Foto omschrijving: Aanhouding van verdachte door politie.

Criminaliteit

Sinds 2005 is het percentage geregistreerde verdachten van misdrijven onder alle herkomstgroepen gedaald. Ook het aandeel mensen dat slachtoffer is van criminaliteit of zich wel eens onveilig voelt neemt af. Dit hoofdstuk beschrijft criminaliteit onder verschillende herkomstgroepen aan de hand van gegevens over geregistreerde verdachten van misdrijven en de kans dat iemand zelf slachtoffer is van criminaliteit.

Aandeel geregistreerde verdachten daalt bij alle herkomstgroepen

Sinds 2005 daalt het percentage geregistreerde verdachten van misdrijvennoot1 vrij consistent bij alle migratieachtergronden. Het aandeel verdachten nam in de afgelopen 13 jaar met ongeveer de helft af, zowel bij mensen met een Nederlandse achtergrond als onder vluchtelingengroepen en bij mensen met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse achtergrond. Bij mensen uit landen die na 2004 toetraden tot de Europese Unie (bijvoorbeeld Polen, Bulgarije en Roemenië) daalde dit aandeel met ongeveer een kwart. De ingezette daling lijkt de laatste jaren af te vlakken.

Geregistreerde verdachten en schuldig verklaarden

De cijfers in het eerste deel van dit hoofdstuk hebben betrekking op geregistreerde verdachten van misdrijven. Geregistreerde verdachten zijn mensen die door de politie worden geregistreerd wanneer een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf bestaat. Niet alle verdachten zullen schuldig bevonden worden aan een misdrijf. Een deel van de zaken wordt stopgezet, omdat de politie meent dat het geen sluitend bewijs kan vinden tegen de verdachte. Van de overige zaken wordt een deel door het Openbaar Ministerie (OM) afgehandeld. Het OM kan een strafbeschikking of transactie opleggen of een zaak voorwaardelijk seponeren waarmee iemand niet vervolgd wordt, mits hij of zij zich aan bepaalde voorwaarden houdt. Ook kan het OM besluiten een zaak te laten vallen (onvoorwaardelijk sepot), bijvoorbeeld als er onvoldoende bewijs is om de zaak af te ronden of omdat er met beperkte middelen keuzes gemaakt moeten worden. Uiteindelijk wordt een deel van de verdachten in door het OM afgehandelde zaken gedagvaard. Verdachten worden dan al dan niet schuldig verklaard door een rechter.

Omdat cijfers over geregistreerde verdachten van misdrijven sneller beschikbaar zijn dan cijfers over schuldig verklaarden door de rechter en beslissingen door het OM, is in dit hoofdstuk gekozen voor cijfers over geregistreerde verdachten. Hoewel een deel daarvan uiteindelijk niet veroordeeld wordt, geeft dit wel een beeld van de recente ontwikkelingen op het gebied van daderschap. In het Jaarrapport Integratie 2018 zijn cijfers opgenomen van zowel geregistreerde verdachten van misdrijven als schuldig verklaarden door de rechter. Daaruit bleek dat beide indicatoren vergelijkbare trends per migratieachtergrond lieten zien. Het niveau van het aandeel schuldig verklaarden ligt (uiteraard) wel lager dan het aandeel verdachten, maar dit geldt voor alle onderzochte groepen.

In het verdiepende hoofdstuk 8 worden achterliggende factoren van criminaliteit beschreven. In dat hoofdstuk is wel uitgegaan van mensen die schuldig verklaard zijn door de rechter. In dit hoofdstuk is het monitoren van recente ontwikkelingen het belangrijkste doel en daarom wordt in dit hoofdstuk gebruik gemaakt van cijfers over geregistreerde verdachten aangezien deze cijfers actueler zijn dan de cijfers over veroordeelden.

