Kenmerken van bedrijven met R&D- en exportactiviteiten
In dit hoofdstuk wordt het R&D- en exportgedrag van bedrijven beschreven, teneinde een verband tussen de twee te identificeren bij Nederlandse bedrijven. Twee groepen bedrijven worden onderscheiden: de industrie en de dienstverlening. Bij de industrie wordt gekeken naar R&D-uitgaven en de export van goederen en bij de dienstverleners wordt gekeken naar R&D-uitgaven en de export van diensten. Welke kenmerken hebben bedrijven die al dan niet exporteren en/of aan R&D doen? En zijn er verschillen in lonen en productiviteit?
4.1Inleiding
Waar kennisactiviteiten in de economie plaatsvinden, komt vaak ook internationalisering om de hoek kijken. Deze gecombineerde en vaak elkaar versterkende activiteiten maken namelijk een belangrijk deel uit van globalisering.
Het CBS liet in de Internationaliseringsmonitor van het derde kwartaal in 2017 zien dat bedrijven met R&D en/of innovatie vaker actief zijn op internationale markten (CBS, 2017). Verder is de aanwezigheid van R&D en innovatie (proces- en productinnovatie) alsook hun exportactiviteiten een belangrijke verklaring voor productiviteitsverschillen tussen bedrijven. Zowel export als innovatie kunnen dus bevorderend zijn voor productiviteitsgroei maar kunnen ook elkaar stimuleren.
Exportactiviteiten kunnen op verschillende manieren investeringen in R&D stimuleren en vice versa. De verschillen tussen exporteurs en niet-exporteurs zijn in verband gebracht met hun bereidheid om te investeren in immateriële activa, waaronder R&D. Volgens Aw, Roberts & Yi Xu (2011) kunnen R&D-investeringen namelijk een verklaring zijn voor de hogere productiviteit bij exporteurs ten opzichte van niet-exporteurs. Zij concludeerden dat beslissingen om te gaan exporteren en te gaan investeren in R&D of technologie de toekomstige winstgevendheid van bedrijven beïnvloeden. Om te concurreren op de internationale markt, kan een bedrijf ervoor kiezen om zich te onderscheiden door middel van verschillende vormen van innovatie. Naar mate bedrijven meer in R&D investeren, worden hun producten of diensten innovatiever, hetgeen weer een positief effect heeft op de export en op de concurrentiepositie (Lachenmaier & Woessmann, 2006; Cassiman & Martínez-Ros, 2007). Om die reden kan R&D exportgedrag versterken. Omgekeerd hebben exporterende bedrijven vaak ook toegang tot meer kennis en informatiebronnen dan bedrijven die alleen op de binnenlandse markt actief zijn (Alvarez & Robertson, 2004). Deze factoren zorgen ervoor dat exporteurs hun kennis uitbreiden, hetgeen hun innovatiecapaciteit ten goede komt (Golovko & Valentini, 2011). Dus het exportgedrag van bedrijven kan leiden tot meer innovatie, verwijzend naar het ‘learning-by-exporting effect’ (Pack, 1992; Levy, 1994; De Loecker, 2013). Verder blijkt dat exportactiviteiten gepaard gaan met verwachte winsten en meer liquiditeit, wat leidt tot een gemakkelijkere toegang tot externe financiering (Golovko & Valentini, 2011).
In deze editie van de Internationaliseringsmonitor wordt er voor het eerst gekeken naar de samenhang tussen de export van diensten en R&D-uitgaven. Veel bestaand empirisch onderzoek focust op goederenexport. We onderzoeken dienstverlenende bedrijven ten opzichte van bedrijven in de industrie, en onderscheiden dienstenexport en goederenexport. Ook hier kan een ‘learning-by-exporting effect’ optreden: bedrijven verlenen diensten aan het buitenland waardoor ze er kennis opdoen en daarmee inzicht verkrijgen in de buitenlandse markt. Dit kan vervolgens leiden tot beslissingen voor bijkomend onderzoek en verdere ontwikkeling van de betreffende diensten. De kennis opgedaan door te exporteren kan gebruikt worden voor verdere productontwikkeling en -verbetering, hetgeen weer leidt tot een betere concurrentiepositie en meer export. Andersom kunnen de inzichten die Nederlandse bedrijven opdoen door te innoveren bijvoorbeeld aan het buitenland worden verkocht als R&D-dienst.
