Inleiding
Het Jaarrapport Integratie 2020 geeft een overzicht van de integratie van mensen met een migratieachtergrond. Daarbij wordt ingegaan op overeenkomsten en verschillen tussen mensen met een migratieachtergrond en mensen met een Nederlandse achtergrond. Deze inleiding beschrijft het doel van de publicatie en geeft uitleg over de gehanteerde methodologie. Daarnaast het een overzicht van de inhoud van deze publicatie en de bijlage.
Doel van de publicatie
Het Jaarrapport Integratie bevat een overzicht van de mate waarin mensen met een migratieachtergrond en mensen met een Nederlandse achtergrond naar elkaar toegroeien. Daarbij wordt ingegaan op verschillen en overeenkomsten tussen deze groepen en de mate waarin deze groepen zich naar elkaar toe hebben bewogen in de afgelopen jaren. Waar mogelijk wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen mensen met een migratieachtergrond die in het buitenland geboren zijn, en hun kinderen die in Nederland geboren zijn.
Dit rapport beschrijft de ontwikkeling van integratie tot en met 2019. De grote invloed die COVID-19 en de daarmee verband houdende maatregelen op onze economie en de samenleving hebben, blijven in dit rapport dan ook onbesproken. In het CBS-dossier worden dagelijks de laatste cijfers over de stand van de economie, werkgelegenheid en maatschappelijke ontwikkelingen getoond, soms specifiek met aandacht voor mensen met en zonder migratieachtergrond.
Terminologie
Het CBS duidt bevolkingsgroepen aan met exact omschreven definities en terminologie. Bij het bepalen van de migratieachtergrond staat het geboorteland van de ouders centraal. Bij mensen met een Nederlandse achtergrond zijn beide ouders in Nederland geboren. Bij mensen met een migratieachtergrond is ten minste één ouder in het buitenland geboren. Iemand die zelf ook in het buitenland is geboren behoort tot de eerste generatie, terwijl iemand van de tweede generatie in Nederland is geboren. De kinderen van ouders van de tweede generatienoot1 worden door het CBS tot personen met een Nederlandse achtergrond gerekend. In hoofdstuk 1 wordt een overzicht gegeven van de grootte van de eerste en tweede generatie, en de kinderen met ouders van de tweede generatie.
Personen met een migratieachtergrond behoren verder tot een bepaalde herkomstgroepering. De herkomstgroepering van de eerste generatie is hun eigen geboorteland. De herkomstgroepering van de tweede generatie is het geboorteland van de moeder als zij in het buitenland is geboren, anders is dat het geboorteland van de vader.
Bij personen met een migratieachtergrond is verder onderscheid aangebracht tussen personen met een westerse en een niet-westerse achtergrond. Personen met een westerse achtergrond hebben als herkomstland één van de landen in Europa (exclusief Turkije), Noord-Amerika en Oceanië. Hoewel Nederland een westers land is, vallen personen met een Nederlandse achtergrond niet onder deze groep. Personen met een niet-westerse achtergrond hebben als herkomstland één van de landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (inclusief Turkije). Binnen de huidige definitie vormen Indonesië en Japan een uitzondering. Zij werden ten tijde van de invoering van de indeling op grond van hun sociaaleconomische en sociaal-culturele positie tot de westerse landen gerekend. Het ging toen vooral om personen die in het voormalig Nederlands-Indië zijn geboren, respectievelijk werknemers van Japanse bedrijven en hun gezinnen.
Deze indeling van migratieachtergrond in de groepen ‘westers’ en ‘niet-westers’ werd door het CBS eind jaren ’90 van de vorige eeuw voor het eerst gebruikt. Door aan deze indeling vast te houden, is het mogelijk om statistische gegevens over te tijd te vergelijken. Door de toegenomen diversiteit van herkomstlanden van mensen met een migratieachtergrond en de veranderde sociaaleconomische positie van landen is het echter de vraag in hoeverre deze indeling nog actueel is. Het CBS onderzoekt samen met deskundigen vanuit onderzoek en beleid of aanpassingen op deze indeling nodig zijn. In afwachting van de uitkomsten wordt in het Jaarrapport Integratie 2020 nog steeds gebruik gemaakt van de groepen ‘westers’ en ‘niet-westers’. Overigens wordt in dit rapport zoveel mogelijk gesproken over deelgroepen, zoals personen met een Turkse of Poolse achtergrond.