Mensen met een Nederlandse achtergrond zijn het minst vaak verdachte van een misdrijf; 0,6 procent is geregistreerd als verdachte. Van de mensen uit nieuwe EU landen is tussen de 1 en de 2 procent als verdachte geregistreerd. Ongeveer 2 procent van de mensen met een Afghaanse, Iraanse, Syrische en Turkse achtergrond zijn verdachte van een misdrijf. Van de onderscheiden groepen zijn mensen met een Antilliaanse of Somalische achtergrond relatief het vaakst verdacht van een misdrijf (rond de 4 procent).

4.1a Geregistreerde verdachten van misdrijven, naar achtergrond (%)
Achtergrond Nederlands Pools Bulgaars Roemeens Overig nieuwe EU
2005 1,5 2,0 2,5 1,8 1,8
2006 1,6 2,1 2,8 1,7 1,7
2007 1,5 2,2 2,4 2,3 1,9
2008 1,4 2,0 2,1 2,0 1,8
2009 1,4 2,2 2,5 2,3 1,8
2010 1,3 2,4 3,5 2,4 2,0
2011 1,2 2,4 3,7 2,3 2,0
2012 1,1 2,3 3,7 2,3 1,9
2013 1,0 2,3 3,7 2,2 1,5
2014 1,0 2,1 3,2 1,8 1,5
2015 0,9 2,0 2,5 1,9 1,3
2016 0,8 1,8 2,2 1,6 1,2
2017 0,7 1,6 1,9 1,4 1,3
2018* 0,7 1,5 1,9 1,2 1,2
2019* 0,7 1,6 1,9 1,3 1,2
4.1b Geregistreerde verdachten van misdrijven, naar achtergrond (%)
Achtergrond Nederlands Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans Overig niet-westers
2005 1,5 4,5 7,4 5,3 8,2 3,9
2006 1,6 4,5 7,4 5,3 8,0 3,9
2007 1,5 4,5 7,2 5,3 7,8 3,8
2008 1,4 4,3 7,1 5,0 7,5 3,6
2009 1,4 4,1 7,0 4,7 7,3 3,5
2010 1,3 4,1 6,8 5,1 7,3 3,5
2011 1,2 3,9 6,5 4,9 7,2 3,4
2012 1,1 3,6 6,0 4,6 6,9 3,1
2013 1,0 3,3 5,7 4,3 6,5 2,9
2014 1,0 3,0 5,2 4,0 5,9 2,6
2015 0,9 2,7 4,8 3,6 5,3 2,4
2016 0,8 2,5 4,3 3,4 4,9 2,1
2017 0,7 2,1 3,8 2,9 4,5 1,9
2018* 0,7 2,0 3,5 2,8 4,2 1,8
2019* 0,7 1,9 3,5 2,7 4,1 1,7
4.1c Geregistreerde verdachten van misdrijven, naar achtergrond (%)
Achtergrond Nederlands Afghaans Iraaks Iraans Somalisch Syrisch Eritrees
2005 1,5 4,2 5,0 5,1 7,2 3,8 .
2006 1,6 4,2 4,9 4,9 7,1 3,6 .
2007 1,5 4,4 5,0 4,8 7,6 4,0 .
2008 1,4 4,3 4,7 4,7 7,0 3,5 .
2009 1,4 4,4 4,5 4,3 6,0 3,8 .
2010 1,3 4,3 4,7 4,3 5,8 3,5 .
2011 1,2 3,9 4,4 4,0 5,6 3,6 .
2012 1,1 3,7 4,1 3,8 5,2 3,2 .
2013 1,0 3,4 3,9 3,5 5,7 3,0 .
2014 1,0 3,1 3,4 3,2 4,7 2,2 .
2015 0,9 2,9 3,0 2,9 4,3 2,0 .
2016 0,8 2,6 2,9 2,6 4,2 2,1 3,3
2017 0,7 2,5 2,5 2,4 3,9 1,9 2,9
2018* 0,7 2,1 2,4 2,2 3,7 2,0 2,9
2019* 0,7 1,9 2,4 2,1 4,0 2,0 2,7

