Ziekteverzuim stijgt verder in 2021.

Foto omschrijving: Verplegers aan het werk met een coronapatient op de Intensive Care van het Anna Ziekenhuis in Geldrop.

Arbeidsomstandigheden

Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de werksituatie van werknemers en zelfstandig ondernemers en de ontwikkeling hiervan in de afgelopen jaren. Net als in 2020 beheerste de coronapandemie het leven in 2021. Dat gold uiteraard ook voor de arbeidsmarkt en de omstandigheden waaronder mensen hun werk moesten doen.

Om een indruk te krijgen van de invloed van de coronamaatregelen op het werk hebben CBS en TNO hierover vragen gesteld in enquêtes die in 2021 onder werknemers en zelfstandig ondernemers zijn uitgevoerd. Werknemers wezen er vooral op dat ze afstand moesten houden, zich moesten houden aan hygiënemaatregelen en/of moesten testen (43 procent), volledig of gedeeltelijk thuis moesten werken (32 procent) en meer werk hadden (24 procent). Minder werk (5 procent) of het stilliggen van het werk (0,5 procent) kwamen minder vaak voor, anders dan bij zelfstandig ondernemers.

Bij de helft van de zelfstandig ondernemers nam de vraag naar producten of diensten af. En bij 4 op de 10 zelfstandig ondernemers is de zaak door de coronacrisis tijdelijk gesloten geweest of is er niet gewerkt.

Enquêtes onder werknemers en zelfstandig ondernemers

Jaarlijks peilt het CBS in samenwerking met TNO de arbeidsomstandigheden van werknemers van 15 tot 75 jaar met de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA). Een soortgelijk onderzoek onder zelfstandig ondernemers van 15 jaar en ouder wordt door het CBS en TNO tweejaarlijks uitgevoerd met de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA). De informatie in dit hoofdstuk over ziekteverzuim naar bedrijfstak komt uit de Kwartaalenquête ziekteverzuim van het CBS.

Tendens van 2020 zette in sommige opzichten niet door

In 2020, het eerste jaar van de coronacrisis, waren er opvallende veranderingen in een aantal aspecten van de arbeidsomstandigheden van werknemers. In het tweede jaar van de crisis bewogen deze voor een deel weer terug in de richting van de situatie in 2019, vóór de coronapandemie.

Zo nam het percentage werknemers met psychische vermoeidheidsklachten (burn-outklachten) na een daling in 2020 toe van 16 naar 17. Ook de ervaren werkdruk, emotioneel belastend werk en slachtofferschap op het werk namen weer toe en er was weer iets vaker sprake van gevaarlijk werk. De mate van zelfstandigheid in het werk en het kunnen voldoen aan de psychische en fysieke eisen van het werk namen na een toename in 2020 weer af.

Op de krappe arbeidsmarkt denkt een groter deel van de werknemers in 2021 gemakkelijk een nieuwe baan te kunnen vinden bij de eigen of een andere werkgever. En het ziekteverzuim nam in het tweede coronajaar verder toe van 4,7 naar 4,9 procent.

Andere cijfers over 2021 verschillen daarentegen nauwelijks van die over 2020, bijvoorbeeld als het gaat om het uitvoeren van fysiek belastend werk en het contact met gevaarlijke stoffen. Ook het percentage werknemers met een arbeidsongeval met verzuim bleef met 1,3 procent vrijwel gelijk. Daarmee lagen deze cijfers in 2021 nog steeds lager dan in 2019.

Het contact met mogelijk besmette personen, dieren of materiaal nam in 2020 toe en werd ook in 2021 nog steeds relatief vaak gemeld. Dit laatste geldt voor zowel werknemers als zelfstandig ondernemers. Specifiek voor zelfstandig ondernemers geldt daarnaast dat zij ten opzichte van 2019 minder te maken hadden met ongewenste omgangsvormen en minder gemakkelijk konden voldoen aan de fysieke en psychische eisen van het werk.

Context coronapandemie

De werknemersenquête NEA 2021 is afgenomen in het vierde kwartaal van 2021. Er is ook gevraagd welke invloed de coronamatregelen op het moment van invullen van de vragenlijst hadden op het werk. 43 procent gaf aan door de coronamaatregelen afstand te moeten houden op het werk, of zich te moeten houden aan hygiënemaatregelen en/of testen.

Een derde van de werknemers zei volledig of gedeeltelijk thuis te werken door de maatregelen en een kwart zei meer werk te hebben. Een relatief kleine groep werknemers gaf aan minder werk te hebben (5 procent) of dat het werk stillag of niet mocht worden uitgevoerd (0,5 procent). Ruim een vijfde van alle werknemers gaf aan dat de coronamaatregelen geen invloed hadden op hun werk.

