Inkomen
Betaald werk is voor veel mensen de belangrijkste bron van inkomen. Op basis van de gegevens van de Belastingdienst publiceert het CBS inkomensgegevens over personen in particuliere huishoudens met inkomen. Daarbij wordt ook bepaald tot welke sociaaleconomische categorie iemand behoort. Leidend hierbij is de voornaamste bron van het inkomen dat een persoon in een jaar ontvangen heeft. Daarnaast wordt er rekening mee gehouden of een persoon ingeschreven staat bij een onderwijsinstelling. In 2020 werd 46 procent van de totale bevolking ingedeeld in de sociaaleconomische categorie van de werkenden. Bij de bevolking van 20 tot 65 jaar was dat 75 procent.
Afgezet tegen de totale bevolking is het aandeel werkenden het grootst in de gemeenten Vlieland, Renswoude, Zeewolde, Maasdriel, Lopik en Boekel. Daarentegen is in Laren (NH), Wassenaar en Bloemendaal het aandeel werkenden het kleinst (zie ook StatLine: Inkomen en sociaaleconomische categorie per gemeente).
tot 20 jaar | 20 tot 65 jaar | 65 jaar en ouder | |
---|---|---|---|
Werknemer | 0,086 | 6,496 | 0,0765 |
Directeur-grootaandeelhouder | 0,0001 | 0,2105 | 0,013 |
Zelfstandig ondernemer | 0,0039 | 0,9082 | 0,0524 |
Overige zelfstandige | 0,0006 | 0,0763 | 0,0047 |
Meewerkend gezinslid | 0 | 0,0208 | 0,0013 |
. | . | . | |
Ontvanger werkloosheidsuitkering | 0,0002 | 0,1145 | 0,0044 |
Ontvanger bijstandsuitkering | 0,0044 | 0,3899 | 0,0095 |
Ontvanger uitkering sociale voorziening overig |
0,0032 | 0,2181 | 0,0069 |
Ontvanger uitkering ziekte/ arbeidsongeschiktheid |
0,0006 | 0,49 | 0,0218 |
Ontvanger pensioenuitkering | 0,0008 | 0,1925 | 3,0581 |
(School)kind of student met inkomen |
0,8982 | 0,4343 | 0 |
(School)kind of student zonder inkomen |
2,7226 | 0,052 | 0 |
Overig zonder inkomen | 0,0059 | 0,4278 | 0,0096 |
. | . | . | |
Institutionele bevolking en huishoudens zonder waargenomen inkomen |
0,049 | 0,2088 | 0,1344 |
StatLine: Personen naar sociaaleconomische categorie.
De sociaaleconomische categorie werknemers telt 6,7 miljoen personen. Daarnaast zijn er 1,3 miljoen personen voor wie het inkomen als zelfstandige de voornaamste bron van inkomen was. Het gaat hier om 964 duizend zelfstandig ondernemers, 224 duizend directeuren-grootaandeelhouders, 22 duizend meewerkende gezinsleden en 82 duizend overige zelfstandigen (onder meer personen met resultaat uit overige werkzaamheden, zoals freelancers). Het aantal zelfstandigen is in tien jaar tijd met 22 procent toegenomen. Deze groei zat vooral in het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Een kwart van de zelfstandigen heeft personeel in dienst, drie kwart is zzp’er. Het totaal aantal personen met inkomen uit werkzaamheden als zelfstandige ligt echter hoger, omdat ook werknemers, studenten of ontvangers van een uitkering nevenwerkzaamheden als zelfstandige verrichten. Bijna 2,0 miljoen personen hadden in 2020 inkomsten uit werkzaamheden als zelfstandige (zie ook StatLine: Inkomen van zelfstandigen).
Hoe succesvol zijn startende zelfstandigen?
Elk jaar beginnen veel mensen een eigen bedrijf. Maar hoeveel van deze bedrijven zijn levensvatbaar en leveren uiteindelijk een behoorlijk inkomen op? Om op deze vragen antwoord te krijgen, heeft het CBS onderzoek gedaan naar de 215 duizend personen die in 2013 zijn gestart als zelfstandige, veelal als zelfstandige zonder personeel (zzp). Meestal was de zelfstandigenbaan in het startjaar een nevenactiviteit. De helft van de starters was man, bijna 2 op de 3 jonger dan 45 jaar.