Vrouwen met Nederlandse achtergrond minst vaak verdacht

Ongeacht hun migratieachtergrond zijn mannen vaker verdacht van een misdrijf dan vrouwen. De verhouding man-vrouw in de verdachtenpercentages verschilt wel per achtergrond. Vrouwen met een Nederlandse achtergrond zijn met 0,3 procent het minst vaak verdacht van een misdrijf; mannen met een Nederlandse achtergrond bijna vier maal zo vaak. Ook mannen met een westerse migratieachtergrond zijn ongeveer vier keer vaker verdacht dan vrouwen. Bij de groep met een niet-westerse achtergrond is het verschil tussen mannen en vrouwen wat groter (vijf maal). Het man-vrouw-verschil is het grootst bij mensen met een Turkse achtergrond: op elke verdachte Turkse vrouw zijn bijna acht Turkse mannen verdacht van een misdrijf.

4.2Verdachten van misdrijven, naar achtergrond en achtergrondkenmerken, 2019*

Nederlands Westers waarvan Niet-westers waarvan
nieuwe EU Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans overig niet-westers
%
Totaal 0,6 1,0 1,5 2,4 1,9 3,5 2,7 4,1 1,7
 
Geslacht
Mannen 1,0 1,5 2,5 4,0 3,3 6,0 4,6 6,5 2,9
Vrouwen 0,3 0,4 0,7 0,8 0,4 0,9 1,0 1,6 0,6
 
Leeftijd
12 tot 18 jaar 1,1 1,7 2,2 3,0 2,1 4,0 3,7 4,8 2,4
18 tot 25 jaar 1,5 1,7 1,8 4,3 3,3 7,3 4,8 5,6 3,1
25 tot 45 jaar 0,9 1,3 1,7 2,6 2,3 3,9 3,5 4,7 1,7
45 jaar of ouder 0,3 0,5 0,9 1,1 0,9 1,1 1,4 2,4 0,9
 
Generatie
Eerste 1,0 1,6 1,7 1,2 1,8 1,8 4,1 1,5
Tweede 0,9 1,4 3,6 2,8 5,3 3,7 4,0 2,5
 
Stedelijkheid woongemeente
Zeer sterk 0,9 1,0 1,7 2,5 1,9 3,6 2,9 4,5 1,8
Sterk 0,7 1,0 1,5 2,3 1,9 3,3 2,5 4,0 1,7
Matig 0,6 0,9 1,4 2,1 1,8 3,2 2,2 3,2 1,6
Weinig 0,5 0,8 1,4 2,1 2,0 3,6 2,3 3,1 1,7
Niet 0,5 0,9 1,6 2,5 2,7 7,1 2,8 3,8 1,8

Bron:BVH en CBS

De verhouding man-vrouw in de verdachtenpercentages is bij mensen met een Nederlandse achtergrond na 2005 kleiner geworden; het aandeel verdachten nam voor zowel Nederlandse mannen als vrouwen af, maar bij mannen was de daling sterker. Bij de andere herkomstgroepen nam het verschil tussen mannen en vrouwen tot ongeveer 2012–2013 af en daarna licht toe.

4.3Verhouding mannen en vrouwen verdacht van misdrijven, naar achtergrond

Nederlands Niet-westers waaronder
Turks Marokkaans Surinaams Antilliaans
2005 4,9 5,0 8,2 5,9 4,3 3,8
2006 4,8 4,8 7,7 5,6 4,2 3,6
2007 4,6 4,7 7,3 5,5 4,1 3,6
2008 4,5 4,7 7,1 5,4 4,2 3,9
2009 4,4 4,8 6,8 5,4 4,2 3,8
2010 4,3 4,5 6,7 5,3 4,0 3,6
2011 4,3 4,5 6,7 5,3 3,9 3,7
2012 4,1 4,5 6,5 5,3 3,8 3,5
2013 3,9 4,4 6,4 5,4 3,9 3,5
2014 3,9 4,5 6,7 5,4 3,8 3,5
2015 3,9 4,6 6,4 5,8 4,0 3,7
2016 3,9 4,7 6,9 6,1 3,9 3,7
2017 3,9 4,9 7,3 5,9 4,4 3,9
2018* 3,9 5,1 7,4 6,7 4,4 4,2
2019* 3,9 5,3 7,8 6,8 4,6 4,1