4.1 Invloed van coronamaatregelen op het werk, 2021 (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Maatregelen
Afstand houden,
hygiënemaatregelen
en/of testen
42,5
Volledig of
gedeeltelijk
thuiswerken
32,3
Meer werk 23,8
Geen invloed
op werk
22,4
Minder werk 5,2
Andere
werkzaamheden
4,9
Andere invloed
op werk
4,6
Ik ben momenteel
in quarantaine
of isolatie
0,9
Het werk ligt stil/
mag niet worden
uitgevoerd
0,5
Ik werk momenteel
niet omdat ik tot een
risicogroep behoor
0,1
Bron: CBS, TNO

De zelfstandigenenquête ZEA 2021 is uitgevoerd in het eerste kwartaal van 2021, toen een strenge lockdown gold, die vanaf februari en maart langzaam is versoepeld. Om de invloed van de coronamaatregelen op het voortbestaan van de onderneming, de werksituatie van de ondernemer en ideeën over de manier van bedrijfsvoering in de toekomst in kaart te brengen, zijn extra vragen opgenomen.

Uit de antwoorden blijkt dat de vraag naar producten of diensten bij de helft van de ondernemers is afgenomen en bij 12 procent juist is toegenomen. Bij 38 procent is de zaak door de coronacrisis tijdelijk gesloten geweest of is er niet gewerkt. Ook had de coronacrisis nog andere gevolgen voor het werk, zoals extra werkzaamheden door hygiëneregels (31 procent), (meer) thuiswerken (27 procent), op een andere manier diensten of producten gaan aanbieden (17 procent) en andere openingstijden, werktijden of werkuren (17 procent).

Fysieke belasting door het werk vrijwel onveranderd

Of iemand zwaar of lichamelijk belastend werk doet, is onder meer te meten aan de frequentie waarmee mensen veel kracht moeten zetten, de mate waarin zij trillingen ervaren bij het gebruik van een gereedschap, apparaat of voertuig, de houding waarin ze moeten werken en de mate waarin ze steeds herhalende bewegingen moeten maken.

In 2021 had 38 procent van alle werknemers fysiek belastend werk. Dat was evenveel als in 2020, maar minder dan in de periode 2014–2019. Fysiek zwaar werk komt het meest voor in de bedrijfstakken landbouw en visserij, vervoer en opslag, horeca, handel, bouwnijverheid, industrie en zorg.

Onder zelfstandig ondernemers kwam fysiek zwaar werk iets vaker voor dan onder werknemers, zowel in 2019 als 2021 was dit 41 procent.

4.2 Regelmatig fysiek belastend werk (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Jaar Regelmatig fysiek belastend werk
2014 43,0
2015 43,1
2016 42,6
2017 42,8
2018 41,4
2019 41,0
2020 37,8
2021 37,7

StatLine: Fysieke arbeidsbelasting van werknemers.

Regelmatig veel kracht zetten en vaak dezelfde bewegingen maken zijn de meest voorkomende vormen van lichamelijke arbeidsbelasting. Zelfstandig ondernemers hebben daar vaker mee te maken dan werknemers. Dat geldt ook voor het regelmatig ervaren van trillingen tijdens het werk en het werken in een ongemakkelijke werkhouding.

4.3 Regelmatige fysieke belasting, 2021 (% werkenden)
Zelfstandig ondernemers Werknemers
Veel kracht zetten 21,8 18,2
Geluid en trillingen: . .
Hard praten 6,2 6,7
Te maken
met trillingen
12,8 8,2
Werkhouding: . .
In ongemakkelijke
werkhouding werken
12,8 9,7
Tijdens werk repeterende
beweging maken
31,5 29,5
Bron: CBS, TNO

StatLine: Fysieke arbeidsbelasting van werknemers en Fysieke arbeidsbelasting van zelfstandig ondernemers.

Ruim 1 op de 8 werkenden deed gevaarlijk werk

Ook het uitvoeren van gevaarlijk werk en het werken met gevaarlijke stoffen bepalen de mate van lichamelijke arbeidsbelasting. Van zowel de werknemers als de zelfstandig ondernemers gaf 13 procent in 2021 aan vaak of altijd gevaarlijk werk te doen. Bij de werknemers is dat percentage iets hoger dan in 2020 en bij zelfstandig ondernemers vrijwel gelijk aan het percentage in 2019.

In de bedrijfstak vervoer en opslag werd met 30 procent van de werknemers het vaakst gevaarlijk werk verricht. Ook in de horeca en bouwnijverheid (beide 25 procent), de industrie (20 procent) en de landbouw en visserij (19 procent) verrichtten relatief veel werknemers altijd of vaak gevaarlijk werk.

4.4 Vaak of altijd gevaarlijk werk doen (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Jaar Gevaarlijk werk
2021 13,4
2020 12,8
2019 15,6
2018 15,5
Bron: CBS, TNO

StatLine: Gevaarlijk werk door werknemers.

De meest voorkomende vormen van gevaar tijdens het werk zijn struikelen of uitglijden, snijden of steken en botsingen of aanrijdingen. Zelfstandig ondernemers noemen vaker dan werknemers snijden of steken en vallen als een vorm van gevaar tijdens het werk. Werknemers noemen vaker geweld, botsen of aanrijden, gevaarlijke stoffen en verbranden.

