Samenstelling van de Nederlandse handel
Dit hoofdstuk gaat in op de ontwikkeling en samenstelling van de Nederlandse goederen- en dienstenhandel. Hoe zag deze eruit in 2020, welke goederen en diensten werden minder in- of uitgevoerd, en welke juist meer? Welke bedrijfstakken zijn verantwoordelijk voor deze internationale handel en welk aandeel komt voor rekening van het zelfstandig mkb? Daarnaast wordt onderzocht hoe geconcentreerd de internationale handel bij een bepaalde groep bedrijven is, evenals de concentratie naar land. Ook wordt bekeken hoe de exportgroei in 2019 – een jaar eerder – is opgebouwd. Deze en meer vragen komen in dit hoofdstuk aan bod.
4.1Belangrijkste bevindingen
De Nederlandse goederenexport bedroeg in 2020 bijna 483 miljard euro. Dat is zo’n 6,3 procent minder dan in 2019. De krimp vond vooral plaats in het tweede kwartaal. In volume daalde de export in 2020 met 2,2 procent. De economie en internationale handel hadden flink te lijden onder de coronapandemie. Door lockdown-maatregelen werden productieprocessen en internationale waardeketens onderbroken en was er minder vraag van consumenten en het bedrijfsleven naar goederen en diensten. Daarnaast waren er in 2020 lage handelsprijzen door een fors lagere olieprijs, en toen de vraag naar goederen weer toenam in de tweede helft van het jaar waren er tekorten aan specifieke grondstoffen en onderdelen.
De export van minerale brandstoffen werd in 2020 het hardst geraakt, met een afname van meer dan 34,4 procent ten opzichte van een jaar eerder. Zowel de lagere vraag naar deze producten als de lagere olieprijzen speelden daarbij een rol. De uitvoer van chemische producten nam wel toe, met 1,6 procent. Vooral de export van medische en farmaceutische producten nam hard toe in 2020. Het zelfstandig midden- en kleinbedrijf (mkb) nam 19,6 procent van de totale waarde aan goederenexport voor haar rekening; het grootbedrijf 51,7 procent. De export van het zelfstandig mkb nam in 2020 wel nog toe, met 0,8 procent. De goederenuitvoer van het grootbedrijf nam met 5,7 procent af.
De export van Nederlandse makelij bedroeg in 2020 ruim 263 miljard euro, een afname van 8,0 procent ten opzichte van 2019. De wederuitvoer, met een export van circa 219 miljard, kromp met 4,3 procent vergeleken met 2019.
Nederland importeerde in 2020 voor zo’n 424 miljard euro aan goederen; circa 7,8 procent minder dan in het voorgaande jaar. Ook bij de import was er vooral een afname bij de minerale brandstoffen, en daarnaast bij het vervoermaterieel (–15,8 procent); er werden in 2020 fors minder vrachtauto’s, personenauto’s en onderdelen ingevoerd. De import van chemische producten, voeding en dranken, en grondstoffen en natuurproducten nam wel toe in 2020. De machines waren in 2020 nog steeds de belangrijkste invoercategorie.
De dienstenhandel had ook te kampen met de coronapandemie en bijgaande economische teruggang. De dienstenexport nam met 6,6 procent af, tot bijna 230 miljard euro in 2020. Vooral het reisverkeer werd hard geraakt door de lockdowns en reisbeperkingen. Ook voor de reisbemiddelaars en vervoerders waren de gevolgen merkbaar, waardoor de zakelijke dienstverlening en ook de bedrijfstak vervoer hun dienstenexport flink zagen afnemen ten opzichte van een jaar eerder. De export van financiële diensten en de ontvangen vergoedingen voor het gebruik van intellectueel eigendom namen wel toe in 2020. De groei bij de financiële diensten heeft te maken met een toename van het online betalingsverkeer. De groei van de export van intellectueel eigendom is terug te voeren op streamingsdiensten van muziek, films en series.
De invoer van diensten bedroeg in 2020 ruim 209 miljard euro: een afname van 11,7 procent ten opzichte van een jaar eerder. Het was wederom het reisverkeer en de daarmee samenhangende zakelijke diensten dat voor deze grote afname van de dienstenimport zorgde.
4.2Export van goederen naar type goederen
Ruim 6 procent minder goederen geëxporteerd in 2020
Nederland exporteerde in 2020 voor meer dan 483 miljard euro goederen. Daarmee kromp de goederenexport met 6,3 procent ten opzichte van 2019, en dat was de eerste keer sinds 2015 dat de export niet toenam. In 2020 hadden de (wereld)economie en de internationale handel flink te lijden onder de uitbraak van de coronapandemie, waardoor ook de Nederlandse goederenhandel behoorlijk afnam. Door lockdown-maatregelen haperden productieprocessen wereldwijd en werd de productie in sommige landen (deels) stilgelegd, waardoor handelsketens onderbroken werden. Er was minder vraag van consumenten en het bedrijfsleven naar goederen en diensten. Ook speelden lagere handelsprijzen mede als gevolg van een fors lagere olieprijs in 2020 een grote rol in de lagere export (CBS, 2020a; Schwartz, 2021). Onenigheid tussen olieproducerende landen Rusland en Saoedi-Arabië in combinatie met een lagere vraag door de coronacrisis zorgde voor aanzienlijk lagere olieprijzen in 2020. Gemeten in volume daalde de export in 2020 met 2,2 procent.noot1
Exportwaarde kromp met ruim 20 procent in zowel april als mei
Vooral in het tweede kwartaal van 2020 was er sprake van een forse vermindering van de handel. Veel landen gingen in lockdown waardoor de vraag naar veel goederen drastisch afnam (ING, 2020). Daarnaast werden wereldwijd fabrieken gesloten om werknemers te behoeden voor besmetting (Van de Weijer, 2021). De grootste jaar-op-jaar veranderingen, verminderingen van ruim 20 procent, vonden plaats in de maanden april en mei. Mede door het snelle economische herstel in China (UNCTAD, 2021; CGTN, 2020) en het einde van de eerste ‘golf’ van de pandemie in Europa, veerden de wereldhandel en ook de Nederlandse in- en uitvoer van goederen betrekkelijk snel terug. Verschillende bedrijfstakken wereldwijd, zoals de auto-industrie en consumentenelektronica, hadden moeite om de productie meteen weer op te schroeven, mede door grote vraag naar elektronica en tekorten aan specifieke grondstoffen zoals chips en accu’s (Bown, 2021; Hijink, 2021; Leswing, 2021). Bovendien, toen de vraag weer aantrok en de productie weer op gang kwam, werd ook het internationaal transport bemoeilijkt door tekorten aan containers. Grote vervoerders hadden na de uitbraak van de pandemie schepen en containers uit roulatie gehaald. Door het krachtige herstel van China en een langere periode van lockdowns en malaise in andere delen van de wereld, is er een disbalans ontstaan in met name het containervervoer waardoor transportkosten stegen (ING, 2021; Rabobank, 2021).
Maand | Volume | Waarde |
---|---|---|
Jan | 3,2 | 4,7 |
Feb | 1 | 0,5 |
Mrt | -4,7 | -4,8 |
Apr | -12,7 | -20,8 |
Mei | -11,6 | -24,1 |
Jun | -2,9 | -5,7 |
Jul | 0 | -5,2 |
Aug | -3,4 | -10,7 |
Sep | 0,8 | -2,8 |
Okt | 2,7 | -5,6 |
Nov | 1,3 | -1,1 |
Dec | -0,8 | 1,1 |
Daling export tijdens coronacrisis minder groot dan in financiële crisis
De Nederlandse export van goederen nam na 2009 vrijwel ieder jaar toe, en bereikte in 2019 een recordniveau, zie figuur 4.2.2.noot2 Met een krimp van 6,3 procent in 2020 daalde de exportwaarde tot onder het niveau van 2018. De daling was echter niet zo groot als in 2009, toen de exportwaarde van goederen met 16,5 procent afnam. De crisis van ruim tien jaar geleden was een hele andere crisis dan die van 2020. In 2009 begon deze als krediet- en financiële crisis maar breidde zich snel uit naar de reële kant van de economie. Door de forse neergang van de wereldhandel in 2008 daalde ook de Nederlandse uitvoer fors. Banken en financiële instellingen moesten met forse overheidssteun overeind gehouden worden en waren genoodzaakt erg voorzichtig te zijn met het verlenen van kredieten. Investeringen van bedrijven stokten, de bouw stortte in en banen gingen verloren. Hierdoor hielden consumenten de hand op de knip (CBS, 2009). In 2019 en een groot deel van 2020 was er evenwel sprake van een afkoelende wereldhandel. De krimp in de internationale handel die de wereld in 2020 overkwam had weinig te maken met onderliggende economische factoren maar vooral met de onverwachte klap die de coronapandemie de wereld toebracht. Mede door een snelle heropening van de Chinese economie en de brede steunprogramma’s van nationale overheden herstelde de wereldhandel – en ook de Nederlandse handel – zich snel en was het volume van de wereldgoederenhandel eind 2020 alweer bijna op het niveau van vóór de coronacrisis (CPB, 2021).