Bron:BVH en CBS

Niet-westerse migranten ook in niet-stedelijke gebieden relatief vaak verdacht

Mensen met een Nederlandse achtergrond zijn naar verhouding vaker verdacht van misdrijven wanneer ze in een dichtbevolkte buurt wonen: hoe stedelijker de buurt, hoe hoger het percentage verdachten. Bij mensen met een westerse migratieachtergrond is dit patroon minder sterk zichtbaar en bij degenen met een niet-westerse migratieachtergrond ligt het aandeel verdachten ook in niet-stedelijke gebieden relatief hoog.

4.4. Verdachten van misdrijven, naar achtergrond en stedelijkheid woongemeente, 2019* (%)
Achtergrond Zeer sterk stedelijk Sterk stedelijk Matig stedelijk Weinig stedelijk Niet stedelijk
Nederlands 0,9 0,7 0,6 0,5 0,5
Westers 1,0 1,0 0,9 0,8 0,9
Niet-westers 2,5 2,3 2,1 2,1 2,5

Jongeren vaker verdacht van misdrijf ongeacht hun herkomst

Jonge mensen (tot 25 jaar) zijn vaker verdacht van een misdrijf dan ouderen. Dit geldt voor alle herkomstgroepen. Bij vrijwel alle leeftijdsgroepen zijn mensen met een Antilliaanse achtergrond naar verhouding het vaakst verdacht van een misdrijf. Alleen bij jongvolwassenen van 18 tot 25 jaar is met 7,3 procent het aandeel verdachten groter bij mensen met een Marokkaanse achtergrond. Dit is meer dan tweemaal zo vaak als de groep met een niet-westerse achtergrond als geheel (3,1 procent) en bijna vijfmaal zo vaak als de groep met een Nederlandse achtergrond van dezelfde leeftijd (1,5 procent). In hoofdstuk 8 van dit rapport wordt ingegaan op verklaringen voor verschillen tussen herkomstgroepen in criminaliteit op jongere leeftijd.

4.5. Verdachten van misdrijven, naar achtergrond en leeftijd, 2019* (%)
Achtergrond 12 tot 18 jaar 18 tot 25 jaar 25 tot 45 jaar 45 jaar of ouder
Nederlands 1,1 1,5 0,9 0,3
Turks 2,1 3,3 2,3 0,9
Marokkaans 4,0 7,3 3,9 1,1
Surinaams 3,7 4,8 3,5 1,4
Antilliaans 4,8 5,6 4,7 2,4
Overig niet-westers 2,4 3,1 1,7 0,9

Aangezien jongeren vaker verdacht zijn van een misdrijf, en de tweede generatie gemiddeld jonger is dan de eerste generatie, is bij het vergelijken van generaties alleen gekeken naar 12- tot 25‑jarigen. Dan blijkt dat er geen grote verschillen zijn tussen de eerste en tweede generatie met een niet-westerse achtergrond. Alleen de eerste generatie uit Marokko en Suriname is vaker verdacht dan de tweede generatie die in Nederland is geboren.

