Dienstenhandel en zwaartekracht; anders dan goederenhandel?
De economische omvang (bbp) van een handelspartner, en de afstand tot het partnerland zijn twee factoren die van grote invloed zijn op de omvang van de goederenexport naar dat land. Geldt dit ook voor de export van diensten? Het exporteren van een dienst kan namelijk in vele opzichten verschillen van het exporteren van een goed, bijvoorbeeld in de mate waarin de leverancier en klant contact met elkaar hebben of de wijze waarop de dienst geleverd wordt (digitaal of fysiek). Ook spelen afstand en economische omvang van het partnerland bij de export van de ene type dienst mogelijk een grotere rol dan bij de andere.
3.1Inleiding
Bij internationale handel wordt vaak gedacht aan grote containerschepen vol met goederen. Toch bestaat ongeveer een kwart van de totale Nederlandse export uit diensten (Van den Berg et al., 2020). Denk bijvoorbeeld aan een Nederlandse architect die in opdracht van een buitenlands bedrijf een gebouw ontwerpt, of een Amerikaanse toerist die Madurodam bezoekt. Maar ook aan een buitenlands bedrijf dat de rechten verwerft op het uitzenden van films of series waarvan het beheer bij een Nederlandse dochter van een Amerikaans bedrijf is belegd. Diensten worden door bedrijven uit veel verschillende sectoren geëxporteerd, zoals ook in hoofdstuk 1 en 2 werd gepresenteerd.
Zwaartekracht en internationale handel
Zelden is een economische wetmatigheid empirisch zo duidelijk aangetoond als de relatie tussen enerzijds de omvang van de internationale goederenhandel en anderzijds de grootte van de economie van het partnerland en de afstand tot dit partnerland. Brakman et al. (2019) stellen zelfs dat het tot de dag van vandaag één van de succesvolste modellen in de internationale handelsliteratuur is. Beginnend bij Nobelprijswinnaar Jan Tinbergen in 1962 is in de afgelopen decennia uitgebreid aangetoond dat internationale handel – doorgaans goederenhandel – positief samenhangt met de ‘economische massa’ van partnerlanden en negatief samenhangt met de afstand tot het partnerland. Anders gezegd, de internationale handel van een land zal ceteris paribus sterker aangetrokken worden door rijke landen en buurlanden. De (transactie)kosten van internationale handel, zoals transportkosten maar ook kosten in ruimere zin, zoals het opdoen van kennis over de buitenlandse markt, nemen toe naarmate een exportbestemming verder weg ligt. Er is meer dan voldoende empirisch bewijs voor het feit dat de omvang van de goederenexport die naar een bestemming gaat negatief samenhangt met de afstand tot de bestemmingsmarkt, en positief met het bbp van de betreffende economie. Andere factoren zoals een gedeelde grens, een gemeenschappelijke taal, valuta of vergelijkbare institutionele of culturele kenmerken blijken gedeeltelijk ook een verklarende factor te zijn voor goederenhandelsstromen.
Export van diensten met 54 procent gegroeid in afgelopen vijf jaar
Of dergelijke wetmatigheden echter ook van toepassing zijn op de export van diensten is minder vaak onderzocht. De complexiteit van het waarnemen van dienstenstromen, de complementariteit met goederenhandel en de andere barrières bij dienstenhandel spelen hierin namelijk ook een rol. Toch is het een interessante tak van onderzoek, aangezien wereldwijd de handel in diensten in de afgelopen decennia steeds belangrijker is geworden, zowel in absolute termen als ten opzichte van de goederenhandel. Dit geldt ook voor Nederland. De Nederlandse dienstenexport groeide tussen 2014 en 2019 (+54 procent) ruim tweemaal zo hard als de goederenexport in die periode (+19 procent). Wereldwijd stond Nederland in 2019 op de achtste plaats wat betreft de uitvoer van diensten en eveneens op de achtste plaats als het ging om de invoer van diensten (OECD, 2020). In 2018 was circa 13,6 procent van het Nederlandse bbp te danken aan de export van diensten (CBS, 2020a). Het leveren van een dienst vergt soms – anders dan het leveren van een product – dat ‘productie’ van de dienst en consumptie op dezelfde plaats en hetzelfde tijdstip plaatsvindt (Grünfeld & Moxnes, 2003). Als een Nederlands bedrijf ingezet wordt om elders in de wereld een rivier uit te baggeren of land aan te winnen, dan kan dat alleen op locatie en ter plekke gebeuren. Als een Nederlandse consultant door een Brits bedrijf wordt ingehuurd voor juridisch advies, dan is op het moment dat het advies wordt uitgebracht, ook het advies ‘geconsumeerd’. Bij de export van goederen ligt dat anders en kan een exportproduct op transport worden gezet of zelfs in voorraad worden gehouden, ook zonder dat klant en leverancier elkaar hebben ontmoet. Daarnaast kunnen diensten digitaal of online worden geleverd en geconsumeerd, en dat is bij goederenhandel doorgaans niet het geval (Grünfeld & Moxnes, 2003; Lennon, 2009). Is er sprake van een ‘death of distance’ bij de handel in diensten (PWC, 2019)? Kortom, spelen voor dienstenhandel dezelfde determinanten, zoals economiegrootte en afstand, een rol én op dezelfde manier als voor de goederenhandel? Zijn andere determinanten zoals taal, een gedeelde grens of historie, een belangrijkere verklarende factor dan bij goederenhandel? Deze vragen komen aan bod in dit hoofdstuk.