De export van goederen van Nederlandse makelij werd, met een afname van 8,0 procent vergeleken met 2019, harder getroffen dan de wederuitvoer. Deze kromp afgelopen jaar met 4,3 procent.
Export van Nederlandse makelij | Wederuitvoer van goederen | |
---|---|---|
2008 | 212,5 | 157,9 |
2009 | 169,4 | 139,9 |
2010 | 199,9 | 171,6 |
2011 | 231,1 | 178,3 |
2012 | 233,7 | 196 |
2013 | 233,3 | 199,8 |
2014 | 238 | 195,5 |
2015 | 242,4 | 176,5 |
2016 | 237,8 | 185,4 |
2017 | 260,8 | 206,7 |
2018 | 278,6 | 219,2 |
2019 | 286,1 | 229,2 |
2020 | 263,2 | 219,4 |
Export chemische producten met 1,6 procent gegroeid
Wanneer we inzoomen op de verschillende typen goederen die Nederland exporteert, blijkt dat ook in 2020 machines het meest belangrijk zijn voor de Nederlandse export, zie figuur 4.2.3. In 2020 was deze goederengroep met een export van circa 123 miljard euro goed voor bijna 26 procent van de totale uitvoer. Daarbij was de daling van 1,6 procent van de export van machines relatief klein. Na machines vormden de fabricaten (aandeel van 21 procent) de grootste groep in de export. Hierbij kan gedacht worden aan goederen zoals medische instrumenten en apparaten, producten van ijzer en staal, producten van metaal of glas, en kleding. De export van fabricaten nam in 2020 wel af, met 4,9 procent. De chemische producten (aandeel van 18 procent) was de enige goederengroep waarvan de export in 2020 toenam ten opzichte van 2019, en wel met 1,6 procent. Tot de chemische producten behoren bijvoorbeeld chemicaliën, maar ook parfum, zeep en geneesmiddelen. Met name de export van medische en farmaceutische producten zoals bepaalde medicijnen, benodigdheden voor laboratoria maar ook vaccins en antisera, groeide met bijna 20 procent tussen 2019 en 2020. Deze toename is een direct gevolg van een grotere vraag naar medische hulpgoederen tijdens de coronapandemie.
Exportwaarde van minerale brandstoffen in 2020 sterkst gekrompen
De uitvoerwaarde van minerale brandstoffen is het hardst geraakt, met een afname van 34,4 procent ten opzichte van 2019. De export van deze goederen daalde van 68 miljard euro in 2019 naar 44 miljard euro in 2020. Vooral de exportwaarde van aardgas en geraffineerde aardolieproducten zoals benzine, diesel en kerosine nam af. Er was in 2020 niet alleen minder vraag naar olie en gas, ook de prijzen van deze minerale brandstoffen waren fors lager. Hiermee droegen de minerale brandstoffen voor 71 procent bij aan de totale krimp van de goederenexport in 2020. Als de export van minerale brandstoffen buiten beschouwing wordt gelaten, dan blijkt dat de export van alle andere goederen met 2,1 procent is afgenomen in 2020.
2020 | 2019 | |
---|---|---|
Machines | 123,3 | 125,2 |
Fabricaten | 102,8 | 108,1 |
Chemische producten | 88,9 | 87,5 |
Voeding en dranken | 69,4 | 69,5 |
Minerale brandstoffen | 44,4 | 67,7 |
Grondstoffen en natuurproducten | 29,7 | 29,6 |
Vervoermaterieel | 24,3 | 27,7 |
Export van Nederlandse makelij met 8 procent relatief hard gekrompen
Nederlandse bedrijven exporteerden in 2020 voor ruim 263 miljard euro aan goederen van Nederlandse makelij. Deze goederen worden in Nederland geproduceerd, of hebben in ons land een significante bewerking ondergaan. Er wordt relatief veel geld mee verdiend: zoals hoofdstuk 2 in deze publicatie laat zien, leverde de export van goederen van Nederlandse makelij (in 2019) circa 54 cent per euro op; de wederuitvoer zo’n 13 cent per euro. De export van goederen van Nederlandse makelij levert bovendien zo’n 1 miljoen directe en indirecte banen op in Nederland, zie ook hoofdstuk 2. Daarmee is de export van in Nederland geproduceerde goederen bijzonder belangrijk voor de Nederlandse economie. Bijna 55 procent van de totale Nederlandse uitvoer bestond in 2020 uit Nederlandse makelij, en dat aandeel blijft vrij constant gedurende het afgelopen decennium.noot3 Mede door het relatief grote aandeel van minerale brandstoffen had de export van goederen van Nederlandse makelij relatief meer last van de coronacrisis en de lagere handelsprijzen dan de wederuitvoer. De export van Nederlandse makelij nam in 2020 met bijna 8 procent af ten opzichte van 2019. Deze krimp vond in alle goederengroepen van Nederlandse makelij plaats, zoals blijkt uit figuur 4.2.4. Vooral de minerale brandstoffen (–30,2 procent) en het vervoermaterieel (–16,2 procent) werden fors minder uitgevoerd. Alleen bij de machines (–0,1 procent), de grondstoffen en natuurproducten (–1,1 procent) en de voeding en dranken (–1,4 procent) bleef de afname van de export beperkt. De exportgroei van de chemische producten in figuur 4.2.3 was dus terug te vinden bij de wederuitvoer, en niet bij de export van goederen van Nederlandse makelij.
2020 | 2019 | |
---|---|---|
Chemische producten | 50,7 | 52,8 |
Voeding en dranken | 49,3 | 50 |
Machines | 48,1 | 48,1 |
Fabricaten | 45,8 | 49 |
Minerale brandstoffen | 30,5 | 43,7 |
Grondstoffen en natuurproducten | 21 | 21,3 |
Vervoermaterieel | 17,7 | 21,2 |
Door de krimp van de minerale brandstoffen werd het belang van andere goederengroepen in de totale export van Nederlandse makelij in 2020 groter. De belangrijkste goederengroepen waren in 2020 de voeding en dranken (aandeel van 18,7 procent), de chemische producten (aandeel van 19,3 procent), de machines (aandeel van 18,3 procent) en de fabricaten (aandeel van 17,4 procent) met allen een exportwaarde van rond de 50 miljard euro.
Wederuitvoer van minerale brandstoffen met 42 procent afgenomen in 2020
De wederuitvoer betreft de goederen die ingevoerd worden door Nederlandse bedrijven en in Nederland vervolgens niet of nauwelijks bewerkt worden om daarna weer geëxporteerd te worden. De wederuitvoer was in 2020 met 219 miljard euro goed voor ruim 45,5 procent van de totale Nederlandse goederenuitvoer. De meeste wederuitvoer betreft machines (aandeel van 34,2 procent) met daarna fabricaten (aandeel van 26,0 procent) en chemische producten (aandeel van 17,4 procent). De wederuitvoer van chemische producten nam, met circa 9,9 procent, behoorlijk toe het afgelopen jaar. Met name de coronapandemie zorgde voor een groei van deze goederengroep, met een toename in de wederuitvoer van geneesmiddelen en andere farmaceutische producten. Ook de wederuitvoer van voeding en dranken en van grondstoffen en natuurproducten nam toe met respectievelijk 3,2 en 3,3 procent. De wederuitvoer van de andere goederengroepen nam licht af, met een forse krimp voor de minerale brandstoffen (–42,1 procent).
