. Daarnaast groeide de categorie ‘overige diensten’, waarin alle diensten die niet tot de top vijf meest geïmporteerde diensten horen, in het eerste kwartaal nog. Aan het einde van 2021 lag de importwaarde van alle getoonde diensten echter ver onder het niveau van eind 2019. De diensten die aan het einde van de periode het sterkst waren gekrompen zijn research en development (–84,6 procent), de professionele & managementadvies diensten (–63,5 procent) en de royalty’s (–48,4 procent).
| Royalty's | Overige zakelijke dienstverlening | Overige diensten | Professionele & managementadvies diensten | Computerdiensten incl gebruikslicenties | Research en development (R&D) | ||
|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 2020 | 1e kwartaal, 2020 | 21,7 | 15,2 | 24 | -30,9 | -17,4 | -63,6 |
| 2020 | 2e kwartaal, 2020 | 0,7 | -27,8 | -26,5 | -8,7 | -27,8 | -68,4 |
| 2020 | 3e kwartaal, 2020 | 0 | -30,7 | 6,1 | -56,4 | -19,8 | -79,9 |
| 2020 | 4e kwartaal, 2020 | -41,8 | -31,8 | -13,4 | -57,3 | -32,5 | -85,3 |
| 2021 | 1e kwartaal, 2021 | -30,6 | -41,8 | -23,5 | -57,7 | -35,4 | -83 |
| 2021 | 2e kwartaal, 2021 | -43,1 | -46,9 | 9,4 | -49,4 | -36 | -88,1 |
| 2021 | 3e kwartaal, 2021 | -36,7 | -33,3 | -20,2 | -70,3 | -32,6 | -84 |
| 2021 | 4e kwartaal, 2021 | -48,4 | -38,8 | -32,9 | -63,5 | -39,5 | -84,6 |
Figuur 2.5.5 toont de ontwikkeling van de zes diensten die bedrijven met een herstructurering het vaakst exporteren. De diensten die niet tot de top zes behoren, zijn wederom samengenomen onder de noemer ‘Overige diensten’ en zijn goed voor 3 procent van de totale exportwaarde binnen de herstructureringscomponent. De ontwikkeling per kwartaal is telkens berekend ten opzichte van dezelfde periode in 2019.
Er is een hoge mate van heterogeniteit in de wijze waarop de dienstenexport van herstructureerders zich heeft ontwikkeld. Opvallend is bijvoorbeeld dat sommige diensten in het eerste kwartaal of het eerste half jaar van 2020 nog fors zijn gegroeid ten opzichte van 2019. Dit geldt voor de computerdiensten, de overige zakelijke dienstverlening, de royalty’s en de professionele en managementadviesdiensten.noot8 Alleen bij de computerdiensten ligt de geëxporteerde waarde echter gedurende de hele periode consistent boven het niveau van 2019. De rest zakt uiteindelijk terug naar een niveau ver onder het niveau van 2019. De daling is bij al deze diensten ten minste 20 procent. De import van royalty’s ligt in 2021 41,4 procent lager voor deze groep dan het in 2019 lag. Ook professionele management & adviesdiensten, research en development en de audiovisuele diensten dalen allemaal met meer dan 40 procent. Bij de laatstgenoemde dienstengroep is de daling zelfs gelijk aan 96,6 procent.