4.5 Vaak of altijd gevaarlijk werk doen, 2021 (% werkenden)
Aard van het gevaar Werknemers Zelfstandig ondernemers
Struikelen, uitglijden 5,0 4,9
Snijden, steken 4,2 5,8
Botsen, aanrijden 4,0 2,8
Anders 2,3 2,1
Verbranden 2,1 1,5
Geweld 2,0 0,6
Gevaarlijke stoffen 1,9 1,1
Vallen 1,8 2,7
Beknellen 1,7 1,4
Verstikken 0,4 0,2
Bron: CBS, TNO

StatLine: Gevaarlijk werk door werknemers en Gevaarlijk werk door zelfstandig ondernemers.

Werknemers met als beroep bestuurder van voertuigen, bediener van mobiele machines, elektricien, elektronicamonteur of bouwarbeider gaven het vaakst aan gevaarlijk werk te doen. Van de bestuurders en bedieners van machines verrichtte de helft vaak of altijd gevaarlijk werk. Bij elektriciens en bouwarbeiders waren dat er ongeveer 4 op de 10. Ook bij voedselverwerkende beroepen, metaalarbeiders en machinemonteurs, beveiligingswerkers, productiemachinebedieners en tuinders, akkerbouwers en veetelers ligt het aandeel met gevaarlijk werk relatief hoog: meer dan 3 op de 10 (zie ook StatLine: Gevaarlijk werk door werknemers naar beroep).

1 op de 10 werknemers in contact met mogelijk besmette personen, dieren of materiaal

Het percentage werknemers die vaak of altijd in contact komen met mogelijk besmette personen, dieren of materiaal, nam tussen 2019 en 2020, het jaar waarin de coronapandemie uitbrak, toe van 6 naar 10. In 2021 bleef dit percentage gelijk, net als het percentage werknemers die vaak of altijd te maken hebben met stoffen op de huid of het inademen van stoffen. Er is slechts een kleine verandering in het percentage werknemers die vaak of altijd werken met water of waterige oplossingen.

Ook bij zelfstandig ondernemers nam het percentage dat te maken kreeg met mogelijk besmette personen, dieren of materiaal tussen 2019 en 2021 toe, van 4 naar 7 procent. Het percentage zelfstandig ondernemers die aangaven vaak of altijd stoffen in te ademen nam in deze periode af.

4.6 Vaak of altijd contact met mogelijke besmettingen of gevaarlijke stoffen (% werkenden)
2021 2020 2019
Werknemers . . .
Besmette personen 9,8 9,9 6,4
Ademt stoffen in 7,2 7,0 8,3
Stoffen op huid 7,9 8,0 9,1
Waterige oplossingen 13,9 13,4 15,4
. . .
Zelfstandig ondernemers . . .
Besmette personen 6,7 . 4,4
Ademt stoffen in 7,7 . 9,1
Stoffen op huid 9,2 . 9,6
Waterige oplossingen 17,5 . 17,7
Bron: CBS, TNO

StatLine: Fysieke arbeidsbelasting van werknemers en Fysieke arbeidsbelasting van zelfstandig ondernemers.

Ervaren werkdruk van werknemers toegenomen

De psychosociale (geestelijke) arbeidsbelasting wordt onder andere gemeten aan de hand van ervaren werkdruk en de zelfstandigheid in het werk. Als de druk hoog is en werkenden weinig zelfstandigheid ervaren bij het uitvoeren van het werk, kunnen er psychische vermoeidheidsklachten (burn-outklachten) ontstaan. Ook emotioneel zwaar werk en ongewenst gedrag van klanten en collega’s dragen bij aan de psychosociale arbeidsbelasting.

Bij het vaststellen van de werkdruk gaat het erom in hoeverre mensen naar eigen zeggen erg snel moeten werken, heel veel werk moeten doen en extra hard moeten werken. Na 2017 nam de werkdruk van werknemers af, vooral in 2020. Maar in 2021 is de werkdruk weer toegenomen: 36 procent van de werknemers ervoer vaak of altijd werkdruk.

De gerapporteerde werkdruk van zelfstandig ondernemers is met 31 procent lager dan die van werknemers en vrijwel niet gewijzigd ten opzichte van 2019.

4.7 Vaak of altijd werkdruk ervaren (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Jaar Werkdruk
2014 38,1
2015 38,1
2016 37,6
2017 39,0
2018 38,1
2019 37,6
2020 33,9
2021 36,4
Bron: CBS, TNO

StatLine: Werkdruk werknemers.

In 2021 gaf 45 procent van de werknemers aan vaak of altijd heel veel werk te moeten doen. Daarnaast werkte 34 procent vaak of altijd erg snel en 30 procent vaak of altijd extra hard. In de horeca geven werknemers het vaakst aan dat ze erg snel moeten werken, in het onderwijs wordt het vaakst heel veel en extra hard gewerkt.

Van de zelfstandig ondernemers gaf 39 procent aan heel veel werk te doen, 27 procent extra hard te werken, en 26 procent vaak of altijd erg snel te moeten werken.