4.3Export van goederen naar bedrijfstak en bedrijfsomvang
Groothandel en industrie grootste exporteurs
De Nederlandse goederenexport wordt grotendeels gerealiseerd door twee bedrijfstakken: de industrie en de groothandel.noot4 De industrie is natuurlijk de bedrijfstak die het merendeel van de goederen in Nederland produceert of bewerkt; de groot- en detailhandel heeft het inkopen en verkopen van goederen als de basis van haar economische activiteit. Bedrijven in de industrie exporteerden in 2020 28,8 procent van alle goederen, die in de groothandel 27,3 procent. De krimp in die laatste bedrijfstak was erg beperkt, met minder dan één procent, terwijl de industrie in 2020 8,0 procent minder exporteerde dan in 2019. Daarmee wordt duidelijk dat de impact van de coronacrisis op de export door de industrie sterker gevoeld werd dan door de groothandel. Dit hangt ook samen met het type export van elke bedrijfstak (industrie exporteert meer goederen van Nederlandse makelij, groothandel is vaker intermediair voor de wederuitvoer) en de impact van het wegvallen van de vraag naar bepaalde producten (minerale brandstoffen, kleding, auto’s), maar ook de verwevenheid in wereldwijde productieketens.
In figuur 4.3.1 wordt de export van industriële bedrijven nog verder uitgesplitst. Er is veel variatie te zien in de toe- of afname in 2020 ten opzichte van 2019. Zo nam de export van de chemische industrie, goed voor 20,8 miljard euro ofwel 4,3 procent van de totale export, in 2020 met 12,1 procent af. De industrie voor overige machines en apparaten (25 miljard euro en een aandeel van 5,3 procent) nam met 3,3 procent af; de voedingsmiddelenindustrie (28 miljard euro en een aandeel van 5,8 procent) nam maar met 0,6 procent af. Andere grote dalers waren de auto-industrie (–20,4 procent) en de primaire metaalindustrie (–17,5 procent). Toch waren er ook onderdelen van de industrie met groeicijfers in 2020. Zo groeide de export van de farmaceutische industrie met 14,4 procent en bedrijven die elektrische apparaten vervaardigen, exporteerden 4,6 procent meer dan in 2019.
2020 | 2019 | |
---|---|---|
Raffinaderijen en chemie | 38,5 | 45,3 |
Elektrotechn. en machine-industrie | 35,4 | 36,5 |
Voedings-, genotmiddelenindustrie | 29,4 | 29,6 |
Basismetaal, metaalprod. -industrie | 11,7 | 13,3 |
Transportmiddelenindustrie | 10,0 | 11,3 |
Papier- en grafische industrie | 3,5 | 3,8 |
Textiel-, kleding-, lederindustrie | 2,0 | 2,1 |
Hout- en bouwmaterialenindustrie | 1,7 | 1,8 |
Overige bedrijfstakken | 6,7 | 7,3 |
Er waren in 2020 zo’n 117 duizend bedrijven in Nederland die goederen exporteerden. Deze bedrijven zijn in te delen naar bedrijfsomvang (zie hoofdstuk 3). Het zelfstandig midden- en kleinbedrijf (zelfstandig mkb) omvat alle bedrijven in het Nederlandse bedrijfsleven die in Nederlandse handen zijn en waar minder dan 250 personen werkzaam zijn bij het gehele concern. De bedrijven die minder dan 250 werkzame personen hebben maar onderdeel zijn van een buitenlandse multinational worden tot het grootbedrijf gerekend (onderdeel van een buitenlandse multinational). Nederlandse multinationals (bedrijven met buitenlandse dochters) met minder dan 250 werkzame personen vallen in dit hoofdstuk onder het zelfstandig mkb omdat voor verslagjaar 2020 nog gegevens ontbreken over dochters in het buitenland. Het grootbedrijf omvat alle bedrijven in het Nederlandse bedrijfsleven die onderdeel uitmaken van een concern met minstens 250 werkzame personen en/of een onderdeel zijn van een concern dat in buitenlandse handen is.
Export van zelfstandig mkb nam in 2020 wel toe
Het zelfstandig mkb droeg in 2020 voor 19,6 procent bij aan de totale goederenexportwaarde. Het grootbedrijf nam bijna 52 procent van de goederenexport voor haar rekening. Bijna 29 procent is, net zoals bij de sectoren, niet toe te schrijven aan een bedrijf waardoor de grootteklasse onbekend is. Het gaat daarbij vooral om export door buitenlandse bedrijven die geen fabriek, omzet of werkgelegenheid in Nederland rapporteren. Opvallend is dat hoewel de totale export in 2020 afnam ten opzichte van 2019, de export van het zelfstandig mkb nog wel toenam, al zij het heel licht met 0,8 procent. Deze exportwaarde bedroeg in 2020 ongeveer 94,4 miljard euro, tegen 93,6 miljard in 2019. De groei door de export van het zelfstandig mkb kwam zowel door autonome groei van het zelfstandig mkb als door bedrijven die in 2019 nog als grootbedrijf werden geclassificeerd en in 2020 als zelfstandig mkb.
Het grootbedrijf exporteerde in 2020 circa 5,7 procent minder dan een jaar eerder, en kwam daarmee uit op bijna 250 miljard euro. De afname van de export door de bedrijven waarvan de grootteklasse onbekend is, was met –11,6 procent het grootst.
Uit figuur 4.3.2 blijkt dat het zelfstandig mkb en het grootbedrijf vooral goederen van Nederlandse makelij exporteren, terwijl de ongeclassificeerde bedrijven zich vooral bezighouden met wederuitvoer.
Goederen van Nederlandse makelij | Wederuitvoer | ||
---|---|---|---|
Zelfstandig kleinbedrijf |
2020, Zelfstandig kleinbedrijf |
67,4 | 27,0 |
Zelfstandig kleinbedrijf |
2019, Zelfstandig kleinbedrijf |
66,5 | 27,1 |
Grootbedrijf | 2020, Grootbedrijf | 145,6 | 104,1 |
Grootbedrijf | 2019, Grootbedrijf | 156,3 | 108,6 |
Niet toe te schrijven aan individuele bedrijven |
2020, Niet toe te schrijven aan individuele bedrijven |
50,2 | 88,4 |
Niet toe te schrijven aan individuele bedrijven |
2019, Niet toe te schrijven aan individuele bedrijven |
63,2 | 93,5 |
Eén achtste deel export van Nederlandse makelij komt voor rekening van de 5 grootste exporteurs
Figuur 4.3.3 laat het belang van de grootste exporterende bedrijven in de totale export zien. Zo waren de vijf exporteurs met de hoogste exportwaarde goed voor 10 procent van de totale exportwaarde in 2020. In 2019 was dit nog 11 procent. Ditzelfde patroon is te zien voor de export van Nederlandse makelij. Hier was de top-5 grootste exporteurs in 2020 goed voor 12 procent van de export van in Nederland geproduceerde goederen en de top-10 was goed voor 16 procent. De 50 grootste Nederlandse exporteurs zijn samen verantwoordelijk voor 29 procent van de export van Nederlandse makelij. De niet-top-1000 neemt het grootste deel van de export voor haar rekening, zowel voor de totale export als voor de export van Nederlandse makelij is dit aandeel ongeveer 30 procent.
De wederuitvoer laat een nog sterker geconcentreerd beeld zien. Vooral de bedrijven in de subtop, de 6–100 grootste exporteurs in de wederuitvoer, nemen een groter aandeel in deze export voor hun rekening dan de subtop bij de export van Nederlandse makelij. De top-10 grootste wederuitvoerbedrijven exporteerden in 2020 ruim een vijfde van de totale wederuitvoer en de top-100 bedrijven ruim de helft. Dit beeld was in 2019 vergelijkbaar.