| Royalty's | Computerdiensten | Professionele & managementadvies diensten | Overige zakelijke dienstverlening | Research en development (R&D) | Overige diensten | Audiovisuele diensten | ||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 2020 | 1e kwartaal, 2020 | 26,8 | 174,6 | 24,6 | 191,9 | -70,5 | -30,3 | -66,5 |
| 2020 | 2e kwartaal, 2020 | 36 | 212,7 | -25,7 | 111,6 | -74,1 | -54,6 | -91,1 |
| 2020 | 3e kwartaal, 2020 | -17,4 | 167,4 | -34,9 | 25,4 | -81,4 | -40,8 | -93,9 |
| 2020 | 4e kwartaal, 2020 | -20,5 | 193,8 | -66,7 | -34,2 | -85,4 | 14,3 | -92,8 |
| 2021 | 1e kwartaal, 2021 | -42,8 | 87,2 | -49,1 | -36,3 | -87,3 | -36 | -91,5 |
| 2021 | 2e kwartaal, 2021 | -40,3 | 121 | -47,2 | -35,2 | -84,5 | -55,8 | -96,8 |
| 2021 | 3e kwartaal, 2021 | -41 | 100,9 | -38,1 | -20 | -83,4 | -46,6 | -98,9 |
| 2021 | 4e kwartaal, 2021 | -44,3 | 179,3 | -71,1 | -20,3 | -82,5 | -26,4 | -96,6 |
Figuur 2.5.6 toont de samenstelling van de krimp in de dienstenhandel van herstructureerders naar dienstenstroom en land. Hiervoor is de handelswaarde van 2021 wederom vergeleken met die van 2019. Als we kijken naar individuele landen, zien we dat een daling in de export naar Barbados (16,3 procent), het Verenigd Koninkrijk (13,9 procent) en Singapore (13,7 procent) een relatief grote rol speelt in de totale exportkrimp. Bij de import van diensten spelen op het niveau van individuele landen met name Barbados (29,5 procent), Zwitserland (23,6 procent) en het Verenigd Koninkrijk (16 procent) een grote rol. De groei in de handel met Ierland lijkt het resultaat van een herstructurering te zijn. Eerst liep er een grote import stroom van buiten de Europese Unie. Deze is er niet meer, maar in plaats daarvan loopt nu een kleinere stroom door Ierland. Voor Ierland dus een groei, maar per saldo een krimp.
Opvallend is verder dat van de top acht landen waarvan de import dan wel export aanzienlijk gekrompen is door herstructureringen, slechts één land zit waar de bronbelasting direct op gericht was; Bermuda. De krimp in de handel van de herstructureerders met landen waar de bronbelasting op gericht was, is goed voor 6 procent van de exportkrimp en 1 procent van de importkrimp. Dit doet vermoeden dat de bronbelasting niet alleen de directe handel met de landen met lage belasting, zoals Turkmenistan, Guam of de Britse Maagden eilanden heeft aangepakt, maar een breder effect heeft gehad. Zo zou het kunnen dat deze belasting een hele “waardeketen” van betalingen heeft aangepakt waardoor ook betalingen die uiteindelijk in een dergelijk land uitkomen nu niet meer via Nederland lopen. Een alternatief scenario is dat dergelijke bedrijven door de invoering van de bronbelasting in Nederland überhaupt grote, met name op royalty gerichte stromen, liever niet meer via Nederland laten lopen.
| Barbados | Verenigd Koninkrijk | Singapore | Verenigde Staten | Canada | Bermuda | Zwitserland | Ierland | Overige landen | |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Export | -2 | -1,7 | -1,6 | -0,7 | -0,7 | -0,6 | -0,1 | -0,4 | -4,1 |
| Import | -5,5 | -3 | -0,3 | -2,2 | -0,2 | 0 | -4,4 | 3,6 | -6,7 |
Ontwikkeling van de dienstenhandel exclusief het reisverkeer en herstructureringen
Nu de grootste verstoringen uit de internationale handel in diensten geïsoleerd en geëvalueerd zijn, kan er gekeken worden naar de ontwikkeling van het overgrote deel van de bedrijven die géén enorme ontwikkelingen hebben doorgemaakt ten gevolgen van de bronbelasting of het ineenstorten van het reisverkeer. We hebben eerder al gezien dat zonder deze categorieën de internationale handel in diensten in 2021 al weer groei ten opzichte van 2019 had doorgemaakt.