4.8 Vaak of altijd werkdruk ervaren, 2021 (% werkenden)
Aard van de werkdruk Werknemers Zelfstandig ondernemers
Heel veel werk doen 44,9 38,8
Erg snel werken 33,5 25,7
Extra hard werken 29,7 27,4
Bron: CBS, TNO

StatLine: Werkdruk werknemers en Werkdruk zelfstandig ondernemers.

Werknemers ervaren minder autonomie

Bij zelfstandigheid in het werk gaat het erom in hoeverre werkenden zelf beslissingen kunnen nemen, kunnen bepalen in welke volgorde het werk gedaan wordt, het werktempo kunnen bepalen, oplossingen kunnen bedenken en kunnen beslissen wanneer ze verlof opnemen. Wordt gekeken naar deze indicatoren, dan blijkt dat het percentage werknemers dat regelmatig autonomie ervaart in 2021 is gedaald van 59 naar 57. Tussen 2017 en 2020 nam de mate van zelfstandigheid van werknemers nog toe.

Onder zelfstandig ondernemers veranderde er op dit gebied niet veel ten opzichte van 2019. 86 procent van de zelfstandigen ervoer regelmatig autonomie.

4.9 Regelmatig ervaren zelfstandigheid in het werk (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Jaar Werknemers
2014 56,3
2015 56,2
2016 55,5
2017 55,1
2018 55,9
2019 56,8
2020 58,5
2021 57,2
Bron: CBS, TNO

StatLine: Zelfstandigheid van werknemers.

Gemiddeld over alle vijf de onderzochte indicatoren (zelf beslissen, bepalen in welke volgorde het werk gedaan wordt, werktempo bepalen, oplossingen bedenken en verlof nemen) hadden werknemers in 2021 de meeste zelfstandigheid in de bedrijfstakken informatie en communicatie, verhuur en handel van onroerend goed, financiële instellingen, bouwnijverheid en openbaar bestuur en de minste zelfstandigheid in de horeca en vervoer en opslag.

Een meerderheid van de werknemers geeft aan regelmatig zelf te kunnen beslissen over oplossingen, volgorde, uitvoering en tempo van het werk en over het opnemen van verlof. In 2021 is deze zelfstandigheid in het werk bij vrijwel alle vormen afgenomen, het meest waar het gaat om het bepalen van het werktempo.

Bij zelfstandig ondernemers is de autonomie in het werk aanzienlijk groter dan bij werknemers. Ten opzichte van 2019 is het percentage dat aangeeft regelmatig zelf oplossingen te kunnen bedenken wel iets afgenomen.

4.10 Regelmatig ervaren zelfstandigheid in het werk, 2021 (% werkenden)
Aspecten van zelfstandig werken Werknemers Zelfstandig ondernemers
Oplossingen
bedenken
66,9 87,7
Volgorde
werkzaamheden
bepalen
62,0 87,9
Zelf beslissen 60,7 89,7
Werktempo
bepalen
57,4 85,0
Verlof nemen 52,5 63,5
Bron: CBS, TNO

StatLine: Zelfstandigheid van werknemers en Zelfstandigheid van zelfstandig ondernemers.

Meer werknemers ervaren psychische vermoeidheid door het werk

In 2021 zeiden 17 procent van alle werknemers en 9 procent van de zelfstandig ondernemers zich enkele keren per maand of vaker psychisch vermoeid te voelen door het werk. In 2020 was er een daling van het percentage werknemers met psychische vermoeidheidsklachten, maar in 2021 is dit weer toegenomen. Het percentage kwam daarmee uit op hetzelfde, relatief hoge niveau van 2018.

Het percentage zelfstandig ondernemers met psychische vermoeidheidsklachten is sinds 2015 iets toegenomen van 8 naar 9 procent in 2021.

4.11 Minstens enkele keren per maand psychisch vermoeid door het werk (burn-outklachten) (% werknemers 15 tot 75 jaar)
Jaar Werknemers
2014 14,4
2015 13,4
2016 14,6
2017 15,9
2018 17,3
2019 17,0
2020 15,7
2021 17,3
Bron: CBS, TNO

StatLine: Psychische vermoeidheid van werknemers.

Psychische vermoeidheidsklachten kunnen zich onder meer uiten in een gevoel van leegte aan het einde van de werkdag; 31 procent van de werknemers en 19 procent van de zelfstandig ondernemers had in 2021 vaker dan eens per maand zulke gevoelens. Ook vermoeidheid in de ochtend bij de confrontatie met het werk komt relatief veel voor.

4.12 Minstens enkele keren per maand psychisch vermoeid door het werk (burn-outklachten), 2021 (% werkenden)
Werknemers Zelfstandig ondernemers
Leeg voelen 30,9 19,4
’s Ochtends moe voelen 21,4 11,5
Emotioneel uitgeput 16,5 9,6
Uitgeput door werk 15,4 7,1
Vergt veel om
met mensen
te werken
14,4 10,3
Bron: CBS, TNO

StatLine: Psychische vermoeidheid van werknemers en Psychische vermoeidheid van zelfstandig ondernemers.