1-5 | 6-10 | 11-20 | 21-50 | 51-100 | 101-500 | 501-1000 | 1001 en meer | |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Wederuitvoer | 17,5 | 10,2 | 11,8 | 17,3 | 12,6 | 30,3 | 11,9 | 19,6 |
Nederlandse makelij | 26,3 | 8,0 | 10,7 | 17,1 | 16,3 | 45,4 | 21,7 | 67,4 |
Totale exportwaarde | 34,1 | 16,2 | 19,0 | 31,2 | 27,5 | 75,9 | 34,9 | 105,3 |
Meeste bedrijven exporteren naar België
Figuur 4.3.4 laat zien aan welke landen Nederlandse exporteurs hoofdzakelijk goederen leveren. De meeste exporteurs in het zelfstandig mkb alsook grote exporterende bedrijven leveren goederen aan België. In 2020 exporteerden ruim 5,8 duizend exporteurs in het grootbedrijf naar onze zuiderburen, voor exporteurs in het zelfstandig mkb was dit aantal zelfs bijna tien keer zo groot. Het verschil met Duitsland is erg groot; er exporteren ruim 10 duizend zelfstandig mkb bedrijven méér naar België dan naar Duitsland. Voor het grootbedrijf is dit verschil een stuk kleiner. Ondanks dat de meeste exporteurs dus naar België exporteren, is de omvang van de goederenexport naar Duitsland voor beide typen exporteur aanzienlijk groter. Het zelfstandig mkb exporteerde in 2020 voor 26,6 miljard euro naar Duitsland en voor bijna 12,4 miljard euro naar België (zie figuur 4.3.5). In hoofdstuk 5 van deze publicatie wordt verder ingegaan op de herkomst en bestemming van de Nederlandse goederenhandel.
Land | Grootbedrijf | Zelfstandig mkb |
---|---|---|
België | 5888 | 56872 |
Duitsland | 5785 | 45175 |
VK | 4404 | 18876 |
Frankrijk | 4249 | 19153 |
Spanje | 3583 | 12888 |
Italië | 3425 | 12292 |
Polen | 3263 | 12801 |
VS | 3044 | 6534 |
Denemarken | 3034 | 11349 |
Zwitserland | 3020 | 7404 |
Verenigd Koninkrijk zakt verder weg als exportbestemming grote bedrijven
Wat betreft exportwaarde bestond de top-3 exportbestemmingen voor grote exporteurs uit Duitsland, België en Frankrijk, zie figuur 4.3.5. Voor het zelfstandig mkb stond het Verenigd Koninkrijk in 2020 nog op de derde plek, al wordt het verschil met de nummer 4, Frankrijk, kleiner. Voor het grootbedrijf zakte het VK als exportbestemming in 2020 verder weg; in 2019 stond het VK nog op de 4e plek, in 2020 werd dat de 5e plek, na de Verenigde Staten. Wellicht heeft de afname van het belang van het VK te maken met de anticipatie op het vertrek van het VK uit de EU per 1 januari 2021. Over het algemeen gaat de export van het grootbedrijf vaker naar verder gelegen bestemmingen zoals de Verenigde Staten of naar niet-EU-landen zoals Zwitserland, dan die van het zelfstandig mkb. Het is eenvoudiger om binnen de EU te handelen waardoor het toegankelijker is voor (kleine) exporteurs. Ook laat figuur 4.3.5 zien dat de export naar verder weggelegen landen vaker uit Nederlandse makelij bestaat dan de export naar omringende landen.
Land | categorie | Wederuitvoer | Nederlandse makelij |
---|---|---|---|
Duitsland | Grootbedrijf, Duitsland | 24,8 | 24,4 |
Duitsland | Zelfstandig mkb, Duitsland | 9,3 | 17,2 |
België | Grootbedrijf, België | 11,0 | 14,9 |
België | Zelfstandig mkb, België | 3,8 | 8,6 |
Frankrijk | Grootbedrijf, Frankrijk | 8,8 | 10,1 |
Frankrijk | Zelfstandig mkb, Frankrijk | 2,0 | 4,3 |
Verenigde Staten |
Grootbedrijf, Verenigde Staten |
5,7 | 11,2 |
Verenigde Staten |
Zelfstandig mkb, Verenigde Staten |
0,4 | 2,4 |
Verenigd Koninkrijk |
Grootbedrijf, Verenigd Koninkrijk |
7,1 | 9,4 |
Verenigd Koninkrijk |
Zelfstandig mkb, Verenigd Koninkrijk |
1,7 | 5,0 |
Italië | Grootbedrijf, Italië | 5,1 | 5,2 |
Italië | Zelfstandig mkb, Italië | 0,8 | 2,2 |
China | Grootbedrijf, China | 1,8 | 7,3 |
China | Zelfstandig mkb, China | 0,3 | 1,6 |
Spanje | Grootbedrijf, Spanje | 3,8 | 3,7 |
Spanje | Zelfstandig mkb, Spanje | 0,8 | 1,6 |
Polen | Grootbedrijf, Polen | 2,7 | 3,1 |
Polen | Zelfstandig mkb, Polen | 0,9 | 2,0 |
Zweden | Grootbedrijf, Zweden | 2,1 | 2,1 |
Zweden | Zelfstandig mkb, Zweden | 0,6 | 1,3 |
4.4Samenstelling groei goederenexport in 2019
Uit de voorgaande paragrafen bleek dat de Nederlandse goederenexport na 2009 vrijwel ieder jaar groeide, en in 2019 zelfs een recordniveau bereikte. In 2019 is de export van goederen met 17,5 miljard euro gestegen tot 515 miljard euro. Dat is 3,5 procent meer dan in 2018, toen Nederland voor 498 miljard euro aan goederen exporteerde. Deze paragraaf beschrijft hoe die groei opgebouwd is: zijn bedrijven nieuwe producten gaan exporteren of hadden ze nieuwe bestemmingslanden voor hun goederenexport? Welk type bedrijven was verantwoordelijk voor de groei? Deze vragen en meer komen verderop aan bod. Er zijn alleen cijfers over de samenstelling van de toe- of afname in de goederenexport beschikbaar tot en met 2019. In deze paragraaf zal 2019 dus besproken worden.
Gedrag van de exporteur
Bedrijven kunnen op verschillende manieren exportgroei of –krimp genereren, zie de infographic hieronder. Ten eerste zijn er bedrijven die in 2019 voor het eerst uitvoeren, en daarmee 1,1 procent groei bewerkstelligden. Daartegenover staan de bedrijven die vóór 2019 nog wel uitvoerden, maar in 2019 geen goederenexport hadden: bedrijven die gestopt zijn met uitvoeren. Zij waren verantwoordelijk voor een krimp van 0,5 procent, waarmee de startende en stoppende bedrijven in 2019 samen goed waren voor 0,6 procent groei ten opzichte van 2018. Het verschil tussen startende en stoppende bedrijven wordt ook wel de extensieve marge genoemd.
Groei langs de zogenaamde intensieve marge betreft een toename van uitvoer van bestaande producten naar bestaande bestemmingen: een bedrijf ziet zijn export groeien doordat verkopen aan bestaande klanten toenemen. De gemiddelde exportwaarde per bedrijf, product of bestemming neemt dus toe, of juist af. Hier is de groei 12,5 procent en de krimp 11,6 procent. Per saldo levert de intensieve marge dus een groei van 0,9 procent op.
Een ander aspect van de intensieve marge is dat er één nieuwe (of afgestoten) dimensie is. Zo leverde een nieuw bestemmingsland voor een bestaand product 1,5 procent groei op, tegenover 1,1 procent krimp voor een afgestoten bestemmingsland. Per saldo een groei van 0,4 procent. Een nieuw product geëxporteerd naar een bestaand bestemmingsland zorgde voor 0,5 procent exportgroei, met 0,4 procent krimp voor een afgestoten product: samen een kleine groei van 0,1 procent. Een nieuwe combinatie van product én bestemming zorgde voor 1,9 procent groei, waar een afgestoten combinatie 1,5 procent krimp opleverde. Dat resulteerde gezamenlijk dus nog eens in 0,4 procent aan exportgroei in 2019. Ten slotte is er ook hier een deel onbekend: niet alle uitvoer is aan een bedrijf te koppelen en derhalve kunnen over dit deel van de export geen uitspraken gedaan worden over de samenstelling van de groei van de goederenuitvoer naar gedrag van de exporteur. Het aandeel onbekend leverde 1,1 procent exportgroei op. Daarmee leverden alle dimensies in het gedrag van de exporteur – groei en krimp tegen elkaar afgezet – 3,5 procent exportgroei op in 2019.
Exportgroei naar bedrijfsomvang
De exportgroei kan nog naar andere kenmerken verbijzonderd worden, met ten eerste de bedrijfsomvang. Bedrijven kunnen ingedeeld worden in het grootbedrijf met minimaal 250 werkzame personen (inclusief de dochters van buitenlandse multinationals) en het zelfstandig midden- en kleinbedrijf (zmkb) met minder dan 250 werkzame personen. Het zelfstandig mkb splitsen wie hier vervolgens nog eens uit naar micro (minder dan 10 werkzame personen), klein (10 t/m 49 werkzame personen) en midden (50 t/m 249 werkzame personen).