In figuur 2.5.7 is te zien dat de invoer van diensten door bedrijven die niet gelieerd zijn aan het reisverkeer en geen herstructurering hebben doorgemaakt is in 2021 weer is teruggeveerd van de initiële coronadip van 2020. Eind 2021 ligt de invoerwaarde van alle diensten weer boven de invoerwaarde van eind 2019, al is het verschil soms nipt. Met name de invoer van bouwdiensten bleef lange tijd achter qua ontwikkeling, maar sluit het vierde kwartaal van 2021 uiteindelijk toch af met een kleine plus van 2,2 procent ten opzicht van twee jaar eerder. De financiële diensten sluiten het vierde kwartaal van 2021 af met de grootste groei ten opzichte van twee jaar eerder. De invoerwaarde lag hier maar liefst 70,2 procent hoger dan twee jaar eerder. Vooral in het vierde kwartaal zelf was hier een sterke toename van de invoerwaarde te zien. Over het hele jaar 2021 is de groei binnen deze dienstencategorie met 40 procent namelijk een stuk bescheidener. Over heel 2021 zijn het de royalty's die de sterkste groei ten opzichte van 2019 hebben meegemaakt, namelijk 45 procent.
| Overige diensten | Vervoersdiensten | Bouwdiensten | Financiële diensten | Royalty's | Computerdiensten | Overige zakelijke diensten | ||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 2020 | 1e kwartaal, 2020 | -3,7 | 6,4 | -5,4 | 6,3 | 33,2 | 13,5 | 16,1 |
| 2020 | 2e kwartaal, 2020 | -9,2 | 0,2 | -22,4 | 12,9 | -3,4 | 6,5 | -6,7 |
| 2020 | 3e kwartaal, 2020 | -11,5 | 7,7 | -18,5 | 12,6 | 3,3 | 5,9 | -5,1 |
| 2020 | 4e kwartaal, 2020 | -6,7 | 8,9 | 4,8 | 17,8 | 12 | 9,4 | -5,5 |
| 2021 | 1e kwartaal, 2021 | 0,5 | 18 | -29,3 | 23,5 | 51,4 | 9,2 | 16,3 |
| 2021 | 2e kwartaal, 2021 | 9,4 | 26,2 | -28,8 | 32,8 | 29,7 | 9,4 | 7,9 |
| 2021 | 3e kwartaal, 2021 | 6,5 | 34,5 | -20,1 | 32,4 | 44,9 | 17,2 | -2,2 |
| 2021 | 4e kwartaal, 2021 | 14,4 | 41,3 | 2,2 | 70,2 | 52,5 | 18,5 | 5,9 |
In figuur 2.5.8 is te zien dat de groei bij de export breed gedragen is. Alle diensten behalve de bouwdiensten laten eind 2021 een groei zien ten opzichte van 2019. Maar de meest opvallende groei is toch wel te zien in de financiële diensten, waar in 2021 45 procent meer van geëxporteerd werd dan in 2019. Mede ten gevolge van het online shoppen hebben meerdere financiële dienstverleners een flinke groei doorgemaakt.
| Overige diensten | Diensten verbonden aan be- en verwerking van goederen | Vervoersdiensten | Bouwdiensten | Financiële diensten | Computerdiensten | Professionele & managementadvies diensten | ||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| 2020 | 1e kwartaal, 2020 | 0,8 | -24,1 | -2,4 | -22,6 | -0,8 | 8,2 | -5,8 |
| 2020 | 2e kwartaal, 2020 | -6,2 | -24,4 | -3,2 | -34,8 | 2,5 | 14,2 | -5,8 |
| 2020 | 3e kwartaal, 2020 | -5,8 | -31,1 | 0,9 | -14,6 | 0,2 | 11,3 | -3,8 |
| 2020 | 4e kwartaal, 2020 | -4,4 | -15,4 | 3,8 | -27,8 | 14,6 | 15,3 | -10,8 |
| 2021 | 1e kwartaal, 2021 | 4,1 | -13,7 | 5,8 | -32,4 | 13 | 15,2 | -5,6 |
| 2021 | 2e kwartaal, 2021 | 8,4 | -1,2 | 17,4 | -20,1 | 52,5 | 19,4 | 3,3 |
| 2021 | 3e kwartaal, 2021 | 10,4 | 4,5 | 22,6 | -5,4 | 34,1 | 24,3 | 9,9 |
| 2021 | 4e kwartaal, 2021 | 16,7 | 29,3 | 28,7 | -13 | 79,8 | 13,8 | 3,1 |
Gezien het feit dat de groep bedrijven die niet herstructureerde en niet gelieerd is aan het reisverkeer (restcomponent) vele malen groter is dan beide andere groepen zien we dat het beeld ook minder homogeen is. Er zijn landen waar de import en export is toegenomen, maar ook veel landen die (beperkt) zijn gekrompen. Van de acht landen die het grootste aandeel van de dienstenhandel in de restcomponent vormen, is in figuur 2.5.9 hun aandeel in de totale ontwikkeling van de restcomponent weergeven. Opvallend is dat de groei van zowel de import als de export gedreven wordt door de Verenigde Staten (38 procent van de exportgroei en 23 procent van de importgroei) en Verenigd Koninkrijk (22 procent van de exportgroei en 34 procent van de importgroei), wat ondanks de Brexit de handel met Nederland in waarde vooral ziet groeien. Voor de export zijn daarnaast Zwitserland en Ierland grote spelers met beide 18 procent van de exportgroei. De groei bij de import is over meer landen verdeeld met allemaal tussen de 6 procent en 10 procent van de importgroei.
| categorie | Verenigde Staten | Verenigd Koninkrijk | Ierland | Zwitserland | Duitsland | België | Barbados | Frankrijk | Overige landen |
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Export | 7,4 | 4,4 | 3,6 | 3,5 | -0,4 | -0,1 | 0 | -0,1 | 1,4 |
| Import | 5,8 | 8,7 | 2,6 | -0,6 | 2,3 | 2,2 | 1,8 | 1,4 | 1,5 |
2.6Samenvatting en conclusie
In dit hoofdstuk lieten we zien dat de internationale dienstenhandel tijdens de coronacrisis dieper en langduriger werd geraakt dan de internationale goederenhandel, en dat de handelswaarde van zowel de dienstenimport- als export in het laatste kwartaal van 2021 nog steeds onder het pre-corona niveau lag. Dit terwijl bij de goederenhandel al relatief snel sprake was van een herstel en terwijl tijdens de kredietcrisis ruim een decennium eerder juist vooral de goederenhandel werd geraakt en de dienstenhandel een stuk minder. Het lijkt er op het eerste gezicht dan ook op dat de dienstenhandel gevoeliger is voor de coronapandemie en de bijbehorende nationale en internationale maatregelen dan de goederenhandel. In dit hoofdstuk onderzochten we of deze conclusie terecht is. De periode 2020–2021 kende immers nog enkele andere uitdagingen die vooral, of zelfs uitsluitend, de internationale dienstenhandel raakten. Door een aantal van deze facetten in dit hoofdstuk in geïsoleerd te bestuderen probeerden we de ontwikkelingen binnen de internationale dienstenhandel over de afgelopen jaren een bredere context te plaatsen.
Allereerst namen we de aan het reisverkeer gelieerde dienstenhandel apart. Kenmerkend aan de bestrijding van de coronacrisis zijn immers de opgelegde beperkingen aan het internationaal reizen. Deze beperkingen raakten de reisverkeersdiensten direct, en maakten in enkele gevallen het reisverkeer zelfs volledig onmogelijk (denk aan reizen naar landen met strikte inreisbeperkingen).
Naast deze zeer uitzonderlijke reisbeperkingen speelde ook de politiek-maatschappelijke discussies over Nederland als fiscale doorvoerhaven voor multinationals en de mede in dat kader doorgevoerde of nog door te voeren veranderingen in de fiscale behandeling van multinationals een rol. Bedrijven hebben er in de aanloop naar deze fiscale veranderingen voor gekozen om bepaalde stromen niet meer via Nederland te laten lopen. Dit zien we ook terug in een afname van de internationale handel in diensten, aangezien een deel van de hierdoor opgedroogde dienstenstromen onder de definitie van de internationale dienstenhandel vielen. Om die reden namen we dus ook dat deel van de dienstenhandel dat gerealiseerd werd door bedrijven die een herstructurering doorvoerden apart.