Leeswijzer
Welke factoren een rol spelen bij het verklaren van de omvang van de Nederlandse dienstenhandel staat centraal in dit hoofdstuk. Hoeveel de internationale handel in diensten bedraagt, welke diensten het belangrijkst zijn en met welke landen Nederland vooral handelt komt aan bod in paragraaf 3.2. Daarna wordt in paragraaf 3.3 visueel een verband gelegd tussen de omvang van de Nederlandse dienstenexport en de afstand tot het bestemmingsland en met de economische omvang van het bestemmingsland. Ook wordt dit vergeleken met de Nederlandse goederenexport. Vervolgens wordt er in paragraaf 3.4 aan de hand van een zwaartekrachtmodel geschat in hoeverre de exportwaarde varieert met de afstand en omvang van het bestemmingsland, en worden er nog enkele determinanten zoals taal meegenomen. Deze relatie wordt ook onderzocht voor het aantal bedrijven met dienstenhandel en de handelswaarde per bedrijf. Tenslotte wordt onderzocht of de bevindingen variëren met de type dienst die wordt verhandeld.
3.2Dienstenhandel – beschrijvende resultaten
Dienstenhandel steeds belangrijker voor Nederlandse economie
Nederlandse bedrijven exporteerden in 2019 voor ruim 238 miljard euro aan diensten, zoals figuur 3.2.1 laat zien. Daarmee was de exportwaarde van diensten qua omvang minder dan de helft van de goederenexport (516 miljard euro). Wel groeit de export van diensten de afgelopen jaren veel harder dan de goederenexport. Zo groeide tussen 2014 en 2019 de Nederlandse dienstenexport namelijk gemiddeld met 9 procent per jaar. Ook de import van diensten groeide substantieel in de afgelopen vijf jaar. Daarnaast levert elke euro dienstenexport de Nederlandse economie meer op dan een doorsnee euro goederenexport, namelijk 63 cent per euro dienstenexport tegenover 51 cent per euro goederenexport van Nederlandse makelij (Aerts et al., 2020). Voor de wederuitvoer is dit zelfs ‘slechts’ 14 cent per euro goederenexport.
| jaar | Diensten | Goederen |
|---|---|---|
| 2014 | 155 | 433 |
| 2015 | 178 | 419 |
| 2016 | 173 | 423 |
| 2017 | 195 | 467 |
| 2018 | 210 | 498 |
| 2019* | 238 | 516 |
| *voorlopige data | ||
Vooral veel export van zakelijke diensten
Figuur 3.2.2 laat zien dat de export van zogenaamde overige zakelijke diensten de grootste dienstencategorie vormt, met bijna 71 miljard euro in 2019. Voorbeelden van zakelijke diensten zijn Nederlandse bedrijven die onderzoek en ontwikkeling (R&D) doen in opdracht van een buitenlands bedrijf of Nederlandse bedrijven die professionele, managementadviesdiensten of technische diensten verlenen aan een buitenlands bedrijf. Ook werd er vorig jaar in het buitenland veel gebruik gemaakt van intellectueel eigendom, waarvan het gebruiksrecht in Nederland is vastgelegd. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor het voeren, reproduceren of distribueren van bepaalde R&D, handelsmerken, software of audiovisuele producten zoals films, series en muziek. Zo ontvingen in 2019 bedrijven in Nederland bijna 60 miljard euro uit het buitenland in ruil voor het gebruik, de distributie of de reproductie van intellectueel eigendom door buitenlandse bedrijven. De derde grootste dienstencategorie wordt gevormd door de vervoersdiensten. In 2019 voerden bedrijven in Nederland voor bijna 40 miljard euro aan diensten uit op het gebied van lucht-, zee-, spoor- en wegvervoer, inclusief vervoersondersteunende diensten. Het reisverkeer verdient in deze paragraaf een speciale vermelding, omdat dit type dienst aan consumenten wordt verleend, namelijk aan buitenlandse toeristen en zakelijke reizigers die ons land bezoeken. Het gaat hier om diensten en goederen die buitenlandse toeristen en zakelijke reizigers aanschaffen tijdens hun verblijf in Nederland, zoals toegangstickets voor het ov, pretparken of een bezoek aan een restaurant. In 2019 verleenden Nederlandse bedrijven voor ruim 17 miljard euro aan zulke diensten aan buitenlandse reizigers (CBS, 2020b). Aangezien hier sprake is van het leveren van een dienst aan een (onbekende) consument, die zich ten tijde van het leveren van de dienst in Nederland bevond, wordt dit type dienstenhandel in de zwaartekracht-analyse in dit hoofdstuk buiten beschouwing gelaten.