4.6 Verdachten van 12 tot 25 jaar, naar achtergrond en generatie, 2019* (%)
Achtergrond Nederlands Tweede generatie Eerste generatie
Nederlands 1,3 . .
Turks . 2,8 2,6
Marokkaans . 5,6 6,5
Surinaams . 4,3 5,0
Antilliaans . 5,3 5,3
Overig niet-westers . 2,9 2,7

Inwoners met niet-westerse achtergrond vaker slachtoffer van criminaliteit

Van de Nederlandse bevolking met een migratieachtergrond gaf 16 procent in 2019noot2aan de afgelopen 12 maanden slachtoffer te zijn geweest van traditionele criminaliteit zoals gewelds-, vermogens- of vandalismedelicten. Bij mensen zonder migratieachtergrond was dit met 13 procent minder vaak.

Gelukkig worden steeds minder mensen slachtoffer van een misdrijf en zet de dalende trend zich voort. In 2012/2013 was 19 procent van de mensen zonder migratieachtergrond slachtoffer van een misdrijf, in 2019 was dit afgenomen tot 13 procent. Eenzelfde daling is zichtbaar bij mensen met een niet-westerse achtergrond: in 2012/2013 was 24 procent slachtoffer tegen 16 procent in 2019. Voor mensen met een westerse migratieachtergrond lijkt de daling de laatste jaren af te vlakken, maar ook voor deze groep is het percentage dat slachtoffer is geweest in 2019 (16 procent) lager dan in 2012/2013 (20 procent).

4.7 Slachtofferschap criminaliteit, naar achtergrond (%)
Achtergrond 2012/2013 2014/2015 2016/2017 2019
Nederlands 19,2 17,6 15,6 13,1
Westers 20,10 18,8 16,6 15,7
Niet-westers 23,9 22,2 20,3 15,8

Mannen, jongeren en inwoners van stedelijke gebieden meest kwetsbaar voor criminaliteit

Mannen, jongeren en inwoners van stedelijke gebieden zijn relatief vaker slachtoffer van criminaliteit. Van de mannen met een Nederlandse achtergrond was bijvoorbeeld 14 procent in 2019 slachtoffer is geweest van een misdrijf tegen 12 procent van de Nederlandse vrouwen. Dergelijke verschillen zijn ook te zien tussen mannen en vrouwen met een westerse migratieachtergrond.

Verder worden jongeren (15 tot 25 jaar) ongeveer twee keer zo vaak slachtoffer van een misdrijf als 65‑plussers. Bij jongeren met een Nederlandse achtergrond was dit bijvoorbeeld 17 procent tegen 8 procent bij ouderen. Ook jongeren met een migratieachtergrond (zowel westers als niet-westers) worden ongeveer 2 keer zo vaak slachtoffer van een misdrijf als ouderen.

Inwoners van stedelijke gebieden zijn ook beduidend vaker slachtoffer van een misdrijf dan inwoners van niet-stedelijke gebieden. Ook dit geldt zowel voor mensen mét als voor mensen zonder een migratieachtergrond. Van de inwoners met een niet-westerse achtergrond is bijvoorbeeld 7 procent slachtoffer van een misdrijf als ze in een niet-stedelijk gebied wonen, en is 19 procent als ze in een zeer sterk stedelijk gebied wonen.

4.8 Slachtofferschap criminaliteit, naar achtergrond en achtergrondkenmerken, 2019  (%)
Achtergrond Nederlands Westers Niet-westers
Mannen 13,6 17,1 16,3
Vrouwen 12,5 14,5 15,2
. . .
15 tot 25 jaar 17,1 21,8 17,0
25 tot 45 jaar 15,6 19,1 16,4
45 tot 65 jaar 13,0 15,1 15,5
65 jaar of ouder 7,9 9,6 9,6
. . .
Eerste generatie . 16,6 19,1
Tweede generatie . 15,1 17,1
. . .
Niet stedelijk 9,5 9,1 7,4
Weinig stedelijk 9,6 10,3 11,1
Matig stedelijk 11,8 11,2 13,4
Sterk stedelijk 14,0 15,8 12,9
Zeer sterk stedelijk 19,0 20,7 18,8