Van de in 2013 gestarte zelfstandigen was na vijf jaar de helft gestopt. Het grootste deel van de uitstroom betreft mensen die de overgang naar werk in loondienst hebben gemaakt. In 2018 was 31 procent van de in 2013 gestarte zelfstandigen (weer) als werknemer werkzaam.
Bijna 20 procent van de starters had na vijf jaar een zelfstandigeninkomen van minstens 25,3 duizend euro en 30 procent had een lager zelfstandigeninkomen. Het genoemde bedrag is gelijk aan het minimumloon voor werknemers, opgehoogd met de door de werkgever betaalde premies inkomensverzekeringen; eventueel inkomen uit andere inkomensbronnen is niet meegerekend. Vooral mannen, starters tot 55 jaar, hoogopgeleiden en starters in de bouwnijverheid haalden deze inkomensgrens. In de bedrijfstakken zorg, onderwijs en de overige dienstverlening waren er relatief weinig starters die de inkomensgrens haalden. In deze bedrijfstakken waren verhoudingsgewijs veel vrouwen als zelfstandige begonnen en was het zelfstandigeninkomen vaker een neveninkomen. Een klein deel van de starters had meer succes: 5 duizend van de 215 duizend starters uit 2013 behaalden in 2018 een zelfstandigeninkomen van 100 duizend euro of meer.
StatLine: Startende zelfstandigen.
In 2020 bedroeg het gemiddeld persoonlijk inkomen van alle mensen in particuliere huishoudens met inkomen 34 duizend euro per jaar. Bij personen met werk als voornaamste inkomensbron was dat 45 duizend euro. Het inkomen van directeuren-grootaandeelhouders (dga’s) was het hoogst, namelijk 70 duizend euro. Het persoonlijk inkomen omvat niet alleen het inkomen uit werk, maar al het inkomen uit arbeid, het inkomen uit eigen onderneming, de uitkering inkomensverzekeringen en de uitkering sociale voorzieningen (met uitzondering van kinderbijslag en kindgebonden budget). Premies inkomensverzekeringen, behalve de premies voor volksverzekeringen, zijn hierop in mindering gebracht.
Persoonlijk jaarinkomen | |
---|---|
Werknemer | 44,5 |
Directeur-grootaandeelhouder | 70,4 |
Zelfstandig ondernemer | 43,7 |
Overige zelfstandige | 17,5 |
Meewerkend gezinslid | 11,3 |
Ontvanger werkloosheidsuitkering | 25,4 |
Ontvanger bijstandsuitkering | 13,3 |
Ontvanger uitkering sociale voorziening overig | 15,7 |
Ontvanger uitkering ziekte/arbeidsongeschiktheid | 25,0 |
Ontvanger pensioenuitkering | 26,2 |
(School)kind of student met inkomen | 4,8 |
StatLine: Gemiddeld persoonlijk inkomen.
Van de bijna 8 miljoen personen met werk als voornaamste inkomensbron in 2020 bedroeg het persoonlijk inkomen bij 400 duizend personen minder dan 10 duizend euro, terwijl er anderzijds 380 duizend personen op minstens 100 duizend euro uitkwamen. Bij ruim duizend werkenden overschreed het bedrag de 1 miljoen euro.
De hoge inkomens tellen zwaar door in het gemiddeld inkomen. Daarom berekent het CBS ook het mediaan inkomen. Dit is het inkomen van de middelste persoon, indien personen worden gerangschikt naar de hoogte van hun inkomen. Anders gezegd: 50 procent heeft een lager inkomen en 50 procent heeft een hoger inkomen. Terwijl het gemiddeld persoonlijk inkomen van de werkenden in 2020 op 44,8 duizend euro uitkwam, lag de mediaan met 37,7 duizend euro beduidend lager.