| categorie | 2014 | 2019* |
|---|---|---|
| Andere zakelijke diensten | 40,974 | 70,935 |
| Gebruik intellectueel eigendom n.e.g. | 34,741 | 59,896 |
| Vervoersdiensten | 31,121 | 39,407 |
| Telecommunicatie, computer- en informatiediensten | 19,217 | 25,126 |
| Reisverkeer | 11,089 | 17,283 |
| Industriële diensten | 5,169 | 7,420 |
| Financiële diensten | 5,126 | 7,160 |
| Bouwdiensten | 2,796 | 3,56 |
| Onderhoud en reparatie | 1,902 | 2,510 |
| Pers., cult. en recreatieve diensten | 0,655 | 2,131 |
| Overheidsdiensten n.e.g | 1,607 | 1,773 |
| Verzekeringsdiensten | 0,914 | 1,273 |
| *voorlopige data | ||
Figuur 3.2.2 laat ook zien in welke categorieën de grootste exportgroei plaatsvond. De helft van de groei vond plaats in de twee grootste dienstencategorieën, namelijk bij de andere zakelijke diensten en in het gebruik van intellectueel eigendom. Binnen de zakelijke diensten ging het dan vooral om juridische diensten, accounting, auditing, boekhouding en belastingadvies, zakelijk of managementadvies, public relations, adverteren, marketingonderzoek of opiniepeilingen. Daarnaast groeide ook de export van vervoersdiensten, het reisverkeer, de export van telecommunicatie en computerdiensten met respectievelijk 8 miljard euro, 6 miljard euro en eveneens 6 miljard euro.
Invoer van zakelijke diensten en intellectueel eigendom vormen 60 procent van totale diensteninvoer
Nederlandse bedrijven voerden in 2019 ter waarde van 225 miljard euro diensten in, zie figuur 3.2.3. Hier is een vergelijkbaar beeld te zien als bij de dienstenexport. Ook hier zijn de andere zakelijke diensten en intellectueel eigendom de twee grootste categorieën. Analoog aan de dienstenexport vormen de vervoersdiensten en het reisverkeer de derde en vierde grootste dienstencategorie bij de import.
| categorie | 2014 | 2019* |
|---|---|---|
| Andere zakelijke diensten | 38,744 | 73,286 |
| Gebruik intellectueel eigendom n.e.g. | 42,810 | 61,646 |
| Vervoersdiensten | 17,833 | 28,856 |
| Reisverkeer | 17,385 | 20,059 |
| Telecommunicatie, computer- en informatiediensten | 12,924 | 16,694 |
| Financiële diensten | 7,852 | 9,690 |
| Industriële diensten | 2,677 | 5,819 |
| Pers., cult. en recreatieve diensten | 0,538 | 2,909 |
| Bouwdiensten | 2,234 | 2,872 |
| Onderhoud en reparatie | 1,385 | 2,107 |
| Verzekeringsdiensten | 0,607 | 0,592 |
| Overheidsdiensten n.e.g | 0,241 | 0,212 |
70 procent dienstenexport naar tien landen
In 2019 exporteerde Nederland diensten ter waarde van 31,7 miljard euro naar Ierland, zoals figuur 3.2.4 laat zien. Daarmee was Ierland in 2019 het belangrijkste bestemmingsland, gevolgd door Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. De export van diensten naar Ierland is zeer geconcentreerd; bijna driekwart van de diensten die Nederland naar Ierland exporteert bestaat uit ontvangen vergoedingen voor het gebruik van intellectueel eigendom, zoals een handelsmerk, dat in Nederland is belegd of voor het gebruik, distribueren of reproduceren van software, R&D of audiovisuele diensten (films, muziek, etc.). De export van diensten naar Duitsland is gevarieerder. Met 26 procent (8,1 miljard euro) was de export van zakelijke diensten naar Duitsland het grootst, gevolgd door vervoersdiensten en het reisverkeer, die elk 24 procent van de exportwaarde vormden. De export van diensten naar het Verenigd Koninkrijk bestaat voor 70 procent uit andere zakelijke diensten, telecommunicatie en computerdiensten en vervoersdiensten. In totaal ging in 2019 bijna twee derde van de dienstenexport naar EU-landen. Dit aandeel bedroeg in 2014 nog 58 procent.
| land | uitvoerwaarde |
|---|---|
| Ierland | 31,721 |
| Duitsland | 31,17 |
| Verenigd Koninkrijk | 28,386 |
| Verenigde Staten | 17,899 |
| België | 14,388 |
| Frankrijk | 12,002 |
| Singapore | 10,422 |
| Zwitserland | 7,293 |
| Italië | 5,753 |
| Spanje | 5,055 |
Meeste diensteninvoer uit Verenigde Staten
Uit figuur 3.2.5 blijkt dat in 2019 de Verenigde Staten onze belangrijkste dienstenleverancier waren. Circa 42 procent van deze invoer bestond uit betaalde vergoedingen voor het gebruik, distributie of reproductie van intellectueel eigendom, zoals audiovisuele diensten (tv, film, muziek), R&D of handelsmerken. Bijna 27 procent van de invoer uit de Verenigde Staten bestond uit zakelijke diensten. Op plaats twee en drie staan Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. De tien grootste landen waren samen goed voor 62 procent van de totale Nederlandse diensteninvoer. In 2019 kwam bijna 54 procent van de dienstenimport uit de EU-landen; in 2014 was dit nog 48 procent.