Zelfstandig ondernemers hebben minder last van psychische vermoeidheid door het werk dan werknemers. Hierbij speelt mee dat zelfstandig ondernemers over het algemeen minder werkdruk en tegelijkertijd meer autonomie ervaren bij het uitoefenen van het werk dan werknemers. Beide factoren zijn van belang bij de mate waarin werkenden zich psychisch vermoeid voelen door het werk.

Weinig autonomie en hoge werkdruk: vaker psychisch vermoeid

Werknemers die weinig autonomie ervaren op het werk en tegelijkertijd aangeven vaak of altijd een hoge werkdruk te hebben, hebben bijna drie keer zo vaak last van werkgerelateerde psychische vermoeidheidsklachten als andere werknemers. Van de groep die weinig autonomie heeft, gecombineerd met een hoge werkdruk, gaf 38 procent in 2021 aan enkele keren of vaker per maand psychisch vermoeid te zijn door het werk, tegenover 13 procent van de overige werknemers. In de horeca (29 procent), de zorg (26 procent) en het onderwijs (25 procent) komt de combinatie van weinig autonomie en een hoge werkdruk onder werknemers het vaakst voor.

Emotionele betrokkenheid het hoogst sinds 2014

Naast werkdruk en een gebrek aan zelfstandigheid in het werk is ook de emotionele belasting een aspect van de psychosociale arbeidsbelasting. Van alle werknemers gaf 16 procent in 2021 aan vaak of altijd emotioneel betrokken te raken bij het werk. Dat is het hoogste percentage sinds 2014.

In een wat mindere mate wordt het werk als emotioneel veeleisend ervaren of blijkt het gepaard te gaan met emotioneel moeilijke situaties. Tussen 2015 en 2019 nam de emotionele belasting van werknemers volgens alle drie de indicatoren licht toe. In 2020 is het percentage dat zich emotioneel betrokken voelt bij het werk gelijk gebleven ten opzichte van 2019, maar daalde het percentage werknemers die aangeven dat het werk hen in emotioneel moeilijke situaties brengt of dat het werk emotioneel veeleisend is. In 2021 zijn de emotioneel moeilijke werksituaties, veeleisendheid van het werk en betrokkenheid bij het werk weer toegenomen.

4.13 Vaak of altijd emotioneel belastend werk doen (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Jaar Emotioneel moeilijke werksituaties Emotioneel veeleisend werk Emotioneel betrokken bij werk
2014 7,7 12,1 13,4
2015 7,4 11,7 12,9
2016 8,0 12,1 13,1
2017 8,6 13,0 14,1
2018 8,6 12,9 14,7
2019 8,9 13,3 15,1
2020 7,9 12,1 15,2
2021 9,1 13,2 15,9
Bron: CBS, TNO

StatLine: Emotioneel belastend werk onder werknemers.

Het onderwijs was, net als in voorgaande jaren, de bedrijfstak waar de emotionele betrokkenheid van werknemers het grootst is. Van de werknemers in deze bedrijfstak raakte in 2021 naar eigen zeggen 27 procent vaak of altijd emotioneel betrokken bij het werk. Vooral leerkrachten in het basisonderwijs en voortgezet onderwijs zijn vaak emotioneel betrokken. Ook in de zorg was de betrokkenheid bij het werk, met 22 procent van de werknemers, relatief groot.

Ten opzichte van 2020 is de betrokkenheid in het onderwijs gelijk gebleven. In de zorg nam deze iets toe. In de zorg vergt het werk, net als in de voorgaande jaren, emotioneel het meest en brengt het werknemers het vaakst in emotioneel moeilijke situaties. Dit percentage is ten opzichte van 2020 ook iets toegenomen. Vooral psychologen, maatschappelijk werkers en gespecialiseerd verpleegkundigen vinden hun werk emotioneel veeleisend.

Ongewenste seksuele aandacht op het werk toegenomen

In 2021 is het slachtofferschap op het werk bij werknemers weer toegenomen, na een afname in 2020. In de jaren daarvoor was er geen duidelijke toe- of afname van ongewenst gedrag op het werk. In 2021 namen vooral ongewenste seksuele aandacht, intimidatie en pesten door klanten toe. Ongewenste seksuele aandacht door klanten kwam het vaakst voor in de zorg (17 procent) en in de horeca (11 procent). Ongewenste seksuele aandacht door leidinggevenden of collega’s kwam het vaakst voor in de horeca (5 procent), cultuur, sport en recreatie, handel en verhuur en overige zakelijke diensten (alle ongeveer 3 procent).

Wat ongewenst gedrag op het werk betreft, komt intimidatie door klanten en – in mindere mate – door leidinggevenden of collega’s, vaker voor dan andere ongewenste voorvallen die mensen op het werk treffen. In 2021 had 18 procent van de werknemers in de voorafgaande twaalf maanden een enkele keer of vaker persoonlijk te maken met intimidatie door externen, zoals klanten, patiënten, leerlingen of passagiers. Ook ongewenste seksuele aandacht of lichamelijk geweld komen vaker voor in contacten met klanten dan met leidinggevenden of collega’s. Pestgedrag doet zich juist meer voor onder collega’s dan bij klanten.