In 2019 was het grootbedrijf goed voor meer dan 51 procent van de totale waarde van de goederenuitvoer. De groei die bedrijven in deze grootteklasse realiseren is met 0,3 procent vrij beperkt, zie figuur 4.4.1. Het zelfstandig mkb had een aanzienlijk kleiner belang (19,5 procent) in de totale exportwaarde van goederen maar droeg met 1,9 procent meer dan de helft bij aan de goederengroei van 3,5 procent. Daarvan kwam 0,9 procent door de midden-mkb bedrijven met 50 t/m 249 werkzame personen; het micro-mkb droeg 0,7 procent bij en het klein-mkb nog eens 0,3 procent. De groei van bedrijven die niet ingedeeld kunnen worden naar bedrijfsomvang, bedroeg 1,3 procent.
Bedrijfsomvang | Zelfstandig mkb (0-9) | Zelfstandig mkb (10-49) | Zelfstandig mkb (50-249) | Grootbedrijf inclusief (dochters van) buitenlandse multinationals | Onbekend |
---|---|---|---|---|---|
Bijdrage exportgroei | 0,7 | 0,3 | 0,9 | 0,3 | 1,3 |
Grootste exportgroei naar landen buiten de EU
In 2019 werd de grootste groei gerealiseerd bij de export naar verder weggelegen bestemmingen: de Verenigde Staten (0,7 procent) en Taiwan (0,7 procent) buiten de EU. Uit voorgaande paragrafen bleek al dat naar de verder weggelegen bestemmingen relatief veel goederen van Nederlandse makelij uitgevoerd worden, waaronder veel machines en andere hightech goederen. In hoofdstuk 5 van deze publicatie wordt verder ingegaan op de export naar bestemming. Andere bestemmingen die bijdroegen aan de exportgroei waren onze buurlanden waar Nederland al veel naartoe exporteert, Duitsland (0,3 procent) en België (0,3 procent).
Niet-multinationals meest belangrijk voor exportgroei in 2019
In 2019 werd de grootste groei van de goederenexport bijgedragen door niet-multinationals (uitgezonderd het deel dat onbekend is), zie figuur 4.4.2. De niet-multinationals realiseerden 1,3 procent aan exportgroei, de Nederlandse en buitenlandse multinationals waren gezamenlijk goed voor 0,8 procent exportgroei. Deze ontwikkeling is opvallend, omdat de niet-multinationals een jaar eerder nog maar 0,2 procent exportgroei realiseerden, en de multinationals 3,1 procent.
Multinationaliteit | Nederlandse multinationals | Buitenlandse multinationals | Niet-multinationals | Onbekend |
---|---|---|---|---|
Bijdrage exportgroei | 0,5 | 0,3 | 1,3 | 1,4 |
Groot- en detailhandel en industrie meest belangrijk voor exportgroei
Uit paragraaf 4.3 bleek al dat de industrie en de groot- en detailhandel verantwoordelijk zijn voor een groot deel van de goederenexport door de aard van hun productie en economische activiteit. Ook in de exportgroei spelen deze twee bedrijfstakken een belangrijke rol. De industrie was in 2019 met 1,4 procent goed voor het grootste deel van de exportgroei. Meer specifiek waren het de aardolie-industrie (0,3 procent), de machine-industrie (0,4 procent) en de reparatie en installatie van machines (0,4 procent) die belangrijk waren voor de exportgroei. In de sector handel is het vooral de groothandel die met 0,9 procent een belangrijk deel van de exportgroei realiseert.
4.5Import van goederen naar type goederen, bedrijfstak en grootteklasse
Nederland is naast groot exporteur, ook een grote importeur van goederen. Dit hangt voor een groot deel met elkaar samen, aangezien ongeveer de helft van de invoer vrijwel onbewerkt weer wordt uitgevoerd (wederuitvoer). De andere helft wordt in Nederland direct gebruikt voor consumptie of als intermediaire goederen ingezet in de productieprocessen in Nederland. Hoofdstuk 6 van deze publicatie gaat verder in op waar de door Nederland ingevoerde goederen (en diensten) terechtkomen.
Bijna 8 procent minder ingevoerd in 2020
De totale goederenimport bedroeg in 2020 meer dan 424 miljard euro. Dat is 7,8 procent minder dan 2019. Ook hier was de invloed van de coronacrisis, verminderde vraag en verstoringen in productieketens goed merkbaar. Eveneens is hier een hoofdrol weggelegd voor de import van minerale brandstoffen. De importwaarde van deze producten werd het hardst geraakt, en daalde met 35,8 procent. Zowel het volume als de prijs van de invoer van minerale brandstoffen was lager dan een jaar eerder. Wanneer de import van minerale brandstoffen buiten beschouwing wordt gelaten, daalde de Nederlandse invoer in 2020 met 2,3 procent. Een afname van de invoer van vervoermaterieel van 15,8 procent was hier voor een groot deel verantwoordelijk voor. Er werden minder vrachtauto’s, personenauto’s en onderdelen daarvan ingevoerd, evenals minder vliegtuigonderdelen. Dit zien we terug bij de omzetdaling van de auto- en motorbranche met 6,9 procent in 2020. Vooral importeurs van nieuwe auto’s maakten een zwaar jaar door: zij werden als eerste getroffen door het sluiten van fabrieken in binnen- en buitenland en zagen hun omzet met 10,5 procent dalen ten opzichte van dezelfde periode een jaar eerder, mede door lagere vraag naar nieuwe auto’s door consumenten (Bovag, 2021; CBS, 2021a). De andere goederengroepen kenden maar een kleine daling in de invoer, of zelfs een groei, zoals in het geval van chemische producten (vaccins en antisera, benodigdheden voor laboratoria, medicijnen), voeding en dranken (varkensvlees, tropisch fruit, cacao en bereide voedingsmiddelen), grondstoffen en natuurproducten (kool- en raapzaad, planten, groentezaden). In figuur 4.5.1 wordt de invoer per goederengroep in 2019 en 2020 weergegeven.
2020 | 2019 | |
---|---|---|
Machines | 116,6 | 118,2 |
Fabricaten | 103,1 | 107,3 |
Chemische producten | 59,4 | 58,6 |
Minerale brandstoffen | 48,4 | 75,4 |
Voeding en dranken | 46 | 45,8 |
Vervoermaterieel | 26,8 | 31,9 |
Grondstoffen en natuurproducten | 23,9 | 22,8 |
De belangrijkste invoercategorie in 2020 waren de machines met een belang van 27,5 procent in de totale invoer. Daarna volgen de fabricaten (aandeel van 24,3 procent), en op grotere afstand de chemische producten (aandeel van 14,0 procent), de minerale brandstoffen (aandeel van 11,4 procent) en de voeding en dranken (aandeel van 10,8 procent).
Groothandel voerde bijna 1 procent minder in
Zoals bij de export, domineren ook bij de import twee dezelfde bedrijfstakken namelijk de industrie en de groothandel. Die laatste sector importeerde in 2020 voor bijna 135 miljard euro aan goederen; goed voor meer dan 32 procent van de totale importwaarde. De afname van de invoer was beperkt voor bedrijven in de groothandel (–0,8 procent). Deze beperkte afname hangt mede samen met de grote diversiteit aan goederen die door de groothandel worden ingevoerd maar ook doordat de vraag naar bepaalde goederen (bijvoorbeeld geraffineerde aardolieproducten) sterker terugviel dan de vraag naar andere producten. Zo importeerde de groothandel in 2020 meer plastic (denk aan verpakkingsmateriaal en producten van plastic), meer fruit, meer geneesmiddelen en farmaceutische producten, meubelen en bepaalde consumenten- en hightech elektronica (computers, chips).