| land | invoerwaarde |
|---|---|
| Verenigde Staten | 31,956 |
| Duitsland | 25,123 |
| Verenigd Koninkrijk | 24,924 |
| België | 12,063 |
| Frankrijk | 11,373 |
| Ierland | 11,360 |
| Zwitserland | 7,596 |
| Spanje | 6,314 |
| Italië | 5,375 |
| Polen | 3,804 |
3.3Determinanten van dienstenhandel
Uit de voorgaande paragraaf bleek dat nabijheid een verklarende factor is voor de omvang van de dienstenhandel, maar ook dat afstand niet het hele verhaal vertelt. Zo kwamen in de top 10 belangrijkste exportpartners de ons omringende landen voor, maar staan er ook drie niet-EU-landen in. Smit & Wong (2017) concludeerden in hun onderzoek dat nabijheid voor exporteurs van diensten een belangrijke overweging lijkt te zijn. Zij constateerden dat in 2016 ongeveer de helft van de dienstenexporteurs naar België exporteert en 44 procent exporteert naar Duitsland. Hoofdstuk 1 liet echter ook zien dat de meeste dienstenhandel in termen van waarde gebeurt door grote, multinationale ondernemingen. Het grote belang van verder weg gelegen landen als de Verenigde Staten en Singapore geeft aan dat er naast nabijheid nog andere belangrijke determinanten zijn. De literatuur biedt veel aanknopingspunten en neemt hierbij het concept van het zwaartekrachtmodel als uitgangspunt. In de natuurkunde wordt de aantrekkingskracht tussen twee objecten berekend als functie van de massa van beide objecten en de afstand daartussen. In de economische wetenschap en internationale handel paste Tinbergen in 1962 dit toe op bilaterale handelsstromen, waarbij de omvang van de handelsstroom als functie van de economische omvang van landen en de afstand tussen de landen wordt genomen. In de loop der tijd hebben onderzoekers veel andere verklarende factoren opgenomen in het model, zoals een gemeenschappelijke taal, een gedeelde grens, een historische relatie, de aanwezigheid van handelsbarrières of onderdeel vormen van een ‘blok’, zoals NAFTA, OECD of EU (Walsh, 2006).
Voor dienstenhandel specifiek spelen nog andere factoren een rol, aangezien dienstenhandel wezenlijk verschilt van goederenhandel. Zo kan het leveren van een dienst vergen dat consument en producent in elkaars nabijheid zijn. Een gemeenschappelijke taal, een relatie en vertrouwen zijn daarbij in het bijzonder voor dienstenhandel belangrijk (PWC, 2017). Daarnaast maakt de opmars van het internet en alle digitale technieken het online leveren van diensten in het buitenland gemakkelijker. Het is de vraag in hoeverre fysieke afstand dan nog een rol speelt, als diensten voor een groot deel digitaal worden geleverd (CBS, 2019; PWC, 2019). Ook spelen er voor diensten andere soorten van handelsbelemmeringen dan voor goederenhandel (Park, 2002; Walsh, 2006). De impact van afstand varieert van (sterk) negatief en significant (Kimura & Lee, 2004; Park, 2002; Ariu, 2019), naar minder negatief en significant dan voor goederenhandel (Lennon, 2006) tot niet significant (Walsh, 2006). Kortom, de literatuur is op dit vlak erg verdeeld.
In deze paragraaf wordt onderzocht in hoeverre het standaard zwaartekrachtmodel in staat is de Nederlandse dienstenexport te verklaren. Hierbij volgen we de analyses en aanpak van Ariu (2019) en onze hypothesen/onderzoeksvragen daarbij zijn:
- De economiegrootte van het bestemmingsland hangt positief samen met de exportwaarde van diensten naar dat bestemmingsland.
- Afstand tot het bestemmingsland hangt negatief samen met de exportwaarde van diensten naar dat bestemmingsland.
- De exportwaarde van diensten naar landen waar een taal wordt gesproken die meer verwant is met de Nederlandse taal is hoger dan de exportwaarde naar landen waar de taal ver af staat van de Nederlandse taal.
- Een gedeelde grens en historie (als het land een vroegere kolonie van Nederland was) heeft een positief effect op de waarde van de dienstenexport naar dat land.
- Afstand heeft in het algemeen een kleiner effect op de omvang van de dienstenexport dan op goederenexport.
- Afstand heeft voor enkele diensten (vervoersdiensten) een sterker negatief effect op de omvang van de dienstenexport dan voor ‘moderne’ diensten (computerdiensten of gebruik intellectueel eigendom).
Al deze hypotheses worden getest voor de totale exportwaarde van diensten op land-niveau, het aantal bedrijven op land-niveau dat naar dit land exporteert en op microniveau, de individuele exportwaarde per bedrijf per land. Paragraaf 3.5 gaat verder in op de gebruikte data en methoden. Voordat er een regressie gedraaid wordt waarbij rekening wordt gehouden met meerdere controlevariabelen, kijken we eerst naar deze verbanden zonder rekening te houden met andere factoren. Er wordt dus puur gekeken naar de correlatie/samenhang tussen twee variabelen aan de hand van een aantal spreidingsdiagrammen. Op die manier kan al snel visueel een eventueel verband tussen variabelen worden herkend, wat aanknopingspunten biedt voor een regressieanalyse.
Exportwaarde hoger naar landen met een groter bbp
In figuur 3.3.1 is de waarde van de dienstenexport naar een land afgezet tegen de grootte van de economie van het bestemmingsland. De theorie voorspelt dat er meer handel plaatsvindt met grotere landen, gemeten in bbp, en dat blijkt ook duidelijk uit figuur 3.3.1. Hoe groter het bbp van het bestemmingsland, hoe meer dienstenexport er naar dat land plaatsvindt. Ter vergelijking is dezelfde figuur gemaakt voor de export van goederen, zie figuur 3.3.2, waar de correlatie tussen exportwaarde en economiegrootte nog sterker is.