4.14 Minstens eenmaal in voorgaande 12 maanden slachtoffer op het werk (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Aard van ondergaan ongewenst gedrag 2021 2020
Intimidatie door klanten 18,4 17,6
Intimidatie door
leidinggevenden
of collega's
8,8 8,4
Pesten door
leidinggevenden
of collega's
7,0 6,6
Ongewenste
seksuele aandacht
van klanten
6,1 4,6
Pesten door klanten 6,0 5,3
Lichamelijk geweld
door klanten
5,5 5,0
Ongewenste seksuele
aandacht van
leidinggevenden
of collega's
2,2 1,8
Lichamelijk geweld
door leidinggevenden
of collega's
0,5 0,5
Bron: CBS, TNO

StatLine: Slachtofferschap op het werk van werknemers.

Zelfstandig ondernemers hadden in 2021 met 10 procent het vaakst te maken met intimidatie door klanten of collega’s, gevolgd door pesten en ongewenste seksuele aandacht (beide 4 procent). Ten opzichte van 2019 is het slachtofferschap van zelfstandig ondernemers op het werk iets afgenomen.

Werk en privé weer iets vaker uit balans

Het combineren van arbeid met verantwoordelijkheden thuis voor familie of gezin kan lastig zijn. Van alle werknemers in 2021 gaf 8 procent aan (zeer) vaak familie- of gezinsactiviteiten te missen of te verwaarlozen. Dat aandeel was onder mannen iets groter dan onder vrouwen. Hiermee nam dit percentage weer toe na een relatief sterke daling in 2020.

Aan de andere kant kunnen verantwoordelijkheden thuis er ook voor zorgen dat werknemers werkzaamheden verzuimen of verwaarlozen. Dit kwam in 2021 minder vaak voor dan andersom: 3 procent van de werknemers gaf aan dit (zeer) vaak te ervaren. Bij mannen gebeurde dit iets vaker dan bij vrouwen. Afgezien van enkele schommelingen ligt het percentage dat werkzaamheden mist of verwaarloost door familie- en gezinsverantwoordelijken op een niveau dat vergelijkbaar is met dat van 2014.

Een disbalans tussen werk en privé komt relatief veel voor bij werknemers met een voltijdbaan en bij ouders met jonge kinderen. Zie: Bij wie zijn werk en privé vaak uit balans? – Nederland in cijfers 2021.

Meer werknemers denken gemakkelijk een andere baan te kunnen krijgen

Of werkenden voldoen aan de fysieke en psychische eisen van het werk en of ze gemakkelijk een nieuwe functie of baan denken te kunnen vinden, zegt iets over hun actuele inzetbaarheid. Aanwijzingen voor de inzetbaarheid op de langere termijn zijn de tevredenheid over het werk en over de arbeidsomstandigheden, maar vooral ook de vooruitzichten wat betreft de tijd die werkenden nog werkzaam willen zijn of denken te kunnen zijn.

In 2021 gaf 91 procent van alle werknemers aan gemakkelijk te kunnen voldoen aan de fysieke eisen van het werk, en 90 procent aan de psychische eisen. Beide percentages zijn lager dan in 2020, toen deze juist toenamen. Van de werknemers dacht in 2021 wel een groter deel dan een jaar eerder gemakkelijk aan een nieuwe functie te komen bij een andere werkgever (van 71 naar 75 procent) of bij de huidige werkgever (van 56 naar 58 procent).

Van de zelfstandig ondernemers vond ongeveer 80 procent dat zij gemakkelijk konden voldoen aan de fysieke en psychische eisen van het werk. Ook dat was minder dan bij de vorige meting, in 2019.

4.15 Voldoen aan eisen die het werk stelt (% werkenden)
2021 2020 2019
Werknemers . . .
Psychisch 90,4 92,0 89,9
Fysiek 90,6 91,9 89,7
Zelfstandig ondernemers . . .
Psychisch 81,1 . 87,0
Fysiek 79,6 . 84,9
Bron: CBS, TNO
4.16 Kans op andere baan of functie (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
2021 2020 2019
Makkelijk nieuwe
baan andere werkgever
75,2 70,6 70,9
Makkelijk nieuwe
functie eigen werkgever
57,5 56,0 53,7
Bron: CBS, TNO

StatLine: Duurzame inzetbaarheid van werknemers en Duurzame inzetbaarheid van zelfstandig ondernemers.

Tevredenheid vrijwel gelijk gebleven

Van de werknemers was 79 procent in 2021 tevreden met zijn of haar werk en 77 procent met de arbeidsomstandigheden. Van de zelfstandig ondernemers was 81 procent tevreden met het werk en 78 procent met de arbeidsomstandigheden. Bij zowel werknemers als zelfstandig ondernemers is de tevredenheid met het werk en de werkomstandigheden vrijwel gelijk gebleven.