Goederenimport door de industrie nam in 2020 met meer dan 15 procent af
De industrie daarentegen had in 2020 een zwaarder jaar wat betreft importmogelijkheden, al waren er ook hier uitzonderingen. Als geheel importeerde de industrie in 2020 meer dan 89 miljard euro. Dat is 16 miljard minder dan in 2019 (–15,2 procent). Het belang van de industrie was in 2020 nog 21,1 procent in de totale invoerwaarde tegen 22,9 procent in 2019. Er waren enkele bedrijfstakken in de industrie die een forse krimp hadden, waaronder de auto-industrie (–30,0 procent), de chemische industrie (–15,5 procent) en de aardolie-industrie (–38,0 procent). Er waren ook sectoren in de industrie die fors méér gingen invoeren in 2020: de farmaceutische industrie (+29,5 procent) en de vervaardiging van overige transportmiddelen (+12,6 procent). Bedrijven in de overige transportmiddelenindustrie voerden in 2020 met name fietsen, motoren en onderdelen hiervan in. Daarnaast vond er in 2020 ook handel in en onderhoud aan schepen en plezierjachten plaats, wat door een hoge in- en uitvoerwaarde direct terug te zien is in de handelscijfers. Het aandeel van de import dat niet aan een bedrijfstak toe te wijzen is komt neer op 26,5 procent van de totale importwaarde.
Eén vijfde goederenimport door zelfstandig mkb
Net zoals bij de export, zijn het vooral de grote bedrijven die in 2020 minder zijn gaan invoeren. Bij het grootbedrijf nam de waarde van de goedereninvoer met 11,2 procent af; de invoer van het zelfstandig mkb groeide, met 0,6 procent, licht. Daarmee nam het belang van het grootbedrijf in de totale goedereninvoer af van 54,8 procent in 2019 tot 52,7 procent in 2020. Het belang van het zelfstandig mkb nam van 19,1 procent toe tot 20,9 procent. De importwaarde van de bedrijven die onbekend zijn, bleef gelijk. Figuur 4.5.2 geeft het belang van de verschillende typen bedrijven weer.
Zelfstandig midden- en kleinbedrijf | Grootbedrijf | Niet toe te schrijven aan individuele bedrijven | |
---|---|---|---|
2020 | 88,5 | 223,6 | 112,1 |
2019 | 87,9 | 251,9 | 120 |
Vijf grootste importeurs goed voor 9 procent van de goederenimport
Figuur 4.5.3 laat het belang van de grootste importerende bedrijven in de totale goederenimport in 2020 zien. In 2019 waren de vijf grootste importerende bedrijven goed voor 10,9 procent van de totale importwaarde, in 2020 was dit 8,8 procent. Dit patroon van een dalend aandeel in het totaal is zichtbaar voor de top-100 grootste importeurs. Dat betekent dat met name de honderd grootste bedrijven sterk hebben ingeleverd in vergelijking met 2019. De 101 tot 1 000 grootste importeurs hebben hun aandeel in de totale invoer in 2020 stabiel weten te houden. Het aandeel van de kleinste importeurs is gegroeid ten opzichte van 2019. In absolute zin nam de invoer voor elke categorie echter af tussen 2019 en 2020.
Top-x bedrijven | Waarde |
---|---|
1-5 | 27,6 |
6-10 | 12,2 |
11-20 | 16,4 |
21-50 | 27,4 |
51-100 | 22,9 |
101-500 | 62,7 |
501-1000 | 29,6 |
1001 en meer | 113,2 |
4.6Export van diensten
De coronacrisis had een grote impact op de goederenexport, zoals paragraaf 4.2 laat zien. De impact op de export van diensten was relatief nóg groter, zoals blijkt uit figuur 4.6.1. Ten opzichte van 2019 daalde deze exportwaarde met 6,6 procent en kwam daarmee uit op 230 miljard euro.noot5 De export van diensten nam het sterkst af naar Duitsland (–9,7 procent), het Verenigd Koninkrijk (–8,7 procent), Singapore (–18,1 procent) en de Verenigde Staten (–5,0 procent).
Jaar | Exportwaarde |
---|---|
2014 | 155,3 |
2015 | 178,3 |
2016 | 172,5 |
2017 | 195,4 |
2018 | 220,3 |
2019 | 246,4 |
2020 | 230,0 |
Sterkste krimp export overige zakelijke diensten, reisverkeer en vervoersdiensten in 2020
De lockdowns en reisbeperkingen die landen instelden om de uitbraak van het coronavirus terug te dringen, hadden een ongekend sterke impact op het internationale toerisme en reisverkeer (CBS, 2021b). De uitgaven aan goederen of diensten door buitenlandse zakenreizigers, vakantiegangers en dagjesmensen tijdens hun verblijf in Nederland wordt gemeten als de export van reisverkeersdiensten. Deze exportwaarde daalde in 2020 met 9 miljard euro, zoals figuur 4.6.2 laat zien, wat neerkomt op een halvering ten opzichte van 2019 (CBS, 2021c). De reisbeperkingen en lockdowns hadden ook een grote impact op bemiddelaars en platforms voor reizen en vakanties. Dit komt tot uiting in een sterke daling van de export van zakelijke diensten van afgerond 9 miljard euro (–11,5 procent). Ook de export van vervoersdiensten kromp in 2020 sterk met 4 miljard euro (–9,5 procent). Deze daling hing grotendeels samen met de krimp van het passagiersvervoer van de luchtvaart en de dienstverlening die daarmee samenhangt. Het aantal luchtvaartpassagiers dat Nederland aandeed, daalde in 2020 met 71 procent (CBS, 2021c).
Meer ontvangen vergoedingen voor intellectueel eigendom en export van financiële diensten
De export die samenhangt met het gebruik van intellectueel eigendom groeide in 2020 van 61 miljard naar ruim 67 miljard euro. Deze toename komt voornamelijk op conto van bedrijven die zich bezighouden met de distributie van audiovisuele producten zoals streamingdiensten van muziek, films en series aan het buitenland. De vergoedingen die landen hiervoor aan Nederland betalen, zijn in 2020 – evenals in 2019 – sterk gegroeid met 10,5 procent. De export die samenhangt met het gebruik van intellectueel eigendom is daarmee in 2020 de grootste exportcategorie geworden, zoals de infographic aan het begin van dit hoofdstuk laat zien. Ook de export van financiële diensten groeide in 2020. Dit hangt vooral samen met de sterke groei van online betalingen door de sterk gegroeide (internationale) internetaankopen, waar Nederlandse bedrijven ondersteunende betalingsdiensten voor verlenen.
Dienstensoort | Verandering |
---|---|
Gebruik van intellectueel eigendom |
6,4 |
Financiële diensten | 1,6 |
Verzekeringsdiensten | 0,1 |
Overheidsdiensten | -0,1 |
Onderhoud en reparatie |
-0,2 |
Bouwdiensten | -0,4 |
Culturele en recreatieve diensten |
-0,6 |
Industriële diensten | -0,7 |
Telecommunicatie, computer- en informatiediensten |
-0,9 |
Vervoersdiensten | -4,0 |
Zakelijke diensten | -8,6 |
Reisverkeer | -9,0 |
Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening grootste exporteur van diensten in bedrijfsleven
De dienstenexport groeide in het jaar 2019 nog met 11,8 procent, naar een totale export van ruim 246 miljard euro.noot6 Van alle bedrijfstakken in het niet-financiële bedrijfslevennoot7, voerde de bedrijfstak advisering, onderzoek en overige zakelijke dienstverlening in 2019 het meeste aan diensten uit, namelijk bijna 42 miljard euro, zoals figuur 4.6.3 laat zien. Dat komt neer op 17,0 procent van de totale dienstenexport. Ten opzichte van 2018 is de dienstenexport door deze bedrijfstak met 5 miljard euro gegroeid (+13,7 procent). Tot deze bedrijfstak behoren onder andere bedrijven in de juridische dienstverlening en administratie, research, (niet-financiële) holdings en managementadviesbureaus. Met name de holdings zijn vaak betrokken bij de internationale handel in diensten, zoals wetenschappelijke en andere technische diensten, R&D en licenties. Holdings handelen vaak (alleen) met gelieerde bedrijven binnen het concern. In het geval van een internationaal concern belasten ze veelal kosten door van het ene land naar het andere (Smit & Balabay, 2018).
Een andere grote diensten-exporterende sector is de informatie en communicatiesector. In 2019 exporteerde deze sector voor bijna 33 miljard euro aan diensten, ruim 6 miljard euro meer dan in 2018. De dienstenexport van deze bedrijfstak bestaat voor een groot deel uit computer- en informatiediensten, zoals het ontwikkelen van software of het verzorgen van databasediensten (Smit & Balabay, 2018).