Exportwaarde lager naar verder weg gelegen landen
Het verband tussen de exportwaarde van diensten en de afstand tot het bestemmingsland is weergegeven in figuur 3.3.3. Hoe verder weg gelegen een land, hoe kleiner de exportwaarde naar dat land. Ondanks toegenomen globalisering vindt nog steeds een groot deel van de handel plaats met de ons omringende landen, ook dienstenhandel. Dit bevestigt het patroon in figuur 3.2.4 en 3.2.5, waaruit bleek dat de EU belangrijker is geworden voor de Nederlandse dienstenhandel. De relatie tussen de afstand tot het bestemmingsland en de exportwaarde is echter een stuk minder uitgesproken dan de relatie tussen de grootte van het bbp van het bestemmingsland en de exportwaarde.
Wederom is ter vergelijking dezelfde figuur gemaakt voor de export van goederen, zie figuur 3.3.4. Figuur 3.3.4 laat zien dat de correlatie tussen exportwaarde en afstand sterker is voor goederen dan voor diensten. Zeker voor verder weg gelegen landen is er een duidelijkere negatieve relatie tussen afstand en de totale exportwaarde van het bestemmingsland. Dit zou mogelijk verklaard kunnen worden door het feit dat er bij de goederenhandel vaker sprake is van fysieke transportkosten, in tegenstelling tot de dienstenhandel.
Uit de voorgaande vier figuren (3.3.1 t/m 3.3.4) kan worden geconcludeerd dat er – onder verder gelijke omstandigheden – ook voor de export van diensten een sterke samenhang is met de afstand en economiegrootte van het partnerland. Deze correlatie is sterk en geldt zowel voor de export- als voor de importwaarde (niet getoond). In de volgende alinea wordt onderzocht hoe groot de impact van deze twee variabelen is op de handel in diensten en wordt er ook voor andere factoren gecorrigeerd.
Zwaartekrachtmodel
Traditioneel werd in zwaartekracht-analyses in de internationale handel standaard een OLSnoot1 regressie toegepast om de relatie tussen exportwaarde, afstand en bbp te meten. Echter, onderzoek van onder andere Santos Silva & Tenreyro (2006) laat zien dat dit voor vertekende interpretaties kan zorgen en dat de rol van afstand en koloniale banden flink kan worden overschat. Voor de analyses in dit hoofdstuk wordt daarom een andere statistische techniek toegepast, namelijk de Poisson Pseudo Maximum Likelihood (PPML) techniek.noot2
Het algemene zwaartekrachtmodel (PPML) ziet er als volgt uit:
Waarbij Xj de exportwaarde naar land j is, bbpj in land j als omvang voor de economiegrootte wordt genomen en Afstj de afstand tussen Amsterdam en de hoofdstad van land j is. Voor de regressies in dit hoofdstuk is dus gekozen voor een uitgebreider model, namelijk het PPML-model, waarbij ook rekening wordt gehouden met enkele achtergrondkenmerken. Zo wordt ook meegenomen of een land ingesloten is door andere landen (c.q. niet aan zee grenst) aan de hand van de variabele Landlockedj. Ook wordt meegenomen of het land een vroegere kolonie van Nederland is geweest en wordt een variabele meegenomen die inschat in hoeverre de taal die in een land gesproken wordt overeenkomt met het Nederlands. Dit leidt tot de volgende specificatie:
In tabel 3.3.6 is te zien hoe deze variabelen de exportwaarde van diensten op landnoot3- en bedrijfsniveaunoot4 beïnvloeden. Zo laat het eerste model zien dat zowel afstand als het bbp van het bestemmingsland in kwestie een significant effect hebben op de omvang van de exportwaarde tussen Nederland en land j. De afstand heeft een significant negatief effect op de omvang van de dienstenexport. De grootte van het bbp van het land waarnaar geëxporteerd wordt, heeft een significant positief effect op de exportwaarde. De variabelen Taal, Kolonie en Landlocked zijn niet significant. De verklarende kracht van dit model is groot.
Ook het aantal bedrijven dat diensten naar een land exporteert (model 2) lijkt erg afhankelijk te zijn van de afstand tussen Nederland en het partnerland en het bbp van het desbetreffende land. Wederom is hier een significant negatief effect voor de afstand te zien en een significant positief effect voor het bbp, al zijn beide effecten iets kleiner dan in model 1. Vooral het bbp van het partnerland lijkt voor het aantal bedrijven dat diensten naar dat land exporteert iets minder van belang te zijn dan voor de omvang van de export (model 1). Deze bevindingen sluiten nauw aan bij Ariu (2019), die onderzoek deed naar de dienstenexport van Belgische bedrijven.
Voor de omvang van de dienstenexport per bedrijf (model 3) zijn ook wederom dezelfde effecten te zien wat betreft bbp en afstand van het partnerland. Conform Ariu (2019) blijkt het effect van afstand op de omvang van de dienstenexport van het individuele bedrijf opnieuw significant en negatief, al is het effect wel kleiner dan in de vorige twee modellen. Ook de taal van het partnerland – gemeten als de mate van verwantschap met het Nederlands – blijkt een significant positieve rol te spelen bij het exporteren van diensten voor het individuele bedrijf terwijl dit in het algemeen (c.f. model 1 en 2) een insignificant effect heeft.