Slachtoffers van criminaliteit en onveiligheidsgevoelens

De cijfers over slachtofferschap en onveiligheidsgevoelens komen uit de Veiligheidsmonitor, een grootschalige enquête onder de Nederlandse bevolking van 15 jaar of ouder. Mensen zijn slachtoffer als ze in de enquête aangeven in de twaalf maanden voorafgaande aan het onderzoek slachtoffer te zijn geweest van één of meerdere gewelds-, vermogens- of vandalismedelicten. De algemene onveiligheidsbeleving is vastgesteld met de vraag of mensen zich wel eens onveilig voelen. Om de onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt te bepalen is mensen gevraagd of zij zich wel eens onveilig voelen in de eigen buurt.

Mensen met migratieachtergrond voelen zich vaker wel eens onveilig

In 2019 voelde 31 procent van de mensen met een Nederlandse achtergrond zich wel eens onveilig. Bij mensen met een Turkse achtergrond lag dit aandeel met 35 procent wat hoger.

Bij mensen met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond voelde respectievelijk 39 en 38 procent zich wel eens onveilig. Mensen met een Marokkaanse achtergrond voelden zich niet significant vaker onveilig in vergelijking met mensen met een Nederlandse achtergrond.

In het algemeen lijken gevoelens van onveiligheid af te nemen door de tijd heen. Waar in 2012/2013 36 procent van de mensen zonder migratieachtergrond aangaf zich wel eens onveilig gevoeld te hebben, was dat in 2019 afgenomen naar 31 procent. Ook bij mensen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond zijn gevoelens van onveiligheid afgenomen. Voor mensen met een Antilliaanse of Surinaamse achtergrond waren gevoelens van onveiligheid in 2019 niet significant lager dan in 2012/2013.

4.9 Onveiligheidsbeleving in het algemeen, naar achtergrond (% wel eens onveilig)
Achtergrond 2019 2016/2017 2014/2015 2012/2013
Nederlands 31,3 34,1 35,3 36,1
Westers 33,6 35,2 37,2 38,5
Turks 34,8 36,7 39,9 42,6
Marokkaans 31,1 33,3 39,9 39,5
Surinaams 39,1 40,9 41,4 43,2
Antilliaans 37,7 36,8 39,7 40,6
Overig niet-westers 30,8 32,7 33,6 35,8

Niet-westerse tweede generatie voelt zich vaker onveilig dan eerste generatie

Gevoelens van onveiligheid hangen naast achtergrond ook samen met geslacht, leeftijd en stedelijkheid. Zo geeft meer dan 40 procent van de vrouwen aan zich wel eens onveilig te voelen, tegenover ongeveer een kwart van de mannen. Dit geldt zowel voor mensen met als zonder migratieachtergrond. Hoewel meer mannen slachtoffer worden van een misdrijf dan vrouwen, voelen meer vrouwen zich wel eens onveilig.

Verder geven meer jongeren (15 tot 25 jaar) aan zich wel eens onveilig te voelen dan ouderen (65 jaar of ouder). Zo geeft 40 procent van de jongeren met een Nederlandse achtergrond aan zich wel eens onveilig te voelen, terwijl dit bij de ouderen 22 procent is. Bij mensen met een westerse achtergrond voelt 45 procent van de jongeren zich wel eens onveilig tegenover 27 procent van de ouderen. Tussen jongeren en ouderen met een niet-westerse achtergrond zijn er geen verschillen.

Verder voelen meer inwoners van zeer sterk stedelijke gebieden zich wel eens onveilig dan mensen die in niet-stedelijke gebieden wonen. Dit geldt zowel voor mensen met een Nederlandse als met een westerse achtergrond. Zo geeft van de mensen met een Nederlandse achtergrond die in sterk stedelijke gebieden wonen 39 procent aan zich wel eens onveilig gevoeld te hebben, terwijl dit in niet-stedelijke gebieden 25 procent is. De verschillen in gevoelens van onveiligheid van mensen met een niet-westerse achtergrond zijn minder afhankelijk van of ze al dan niet in een stedelijk gebied wonen. Dit komt ook door de grote marge voor het aantal mensen met een niet-westerse achtergrond dat niet in een stedelijk gebied woont; dat aantal is relatief klein (zie ook hoofdstuk 1) waardoor de marge relatief groot is.