De bedrijfstak vervoer en opslag is, met een exportwaarde van bijna 28 miljard euro, de derde grootste dienstenexporteur in 2019. Hier betreft het bijvoorbeeld goederen- en passagiersvervoer over land (vracht- en treinverkeer), over water (binnenvaart en zee- en kustvaart) en door de lucht, in opdracht van een buitenlands ingezetene. Daarnaast wordt er in deze sector ook dienstverlening ten behoeve van het vervoer uitgevoerd, zoals opslag.
Bedrijfstak | Exportwaarde |
---|---|
Advisering en onderzoek | 41,8 |
Informatie en communicatie | 32,9 |
Vervoer en opslag | 27,7 |
Verhuur van roerende goederen | 18,9 |
Groot- en detailhandel | 16,6 |
Industrie | 12,7 |
Top-5 grootste exporteurs in bedrijfsleven samen goed voor een vijfde van de dienstenexport
Figuur 4.6.4 laat het belang van de grootste exporterende bedrijven in de totale dienstenexport van 2019 zien. Ten opzichte van de goederenhandel blijkt de dienstenhandel nog sterker geconcentreerd bij een beperkt (ruim 82 duizend) aantal bedrijven. Zo waren de vijf grootste exporterende bedrijven samen goed voor 20,6 procent van de totale waarde aan dienstenexport in 2019. De vijftig grootste exporteurs zijn samen goed voor bijna de helft van de totale dienstenexport. Dit patroon verschilt niet sterk van dat van 2018.
Aantal bedrijven | 1-5 | 6-10 | 11-20 | 21-50 | 51-100 | 101-500 | 501-1000 | 1001 en meer |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 34,5 | 10,0 | 13,8 | 21,8 | 16,6 | 34,3 | 12,2 | 24,1 |
9 van de 10 dienstenexporteurs handelt enkel binnen de EU
Figuur 4.6.5 laat zien welke bestemming de Nederlandse dienstenexport heeft. Ruim 21 procent van de waarde van de dienstenexport in 2019 door het Nederlandse bedrijfsleven komt voor rekening van bedrijven die alleen binnen de EU exporteren. Een kleine 3 procent dienstenexport gebeurt door bedrijven die alleen exporteren naar landen buiten de EU. Het grootste deel (76 procent) van de exportwaarde hoort bij exporteurs die zowel naar de EU als naar landen buiten de EU exporteren. Dat beeld ziet er wat betreft het aantal dienstenexporteurs heel anders uit. Dan blijkt dat circa 90 procent van de dienstenexporteurs alleen actief is binnen de EU. Slechts een ruime tien procent handelt zowel binnen de EU als daarbuiten en een fractie van de dienstenexporteurs exporteert alleen naar niet-EU-landen. Dat betekent dat – net als voor de bedrijven met goederenexport – ook voor dienstenexporteurs nabijheid van de handelspartner belangrijk lijkt te zijn (Smit & Wong, 2017).
Waarvan alleen handel binnen EU | Waarvan alleen handel buiten EU | Beide | |
---|---|---|---|
Waarde | 20,9 | 2,8 | 76,4 |
Aantal | 88,8 | 0,4 | 10,8 |
4.7Import van diensten
Ook de import van diensten had net als de dienstenexport in 2020 zwaar te lijden onder de coronacrisis. Met een krimp van 11,7 procent was deze impact op de import van diensten zelfs groter dan die op de export. De importwaarde kwam hiermee uit op ruim 209 miljard euro. De import van diensten is sinds 2016 niet meer zo sterk gedaald, toen de krimp bijna 14 procent bedroeg, zie figuur 4.7.1. In 2020 daalde vooral de import van diensten uit het VK (–10,8 procent), Duitsland (–11,8 procent), Zwitserland (–29,8 procent) en de Verenigde Staten (–5,6 procent).
Jaar | Exportwaarde |
---|---|
2014 | 145,3 |
2015 | 192,4 |
2016 | 165,8 |
2017 | 191,7 |
2018 | 219,7 |
2019 | 237,2 |
2020 | 209,5 |
Door coronacrisis forse krimp in buitenlandse uitgaven Nederlandse reizigers
De maatregelen omtrent het beperken van de uitbraak van het coronavirus hadden ook voor de import van met name reisverkeersdiensten een ongekend grote uitwerking, zie figuur 4.7.2. Hier betreft het de uitgaven door Nederlandse zakenreizigers, vakantiegangers en dagjesmensen tijdens hun verblijf in het buitenland. Deze importwaarde daalde in 2020 met ruim 13 miljard euro, wat een krimp van bijna 67 procent ten opzichte van 2019 betekent. Daar staat tegenover dat het aantal Nederlanders dat in de zomer van 2020 in eigen land op vakantie ging, een kwart hoger lag dan in 2019 (CBS, 2020). Men ging veel minder vaak in het buitenland op vakantie en van wie dat wel deed, bleef 98 procent in Europa (tegen 86 procent in 2019).
Net als bij de export van diensten kromp ook de invoer van andere zakelijke diensten sterk in 2020 en wel met ruim 8 miljard euro (–10,4 procent). De import van de hiertoe behorende technische diensten, zoals aan de mijnbouw, olie- en gaswinning verbonden diensten en aan de handel verbonden diensten daalde met bijna 5 miljard euro fors. De invoer van professionele en managementadviesdiensten, waar accountings- of juridische diensten en advisering onder vallen, daalde met bijna 4 miljard euro. De import die samenhangt met het gebruik van intellectueel eigendom daalde in 2020 met afgerond 6 miljard, naar een totaal van bijna 55 miljard euro (–9,2 procent).
Invoer van financiële diensten sterk gegroeid in 2020
De import van financiële diensten was één van de weinige dienstencategorieën die groeide in 2020. De import van deze vorm van dienstverlening groeide met bijna 41 procent tot bijna 13 miljard euro. Hier gaat het om betalingen voor bemiddelings- en ondersteunende diensten ten behoeve van financiële transacties. Hiertoe behoren onder andere de diensten van bedrijven die financiële transacties voor webwinkels afhandelen. De hoge groei van de financiële diensten kan mogelijk mede verklaard worden door de enorme vlucht die e-commerce nam in 2020.
Dienstensoort | Verandering |
---|---|
Financiële diensten | 3,7 |
Telecommunicatie, computer- en informatiediensten |
0,8 |
Verzekeringsdiensten | 0,0 |
Overheidsdiensten | -0,1 |
Bouwdiensten | -0,1 |
Onderhoud en reparatie | -0,2 |
Industriële diensten | -0,4 |
Culturele en recreatieve diensten |
-1,1 |
Vervoersdiensten | -3,0 |
Gebruik van intellectueel eigendom |
-5,6 |
Zakelijke diensten | -8,4 |
Reisverkeer | -13,3 |
Groothandel in 2019 grootste importeur van diensten
Met bijna 36 miljard euro aan invoer was de bedrijfstak groot- en detailhandel en reparatie van auto’s in 2019 de grootste importeur van diensten in het niet-financiële Nederlandse bedrijfsleven, zoals figuur 4.7.3 laat zien. Veruit de meeste invoer van deze bedrijfstak vond plaats door groothandelaren (33,2 miljard euro). Het gaat hier dan onder andere om de groothandel in computers, randapparatuur en software, waar vaak licenties worden geïmporteerd op franchises en handelsmerken. Ook in andere takken van de groothandel worden veel diensten ingevoerd. Ook hier gaat het vaak om licenties, maar ook aan de handel verbonden diensten en andere zakelijke diensten (Smit & Balabay, 2018).
Op de tweede plaats van grootste importerende bedrijfstakken (qua importwaarde) in 2019 stond de bedrijfstak advisering, onderzoek en overige zakelijke dienstverlening. Deze bedrijfstak voerde in dat jaar voor 32 miljard euro aan diensten in. Dat komt neer op 13 procent van de totale dienstenimport. Zoals beschreven bij de export zijn vaak holdings betrokken bij de internationale handel in diensten van deze bedrijfstak, met name bij wetenschappelijke en andere technische diensten, R&D en licenties. Gezien de vaak centrale functie van de holding in een concern en in de internationale handel in diensten is het logisch dat de holdings ook een grote rol spelen in de invoer van diensten (Smit & Balabay, 2018).