3.3.6Regressieanalyse zwaartekrachtmodel dienstenhandel
| Model 1 | Model 2 | Model 3 | |
|---|---|---|---|
| Verklaarde variabele | Export | Aantal bedrijven | Export bedrijfsniveau |
| Afstand (log) | −0,41462 | −0,30327 | −0,10407 |
| (t = −9,901***) | (t = −9,639***) | (t = −4,898***) | |
| BBP (log) | 0,59904 | 0,29409 | 0,31262 |
| (t = 20,224***) | (t = 16,810***) | (t = 18,428***) | |
| Taal | 0,05141 | 0,02153 | 0,04745 |
| (t = 1,591) | (t = 0,952) | (t = 2,833***) | |
| Kolonie | 0,5052 | 0,43598 | 0,20777 |
| (t = 1,492) | (t = 2,098**) | (t = 1,152) | |
| Landlocked | 0,01511 | −0,06607 | −0,07915 |
| (t = 0,088) | (t = −0,652) | (t = −0,866) | |
| N | 172 | 172 | 14 360 |
t-statistieken tussen haakjes
*p<0,1; **p<0,05; ***p<0,01
Als we de resultaten van de dienstenexport, tabel 3.3.6, vergelijken met export van goederen, tabel 3.3.7 dan valt een aantal zaken op. De afstand tot het land waarnaar geëxporteerd wordt, blijkt een grotere negatieve invloed te hebben op de omvang van de goederenexport dan op de dienstenexport. Dit bleek ook al uit de (ongecorrigeerde) figuren 3.3.3 en 3.3.4, waar een duidelijk negatiever verband tussen afstand en goederenhandel naar voren kwam. Deze bevindingen zijn in lijn met onderzoeken van bijvoorbeeld Park (2002), Lennon (2006) en Lejour & De Paiva Verheijden (2004), die ook concludeerden dat de afstand tot de bestemmingsmarkt een kleinere impact heeft op de omvang van de dienstenexport dan op goederenexport. Kimura & Lee (2006) komen echter tot de tegenovergestelde conclusie, namelijk dat geografische afstand een sterker remmend effect heeft op de omvang van dienstenexport dan het geval is bij goederenexport. Ariu (2019) vindt een vergelijkbaar effect van afstand op goederenexport als op dienstenexport. Onze bevinding van het grotere negatieve effect van afstand op goederenexport is mogelijk te verklaren door het feit dat er bij goederenexport een fysiek product geleverd wordt, terwijl bij diensten, zoals eerder aangegeven, tegenwoordig vaak digitale of online diensten geleverd worden. Deze zijn mogelijk in mindere mate onderhevig aan transactie- en transportkosten vergeleken met goederenexport. De opkomst van het internet en ICT-technologie maakt het in toenemende mate mogelijk dat diensten online of digitaal worden geleverd, waardoor transactiekosten en afstand minder belangrijk worden. Uit CBS-onderzoek blijkt dat bijna 90 procent van de internationale handel in diensten plaatsvindt zonder fysieke overdracht tussen leverancier en afnemer (CBS, 2019). Hellmanzik & Schmitz (2016) beargumenteren dat ‘virtuele’ nabijheid een belangrijkere verklarende factor is voor veel moderne technologische en informatiediensten. Ook hebben diverse WTO-initiatieven wereldwijd – de General Agreement on Trade in Services (GATS, 1995) en verschillende Doha-rondes – en regionale handelsakkoorden en natuurlijk het vrije verkeer van diensten binnen de EU vele barrières voor diensten in de loop der jaren verminderd.
De hoogte van het bbp van het land waarnaar geëxporteerd wordt, lijkt een vergelijkbaar effect op de exportwaarde te hebben voor zowel diensten- als goederenhandel. Een kleinere taal-afstand tussen het Nederlands en de taal in het partnerland heeft een significant positief effect op de dienstenexport per bedrijf. Een land waarin een taal wordt gesproken die dicht tegen de Nederlandse taal aanleunt, verkleint de zoek- en transactiekosten voor exporteurs en vergemakkelijkt communicatie en onderlinge relaties. Park (2002), Walsh (2006) en Kimura & Lee (2009) zien een (sterk) positief effect op dienstenhandel als in beide landen dezelfde taal wordt gesproken. Hellmanzik & Schmitz (2016) laten zien dat ‘linguistic similarity’ een positieve invloed heeft op de invoer van diensten, vooral als het gaat om toerisme, invoer van vervoersdiensten, zakelijke en communicatiediensten. Deze wordt echter insignificant als virtuele ‘nabijheid’ wordt meegenomen.
3.3.7Regressieanalyse zwaartekrachtmodel goederenhandel
| Model 1 | Model 2 | Model 3 | |
|---|---|---|---|
| Verklaarde variabele | Export | Aantal bedrijven | Export bedrijfsniveau |
| Afstand (log) | −0,712 | −0,10074 | −0,487005 |
| (t = −21,431***) | (t = −1,728*) | (t = −60,789***) | |
| BBP (log) | 0,59806 | 0,52445 | 0,287223 |
| (t = 29,266***) | (t = 17,862***) | (t = 56,770***) | |
| Taal | −0,02379 | −0,01668 | −0,042744 |
| (t = −1,014) | (t = −0,414) | (t = −7,588***) | |
| Kolonie | 0,33813 | 0,27317 | 0,243295 |
| (t = 1,206) | (t = 0,825) | (t = 3,586***) | |
| Landlocked | −0,07291 | 0,11047 | −0,470791 |
| (t = −0,641) | (t = 0,557) | (t = −17,343***) | |
| N | 194 | 194 | 273 065 |
t-statistieken tussen haakjes
*p<0,1; **p<0,05; ***p<0,01
Ten slotte zijn er ook een viertal regressies uitgevoerd op basis van type diensten. Dit is gedaan voor de grootste groepen binnen de dienstenhandel, namelijk de vervoersdiensten, gebruik van intellectueel eigendom, telecommunicatie en computerdiensten, en de andere zakelijke diensten. Hieruit bleek dat de export van vervoersdiensten, niet geheel onverwacht, een grotere negatieve coëfficiënt heeft met betrekking tot de afstand tot het bestemmingsland dan bij de andere type diensten het geval is. Het lijkt er dus op dat afstand een duidelijke belemmerende factor is bij het exporteren van vervoersdiensten. Dit is in lijn met de conclusies van Hellmanzik & Schmitz (2016) die ook de grootste negatieve impact van afstand op export zien bij vervoersdiensten, bouwdiensten en persoonlijke diensten.
Het gebruik van intellectueel eigendom is van deze vier groepen de groep die het makkelijkste geëxporteerd lijkt te worden naar verder weg gelegen bestemmingen. Hierbij spelen de Verenigde Staten echter een grote rol, wat voor een vertekening van de resultaten kan zorgen met betrekking tot andere landen. Ook telecommunicatie en computerdiensten lijken makkelijk geëxporteerd te worden naar verder weg gelegen bestemmingen. Andere zakelijke diensten lijken ook makkelijker te exporteren naar verder weg gelegen bestemmingen dan het gemiddelde type dienst. Ook deze bevindingen zijn in lijn met de resultaten van Hellmanzik & Schmitz (2016).
3.4Samenvatting en conclusie
Gedurende de periode 2014–2019 groeide de dienstenexport in Nederland met ruim 50 procent, oftewel ruim 9 procent per jaar. De dienstenexport groeide in deze periode van 155 tot 238 miljard euro. De dienstenimport groeide ook hard gedurende deze periode, namelijk van 145 tot 225 miljard euro. Daarmee groeide de dienstenhandel een stuk harder dan de goederenhandel gedurende de afgelopen vijf jaar. Daarnaast levert de dienstenexport Nederland ook meer op dan goederenexport. Zo draagt elke euro dienstenexport voor 63 eurocent bij aan het Nederlandse bbp. Bij de goederenhandel ligt dit aanmerkelijk lager, namelijk op 51 eurocent per euro voor de export van goederen van Nederlandse makelij en 14 eurocent per euro voor wederuitvoer. In 2019 waren andere zakelijke diensten de grootste groep wat betreft de dienstenexport. Zij waren in dat jaar goed voor bijna 71 miljard euro. De top 3 van grootste groepen werd gecomplementeerd door het gebruik van intellectueel eigendom en de vervoersdiensten. Zij waren respectievelijk goed voor bijna 60 en bijna 40 miljard euro aan dienstenexport in 2019.
In dit hoofdstuk werd onder andere gekeken naar de afzetmarkten voor de dienstenexport. Zo blijken onze buurlanden wat betreft de dienstenhandel belangrijke afnemers te zijn. Er wordt relatief veel geëxporteerd naar Ierland en naar het Verenigd Koninkrijk. Voor de dienstenimport gelden dan weer de Verenigde Staten als onze grootste handelspartner. Voor de rest van dit hoofdstuk wordt vooral gekeken in hoeverre de dienstenhandel verklaard kan worden door het zwaartekrachtmodel. Binnen de goederenhandel is dit model in staat om het gros van de goederenhandel te verklaren, voor de dienstenhandel is dit echter nog niet vaak onderzocht.
Om deze vraag te kunnen onderzoeken is voor dit hoofdstuk een dataset samengesteld die gebaseerd is op de responsdata van de Internationale Handel in Diensten (IHD) statistiek. Aan de hand van deze dataset bekijken we in hoeverre de variabelen afstand (van de hoofdstad van het bestemmingsland tot Amsterdam), bbp (van het bestemmingsland) en taal (verwantschap met het Nederlands) de handelsstromen kunnen verklaren.
Allereerst zijn een aantal beschrijvende statistieken gepresenteerd, die een duidelijk verband weergeven tussen de variabelen afstand en bbp en de dienstenexport. In vergelijking met de goederenhandel heeft afstand een minder negatief effect op de omvang van de dienstenexport. De invloed van het bbp van het bestemmingsland is bij beide type handel gelijkaardig. Taal lijkt ook een positieve samenhang te hebben met de dienstenexport op bedrijfsniveau, maar niet op een hoger geaggregeerd niveau, namelijk op land-niveau.
Wat betreft het aantal dienstenexporteurs, zijn dezelfde relaties zichtbaar. Ook hier heeft afstand een negatief effect en het bbp een positief effect op het aantal dienstenexporteurs naar het land van bestemming. Taal is hier echter insignificant en lijkt dus alleen op een microniveau significant te zijn. Dit is naar alle waarschijnlijkheid te wijten aan het aantal observaties dat in de regressie meegenomen wordt.