Echter, voor mensen met een niet-westerse achtergrond zijn er wel significante verschillen. Meer mensen van de tweede generatie voelen zich wel eens onveilig (39 procent) tegen 30 procent van de eerste generatie.

4.10 Onveiligheidsbeleving in het algemeen, naar achtergrond en achtergrondkenmerken, 2019 (% wel eens onveilig)
Achtregrondkenmerk Nederlands Westers Niet-westers
Mannen 22,6 24,8 25,1
Vrouwen 40,1 41,4 41,3
. . .
15 tot 25 jaar 40,4 44,9 36,9
25 tot 45 jaar 36,6 35,6 33,4
45 tot 65 jaar 29,7 33,1 31,6
65 jaar of ouder 22,4 26,6 30,8
. . .
Eerste generatie . 33,4 30,0
Tweede generatie . 33,8 39,1
. . .
Niet stedelijk 24,6 27,4 31,2
Weinig stedelijk 25,8 28,4 26,2
Matig stedelijk 29,5 29,8 26,9
Sterk stedelijk 34,3 34,1 30,4
Zeer sterk stedelijk 38,8 37,7 37,4

Minder mensen zonder migratieachtergrond voelen zich wel eens onveilig in eigen buurt

Ook bij onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt is te zien dat mensen met een Nederlandse achtergrond het minst vaak aangeven zich wel eens onveilig te voelen. Van deze groep geeft 13 procent aan zich wel eens onveilig gevoeld te hebben in de eigen buurt. Dit percentage is lager dan bij mensen met een Turkse, Surinaamse, Antilliaanse of Marokkaanse achtergrond (respectievelijk 24 procent, 23 procent, 20 procent en 18 procent). In het algemeen nemen ook de gevoelens van onveiligheid in de eigen buurt af door de tijd heen. Zo voelde in 2012/2013 17 procent van de mensen zonder migratieachtergrond zich wel eens onveilig in de eigen buurt, tegen 13 procent in 2019. Ook mensen met een Marokkaanse, Turkse en Surinaamse achtergrond geven in 2019 significant minder vaak aan zich wel eens onveilig gevoeld te hebben dan in 2012/2013.

4.11 Onveiligheidsbeleving in eigen buurt, naar achtergrond (% wel eens onveilig)
Achtergrond 2019 2016/2017 2014/2015 2012/2013
Nederlands 13,1 15,1 16,7 16,8
Westers 16,6 19,1 20,6 20,6
Turks 24,3 25,9 32,2 34,9
Marrokkaans 17,9 22,5 30,2 29,6
Surinaams 23,0 26,0 27,2 27,9
Antilliaans 19,9 22,0 23,6 21,4
Overig niet-westers 19,2 21,6 22,8 26,2

Net als bij algemene gevoelens van onveiligheid voelen meer vrouwen zich in hun eigen buurt wel eens onveilig dan mannen. Zo voelt 16 procent van de vrouwen met een Nederlandse achtergrond zich wel eens onveilig in de eigen buurt tegen 10 procent bij de mannen. Ook bij mensen met een migratieachtergrond voelen meer vrouwen zich wel eens onveilig in hun eigen buurt dan mannen.

Net als bij de algemene gevoelens van onveiligheid, voelen meer inwoners van zeer stedelijke gebieden zich wel eens onveilig in hun eigen buurt dan inwoners van niet-stedelijke gebieden. Waar bij mensen met een Nederlandse achtergrond die in zeer sterk stedelijke gebieden wonen 19 procent zich wel eens onveilig voelt in de eigen buurt, is dit in niet stedelijke gebieden 8 procent. Bij mensen met een westerse migratieachtergrond is dit respectievelijk 21 procent en 14 procent en bij mensen met een niet-westerse migratieachtergrond is dit 25 procent en 10 procent.