4.17 Tevredenheid (% werkenden)
2021 2020 2019
Werknemers . . .
Tevreden met werk 79 79,2 77,9
Tevreden met
arbeidsomstandigheden
76,9 76,5 74,6
Zelfstandig ondernemers . . .
Tevreden met werk 81,0 . 81,0
Tevreden met
arbeidsomstandigheden
78,0 . 79,0

StatLine: Duurzame inzetbaarheid van werknemers en Duurzame inzetbaarheid van zelfstandig ondernemers.

Werkenden langer in staat om door te werken

De gemiddelde pensioenleeftijd van werknemers was in 2021, net als in 2020, gemiddeld 65 jaar en drie maanden. De leeftijd waarop werknemers willen stoppen met werken bedroeg in 2021 gemiddeld 62 jaar en vier maanden. Dit is iets lager dan in voorgaande jaren. Meer werknemers zouden langer willen doorwerken als ze hun loopbaan zouden kunnen voortzetten met minder uren of minder dagen per week, als ze lichter werk zouden mogen doen of als stoppen financieel onaantrekkelijker wordt (zie: Pensioenleeftijd in 2021 ruim 4 jaar hoger dan in 2006).

Zelfstandig ondernemers willen gemiddeld langer doorwerken dan werknemers. In 2021 gaven zij aan gemiddeld tot 66 jaar te willen doorwerken. Dit is in de afgelopen jaren niet veel veranderd. De leeftijd waarop werkenden naar eigen inschatting het huidige werk niet meer kunnen doen is in de afgelopen jaren licht toegenomen.

4.18 Leeftijd tot waarop werkenden willen en kunnen doorwerken (gemiddelde leeftijd in jaren)
2021 2019 2017 2015
Werknemers . . . .
Willen doorwerken 62,3 62,7 62,6 63,0
In staat door te werken 63,0 62,7 62,3 62,7
Zelfstandig ondernemers . . . .
Willen doorwerken 66,0 66,2 66,0 66,1
In staat door te werken 67,2 67,1 66,4 66,8

StatLine: Duurzame inzetbaarheid van werknemers en Duurzame inzetbaarheid van zelfstandig ondernemers.

Ziekteverzuim toegenomen

In 2021 bedroeg het ziekteverzuim van werknemers 4,9 procent. Dat betekent dat van elke duizend te werken dagen er 49 zijn verzuimd wegens ziekte. In 2020 was het ziekteverzuimpercentage nog 4,7. Sinds 2014, toen het ziekteverzuim het laagste niveau van de afgelopen twintig jaar bereikte (3,8 procent), is het verzuim vrijwel jaarlijks toegenomen.

Het ziekteverzuim verschilt per bedrijfstak. In 2021 kende de zorg met 6,8 het hoogste verzuimpercentage. In de financiële dienstverlening was het verzuim met 2,8 procent het laagst. Ten opzichte van 2020 nam het verzuim in bijna alle bedrijfstakken toe. In de zakelijke dienstverlening, het onderwijs en de industrie bleef het verzuim gelijk of nam iets af. Het ziekteverzuimpercentage nam het meest toe in de bedrijfstakken verhuur en handel van onroerend goed, in vervoer en opslag en in de zorg.

4.19 Ziekteverzuim werknemers (%)
Bedrijfstak 2021 2020
Zorg 6,8 6,4
Industrie 5,9 6
Vervoer en opslag 5,7 5,2
Openbaar bestuur 5,2 5,1
Bouwnijverheid 4,9 4,6
Onderwijs 4,8 4,8
Cultuur, recreatie,
overige diensten
4,5 4,2
Handel 4,5 4,4
Horeca 4,0 3,7
Zakelijke dienstverlening 3,9 3,9
Verhuur/handel
onroerend goed
3,8 3,2
Landbouw en
visserij
3,6 3,4
Informatie en
communicatie
3,3 3,2
Financiële
dienstverlening
2,8 2,7

StatLine: Ziekteverzuim per bedrijfstak.

Verreweg de meest voorkomende klachten waarmee werknemers verzuimen zijn griep of verkoudheid. Dat werd in 2021 door 30 procent van de werknemers opgegeven als reden bij het laatste verzuimgeval, vrijwel evenveel als in 2020. Tussen 2017 en 2019 lag dat percentage nog vrij stabiel op 35. Na griep of verkoudheid kwamen psychische klachten, buik, maag-darmklachten en rugklachten het meest voor.

Ruim 8 procent van alle werknemers in 2021 heeft verzuimd met klachten die werden veroorzaakt door een bevestigde COVID-19‑besmetting. Daarnaast verzuimde 12 procent met klachten die mogelijk werden veroorzaakt door COVID-19, maar waarbij dat niet is getest. De overige 79 procent van alle werknemers hebben niet verzuimd of met klachten die, naar eigen mening of bevestigd door een test, niet COVID-19 gerelateerd waren.

Werknemers schrijven hun meest recente verzuim meestal niet toe aan het werk: volgens 68 procent hadden de gezondheidsklachten waardoor zij verzuimden niets met het werk te maken. Bij 15 procent van de werknemers met verzuim waren de klachten wel gedeeltelijk het gevolg van het werk, en bij nog eens 10 procent waren de klachten hoofdzakelijk toe te schrijven aan het werk.