Leeswijzer
In dit hoofdstuk staan de kenmerken van bedrijven met en zonder R&D-uitgaven en/of exportactiviteiten centraal. Bij het in verband brengen van de R&D-activiteiten met de exportactiviteiten van bedrijven, zullen we de industrie en dienstverlening apart beschouwen. Voor bedrijven in de industrie kijken we naar goederenexport en voor dienstverlenende bedrijven naar export van diensten. In paragraaf 4.2 staan bedrijven in de industrie centraal en beschrijven we hun kenmerken. Vervolgens in paragraaf 4.3 brengen we de kenmerken van dienstverlenende bedrijven in beeld. In paragraaf 4.4 maken we tot slot een vergelijking tussen bedrijven in de industrie en in de dienstverlening. Met name kijken we naar welk aandeel bedrijven in elke branche aan R&D en export doet; hoe de bedrijfsomvang, lonen en productiviteit zich verhouden ten opzichte van hun R&D- en exportgedrag.
4.2Industrie
De primaire data voor dit en het volgende hoofdstuk zijn de microdata op basis van de R&D-enquête over de jaren 2013–2017.noot1 In deze paragraaf beschrijven we de kenmerken van bedrijven in de industrienoot2 die in deze periode hebben gerespondeerd op de R&D-enquête. We geven in tabel 4.2.1 het relatief aantal bedrijven weer naar grootteklasse en goederenexport- en R&D-activiteiten per jaar. We onderscheiden hierbij vier activiteitencategorieën:
- Bedrijven zonder R&D-activiteiten en zonder goederenexport;
- Bedrijven zonder R&D-activiteiten maar wel met goederenexport;
- Bedrijven met R&D-activiteiten maar zonder goederenexport;
- Bedrijven met zowel R&D-activiteiten als goederenexport.
4.2.1Relatief aantal producenten naar grootteklasse en goederenexport- en R&D-activiteiten
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|
Grootteklasse | Relatief aantal bedrijven (%) | ||||
10 tot 50 werkzame personen | 25,9 | 23,6 | 32,0 | 30,0 | 31,2 |
50 tot 250 werkzame personen | 48,9 | 51,0 | 47,2 | 48,7 | 47,4 |
250 of meer werkzame personen | 25,2 | 25,4 | 20,8 | 21,3 | 21,4 |
Activiteitencategorie | Relatief aantal bedrijven (%) | ||||
Geen R&D en geen export | 6,1 | 5,7 | 8,3 | 7,9 | 8,4 |
Geen R&D en wel export | 33,0 | 39,0 | 36,3 | 36,2 | 37,0 |
Wel R&D en geen export | 1,7 | 1,0 | 2,4 | 1,9 | 2,0 |
Zowel R&D als export | 59,1 | 54,2 | 53,0 | 54,0 | 52,6 |
Uit tabel 4.2.1 blijkt dat onze dataset elk jaar vrijwel hetzelfde verdeeld is over alle grootteklassen en daarmee een bruikbare en representatieve steekproef is voor responderende bedrijven in de R&D-enquête. Verder kunnen we zien dat de verhouding per activiteitencategorie vrijwel constant blijft over de jaren in de periode tussen 2013 en 2017.