Waar de krimp van de internationale dienstenhandel in 2020 en 2021 aanvankelijk vooral werd gedreven door de aan het reisverkeer gelieerde dienstenhandel, en vooral op het conto van populaire vakantielanden geschreven kon worden, zagen we ook dat dit onderdeel zich met vallen en opstaan langzaamaan gedeeltelijk herstelde. Dit terwijl de totale handelswaarde van bedrijven met een herstructurering naarmate de tijd vorderde juist verder daalde en vooral bestond uit diensten die betrekking hadden op bijvoorbeeld royalty ontvangsten of betalingen en bepaalde adviesdiensten. Deze krimp als gevolg van herstructureringen bij bedrijven remde het herstel van de internationale dienstenhandel flink af.
Zonder de bedrijfsherstructureringen, die mogelijkerwijs (deels) gedreven zijn door recente en aanstaande fiscale wijzigingen, zouden zowel de import als export van diensten aan het einde van 2021 wél boven het pre-corona niveau uit komen. Als naast de herstructureringen bovendien ook de handelswaarde die direct samenhangt met het reisverkeer (en daarmee dus met de stringente en zeer uitzonderlijke reisbeperkingen) buiten beschouwing wordt gelaten, blijkt zelfs dat de resterende dienstenimport aan het einde van 2021 met 10,5 procent is gegroeid en de dienstenexport zelfs met 11,2 procent ten opzichte van het laatste kwartaal van 2019. In die context lijkt de krimp en het langzame herstel van internationale dienstenhandel dus vooral een gevolg van reisbeperkingen en herstructureringen bij bedrijven, al blijft de ontwikkeling ook zonder deze factoren nog achter bij de groei van de goederenhandel. De resultaten illustreren dat de ontwikkelingen in de internationale dienstenhandel moeten worden bezien in een bredere context dan alleen covid-19 en dat de cijfers over de internationale dienstenhandel met zorg moeten worden geïnterpreteerd.
De reeds doorgevoerde en aanstaande veranderingen in de fiscale behandeling van multinationals zullen in de toekomst waarschijnlijk ook hun weerslag hebben op de cijfers voor de internationale dienstenhandel. Nader onderzoek blijft nodig om ook toekomstige ontwikkelingen in de internationale dienstenhandel in context te plaatsen en te duiden. Hierbij zou ook de proxy die we in dit onderzoek hebben gebruikt voor bedrijven die activiteiten verplaatsten vanwege fiscale wijzigingen wellicht verder kunnen worden verbeterd. Bedrijfsherstructureringen werden in dit hoofdstuk als proxy gebruikt. Deze proxy is specifiek voor dit onderzoek ontwikkelt en is uitvoerig gecontroleerd, toch kan de vraag gesteld worden of dit de meest zuivere manier is en of deze nog verbeterd zou kunnen worden ten behoeve van verder onderzoek.
2.7Literatuur
Literatuur
Ahmad, S., Limão, N., Oliver, S., & Shikher, S. (2020). Brexit uncertainty and its (dis)service effects (No. w28053). National Bureau of Economic Research.
Berentsen, L. (2019). Nederland moet dit jaar laten zien dat het ernst is met fiscaal charmeoffensief. Financieel dagblad.
CBS (2021a). Dienstenexport in 2020 sterker gedaald dan goederenexport. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2021b). Internationale handel in diensten onder pre-coronaniveau. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2021c). Internationaliseringsmonitor 2021, vierde kwartaal: Exogene schokken. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Couwenbergh, P., Leupen, J. & Dijk, B. van (2022). Vestigingsklimaat: is Nederland nog wel het beloofde land? Financieel dagblad, 7 januari 2022.
CPB (2009). Centraal Economisch Plan 2009. Den Haag: Centraal Planbureau.
DNB (2020). Afname activiteiten vooral van kleinere bfi’s. Amsterdam: De Nederlandsche Bank.
Europese Commissie (2017). Aggressive tax planning indicators. Taxation papers: Working paper no 71 – 2017. Brussel: Europese Commissie.