Percentage arbeidsongevallen vrijwel gelijk

In 2021 heeft 2,6 procent van de werknemers een ongeval gehad door of tijdens de uitoefening van het werk. Ongevallen die plaatsvinden onderweg van of naar het werk tellen hierbij niet mee. Bij de helft van de werknemers die een ongeval kregen (1,3 procent van het totaal) leidde het arbeidsongeval tot ziekteverzuim van ten minste een dag. Ongevallen met langer verzuim – vier dagen of meer – kwamen bij 1,0 procent van alle werknemers voor. Bij werknemers in het vervoer en de opslag (2,8 procent) kwam een arbeidsongeval met verzuim het vaakst voor, gevolgd door werknemers in de bedrijfstakken horeca, bouw en industrie (ongeveer 2 procent). In de financiële dienstverlening en informatie en communicatie kwamen relatief weinig ongevallen met verzuim voor.

Tussen 2014 en 2019 fluctueerde het percentage werknemers met een arbeidsongeval (met of zonder verzuim) enigszins. In 2020 daarentegen was er sprake van een relatief sterke daling, met name van de ongevallen zonder verzuim. In 2021 is het percentage werknemers met een arbeidsongeval vrijwel gelijk gebleven.

4.20 Werknemers met een arbeidsongeval (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Werknemers met een arbeidsongeval Werknemers met een arbeidsongeval zonder verzuim Werknemers met een arbeidsongeva met minstens 1 dag verzuim Werknemers met een arbeidsongeval met minstens 4 dagen verzuim
2014 3,4 1,8 1,7 1,1
2015 3,0 1,7 1,4 0,9
2016 3,0 1,6 1,4 1,0
2017 3,4 1,8 1,6 1,2
2018 3,1 1,7 1,5 1,1
2019 3,3 1,8 1,5 1,1
2020 2,5 1,3 1,2 0,9
2021 2,6 1,3 1,3 1,0
Bron: CBS, TNO

StatLine: Arbeidsongevallen werknemers.

Het percentage arbeidsongevallen ligt bij zelfstandig ondernemers lager dan onder werknemers, met name doordat werknemers vaker dan zelfstandig ondernemers betrokken zijn bij een arbeidsongeval zonder verzuim. In 2021 was 1,8 procent van de zelfstandig ondernemers betrokken bij een arbeidsongeval. Bij meer dan de helft van de ondernemers die een ongeval kregen (1,1 procent van het totaal) leidde het arbeidsongeval tot ziekteverzuim van ten minste een dag. Ongevallen met langer verzuim – vier dagen of meer – kwamen bij 0,7 procent van alle zelfstandig ondernemers voor.

Iets minder werknemers met een arbeidsbelemmering

Een langdurige ziekte, aandoening of handicap kan betekenen dat een werknemer minder inzetbaar is. Werknemers met een arbeidsbelemmering hebben slechtere loopbaanperspectieven dan werknemers zonder arbeidsbelemmering en nemen ook minder deel aan opleidingen en cursussen om hun arbeidspositie te verbeteren. Hoe zwaarder de belemmering, hoe groter het verschil is (zie ook: Werknemers met arbeidsbelemmering raken baan vaker kwijt ondanks scholing).

In 2021 werd 15 procent van alle werknemers naar eigen zeggen door een langdurige ziekte, aandoening of handicap licht belemmerd bij het uitvoeren van het werk, en voelde 4 procent zich hierdoor sterk belemmerd. In vergelijking met de vorige meting van deze indicator in 2019 is het aandeel werknemers dat een belemmering ervaart bij het uitvoeren van het werk iets afgenomen.

Vrouwen voelden zich met name vaker licht belemmerd bij het uitvoeren van het werk dan mannen: 18 procent tegen 13 procent. Bij het aandeel dat zich sterk belemmerd voelt, is dat verschil wat kleiner (4 en 3 procent). Of iemand zich belemmerd voelt bij het uitvoeren van het werk hangt daarnaast ook samen met de leeftijd. Tot 65 jaar geldt: hoe ouder, des te vaker werknemers zich belemmerd voelen. Zo voelde van de 15- tot 25‑jarigen zich 1 procent sterk en 9 procent licht belemmerd, tegenover respectievelijk 6 en 22 procent van de 55- tot 65‑jarigen.

4.21 Werknemers met een arbeidsbelemmering (% werknemers van 15 tot 75 jaar)
Licht belemmerd Sterk belemmerd
2015 15,0 3,1
2017 15,3 3,2
2019 15,9 3,7
2021 15,1 3,5
Bron: CBS, TNO

Voor meer informatie:

NEA 2021 Resultaten in vogelvlucht.

ZEA 2021 Resultaten in vogelvlucht.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Samenstelling

Han van den Berg (hoofdstukken 1, 2, 5, 6, 7 en bijlagen)

Harry Bierings (hoofdstuk 3)

Linda Fernandez Beiro (hoofdstuk 4)

met hulp van vele anderen

Redactie

Kees Groenenboom