Om de eigenschappen van bedrijven in de industrie in de vier groepen te bestuderen, maken we gebruik van aanvullende informatie: valt het bedrijf onder buitenlandse zeggenschap, maakt het deel uit van een concern met deelnemingen in het buitenland, lonen en arbeidsproductiviteit (nominale toegevoegde waarde per werkzame persoon). Deze meten we in de verschillende combinaties van R&D en export.noot3 Tabel 4.2.2 vat de bedrijfskenmerken samen, naar R&D-activiteit en goederenexport, voor alle jaren samen.noot4
4.2.2Bedrijfskenmerken van industriële bedrijven met en/of zonder R&D- en goederenexportactiviteiten
Geen R&D en geen export | Geen R&D en wel export | Wel R&D en geen export | Zowel R&D als export | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Gemiddelde | Mediaan | Gemiddelde | Mediaan | Gemiddelde | Mediaan | Gemiddelde | Mediaan | |
Bedrijfskenmerk | ||||||||
Werkzame personen | 293 | 54 | 238 | 78 | 163 | 50 | 264 | 137 |
Lonen per werkzame persoon | 30 | 27 | 38 | 39 | 34 | 34 | 46 | 45 |
Arbeidsproductiviteit | 51 | 43 | 78 | 66 | 59 | 53 | 93 | 81 |
Exportwaarde | 0 | 0 | 43 008 | 1 621 | 0 | 0 | 69 133 | 15 243 |
Exportwaarde per werkzame persoon | 0 | 0 | 193 | 33 | 0 | 0 | 193 | 118 |
R&D-uitgaven | 0 | 0 | 0 | 0 | 269 | 82 | 4 684 | 356 |
R&D-uitgaven per werkzame persoon | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 4,37 | 1,49 | 8,45 | 2,98 |
Bedrijfskenmerk | % | |||||||
Buitenlandse deelnemingen | 15 | 46 | 24 | 61 | ||||
Buitenlandse zeggenschap | 11 | 30 | 10 | 41 | ||||
Aantal bedrijven | 535 | 2 568 | 136 | 3 890 |
Noot: Financiële gegevens zijn in 1 000 euro op jaarbasis
Bedrijven in industrie met R&D en export grootste groep
Zoals blijkt uit tabellen 4.2.1 en 4.2.2, doet meer dan de helft van de bedrijven zowel aan R&D als aan de export van goederen. De tweede grootste groep binnen de industrie omvat bedrijven die alleen exportactiviteiten hebben, maar niet aan R&D doen (36 procent). Het grote deel exporteurs in de industrie (91 procent) is inclusief incidentele exporteursnoot5 en kan verklaard worden door het feit dat de steekproef veel meer relatief grotere bedrijven bevat. Daarnaast hebben we geen selectie gemaakt op exportwaarde. Relatief weinig bedrijven rapporteren geen R&D en geen export (bijna 8 procent) en een nog kleinere groep bedrijven doet enkel aan R&D (bijna 2 procent).
Exporterende bedrijven in industrie vaker in buitenlandse handen
De bedrijven zonder exportactiviteiten zijn relatief klein gegeven het mediaan aantal werkzame personen, zie tabel 4.2.2. Bedrijven zonder R&D en zonder export zijn met 293 werkzame personen gemiddeld het grootst, maar de veel lagere mediaan (54) suggereert dat deze groep uit relatief meer kleinere bedrijven bestaat dan de groep die zowel aan R&D als aan export doet.
Uit onze dataset blijkt verder dat exporterende bedrijven (met of zonder R&D-uitgaven) vaker in het buitenland investeren dan niet-exporterende bedrijven. De exporterende bedrijven vallen ook vaker onder buitenlandse zeggenschap.
Bedrijven in industrie met R&D en export absolute koploper qua arbeidsproductiviteit
Lonen en arbeidsproductiviteit in exporterende bedrijven in de industrie zijn hoger dan bij niet-exporterende bedrijven, en het hoogst bij bedrijven die naast export ook nog aan R&D doen. De bedrijven die enkel aan R&D doen hebben gemiddeld ook hogere lonen en arbeidsproductiviteit dan bedrijven die geen R&D doen. De positieve samenhang van zowel R&D als export met bedrijfseconomische prestaties is uitgebreid bevestigd in de empirische literatuur. De resultaten hier laten zien dat wanneer een bedrijf beide activiteiten ontplooit, de arbeidsproductiviteit gemiddeld (en mediaan) het hoogst is.
De R&D-uitgaven zijn gemiddeld hoger bij bedrijven die zowel aan R&D als aan export doen dan bij bedrijven die enkel aan R&D doen. Dit geldt voor zowel totale R&D-uitgaven als R&D-uitgaven per werkzame persoon. De exportwaarde van bedrijven die beide activiteiten ontplooien is ook hoger dan voor bedrijven die alleen aan export doen.noot6 Uit deze beschrijvende analyses is af te leiden dat bedrijven in de industrie met zowel R&D als goederenexport over het algemeen hoger scoren op de getoonde indicatoren dan wanneer slechts één van deze activiteiten wordt ontplooid. Dit suggereert een mogelijk synergistische werking tussen R&D en exportgedrag, die bevorderend is voor de prestaties van producenten.