Uitgesplitst naar type dienst valt op dat een grotere afstand tot het bestemmingsland een groter negatief effect heeft op de exportwaarde van vervoersdiensten, dan op de exportwaarde van andere type diensten. Dit is in lijn met literatuur. Het gebruik van intellectueel eigendom, daarentegen, heeft juist weinig last hiervan.
3.5Data en methoden
Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, is een dataset samengesteld voor de verslagjaren 2014–2019. Hiervoor is de responsdata van de IHG (Internationale Handel in Goederen) en IHD (Internationale Handel in Diensten) gebruikt. De dataset is daarnaast aangevuld met externe geografische en macro-economische gegevens van CEPII (Centre d’Etudes Prospectives et d’Informations Internationales) en taalgegevens van CEPII (linguistic distance) en EF (Education First; English proficiency).
Vanuit de IHD zijn daarna een aantal trends gedestilleerd voor de periode 2014–2019, zowel op een geaggregeerd niveau als op een gedetailleerder (dienstensoort) niveau. De zwaartekracht-analyses zijn uitgevoerd op het meest recente jaar, namelijk 2019 voor de IHD en IHG data en 2017 voor de CEPII gegevens. De econometrische methode die daarna gebruikt is om deze zwaartekracht-analyse uit te voeren is het PPML (Poisson Pseudo Maximum Likelihood) model, wat het werkpaard is voor robuuste zwaartekracht-analyses in de meest recente literatuur. Om deze analyses uit te voeren is gebruik gemaakt van de open-source programmeertaal R en dan met name van de packages gravity, datatable en ggplot. Ten slotte zijn de uitbijters uit de data verwijderd, waarbij de regel is toegepast dat alle data waarbij een standaardafwijking die drie keer groter is dan het gemiddelde eruit gefilterd is. Dit leidt tot meer generaliseerbare resultaten.
3.6Literatuur
Literatuur
Aerts, N., Notten, T., Prenen, L., Rooyakkers, J. & Wong, K. F. (2020). Nederlandse verdiensten aan internationale handel. In M. Jaarsma & A. Lammertsma (Red.), Nederland Handelsland 2020; handel, investeringen en werkgelegenheid. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Ariu, A. (2019). Fighting Gravity: Goods and Services Traders Against Distance.
Berg, van den, M., Lammertsma, A., Peeters, T. & Rooyakkers, J. (2020). Samenstelling van de Nederlandse handel. In M. Jaarsma & A. Lammertsma (Red.), Nederland Handelsland 2020; handel, investeringen en werkgelegenheid. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Brakman, S., Garretsen, H. & Kohl, T. (2019). Tinbergen en de Nobelprijzen voor internationale handel. TPEdigitaal, 13(1), 1–7.
CBS (2019). Dutch approach of measuring modes of supply (MoS) in ITSS. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2020a). Een derde bbp wordt verdiend met de export. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2020b). Buitenlandse reizigers gaven 17 miljard euro uit in Nederland in 2019. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Ceglowski, J. (2006). Does gravity matter in a service economy? Review of World Economics, 142, 307–329.
Grünfeld, L. & Moxnes, A. (2003). The intangible globalization. Explaining the patterns of international trade in services. Paper 657, Oslo: Norsk Utenrikspolitisk Institutt.
Hellmanzik, C. & Schmitz, M. (2016). Gravity and international services trade: the impact of virtual proximity.
Kimura, F. & Lee, H. (2006). The gravity equation in international trade in services. Review of World Economics, 142, 92–121.
Lennon, C. (2006). Trade in services and trade in goods: differences and complementarities. Paper presented at the 8th Annual Conference of the European Trade Study Group, 7th–9th September, 2006, Wenen.
Lennon, C. (2009). Trade in services and trade in goods: differences and complementarities. Working papers 53. The Vienna Institute for International Economic Studies.
OECD (2020). Trade in services (indicator). Geraadpleegd van doi: 10.1787/3796b5f0‑en op 6 augustus 2020.
Park, S. (2002). Measuring tariff equivalents in cross-border trade in services. Working Paper 02–15. Korea Institute for International Economic Policy.
PWC (2017). The gravity model. What does the data say about international trade and distance between countries?
PWC (2019). Gravity without weight. How does distance affect the UK’s trade in services?
Santos Silva, J. & Tenreyro, S. (2006). The log of gravity. The Review of Economics and Statistics, 88(4), 641–658.
Smit, R. & Wong, K. F. (2017). Ontwikkeling microdata 2012–2016, Internationale Handel in Diensten. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Noten
Ordinary least squares (of kleinste kwadraten methode), een standaard lineaire regressie methode.
Doordat de varianties van de residuen van een OLS regressie in een zwaartekrachtsetting niet homogeen verdeeld zijn (heteroskedasticiteit), leidt dit tot vertekende resultaten (Santos Silva & Tenreyro, 2006). Ook kan de aanwezigheid van nul-waardes in een standaard log-log regressie tot interpretatieproblemen leiden en vooral voor kleine en/of verder weg gelegen landen vertekende resultaten opleveren.
Zie model 1 en model 2 in tabel 3.3.6.
Zie model 3 in tabel 3.3.6.