De invloed van leeftijd op gevoelens van onveiligheid in de eigen buurt is kleiner dan op algemene gevoelens van onveiligheid. Voor jongeren (15 tot 25 jaar) zonder migratieachtergrond zien we bijvoorbeeld dat 16 procent zich wel eens onveilig voelt tegenover 11 procent van de 65‑plussers, een verschil van 5 procentpunt. Bij gevoelens van algemene onveiligheid was dit verschil tussen jongeren en ouderen 18 procentpunt. Bij mensen met een migratieachtergrond zijn de verschillen tussen de leeftijdsgroepen marginaal.noot3 Ook wat betreft generaties zijn er geen significante verschillen wat betreft gevoelens van onveiligheid in de eigen buurt.

4.12 Onveiligheidsbeleving in eigen buurt, naar achtergrond en achtergrondkenmerken, 2019 (% wel eens onveilig)
Achtergrondkenmerken Nederlands Westers Niet-westers
Mannen 9,8 12,2 17,5
Vrouwen 16,4 20,5 23,5
. . .
15 tot 25 jaar 16,1 19,0 18,9
25 tot 45 jaar 14,3 17,4 19,6
45 tot 65 jaar 12,2 16,6 22,6
65 jaar of ouder 11,3 14,5 23,4
. . .
Eerste generatie . 17,9 21,0
Tweede generatie . 15,5 19,8
. . .
Niet stedelijk 8,3 13,9 10,3
Weinig stedelijk 9,0 9,6 15,4
Matig stedelijk 11,4 14,7 14,2
Sterk stedelijk 15,2 16,4 16,3
Zeer sterk stedelijk 19,1 20,9 25,2

Noten

De cijfers hebben betrekking op verdachten die bij een gemeente zijn ingeschreven in de BRP (Basis Registratie Personen).

Deze cijfers zijn gebaseerd op het onderzoek de Veiligheidsmonitor. Voorheen was dit een jaarlijks onderzoek, maar dit is nu een tweejaarlijks onderzoek. Er zijn daarom geen gegevens beschikbaar over 2018.

Ook vanwege de grotere marges.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
Nihil
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2019–2020 2019 tot en met 2020
2019/2020 Het gemiddelde over de jaren 2019 tot en met 2020
2019/’20 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2019 en eindigend in 2020
2017/’18–2019/’20 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2017/’18 tot en met 2019/’20

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Redactie

Martine de Mooij, Dion Dieleman, Sabrina de Regt

Eindredactie

Annelie Hakkenes

Opmaak figuren

Annelie Hakkenes

Janneke Hendriks

Mart Landman

Hans Westerbeek

Monitordeel

  1. Bevolking
    Han Nicolaas en Dominique van Roon
  1. Onderwijs
    Dion Dieleman en Frank Linder
  1. Sociaaleconomische positie
    Willem Gielen, Noortje Pouwels, Sabrina de Regt en Sander van Schie
  1. Criminaliteit
    Kim Knoops, Sabrina de Regt en Wim Vissers
  1. Gezondheid
    Kim Knoops, Sabrina de Regt en Laura Voorrips
  1. Sociale samenhang en participatie
    Hans Schmeets

Verdiepend deel

  1. De transitie van onderwijs naar arbeidsmarkt
    Niels Kooiman
  1. De rol van gezin, opleiding en migratieachtergrond bij veroordeelde jongvolwassenen
    Dion Dieleman, Ruben van Gaalen en Sabrina de Regt
  1. Familienetwerken van niet-westerse oudere migranten
    Tineke Fokkema (NIDI) en Marjolijn Das