4.3Dienstverlening
Voor de dienstverlenende sector kijken we naar export van diensten.noot7 Tabel 4.3.1 toont voor de bedrijven in de dienstverlening in onze dataset de relatieve verdeling naar grootteklasse en R&D- en/of exportactiviteiten. Ook hier onderscheiden we dezelfde vier activiteitencategorieën als bij de industrie, namelijk:
- Bedrijven zonder R&D-activiteiten en zonder dienstenenexport;
- Bedrijven zonder R&D-activiteiten maar wel met dienstenexport;
- Bedrijven met R&D-activiteiten maar zonder dienstenexport;
- Bedrijven met zowel R&D-activiteiten als dienstenexport.
4.3.1Relatief aantal dienstverlenende bedrijven naar grootteklasse en dienstenexport- en R&D-activiteiten
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|
Grootteklasse | Relatief aantal bedrijven (%) | ||||
10 tot 50 werkzame personen | 30,3 | 31,7 | 33,1 | 31,6 | 32,4 |
50 tot 250 werkzame personen | 42,8 | 39,9 | 38,4 | 38,6 | 36,9 |
250 of meer werkzame personen | 26,9 | 28,4 | 28,5 | 29,8 | 30,7 |
Activiteitencategorie | Relatief aantal bedrijven (%) | ||||
Geen R&D en geen export | 45,3 | 45,8 | 43,9 | 42,4 | 43,7 |
Geen R&D en wel export | 29,1 | 30,9 | 32,1 | 32,2 | 31,3 |
Wel R&D en geen export | 9,7 | 7,9 | 8,3 | 8,2 | 8,3 |
Zowel R&D als export | 16,0 | 15,5 | 15,7 | 17,1 | 16,6 |
Uit tabel 4.3.1 concluderen we dat onze dataset van dienstverlenende bedrijven elk jaar vrijwel hetzelfde verdeeld is over alle grootteklassen. Uit de tabel blijkt ook dat de verhoudingen van de bedrijven over de vier activiteitencategorieën redelijk constant verdeeld blijven over de jaren.
Om de eigenschappen van dienstverlenende bedrijven in de vier groepen te bestuderen, koppelen we ook voor deze groep bedrijven enkele financiële en andere bedrijfskenmerken aan onze dataset. De financiële kenmerken die we beschouwen zijn, zoals bij de industrie, lonen en arbeidsproductiviteit.noot8
Grootste groep bedrijven in dienstverlening heeft geen R&D en geen export
Zoals te zien is in tabel 4.3.1, heeft rond de 16–17 procent van de bedrijven in de steekproef zowel R&D-uitgaven als export van diensten. In ongeveer een derde van de bedrijven zijn dienstenexportactiviteiten aanwezig maar zijn er geen R&D-uitgaven. De kleinste groep (ongeveer 8 procent) zijn bedrijven met R&D-uitgaven maar geen exportactiviteiten. Dus ten opzichte van bedrijven in de industrie doen bedrijven in dienstverlenende sector gemiddeld minder vaak aan R&D.
Tabel 4.3.2 geeft de aantallen per groep, de gemiddelden en medianen weer van bedrijfskenmerken in de dienstverlenende branche.
Dienstverlenende bedrijven met R&D en export zijn vaker groter
Circa 56 procent van de producenten had R&D-uitgaven in de periode 2013–2017 terwijl dat voor dienstverlenende bedrijven 25 procent was. Toch is het zo dat de gemiddelde en mediane R&D-uitgaven alsook de gemiddelde en mediane R&D-uitgaven per werkzame persoon in de dienstverlenende branche hoger liggen dan in de industrie. Dit lijkt contra-intuïtief, maar hierbij dient wel opgemerkt te worden dat binnen onze afbakening van de dienstverleners ook bedrijven met SBI code 72 zitten. Dit is een dienstverlenende branche die zich voornamelijk bezighoudt met R&D. Voor deze branche is R&D een dienst die geëxporteerd kan worden. Vervolgens blijkt uit tabel 4.3.2 dat binnen de groep bedrijven met zowel exportactiviteiten als R&D-uitgaven vooral veel grote bedrijven zitten: het gemiddeld aantal werkzame personen is 1 190 en de mediaan is 211. Ter vergelijking, het gemiddeld en mediaan aantal werkzame personen bij bedrijven zonder R&D en zonder dienstenexport zijn beide minder dan de helft. Kijken we naar dienstverlenende bedrijven die in het buitenland investeren (buitenlandse deelnemingen) en naar dienstverlenende bedrijven onder buitenlandse zeggenschap dan zien we dat deze vaker òf alleen exporteren dan wel zowel exportactiviteiten als R&D-uitgaven hebben.
De gemiddelde arbeidsproductiviteit en gemiddelde lonen in dienstverlenende bedrijven die geen R&D-uitgaven en geen exportactiviteiten hebben zijn wat lager dan in de andere drie categorieën. Dienstverlenende bedrijven die exporteren maar geen R&D-uitgaven rapporteren, exporteren gemiddeld een hogere waarde per werkzame persoon dan de groep bedrijven in deze sector die beiden doen. Dit geldt echter niet voor de gemiddelde totale dienstenexport en de mediane export per werkzame persoon. Die zijn namelijk het hoogst bij de groep bedrijven die aan beide activiteiten doet. Dit wijst erop dat er in de groep bedrijven met export en zonder R&D een aantal exporteurs met een relatief hoge export per werkzame persoon zitten, terwijl het doorsnee bedrijf in die groep feitelijk een relatief lagere export per werkzame persoon heeft.
4.3.2Bedrijfskenmerken van dienstverlenende bedrijven met en/of zonder R&D- en dienstenexportactiviteiten
Geen R&D en geen export | Geen R&D en wel export | Wel R&D en geen export | Zowel R&D als export | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Gemiddelde | Mediaan | Gemiddelde | Mediaan | Gemiddelde | Mediaan | Gemiddelde | Mediaan | |
Bedrijfskenmerk | ||||||||
Werkzame personen | 401 | 78 | 539 | 159 | 880 | 94 | 1 190 | 211 |
Lonen per werkzame persoon | 31 | 27 | 40 | 39 | 41 | 41 | 47 | 48 |
Arbeidsproductiviteit | 69 | 45 | 84 | 64 | 80 | 66 | 92 | 76 |
Exportwaarde | 0 | 0 | 20 670 | 943 | 0 | 0 | 45 994 | 2 322 |
Exportwaarde per werkzame persoon | 0 | 0 | 133 | 6 | 0 | 0 | 75 | 13 |
R&D-uitgaven | 0 | 0 | 0 | 0 | 2 235 | 300 | 5 833 | 600 |
R&D-uitgaven per werkzame persoon | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 0,00 | 12,98 | 3,33 | 18,00 | 3,31 |
% | ||||||||
Buitenlandse deelnemingen | 33 | 51 | 43 | 55 | ||||
Buitenlandse zeggenschap | 21 | 40 | 21 | 35 | ||||
Aantal bedrijven | 4 947 | 3 549 | 952 | 1 850 |
4.4Producenten versus dienstverleners
We maken in deze paragraaf een visuele vergelijking tussen bedrijven in de industrie en in de dienstverlening. Hoe verschillen producenten met al dan niet goederenexport- en/of R&D-activiteiten ten opzichte van dienstverleners? Hoe verhouden de werkzame personen en arbeidsproductiviteit zich tussen de twee branches rekening houdend met hun R&D- en exportactiviteiten?
Uit onze dataset is gebleken dat tussen 2013 en 2017 de meerderheid van bedrijven in de industrie goederen heeft geëxporteerd (91 procent). Dat omvat ook incidentele exporteurs die minimaal één jaar in deze periode goederenexport hebben gerapporteerd. Iets meer dan de helft van de bedrijven in de dienstverlenende branche exporteerde diensten in dezelfde periode (52 procent).
Het gemiddeld aantal werkzame personen in industriële bedrijven die zowel export als R&D-activiteiten hebben ligt ongeveer vier keer lager dan voor bedrijven in dezelfde categorie binnen de dienstverleningsbranche. Voor de groep exporterende industriële bedrijven met R&D-uitgaven is het gemiddeld aantal werkzame personen 264, terwijl dat voor de groep exporterende dienstverleners met R&D-uitgaven 1 190 is. Ook bij andere groepen bedrijven in de industrie werken minder personen dan bij dienstverlenende bedrijven. Dit is weergegeven in figuur 4.4.1. Daarom kunnen we concluderen dat bedrijven in de dienstverlening blijkbaar groter moeten zijn om tot exporteren te komen, dan bedrijven in de industrie.
Activiteiten | Industrie | Dienstverlening |
---|---|---|
Geen R&D en geen export | 293 | 401 |
Geen R&D en wel export | 238 | 539 |
Wel R&D en geen export | 163 | 880 |
Zowel R&D als export | 264 | 1190 |
De gemiddelde goederen exportwaarde door producenten in onze dataset ligt een stuk hoger dan de gemiddelde diensten exportwaarde door dienstverlenende bedrijven, zie figuur 4.4.2. De industrie exporteert per werkzame persoon een hogere waarde aan goederen dan de dienstverleners aan diensten exporteren. Uit tabellen 4.2.2 en 4.3.2 blijkt dat dit ook geldt voor de gemiddelde totale exportwaarde: deze ligt hoger voor export van goederen uit de industrie dan voor export van diensten door dienstverleners.
Activiteiten | Industrie | Dienstverlening |
---|---|---|
Geen R&D en wel export | 193 | 133 |
Zowel R&D als export | 193 | 75 |
In figuur 4.4.3 is de gemiddelde arbeidsproductiviteit weergegeven voor elk van de vier activiteitencategorieën binnen de industrie en de dienstverlening. Zowel binnen de dienstverlening als de industrie is de arbeidsproductiviteit het laagst voor bedrijven die geen R&D-uitgaven hebben en daarnaast ook niet exporteren. Opvallend is dat export arbeidsproductiviteit meer lijkt te stimuleren dan R&D-activiteiten. Zo zien we in figuur 4.4.3 namelijk dat de arbeidsproductiviteit het hoogst is voor de bedrijven die exporteren, ongeacht of ze aan R&D doen. Gemiddeld is de arbeidsproductiviteit bij dienstverlenende bedrijven aanzienlijk hoger, wanneer er niet wordt geëxporteerd. Wanneer er wel wordt geëxporteerd, ongeacht of er aan R&D wordt gedaan, is de arbeidsproductiviteit bij dienstverlenende bedrijven en de industriële producenten vergelijkbaar. Wanneer beide activiteiten worden opgepakt, is de arbeidsproductiviteit zowel binnen de dienstverlening als in de industrie gemiddeld het hoogst vergeleken met de arbeidsproductiviteit van de andere activiteitencategorieën. Ditzelfde geldt overigens voor de (niet getoonde) mediane arbeidsproductiviteit in deze vier groepen.
Activiteiten | Industrie | Dienstverlening |
---|---|---|
Geen R&D en geen export | 51 | 69 |
Geen R&D en wel export | 78 | 84 |
Wel R&D en geen export | 59 | 80 |
Zowel R&D als export | 93 | 92 |
4.5Samenvatting en conclusie
In dit hoofdstuk hebben we een beschrijvende analyse gemaakt van bedrijven die zich al dan niet bezighouden met R&D-activiteiten en/of export, op basis van een representatieve dataset. We hebben een onderscheid gemaakt tussen bedrijven in de industrie en bedrijven in de dienstverlening op basis van SBI-codes. In de industrie hebben we de export van goederen beschouwd, terwijl we bij de dienstverleners hebben gekeken naar de export van diensten.
We hebben laten zien dat groepen bedrijven die aan R&D en/of export doen verschillen in een aantal bedrijfskenmerken. Uit onze analyses blijkt dat exporterende bedrijven in de industrie (met of zonder R&D-uitgaven) vaker in het buitenland investeren dan niet-exporterende bedrijven. De industriële exporterende bedrijven vallen ook vaker onder buitenlandse zeggenschap. De grootste groep bedrijven in de dienstverlening heeft geen R&D- en geen exportactiviteiten terwijl de grootste groep bedrijven in de industrie beide activiteiten ontplooit. Ook hebben we laten zien dat dienstverlenende bedrijven met R&D en export vaak groter zijn dan dienstverlenende bedrijven die geen R&D en/of export hebben. Gemiddeld zijn er meer werkzame personen in de dienstverlening dan in de industrie.