Franssen, L. (2019). Geldstromen van BFI’s in Nederland; welke rol spelen bilaterale verdragen? In: M. Jaarsma, R. Voncken & S. Vos (Red.), Internationaliseringsmonitor 2018, vierde kwartaal: financiële globalisering. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Jonker, U. (2020). Extra dividendbelasting vanwege veel grotere belastingontwijking. Financieel dagblad, 29 mei 2020.
Lejour, A., Möhlmann, J. & Riet, M. van ’t (2019). Doorsluisland NL doorgelicht. CPB policy brief.
OESO (2022). International trade during the COVID-19 pandemic: Big shifts and uncertainty. https://www.oecd.org/coronavirus/policy-responses/international-trade-during-the-covid-19-pandemic-big-shifts-and-uncertainty-d1131663/
Tweede Kamer der Staten-Generaal (2019). Nota of de toestand van ’s rijks financiën. Kamerstuk 35 300 nr. 2.
Tax Justice (2020). The State of Tax Justice 2020: Tax Justice in the time of COVID-19.
Noten
Het CBS is op dit moment alleen in staat de timing van deze herstructureringen, en dus niet de achterliggende redenen hiervan, in kaart te brengen.
De dienstencijfers over de jaren 2014-2019 die in dit hoofdstuk gebruikt worden, zijn gebaseerd op een teruggelegde tijdreeks in verband met een herontwerp en daaropvolgende methodebreuk.Meer uitleg hierover is te vinden in paragraaf 1.6 Data en methoden.
Zowel aan de uit- als invoerkant werd de sterke groei van de handel in verzekeringsdiensten vooral gedreven door ondersteunende diensten voor verzekeringen (+47,9 procent voor de uitvoer, respectievelijk +23,8 procent voor de invoer). Bij de uitvoer van telecommunicatie- computer en informatiediensten bleken vooral de computerdiensten (+ 12,9 procent) het goed te doen. In paragraaf 2.5 gaan we dieper in op specifieke diensten en landen van bestemming en oorsprong die het sterkst werden geraakt in de periode 2020-2021.
Naast bedrijven die actief zijn in deze sectoren, zijn er ook handmatig een beperkt aantal bedrijven uit andere sectoren geselecteerd die sterk verbonden zijn aan het reisverkeer, bijvoorbeeld doordat ze direct verdienen aan het reisverkeer zelf (denk hierbij bijvoorbeeld aan luchtvaartmaatschappijen).
Het is belangrijk om op te merken dat we hiermee dus niet pogen om het totale effect van corona op te vangen. Het gaat hier alleen om de aan het reisverkeer gelieerde diensten/bedrijven die sterk zijn geraakt door de zeer uitzonderlijke reisbeperkingen die golden voor personen.
Voor deze analyse is de IHD Responsdata gebruikt. Deze data komt voort uit een steekproef die het CBS elk kwartaal doet. De bedrijven in deze steekproef vertegenwoordigen het overgrote deel van de handelswaarde.
Voor dit onderzoek is ook specifiek gekeken naar bedrijven die als verklaring voor een sterke groei of krimp van hun dienstenhandel aangaven dat hun internationale dienstenhandel (sterk) geraakt werd door de Brexit (zowel in negatieve als in positieve zin). In totaal was dit het geval bij 36 bedrijven (0,5 procent). Omdat de handelswaarde bij bedrijven die de Brexit noemden als verklaring voor opvallende veranderingen in hun dienstenhandel relatief beperkt is (voor de invoer gemiddeld 0,36 procent en bij de uitvoer gemiddeld 0,26 procent), is besloten om de Brexit niet als aparte component te analyseren. De handelswaarde van deze bedrijven is dus meegenomen in de restcategorie. Wel viel op dat bij zowel de diensteninvoer als -uitvoer geldt dat de totale handelswaarde bij deze groep bedrijven tussen het laatste kwartaal van 2019 en hetzelfde kwartaal in 2021 is gegroeid.
Mogelijk is dit deels een gevolg van het feit dat de bronbelasting op rente en royalty’s pas op 1 januari 2021 in werking trad, waardoor er in 2020 nog geprofiteerd kon worden van het ontbreken van een dergelijke belasting.