Een derde grootste diensten-importerende sector is de informatie en communicatiesector. In 2019 voerde deze bedrijfstak voor bijna 30 miljard euro aan diensten in. Dat is een toename van ruim 7 miljard ten opzichte van 2018 en daarmee behoort deze bedrijfstak tot de sterkst gegroeide importerende bedrijfstakken in 2019. Net als de export van deze bedrijfstak, bestaat een groot deel van de import uit computer- en informatiediensten, zoals het ontwikkelen van software of het verzorgen van databasediensten (Smit & Balabay, 2018).
Bedrijfstak | Importwaarde |
---|---|
Groot- en detailhandel | 35,7 |
Advisering en onderzoek | 32,0 |
Informatie en communicatie | 29,9 |
Industrie | 23,4 |
Vervoer en opslag | 16,3 |
Verhuur van roerende goederen | 13,3 |
Grootste 50 importeurs goed voor helft dienstenimport Nederlandse bedrijfsleven
Het Nederlandse bedrijfsleven telde in 2019 ruim 320 duizend bedrijven met dienstenimport. Figuur 4.7.4 laat het belang van de grootste importerende bedrijven in de totale dienstenexport van 2019 zien. Net als bij de dienstenexport komt een groot deel van de invoerwaarde voor rekening van een beperkt aantal bedrijven. De vijf grootste importeurs waren samen goed voor 20 procent van de totale dienstenimport in 2019. De vijftig grootste importeurs zijn samen goed voor de helft van de totale dienstenimport.
Aantal bedrijven | 1-5 | 6-10 | 11-20 | 21-50 | 51-100 | 101-500 | 501-1000 | 1001 en meer |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2019 | 33,1 | 13,8 | 14,5 | 21,1 | 16,9 | 33,5 | 10,3 | 23,1 |
Meeste dienstenimporteurs blijven dicht bij huis
Bijna 80 procent van de import van diensten door het Nederlandse bedrijfsleven komt voor rekening van bedrijven die zowel uit de EU als uit niet-EU-landen importeren. Qua aantal importeurs vormt deze groep echter een minderheid; slechts 4 procent van alle dienstenimporteurs betrekt diensten uit zowel de EU als daarbuiten. De meeste bedrijven met invoer van diensten importeren deze diensten uit de EU. Ook dienstenimporteurs blijven dus vaak dicht bij huis (Smit & Wong, 2017).
Waarvan alleen handel binnen EU | Waarvan alleen handel buiten EU | Beide | |
---|---|---|---|
Waarde | 18,9 | 1,6 | 79,5 |
Aantal | 95,9 | 0,1 | 4,1 |
4.8Literatuur
Literatuur
BOVAG (2021). 20 procent minder nieuwe personenauto’s geregistreerd in 2020.
Bown, C. (2021). The missing chips. How to protect the semiconductor supply chain. Foreign Affairs.
CBS (2009). De Nederlandse economie. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2015a). Oorzaken methodebreuk internationale goederenhandel, 2014–2015. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2015b). De in- en uitvoercijfers van het CBS. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2020a). Export krimpt 9 procent in eerste halfjaar. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2020b). Nederlanders in zomer 2020 op vakantie in eigen land. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2021a). Geen verdere omzetdaling autobranche in vierde kwartaal 2020. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2021b). Dienstenexport in 2020 sterker gedaald dan goederenexport. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2021c). Bijna 71 procent minder luchtvaartpassagiers in 2020. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CGTN (2020). China leads recovery in global trade plunge in 2020 H1.
CPB (2021). World trade back to pre-corona level in November 2020. Persbericht bij de Wereldhandelsmonitor november 2020. Den Haag: Centraal Planbureau.
Hijink, M. (2021). De auto-industrie snakt naar chips. Hoe kun je de productie opvoeren? In: NRC Handelsblad.
ING (2020). Global trade fast out of the gates but supply chain issues continue to bite. Amsterdam: ING.
ING (2021). World trade recovery reaches its limit. Amsterdam: ING.
Leswing, K. (2021). Why there’s a chip shortage that’s hurting everything from the PlayStation 5 to the Chevy Malibu. CNBC.
Rabobank (2021). Problemen grondstoffen zorgen voor onzekerheid industrie.
Schwarz, K. (2021). Olieprijzen: eerst ruzie en rumoer, nu rust. Trouw.
Smit, R. & Balabay, O. (2018). Diensten. Wie, wat, hoe en waar. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Smit, R & Wong, K. F. (2017). Ontwikkeling microdata 2012–2016 Internationale Handel in diensten. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Weijer, van de, B. (2021, 22 februari). Auto-industrie heeft aan alles tekort: na chiptekorten zijn er nu te weinig accu’s. De Volkskrant.
UNCTAD (2021). Global Trade Update: February 2021. Génève. Zwitserland.
Noten
Export gemeten volgens eigendomsoverdracht.
Tussen 2014 en 2015 heeft er een methodebreuk plaatsgevonden in de statistieken over de internationale handel in goederen, waardoor de cijfers vóór 2015 en erna niet goed vergelijkbaar zijn. We bespreken daarom in de rest van het hoofdstuk de handelsdata vanaf 2015. In de tabellenset staat wel data van 2010. Voor meer informatie over de methodebreuk, zie ‘Oorzaken methodebreuk internationale goederenhandel, 2014–2015’ (CBS, 2015a).
Elders in deze publicatie, bijvoorbeeld in hoofdstuk 2 en 6, wordt aangegeven dat de wederuitvoer iets meer dan de helft van de goederenexport vormt. De cijfers zoals ze in dit hoofdstuk gepresenteerd worden, zijn gebaseerd op de bronstatistiek Internationale Handel in Goederen. De cijfers in hoofdstuk 2 en 6 zijn afkomstig van de Nationale Rekeningen. De bronstatistiek hanteert andere concepten dan Nationale Rekeningen; zo gaat de bronstatistiek uit van grensoverschrijdend goederenverkeer en is economisch eigendom leidend voor Nationale Rekeningen. Ook de integratie in de Nationale Rekeningen levert additionele verschillen op. Hierdoor zijn de cijfers in hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5 niet rechtstreeks te vergelijken met die in hoofdstuk 2 en 6. Zie voor meer informatie over deze verschillen ‘De in- en uitvoercijfers van het CBS’ (CBS, 2015b).
Circa 29 procent van de Nederlandse export is niet toe te rekenen aan een in Nederland gevestigd bedrijf. Deze export wordt gerealiseerd op naam van buitenlandse partijen zonder vertegenwoordiging in Nederland. Deze partijen zijn niet geregistreerd in het Algemeen Bedrijven Register (ABR), waardoor dit deel van de goederenhandel niet aan individuele bedrijven toegewezen kan worden en derhalve niet te verbijzonderen is naar bedrijfstak of bedrijfsgrootte. Het aandeel onbekend is bij de wederuitvoer veel hoger dan bij de uitvoer van Nederlandse makelij.
De in dit hoofdstuk genoemde cijfers over de dienstenexport zijn gebaseerd op de bronstatistiek. Hoofdstuk 2 en 6 van deze publicatie geeft ook informatie over de export van diensten, bezien vanuit de Nationale Rekeningen. Deze twee cijfers wijken van elkaar af. Enerzijds ontstaan inconsistenties door de manier waarop de Nationale Rekeningen en de bronstatistiek om moeten gaan met Bijzondere Financiële instellingen. Anderzijds confronteren de Nationale Rekeningen cijfers over de dienstenhandel met andere bronstatistieken, waarbij inconsistenties tussen bronnen kunnen leiden tot aanpassingen van de broncijfers om tot een consistent beeld van de gehele economie te komen. Ook de focus op continuïteit bij de Nationale Rekeningen leidt tot niveauafwijkingen tussen de bronstatistiek en de Nationale Rekeningen. Dit wordt in een revisiejaar weer herijkt.
Het jaar 2020 is nog niet beschikbaar wat betreft de verbijzondering naar bedrijfstak en bestemming.
In deze paragraaf wordt gekeken naar de dienstenexport door het niet-financiële Nederlandse bedrijfsleven (bedrijfstakken B t/m N en S95, exclusief K). Mede hierdoor wordt in 2019 circa 37 procent van de dienstenexport niet meegenomen in deze grafieken. Dit betreft vooral transacties door de financiële sector, een bedrijfstak die primair door De Nederlandsche Bank wordt waargenomen (Smit & Wong, 2017).