Ongeveer 56 procent van de producenten had R&D-uitgaven in de periode 2013–2017 terwijl dat voor bedrijven in de dienstverlening 25 procent was. De industrie exporteert gemiddeld een hogere waarde aan goederen dan dienstverleners aan diensten, zowel totaal als per werkzame persoon. Het doen van export, R&D of beiden hangt bij zowel de industrie als de dienstverlening samen met een hogere arbeidsproductiviteit. Dienstverleners hebben meestal gemiddeld een hogere arbeidsproductiviteit, tenzij er zowel R&D als export wordt gedaan. De industrie lijkt dus meer baat te hebben in termen van arbeidsproductiviteit dan de dienstverlening wanneer er zowel R&D als export wordt gedaan.
4.6Literatuur
Literatuur
Alvarez, R. & Robertson, R. (2004). Exposure to foreign markets and plant-level innovation: evidence from Chile and Mexico. The Journal of International Trade & Economic Development, 13(1), 57–87.
Aw, B. Y., Roberts, M. J. & Yi Xu, D. (2011). R&D investment, exporting and productivity dynamics. The American Economic Review, 101(4), 1312–1344.
Bernard, A. & Jensen, B. (1999). Exceptional exporter performance: cause, effect, or both? Journal of International Economics, 47(1), 1–25.
Cassiman, B. & Martinez-Ros, E. (2007). Product innovation and exports. Evidence from Spanish manufacturing. Barcelona: IESE Business School, 1–36.
CBS (2017). CBS Internationaliseringsmonitor 2017, derde kwartaal: Innovatie en R&D. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
De Loecker, J. (2013). Detecting learning by exporting. American Economic Journal: Microeconomics, 5(3), 1–21.
Golovko, E. & Valentini, G. (2011). Exploring the complementarity between innovation and export for sme’s growth. Journal of International Business Studies, 42(3), 362–380.
Lachenmaier, S. & Woessmann, L. (2006). Does innovation cause exports? Evidence from exogenous innovation impulses and obstacles using German micro data. Oxford Economic Papers, 58(2), 317–350.
Levy, B., Berry, A., Itoh, M., Kim, L., Nugent, J. B. & Urata, S. (1999). Technical and marketing support systems for successful small and medium-size enterprises in four countries. World Bank Policy Research Working Paper, 1400.
Pack, H. (1992). New perspectives on industrial growth in Taiwan. In G. Ranis (Red.), Taiwan: From developing to mature economy. Boulder, CO: Westview Press, 73–120.
Noten
Meer informatie over de data is te vinden aan het einde van hoofdstuk 5 in deze Internationaliseringsmonitor.
SBI 2008 code 10 t/m 33.
We nemen enkel bedrijven mee die binnen het 1ste en het 99ste percentiel van lonen en toegevoegde waarde vallen om steekproefeffecten teniet te doen en de beschrijving zo generiek mogelijk te houden. Dit en de koppeling aan de andere kenmerken uit verschillende databestanden resulteert in een dataset van 7 129 bedrijven.
Het gaat om R&D-activiteiten en/of goederenexport die minimaal één jaar door bedrijven was gerapporteerd in de periode 2013-2017.
Incidentele exporteurs zijn bedrijven die slechts eenmalig of bij herhaling kortdurend actief zijn als goederenhandelaar in de geobserveerde periode.
Dit geldt zowel voor de totale gemiddelde en mediane exportwaarde als mediane exportwaarde per werkzame persoon. De gemiddelde exportwaarde voor beide groepen is gelijk: het grote verschil met de mediaan geeft echter aan dat dit wordt veroorzaakt door een relatief klein aantal grote exporteurs.
SBI 2008 code 45 t/m 82.
Ook de dataset in de dienstverlening trimmen we door alleen bedrijven mee te nemen die binnen het 1ste en het 99ste percentiel van lonen en toegevoegde waarde vallen, om steekproefeffecten teniet te doen en de beschrijving zo generiek mogelijk te houden. Dit en de koppeling aan de andere kenmerken uit verschillende databestanden resulteert in een dataset van 11 298 bedrijven.