1 000 euro | Werkenden |
---|---|
<0 | 20 |
1 | 38 |
2 | 30 |
3 | 30 |
4 | 30 |
5 | 33 |
6 | 37 |
7 | 42 |
8 | 43 |
9 | 46 |
10 | 50 |
11 | 56 |
12 | 60 |
13 | 67 |
14 | 84 |
15 | 95 |
16 | 104 |
17 | 109 |
18 | 113 |
19 | 120 |
20 | 124 |
21 | 131 |
22 | 131 |
23 | 141 |
24 | 148 |
25 | 148 |
26 | 154 |
27 | 153 |
28 | 153 |
29 | 154 |
30 | 152 |
31 | 152 |
32 | 150 |
33 | 151 |
34 | 153 |
35 | 154 |
36 | 154 |
37 | 152 |
38 | 151 |
39 | 149 |
40 | 145 |
41 | 143 |
42 | 139 |
43 | 135 |
44 | 130 |
45 | 127 |
46 | 124 |
47 | 119 |
48 | 112 |
49 | 108 |
50 | 104 |
51 | 99 |
52 | 93 |
53 | 87 |
54 | 83 |
55 | 80 |
56 | 79 |
57 | 76 |
58 | 71 |
59 | 68 |
60 | 65 |
61 | 63 |
62 | 62 |
63 | 61 |
64 | 58 |
65 | 55 |
66 | 49 |
67 | 48 |
68 | 45 |
69 | 45 |
70 | 44 |
71 | 42 |
72 | 40 |
73 | 38 |
74 | 35 |
75 | 33 |
76 | 32 |
77 | 30 |
78 | 30 |
79 | 29 |
80 | 28 |
81 | 27 |
82 | 26 |
83 | 24 |
84 | 22 |
85 | 22 |
86 | 20 |
87 | 20 |
88 | 18 |
89 | 17 |
90 | 17 |
91 | 17 |
92 | 16 |
93 | 15 |
94 | 15 |
95 | 14 |
96 | 13 |
97 | 13 |
98 | 12 |
99 | 12 |
100 | 11 |
StatLine: Personen naar inkomensklasse.
Voor een deel van de Nederlandse bevolking is het inkomen dusdanig laag, dat gesproken kan worden van een armoederisico. Of werkelijk sprake is van (inkomens)armoede is uiteraard ook afhankelijk van andere factoren en omstandigheden. In 2020 maakten ruim 900 duizend personen deel uit van een huishouden met een dergelijk laag inkomen. Hieronder waren ook 148 duizend werkenden (1,9 procent van de werkenden), van wie bijna de helft zelfstandigen.
In het piekjaar 2013 hadden nog 250 duizend werkenden een armoederisico. Sindsdien is dit aantal gestaag gedaald, ook in het eerste coronajaar. Bij de meeste werkenden met risico op armoede gaat het om deeltijders. Bijna 30 duizend werkenden behoorden al ten minste vier jaar achtereen tot de groep met een laag inkomen.
Er is sprake van risico op armoede als het inkomen van het huishouden als geheel onder een bepaalde grens komt, die wordt aangeduid met lage-inkomensgrens. Personen die deel uitmaken van een dergelijk huishouden hebben dezelfde lage inkomenswelvaart. In 2020 bedroeg de lage-inkomensgrens voor een alleenstaande 1 100 euro per maand netto. Voor meerpersoonshuishoudens is de lage-inkomensgrens met behulp van een equivalentiefactor aangepast voor de omvang en samenstelling van het huishouden. Zo geldt voor een paar met twee kinderen een lage-inkomensgrens van 1,91 maal het bedrag voor een alleenstaande. In deze armoedecijfers zijn mensen die niet het hele jaar door inkomen hadden buiten beschouwing gelaten, evenals mensen die verbleven in studentenhuishoudens of in instellingen, inrichtingen en tehuizen (zie ook StatLine: Personen met laag inkomen). In de tweejaarlijkse CBS-publicatie Armoede en sociale uitsluiting wordt uitgebreid ingegaan op het deel van de bevolking van Nederland dat in financieel en sociaal opzicht minder goed af is.