Bevolkingsgroepen
In dit jaarrapport staan de ontwikkelingen in de integratie van de vier grootste niet-westerse herkomstgroepen centraal: personen met een Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaansenoot2 achtergrond. De Turkse en Marokkaanse migratiegeschiedenis in Nederland ligt voor een groot deel in de gastarbeid van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. De historie van Surinaamse en Antilliaanse migratie ligt in de koloniale verwantschap met Nederland. Suriname behoorde tot 1975 tot het Koninkrijk der Nederlanden en Antilliaanse migranten hebben nog steeds de Nederlandse nationaliteit.
Deze publicatie gaat ook in op de integratie van migranten uit enkele kleinere, meer recente herkomstgroepen. Het gaat enerzijds om de herkomstgroepen waarvan veel migranten als vluchteling naar Nederland zijn gekomen. Het gaat hierbij, net als in de vorige editie, om personen met een Afghaanse, Iraakse, Iraanse, Somalische, Syrische en Eritrese achtergrond. Anderzijds gaat het om personen uit nieuwe lidstaten van de Europese Unie.noot3 Hierbij gaat het niet om tijdelijke seizoenswerkers, maar om personen die zich inschrijven bij een gemeente in Nederland. Deze herkomstgroep wordt in het Jaarrapport Integratie aangeduid als de nieuwe EU. Overigens kunnen personen uit deze herkomstgroep ook al vóór het lidmaatschap van de EU naar Nederland zijn gekomen. Binnen de groep nieuwe EU gaat de aandacht specifiek uit naar Poolse, Roemeense en Bulgaarse herkomstgroepen. Vanuit deze landen kwamen de afgelopen jaren de grootste groepen nieuwe EU-immigranten.
Voor de leesbaarheid wordt bij de beschrijving van bevolkingsgroepen regelmatig verkort verwezen naar de diverse achtergronden, zoals bijvoorbeeld, Surinamers, Polen of Antillianen. Dit verwijst altijd naar de zojuist beschreven afbakening van migratieachtergrond.
Inhoud en digitale bijlage
Dit jaarrapport bestaat uit een monitordeel en een verdiepend deel. Het monitordeel (hoofdstuk 1 tot en met 6) geeft een overzicht van de ontwikkelingen en kenmerken van de situatie van personen met een migratieachtergrond binnen diverse thema’s. De nadruk ligt hierbij op de gepresenteerde grafieken en tabellen, die gepaard gaan met samenvattende teksten.
Het verdiepende deel telt drie hoofdstukken die in meer detail ingaan op aspecten van integratie. Hoofdstuk 7 gaat in op de positie van tweede generatie afgestudeerden op de arbeidsmarkt. In hoofdstuk 8 wordt de samenhang tussen sociale omstandigheden en jeugdcriminaliteit onder de tweede generatie onderzocht. Hoofdstuk 9 behandelt de familienetwerken van niet-westerse ouderen.
Dit rapport is zowel op papier als via de website van het CBS beschikbaar. De online versie bevat een bijlage met achtergrondinformatie bij deze publicatie in de vorm van beschrijvingen van gebruikte gegevensbronnen, technische toelichtingen bij gebruikte methoden en extra cijfers in de vorm van grafieken en tabellen.
De website van het CBS bevat eveneens een dossier: “Asiel, migratie en integratie“. Deze dossierpagina biedt een overzicht van recente CBS-publicaties over dit thema en bevat kerncijfers op het vlak van demografie, onderwijs, arbeidsmarkt, uitkeringen, inkomen en criminaliteit.
Het CBS stelt dit rapport samen, mede op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hoofdstuk 9 is geschreven door auteurs van het Nederlands Demografisch Instituut (NIDI) en het CBS.
Noten
Waarbij het overigens ook kan zijn dat één ouder een tweede generatie migratieachtergrond heeft, terwijl de andere ouder een Nederlandse achtergrond heeft.
Het gaat om personen met de voormalige Nederlandse Antillen en Aruba als herkomstland. Op 10 oktober 2010 is de Nederlandse Antillen als land opgeheven. Curaçao en Sint-Maarten werden zelfstandige landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden (net als Aruba op 1 januari 1986). Bonaire, Sint-Eustasius en Saba (ook wel Caribisch Nederland) werden bijzondere Nederlandse gemeenten. Voor de leesbaarheid wordt deze totale groep personen in deze publicatie als Antilliaans aangeduid.
Bulgarije, Cyprus, Estland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië.