Foto omschrijving: Een werknemer werkt aan een computerchip.

Internationale handel in goederen: samenstelling en geografie

Auteurs: Nieke Aerts, Marcel van den Berg, Sarah Creemers, Hans Draper, Angie Mounir, Janneke Rooyakkers

Belangrijkste goederen en diensten in de Nederlandse export en import in 2021. Met circa een kwart in de totale handelswaarde zijn machines en apparaten e belangrijkste export- en importcategorie. Export Import Fabricaten (21%) Vervoer- materieel (5%) Fabricaten (24%) Vervoer- materieel (6%) Internationale handel in goederen (2021) Internationale handel in goederen (2021)

Dit hoofdstuk gaat in op de samenstelling en geografische dimensie van de Nederlandse goederenhandel. Hoe zag het Nederlandse handelsportfolio eruit in 2021? Welke goederen werden minder in- of uitgevoerd, en welke juist meer dan in voorgaande jaren? Wat zijn de belangrijkste landen van herkomst en bestemming voor de Nederlandse handel in goederen? Hoe belangrijk is Nederland voor de goederenhandel van alle andere landen in de wereld? Hoe ontwikkelt het Nederlandse marktaandeel in de wereldhandel zich? Dit hoofdstuk geeft antwoord op deze en andere vragen door de samenstelling en geografische dimensie van de Nederlandse goederenexport en -import te analyseren.

3.1Belangrijkste bevindingen

Leeswijzer

Dit hoofdstuk behandelt zowel de samenstelling als de geografische dimensie van de Nederlandse goederenhandel. In paragraaf 3.2 t/m 3.4 kijken we vanuit een Nederlands perspectief. In paragraaf 3.2 beschrijven we de belangrijkste ontwikkelingen (in termen van waarde en volume) de Nederlandse goederenhandel aan hand van CBS-cijfers op kwartaalniveau. Er wordt ook uiteengezet hoe belangrijk Europa, Oost-Azië en Noord-Amerika zijn voor de Nederlandse goederenhandel. In paragraaf 3.3 wordt de Nederlandse goederenexport in meer detail besproken. Hoe is het Nederlandse exportpakket samengesteld? Welke landen zijn belangrijke bestemmingen voor de Nederlandse goederenexport?

Details over de goederenimport staan in paragraaf 3.4. In paragraaf 3.5 t/m 3.7 draaien we de rollen om en kijken we vanuit het perspectief van de rest van de wereld. Hierbij wordt data gebruikt van CEPII.noot1 In paragraaf 3.5 staan we stil bij de relatieve exportprestatie van de Nederlandse goederenhandelaar aan de hand van een Constant Market Share analyse. Het belang van Nederland als goederenleverancier en klant voor andere landen komt aan bod in respectievelijk paragraaf 3.6 en 3.7. We bespreken in paragraaf 3.8 welke data en methoden in dit hoofdstuk gebruikt werden.

Goederenhandel in 2021 hoger dan in 2019

De Nederlandse goederenimport en -export waren in 2021 hoger dan ooit. Mede dankzij sterk economisch herstel na de coronacrisis bedroeg de goederenexport bijna 587 miljard euro; dat is 13,8 procent meer dan in het laatste pre-coronajaar 2019. De importwaarde was in 2021 bijna 527 miljard euro, 14,5 procent meer dan in 2019. De grote groei is met name te danken aan de hoge prijzen: het exportvolume was in 2021 6,6 procent hoger dan in 2019, het importvolume steeg tussen 2019 en 2021 met 5,7 procent.

De machines en apparaten waren in 2021 de belangrijkste productcategorie voor de export, en de exportwaarde van deze categorie nam met 10,5 procent toe t.o.v. 2019. De groei bij de chemische producten was het grootst met ruim 26 procent tussen 2019 en 2021. Duitsland, België en Frankrijk zijn de belangrijkste bestemmingen voor de goederenexport vanuit Nederland. De exportgroei naar Polen en Zuid-Korea was met respectievelijk bijna 37 en bijna 97 procent tussen 2019 en 2021 opvallend groot. De meerderheid (56,0 procent) van de goederen die vanuit Nederland worden geëxporteerd zijn goederen van Nederlandse makelij; de rest bestaat uit wederuitvoer. Binnen de machines en apparaten en fabricaten is het aandeel wederuitvoer relatief hoog. Naar de landen dichtbij – Duitsland, België en Frankrijk – gaat relatief veel wederuitvoer; naar het VK en de VS worden juist veel goederen van Nederlandse makelij geëxporteerd.

In meer detail waren aardolie en olieproducten in 2021 voor Nederland de belangrijkste exportgoederen. Andere belangrijke exportgoederen zijn gas, gespecialiseerde machines, groenten en fruit, chips en halfgeleiders en bloemen en planten. Al deze goederen groeiden bovendien in exportwaarde tussen 2019 en 2021.

Ook voor de import waren machines en apparaten het belangrijkste product, met een belang van 24,7 procent net iets groter dan het aandeel van de fabricaten (24,2 procent van de totale importwaarde). Van alle productcategorieën werd in 2021 meer ingevoerd dan in 2019, op het vervoermateriaal na, waarbij vooral minder auto’s geïmporteerd werden.

De meeste import is afkomstig uit Duitsland, daarna volgen China en België als grootste herkomstlanden van Nederlandse import. De groei van import uit China tussen 2019 en 2021 was met ruim 24 procent bovengemiddeld groot, maar ook de import uit andere belangrijke herkomstlanden Duitsland (+17,4 procent) en België (+15,1 procent) groeide hard. De top-5 herkomstlanden van importgoederen wordt gecompleteerd door de VS en het VK, maar de invoerwaarde uit deze landen groeide minder hard met respectievelijk 7,5 en 6,5 procent.

Aardolie en olieproducten zijn naast belangrijke exportgoederen ook de belangrijkste importgoederen voor Nederland. Olie, maar ook gas werd fors duurder waardoor deze goederengroepen toenamen in waarde en belang binnen de Nederlandse goederenimport. Ook de importwaarde van chips en halfgeleiders, computers, laptops en tablets, en kleding groeide tussen 2019 en 2021. De importwaarde van auto’s nam juist af in die periode.

Belang van Nederland in wereldexport en -import

Het aandeel van de Nederlandse goederenexport in de wereldexport is sinds 1970 vrij stabiel. Nederland was in 2020 verantwoordelijk voor 3,3 procent van de wereldexport. Sinds 1970 is het aandeel van veel andere landen in de totale wereldhandel, zoals Duitsland, harder gedaald dan dat van Nederland. In rangorde was Nederland in 2020 na China, Duitsland, de VS en Japan het vijfde exportland. Wereldwijd was Nederland in 2020 het zevende importland; binnen de groep Europese landen stond Nederland op de vierde plek. Nederland was in 2020 verantwoordelijk voor 2,8 procent van de wereldimport. Ten opzichte van 1970 is het Nederlandse belang in de wereldimport afgenomen.

Relatieve exportprestatie van Nederland als goederenhandelaar

De Nederlandse goederenexport in de jaren 1970 tot 2020 volgde doorgaans de patronen van de wereldhandel maar is cumulatief langzamer gegroeid dan de wereldexport. Dit betekent niet dat Nederland het in deze periode (relatief) slecht heeft gedaan. Nederland is van oudsher al een gevestigd handelsland. Het feit dat de ontwikkeling van de Nederlandse export heel behoorlijk in de buurt is gebleven van de ontwikkeling van de wereldexport, ondanks de opkomst van een aantal grote spelers zoals China, betekent dat Nederland zijn positie als prominent handelsland gedurende de periode 1970–2020 heeft behouden.

In recente jaren, met name sinds 2016, wist Nederland zijn aandeel in de wereldhandel zelfs uit te bouwen. De Nederlandse export lijkt zich hiermee behoorlijk te onttrekken aan de mondiale trend van ‘afkoeling’ van de groei van de wereldhandel. Hoewel de oorzaken hiervan onbekend blijven, laten de cijfers zien dat de relatief goede prestaties van de Nederlandse export niet zozeer voortkomen uit wijzigingen in de structuur van de export, maar vooral doordat Nederland actief is op markten die bovengemiddeld groeien. Duitsland, en in mindere mate het Verenigd Koninkrijk, België, China en de Verenigde Staten waren bepalend voor de relatieve groei van de Nederlandse handel vanaf 2020.

Hoe belangrijk is Nederland voor andere landen als handelspartner?

Het Nederlandse aandeel in de Belgische goederenimport bedroeg in 2020 18,5 procent en België is daarmee het land dat voor het grootste deel afhankelijk is van goederen afkomstig uit Nederland. Voor zowel Zweden als Duitsland is Nederland de op één na belangrijkste goederenleverancier. Ook als importeur van goederen staat Nederland er bij veel landen goed voor. Denk hierbij bijvoorbeeld aan België, Ivoorkust, Noorwegen, Finland, Duitsland en het VK. In 2020 was 13,5 procent van alle Belgische goederenexport bestemd voor Nederland. Daarmee was Nederland de derde exportbestemming voor België. Ook IJsland en Kameroen zijn erg afhankelijk van Nederland als klant.

Duitsland, China en België zijn de belangrijkste herkomstlanden van de Nederlandse goederenimport in 2021. Duitsland, België en Frankrijk belangrijkste bestemmingen voor de Nederlandse export in 2021. Vanuit internationaal perspectief is Nederland belangrijk voor de goederenexport van IJsland, België en Kameroen; en voor de goederenimport van België, IJsland en Zweden. Belangrijkste bestemmingen Nederlandse export 2021 Nederland in 2020 hoog aandeel in de import van Duitsland België Frankrijk 23% 11% 8% België IJsland Zweden 19% 12% 10% Belangrijkste herkomstlanden Nederlandse import 2021 Duitsland China België 17% 10% 10% IJsland België Kameroen 19% 13% 13% B r on: CBS , CEPII

3.2Belangrijkste ontwikkelingen Nederlandse goederenhandel in 2021

Goederenexport in 2021 terug boven pre-coronaniveau

De Nederlandse goederenhandel behaalde in 2021 ongekend hoge import- en exportwaarden. Mede dankzij sterk gestegen afzetprijzennoot2 piekte de export op bijna 587 miljard euro.noot3 Dat is 21,5 procent meer dan in 2020. In vergelijking met 2019, toen de coronapandemie nog niet was uitgebroken, werd in 2021 voor 13,8 procent meer aan goederenwaarde uitgevoerd (71,3 miljard euro). In de eerste maanden van 2020 brak in China de coronacrisis uit. Er werd een lockdown ingesteld in China waardoor productieketens voor enkele weken stil kwamen te liggen. Omdat vervolgens ook in Europa de coronapandemie vat kreeg op de samenleving moesten de Europese productieketens tevens voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk worden stopgezet. Tijdens de beginfase van de pandemie was er minder vraag naar goederen en onderdelen. Omdat productieketens ontregeld raakten door onder andere lockdowns en containertekorten, waren producten niet leverbaar of kwamen vertraagd binnen. Bij het uitbreken van de coronapandemie bleef ook de vraag naar olie en olieproducten uit en was er onenigheid tussen de olieproducerende landen waardoor er overcapaciteit aan olie ontstond, waarna de prijzen op de wereldmarkt kelderden (RTL Nieuws, 2020). Eind 2020 krabbelden de industrie en goederenhandel langzaam op en het 4e kwartaal van 2020 werd afgesloten met een bescheiden groei van het exportvolume ten opzichte van hetzelfde kwartaal van 2019 (zie figuur 3.2.1). In euro’s was de export wel nog lager dan in het overeenkomstige kwartaal van 2019, uitsluitend door lagere exportprijzen. In heel 2020 was het volume van de export 2,1 procent kleiner dan in 2019.

6,6% hoger lag het exportvolume in 2021 dan in 2019; dankzij de hoge prijzen lag de exportwaarde in 2021 wel 13,8% hoger dan in 2019 Buitenvorm Binnenvorm

In 2021 kwamen, ondanks corona-beperkende maatregelen, de productieketens wereldwijd steeds verder op stoom en konden zij nauwelijks voldoen aan de bijzonder hoge vraag naar producten. In de loop van 2021 versoepelden de meeste landen de beperkende maatregelen, waardoor de economie en daarmee de internationale handel een enorme impuls kregen: de groei van de exportwaarde in april 2021 (t.o.v. april 2020) was met 25,7 procent de grootste ooit (CBS, 2021a). Grote vraag zorgde voor steeds verder oplopende prijzen. De producenten hebben daarnaast ook de buitengewoon hoge energie- en grondstofprijzen doorberekend in de afzetprijs. De exportprijzen waren door deze gebeurtenissen in 2021 maar liefst 10,1 procent hoger dan in 2020 en 6,0 procent hoger dan in 2019 (CBS, 2022a). Na de grote krimp van het tweede kwartaal van 2020, was de groei in exportwaarde in diezelfde periode van 2021 erg groot, maar ook in het derde en vierde kwartaal lag de exportwaarde fors hoger dan in dezelfde periode van 2020, zoals zichtbaar in figuur 3.2.1. Bij de volumeontwikkeling ligt de groei in 2021 duidelijk lager, wat op hoge prijzen duidt.

3.2.1 Nederlandse goederenexport, ontwikkeling per kwartaal (% verandering t.o.v. voorgaande jaar)
jaar kwartaal Waarde Volume
2019* 1, 2019* 3,8 0,6
2019* 2, 2019* 5,2 0
2019* 3, 2019* 1,9 0,6
2019* 4, 2019* 3,2 3,3
2020* 1, 2020* 0 -0,6
2020* 2, 2020* -17,1 -8,9
2020* 3, 2020* -6,1 -0,5
2020* 4, 2020* -2,1 1,2
2021* 1, 2021* 5,4 5,5
2021* 2, 2021* 32,9 18,8
2021* 3, 2021* 25,1 7,6
2021* 4, 2021* 24,8 5,1

De buitengewone omstandigheden in 2021 hebben ertoe geleid dat de export, met 586,6 miljard euro, fors hoger was dan in voorgaande jaren. Het volume van de export was in 2021 8,9 procent groter dan in 2020 en 6,6 procent groter dan in 2019. De laatste keer dat de export van goederen zo sterk groeide was in 2010, het herstel-jaar na de kredietcrisis.

Europa in 2021 nog belangrijker als exportbestemming

Het exportaandeel van Europanoot4 in de totale Nederlandse goederenexport is in de periode 2015–2021 erg stabiel gebleven (zie figuur 3.2.2). Zo exporteerden Nederlandse bedrijven vrijwel ieder jaar iets meer dan driekwart van hun goederen naar andere Europese landen, in 2021 was dat 77,0 procent. Het aandeel van de regio Noord-Amerika in de Nederlandse exportwaarde ligt tussen 2015 en 2021 tussen de 4,9 en 6,0 procent. De exportontwikkeling van de regio Oost-Azië, waar landen als China, Zuid-Korea en Japan toe behoren, vertoont wel een toenemend belang. Vanaf 2015 groeide dit aandeel ieder jaar gestaag tot 7,0 procent in 2020, wat ten koste ging van het belang van de export naar de overige regio’s (Midden- en Zuid-Amerika, overig Azië, Oceanië, Afrika). In 2021 bleef het aandeel Oost-Azië met 6,6 procent iets achter bij 2020: het belang van Europa was dat jaar nog wat groter.

3.2.2 Export naar regio (mld euro)
Jaar Europa Noord-Amerika Oost-Azië Overig
2015 323,9 21 21,2 52,9
2016 328,4 20,7 21,9 52,2
2017 358,8 23,2 26,6 58,8
2018 377,7 27 29 64,2
2019 387,7 31 32,2 64,4
2020 365,4 27,5 33,9 55,9
2021* 451,5 31,7 38,7 64,7

Importwaarde in 2021 bijna kwart hoger dan jaar eerder

Nederlandse goederenimporteurs kochten in 2021 voor bijna 527 miljard euro aan goederen van buitenlandse leveranciers. Fors hogere importprijzen zorgden voor een stijging van de importwaarde van 24,3 procent ten opzichte van een jaar eerder (zie figuur 3.2.3 voor de ontwikkeling per kwartaal). In vergelijking met pre-coronajaar 2019 nam de import toe met 14,5 procent (bijna 67 miljard euro). Daarmee was de importgroei in 2021 groter dan de exportgroei (13,8 procent). Een belangrijk deel van de prijsstijging werd veroorzaakt door olie, waarvan de prijs met name in de tweede helft van 2021 toenam. Mede daardoor groeide de waarde zo hard in het derde en vierde kwartaal van 2021 t.o.v. dezelfde periode een jaar eerder; de volumegroei van de goederenimport was kleiner sinds het tweede kwartaal (waar de grote krimp van kwartaal twee in 2020 tegenover stond).

Niet alleen vraagverstoringen, de coronacrisis, tekorten aan cruciale onderdelen en sterk fluctuerende prijzen van olie en gas in 2020 en 2021 zorgden voor onrust in de productieketen. Ook handelsconflicten en de Brexit zorgden voor een afgenomen stabiliteit van handelsrelaties evenals problemen met betrekking tot de beschikbaarheid van containers die een opwaarts effect hadden voor de handelsprijzen.

3.2.3 Nederlandse goederenimport, ontwikkeling per kwartaal (% verandering t.o.v. voorgaande jaar)
jaar kwartaal Waarde Volume
2019* 1, 2019* 5,3 4,5
2019* 2, 2019* 6,6 3,8
2019* 3, 2019* 2,7 5,1
2019* 4, 2019* 2,5 6,7
2020* 1, 2020* -2,2 -1,2
2020* 2, 2020* -16,7 -8
2020* 3, 2020* -7,8 -1,6
2020* 4, 2020* -4,7 0
2021* 1, 2021* 5,4 4,9
2021* 2, 2021* 31,2 16
2021* 3, 2021* 28,4 8,3
2021* 4, 2021* 35 5,6

In 2021 was de import, met 526,7 miljard euro, fors hoger was dan in voorgaande jaren. Het volume van de invoer was 8,6 procent groter dan in 2020 en 5,7 procent groter dan in 2019.

Oost-Azië in 2021 minder belangrijk als herkomstland goederenimport

Het belang van Europa in de totale Nederlandse goederenimport was tussen 2015 en 2021 constant rond de 62 procent (figuur 3.2.4). Alleen 2020 was een uitschieter naar beneden, met een aandeel van 60,2 procent. Deze daling in het Europese belang voor de Nederlandse import is een direct gevolg van de sterk lagere prijzen van ruwe aardolie op de wereldmarkt, want Nederland haalt vooral uit Europa (Noorwegen, Rusland en het Verenigd Koninkrijk) veel olie. De import uit Noord-Amerika is in de periode 2015 tot 2021 vrijwel ieder jaar iets hoger dan 8 procent van het totaal. De regio Oost-Azië heeft meer dynamiek. Het importaandeel van deze regio was 13,1 procent in 2015 en liep, met een kleine onderbreking in 2018, gestaag op tot 15,6 procent in 2020. Het belang van Oost-Azië liep in 2021 iets terug naar 14,8 procent. Dat komt voornamelijk door de duurdere olie die uit andere regio’s komt dan Oost-Azië. De coronapandemie en bijkomende lockdowns kunnen invloed hebben gehad op het afnemende belang van Oost-Azië in de Nederlandse import van 2021. Het is voor een deel mogelijk ook een indirect gevolg van Brexit. De handelsstromen tussen Aziatische landen en het Verenigd Koninkrijk lopen in enkele gevallen niet langer via Nederland maar gaan rechtstreeks. Het importaandeel van de overige regio’s (Midden- en Zuid-Amerika, overig Azië, Oceanië en Afrika) is met 15 tot 16 procent constant door de jaren heen.

3.2.4 Import naar regio (mld euro)
Jaar Europa Noord-Amerika Oost-Azië Overig
2015 233,4 31,7 48,6 58,5
2016 229,9 31,7 49,4 57,9
2017 255,6 32,4 55,7 65,2
2018 276,3 35,5 59,9 69,6
2019 281,2 39,3 65 74,4
2020 255,3 36,5 66,1 65,9
2021* 326,7 42,5 78,2 79,3

In de volgende twee paragrafen wordt de nadruk gelegd op de handelsvergelijking van 2021 met pre-coronajaar 2019 en in enkele gevallen met 2015.

3.3Nederlandse goederenexport in detail

Machines en apparaten belangrijkste productcategorie voor export

De Nederlandse goederenexport had in 2021 een totale waarde van zo’n 587 miljard euro. Dat is 13,8 procent meer dan in pre-coronajaar 2019. Zoals voorgaande jaren zijn machines en apparaten het belangrijkste exportproduct voor Nederland. Uit figuur 3.3.1 blijkt dat alle productcategorieën groei lieten zien. Vooral de export van de drie grootste goederencategorieën groeide flink in de afgelopen jaren: machines en apparaten, fabricaten (denk aan kleding, papier en karton, ijzer- en metaalproducten) en chemische producten hadden in de totale export van 2021 samen een aandeel van bijna 64 procent. Dat is 1,6 procentpunt meer dan in 2019. De export van chemische producten (waaronder geneesmiddelen, cosmetica en kunststoffen) groeide het hardst (ruim 26 procent tussen 2019 en 2021).

3.3.1 Export naar productcategorie (mld euro)
Hoofdgroep 2021* 2019 2015
Machines en apparaten 138,3 125,2 95,8
Fabricaten 125,5 108,1 85,1
Chemische producten 110,5 87,5 74,5
Voeding en dranken 74,8 69,5 58,6
Minerale brandstoffen 71,9 67,7 57,0
Grondstoffen en natuurproducten 37,1 29,6 26,7
Vervoermaterieel 28,5 27,7 21,3

Grote groei export naar Polen

Duitsland is net als in voorgaande jaren de grootste handelspartner van Nederland met een exportwaarde van zo’n 133 miljard euro in 2021. Dat is 16,6 procent meer dan in 2019. De top-3 van grootste exportpartners van Nederland wordt gecompleteerd door België (63,0 miljard euro; 21,0 procent groei) en Frankrijk (47,3 miljard euro; 17,5 procent groei). Wanneer we naar de 15 grootste exportpartners van Nederland in 2021 kijken in figuur 3.3.2, zien we dat alleen de exportwaarde naar het Verenigd Koninkrijk afnam ten opzichte van 2019. Dat heeft te maken met Brexit, waardoor de waarde van wederuitvoer naar dat land sterk afnam, zoals al in hoofdstuk twee van deze publicatie aan bod kwam (zie ook CBS, 2022b).

In de top-15 is één wisseling te zien vergeleken met 2019: Polen was in 2021 de 7e bestemming voor de export uit Nederland, en schoof daarmee één plaats omhoog. Het land kende met 36,9 procent een grote groei; Spanje daalde een plekje omdat de groei aan exportwaarde uit Nederland kleiner was (18,1 procent t.o.v. 2019). Nederlandse bedrijven exporteerden in 2021 bijna dubbel zo veel aan goederenwaarde naar Zuid-Korea als voor de coronacrisis. Dat land ontving 8,6 miljard euro aan goederen uit Nederland in 2021. Ons land voerde vooral gespecialiseerde machines uit naar Zuid-Korea. Bijna een vijfde van de exportwaarde aan gespecialiseerde machines ging in 2021 dan ook naar Zuid-Korea. Daarmee was het na Taiwan de 2e grootste afnemer van dit type goederen.

3.3.2 Export naar handelspartner (mld euro)
2021* 2019 2015
Duitsland 133,3 114,3 98,5
België 63,0 52,1 43,9
Frankrijk 47,3 40,2 33,1
Verenigd Koninkrijk 38,0 39,8 36,5
Verenigde Staten 28,0 26,6 18,0
Italië 25,5 20,5 17,4
Polen 18,5 13,5 10,0
Spanje 18,5 15,6 12,2
China 14,1 12,8 8,5
Zweden 12,0 9,8 7,8
Taiwan 9,7 8,0 2,7
Tsjechië 9,0 7,9 6,6
Zuid-Korea 8,6 4,4 4,2
Zwitserland 8,6 7,0 5,5
Denemarken 7,9 6,2 5,7

Helft export naar top-5 partners

De 5 belangrijkste exportpartners van Nederland zijn samen goed voor bijna 53 procent van de totale goederenexport. In figuur 3.3.3 zien we het aandeel van de top-5 exportbestemmingen in de export per productcategorie. We zien dat voor alle productcategorieën – behalve machines en apparaten en vervoermaterieel – geldt dat de top-5 bestemmingen meer dan 50 procent van de waarde vertegenwoordigen. In andere woorden: meer dan de helft van de exportwaarde van deze productgroepen gaat naar de vijf belangrijkste bestemmingen. Daarbij heeft Duitsland voor iedere productcategorie het grootste aandeel; bij de grondstoffen en natuurproducten en bij de minerale brandstoffen zelfs bijna 30 procent van de totale exportwaarde.

3.3.3 Top-5 exportlanden en productcategorieën, 2021* (%)
Duitsland België Frankrijk Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten Overig
Machines en apparaten 24,1 8,5 10,0 9,2 7,8 78,7
Fabricaten 32,2 13,3 12,4 8,6 5,8 53,3
Chemische producten 22,6 14,4 9,4 6,3 5,8 52,1
Voeding en dranken 17,9 9,1 6,5 5,9 2,0 33,4
Minerale brandstoffen 20,8 11,2 5,0 3,6 4,1 27,1
Grondstoffen en natuurproducten 10,8 4,1 2,3 2,6 1,0 16,3
Vervoermaterieel 4,9 2,4 1,8 1,8 1,4 16,2

Aandelen goederen van Nederlandse makelij en wederuitvoer constant

Meer dan de helft van de Nederlandse export bestaat uit goederen die in Nederland worden geproduceerd (zie figuur 3.3.4). Met een aandeel van 56,0 procent bedroeg de waarde van de export van Nederlandse makelij in 2021 328,5 miljard euro. Dat aandeel is tussen 2015 en 2021 nagenoeg onveranderd gebleven: de uitvoer van Nederlandse makelij nam evenredig toe met de wederuitvoer. De wederuitvoer van goederen was goed voor 258,1 miljard euro in 2021. Wederuitvoer zijn de goederen die door een bedrijf gevestigd in Nederland worden geïmporteerd en vervolgens onbewerkt of heel minimaal bewerkt, verkocht worden in het buitenland.

In het totale Nederlandse exportpakket hebben machines en apparaten met 23,6 procent het grootste belang. Dat komt vooral door het grote aandeel wederuitvoer. Nederland importeert uit de regio Oost-Azië veel chips, computers en randapparatuur zoals modems en routers die in de vorm van wederuitvoer vrij snel ons land weer verlaten. Fabricaten hebben eveneens een relatief hoog aandeel wederuitvoer; ook deze goederen komen veelal uit de regio Oost-Azië. De uitvoer van andere productcategorieën bestaat voor de helft of meer uit Nederlandse makelij.

3.3.4 Export productcategorieën naar Nederlandse makelij en wederuitvoer, 2021* (mld euro)
Nederlandse makelij Wederuitvoer
Machines en apparaten 58,0 80,3
Fabricaten 57,0 68,4
Chemische producten 64,6 45,9
Voeding en dranken 53,2 21,6
Minerale brandstoffen 46,8 25,0
Grondstoffen en natuurproducten 26,2 10,9
Vervoermaterieel 21,3 7,2

Wanneer we in figuur 3.3.5 naar de vijftien grootste exportbestemmingen en hun aandeel in de totale export, uitvoer van Nederlandse makelij of wederuitvoer kijken, valt op dat veel van de wederuitvoer naar de landen dichtbij gaat: Duitsland (27,8 procent), België (11,0 procent) en Frankrijk (9,6 procent). Nederland fungeert daarbij als logistieke hub: goederen komen hier aan (met name in de haven van Rotterdam), waarna ze naar hun eindbestemming in andere Europese landen vervoerd worden. Die landen zijn dan ook belangrijker binnen de wederuitvoer dan binnen de uitvoer van goederen van Nederlandse makelij. Zo gaat 27,8 procent van de wederuitvoer naar Duitsland, terwijl het land maar 18,8 procent van de totale export van Nederlandse makelij ontvangt. Naar de VS en het VK gaan juist weer relatief veel goederen van Nederlandse makelij. Nederland is geografisch gezien geen handig distributiecentrum voor de VS, en vanwege de Brexit is Nederland ook voor de Britten geen logische tussenstop meer. Ook naar de bestemmingen in Azië (China, Zuid-Korea en Taiwan) gaat relatief weinig wederuitvoer; veel van de goederen die bestemd zijn voor wederuitvoer komen juist uit die handelspartners.

.

3.3.5 Exportaandeel naar handelspartner (%)
Land Totaal Nederlandse makelij Wederuitvoer
Duitsland 22,7 18,7 27,8
België 10,7 10,5 11,0
Frankrijk 8,1 6,9 9,6
Verenigd Koninkrijk 6,5 7,6 5,1
Verenigde Staten 4,8 6,3 2,8
Italië 4,3 3,6 5,3
Spanje 3,1 2,6 3,9
Polen 3,1 2,5 4,0
China 2,4 3,4 1,2
Zweden 2,0 1,9 2,3
Taiwan 1,7 2,7 0,3
Tsjechië 1,5 1,0 2,2
Zuid-Korea 1,5 2,4 0,3
Zwitserland 1,5 1,3 1,6
Denemarken 1,3 1,3 1,5

Vooral veel export van olie en gas

Wanneer we de export (wederuitvoer en goederen van Nederlandse makelij samen) uitsplitsen naar meer gedetailleerde productgroepennoot5, zien we dat ruwe aardolie en olieproducten met afstand de belangrijkste goederengroep voor de Nederlandse uitvoer is. In 2021 was de handelswaarde 54,7 miljard euro (figuur 3.3.6). Het belang van aardolie en olieproducten in de totale export was met 9,3 procent wel kleiner dan in 2019 (11,1 procent). Duitsland en België zijn de belangrijkste afnemers met een exportaandeel in olie en olieproducten van respectievelijk 23,5 en 14,5 procent in 2021. Tot de vijf belangrijkste klanten behoren verder de Verenigde Staten, Frankrijk en Nigeria. Het is opvallend dat Nigeria zo belangrijk is voor de export van deze goederen: Nigeria is voor Nederland vooral van belang als leverancier van ruwe aardolie vanwege de goede kwaliteit van de olie. Nigeria beschikt echter niet over raffinaderijen waardoor een groot deel van de gewonnen olie naar Nederland gaat om hoogwaardige aardolieproducten te maken. Een deel van deze olieproducten gaat als benzine en diesel terug naar Nigeria (zie ook Creemers & Draper, 2021). Ook de exportwaarde van aardgas was nooit zo hoog als in 2021. Ten opzichte van pre-coronajaar 2019 groeide de gasexport met 5,7 miljard tot een waarde van 14,7 miljard euro. Deze groei is volledig het gevolg van prijsstijgingen, want het exportvolume daalde in diezelfde periode.

De export van gespecialiseerde machines, waaronder chipmachines (lithografiemachines), delf- en graafmachines en landbouwmachines, was in 2021 goed voor 29,7 miljard euro. Het belang van gespecialiseerde machines in de totale Nederlandse exportwaarde is daarmee 5,1 procent. De regio Oost-Azië, waaronder Zuid-Korea en Taiwan, is cruciaal als bestemming voor deze goederen met een exportwaarde van 16,0 miljard euro (53,8 procent van de totale exportwaarde van deze goederen).

Groenten en fruit vooral naar onze buurlanden

Met een export van 20,0 miljard euro was in 2021 de export van groenten en fruit hoger dan ooit, met 5,8 procent meer exportwaarde dan in 2019. Met een exportaandeel van bijna één derde is Duitsland de belangrijkste afnemer van groenten en fruit. Er ging in 2021 voor 6,5 miljard euro groenten en fruit naar onze oosterburen. België en het Verenigd Koninkrijk completeren de top-3 voor deze goederengroep met een aandeel van respectievelijk 10,6 en 8,4 procent.

Chips en halfgeleiders zijn steeds belangrijker geworden voor de Nederlandse export. Met een waarde van 14,6 miljard euro besloeg het 2,5 procent van de totale uitvoer in 2021. Dat is bijna 23 procent meer dan in 2019, en was niet eerder zo hoog. Vooral Polen is een belangrijke bestemming voor de export van chips. Bijna één zesde van de exportwaarde van deze goederen gaat naar Polen. 2021 was ook een topjaar voor de export van bloemen en planten. Door een iets groter volume gecombineerd met fors hogere afzetprijzen kwam de uitvoer uit op 14,2 miljard euro: 22,4 procent meer dan in 2019. Een kwart daarvan gaat naar Duitsland. Ook het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk hebben met respectievelijk 12,1 en 8,8 procent een groot aandeel in de exportwaarde van deze goederengroep.

3.3.6 Belangrijke goederengroepen, export (mld euro)
Product 2021* 2019 2015
Aardolie en olieproducten 54,7 57,1 43,9
Gespecialiseerde machines 29,7 24,5 15,8
Groenten en fruit 20 18,9 14,9
Kunststof in primaire vormen 17,6 13,4 13,7
Geneesmiddelen 16,8 16,8 12,7
Medicinale en farmaceutische
producten
15,5 10,9 8,7
Aardgas 14,7 9 11,3
Chips, halfgeleiderelementen, etc. 14,6 11,9 4,9
Bloemen en planten 14,2 11,6 9,7
Kleding 12,9 10,7 7
Medische instrumenten en
apparaten
11 10,9 6,4
Computers, laptops, tablets 11 9,8 8,7
Modems en routers, speakers, etc. 13 13 9,5
IJzer en staal 8,1 9,5 9,5
Vlees 9,3 9,8 8,4

Vooral veel quasi-doorvoer van machines en apparaten

Naast export van goederen van Nederlandse makelij en wederuitvoer, zijn er ook goederen die geïmporteerd worden door een buitenlands bedrijf en hier vervolgens niet of nauwelijks bewerkt worden, waarna ze weer doorgevoerd worden naar het buitenland: quasi-doorvoer.noot6 De waarde van de uitgaande quasi-doorvoer was in 2021 122,6 miljard euro. Dat is bijna 4 procent meer dan in 2019. Uit figuur 3.3.7 valt op te maken dat buitenlandse exporteurs via Nederland vooral veel machines en apparaten zoals consumentenelektronica als quasi-doorvoer exporteren (45,9 procent van de totale waarde aan uitgaande quasi-doorvoer). Deze goederen worden veelal in Oost-Azië geproduceerd en gaan in de meeste gevallen vervolgens via Nederland naar Europese klanten. De quasi-doorvoer is niet zo lucratief: een gemiddelde euro doorvoer levert maar 1,3 eurocent op voor Nederland (CBS, 2021b). Ter vergelijking; aan de wederuitvoer wordt 10 eurocent per euro export verdiend, aan de export van Nederlandse makelij 56 eurocent per euro. Daarover meer in hoofdstuk 6 van deze publicatie.

3.3.7 Export naar productcategorieën, quasi-doorvoer (mld euro)
Hoofdgroep 2021* 2019 2015
Machines en apparaten 56 48 45
Fabricaten 21 19 17
Chemische producten 18 22 11
Minerale brandstoffen 14 14 10
Grondstoffen en natuurproducten 6 5 4
Voeding en dranken 4 4 4
Vervoermaterieel 4 6 4

3.4Nederlandse goederenimport in detail

Import bestaat voor een kwart uit machines en apparaten

Nederlandse bedrijven kochten in 2021 voor bijna 527 miljard euro aan goederen in het buitenland. Dat was een groei van 14,5 procent ten opzichte van 2019 toen de import een waarde had van bijna 460 miljard euro. Het aandeel van machines en apparaten in de totale importwaarde is met 24,7 procent net iets groter dan dat van fabricaten met 24,2 procent (zie figuur 3.4.1). Samen zijn deze twee productcategorieën dus goed voor bijna de helft van de totale import. Opvallend is dat zes van de zeven productcategorieën meer import hebben dan in 2019, maar dat de import van vervoermaterieel (met name auto’s en auto-onderdelen) in 2021 net iets achter blijft bij 2019. Door chiptekorten en productieverstoringen waren auto’s niet altijd leverbaar in 2021.

3.4.1 Import naar productcategorie (mld euro)
Hoofdgroep 2021* 2019 2015
Machines en apparaten 129,9 118,2 90,0
Fabricaten 127,7 107,3 86,5
Minerale brandstoffen 83,5 75,4 64,2
Chemische producten 76,1 58,6 48,8
Voeding en dranken 49,3 45,8 39,8
Vervoermaterieel 31,1 31,9 23,0
Grondstoffen en natuurproducten 29,1 22,8 19,8

Naast onze grootste exportbestemming, was Duitsland in 2021 ook onze belangrijkste importpartner (zie figuur 3.4.2). De groei van importwaarde uit Duitsland tussen 2019 en 2021 was met 16,5 procent ook groter dan de totale groei van de importwaarde (14,5 procent). De invoer uit China nam echter nog sterker toe tussen 2019 en 2021: Nederland importeerde ruim 24 procent meer uit dat land. Daarmee werd China onze 2e importpartner, en kwam België op de 3e plek terecht. De import uit de VS en het VK groeide wel ten opzichte van 2019, maar met respectievelijk 7,5 en 6,5 procent fors minder dan gemiddeld.

3.4.2 Import naar land (mld euro)
2021* 2019 2015
Duitsland 91,5 78,5 65,7
China 53,5 43,0 32,4
België 52,2 45,3 37,9
Verenigde Staten 40,1 37,3 30,1
Verenigd Koninkrijk 26,3 24,7 20,6
Frankrijk 18,8 17,0 16,3
Rusland 18,2 15,6 13,9
Noorwegen 15,1 12,4 11,9
Italië 14,8 11,8 8,9
Polen 11,0 9,1 7,2
Spanje 10,7 8,9 6,8
Ierland 10,0 9,3 5,1
Zweden 8,2 6,8 6,3
Japan 8,0 8,1 7,1
Maleisië 6,8 7,2 6,7

Import minder geconcentreerd bij de top-5 herkomstlanden

De import per productcategorie, zoals zichtbaar in figuur 3.4.3, is iets minder geconcentreerd bij de grootste importpartners dan bij de exportpartners. De top-5 partners zijn samen goed voor 50 procent van de totale importwaarde in 2021. Vooral bij de minerale brandstoffen, voeding en dranken en grondstoffen en natuurproducten halen we veel uit landen buiten de top-5 (zie figuur 3.4.3). Zo importeren we relatief veel voeding en dranken uit Spanje (4,7 procent) en Brazilië (3,9 procent). Spanje is voor Nederland de belangrijkste leverancier van groenten en fruit. Een relatief groot aandeel grondstoffen en natuurproducten, zoals vruchtensappen, veevoeder en soja, komt uit Brazilië (6,0 procent) en Zweden (4,2 procent), waaronder ijzererts, kurk, papier en hout. Veel minerale brandstoffen zijn afkomstig uit Rusland (19,0 procent) en Noorwegen (14,8 procent).

Daarnaast zien we veel variatie in de rol die de top-5 importpartners spelen voor Nederland. Zo is China een belangrijke leverancier van fabricaten zoals kleding, glaswerk en huishoudelijke artikelen en keukengerei (13,2 procent) en zelfs de belangrijkste partner voor import van machines en apparaten (23,2 procent). Een groot deel van de goederen die we uit China invoeren, is uiteindelijk bestemd voor wederuitvoer (63,4 procent in 2020).noot7 Het belang van China is fors kleiner in de andere productgroepen. Duitsland is het belangrijkste importland voor wat betreft vervoermaterieel (30,0 procent), dat voornamelijk auto’s betreft, chemische producten zoals medicijnen en kunststoffen (21,2 procent), voeding en dranken (zuivel, vlees, granen, groenten en fruit) (19,1 procent), grondstoffen en natuurproducten (metaalafval en hout) (17,7 procent) en fabricaten (19,4 procent), waarbij gedacht kan worden aan metaal-, ijzer- en staalproducten, papier en karton. België is voor alle productcategorieën behalve minerale brandstoffen en machines en apparaten, de 2e of 3e importpartner van Nederland. Voor goederen uit Duitsland en België geldt dat respectievelijk 43 en 40 procent van de invoer Nederland weer verlaat in de vorm van wederuitvoer.

3.4.3 Top-5 importlanden en productcategorieën, 2021* (%)
Duitsland China België Verenigde Staten van Amerika Verenigd Koninkrijk Overig
Machines en apparaten 20,7 30,1 4,9 10,2 4,1 59,8
Fabricaten 24,7 16,9 12,0 9,3 5,2 59,7
Chemische producten 16,1 3,6 12,5 8,5 4,6 30,8
Voeding en dranken 9,4 0,8 7,4 1,2 1,4 29,1
Minerale brandstoffen 6,1 0,3 7,9 7,8 9,5 52,0
Grondstoffen en natuurproducten 5,1 0,6 3,1 1,5 0,6 18,2
Vervoermaterieel 9,3 1,2 4,5 1,6 0,8 13,6

Gasimport 82 procent hoger

Ruwe aardolie en aardolieproducten zijn, zo blijkt uit figuur 3.4.4, verreweg de belangrijkste goederengroep van de Nederlandse goederenimport. De importwaarde was in 2021 bijna 60 miljard euro en bestaat voor nagenoeg de helft uit ruwe aardolie. Vrijwel alle geïmporteerde ruwe aardolie wordt door Nederlandse raffinaderijen verwerkt tot aardolieproducten waarvan benzine, diesel, kerosine en stookolie de belangrijkste zijn. Rusland was in 2021 met afstand de belangrijkste leverancier van ruwe aardolie met een aandeel van 28,3 procent. Dat is twee keer zo groot als het aandeel van de import afkomstig uit de Verenigde Staten. Het Verenigd Koninkrijk maakt de top-3 compleet met een aandeel van 13,4 procent. Noorwegen is in rangorde de 4e leverancier met een aandeel van 12,1 procent. Daartegenover staat dat van de aardolieproducten bijna een kwart uit België komt, gevolgd door Duitsland en Rusland.

De waarde van de aardgasimport steeg in 2021 ten opzichte van 2019 met 82,3 procent tot 20,6 miljard euro. Deze toename is geheel toe te schrijven aan bijzonder sterk gestegen handelsprijzen. Het bijbehorende importvolume daalde namelijk met 2,4 procent. Een aanzienlijk deel van het geïmporteerde aardgas verlaat Nederland als wederuitvoer naar andere Europese landen. Nederland verbruikte zelf in 2021 minder aardgas om elektriciteit op te wekken, en ook industriële gebruikers namen in de tweede helft van 2021 flink minder aardgas af (CBS, 2022c).

Net als olie en gas groeide de import van chips en halfgeleiders flink. In 2021 nam de import met 2,4 miljard euro toe tot 16,9 miljard euro, een groei van 16,6 procent. Vooral uit Oost-Azië komen veel chips (30,8 procent van de importwaarde van chips en halfgeleiders). De belangrijkste chip-producerende landen voor de Nederlandse import zijn China, Maleisië en Costa Rica. Nederlandse handelaren verkopen veel chips vervolgens als wederuitvoer door aan klanten in andere Europese landen.

De vraag naar computers en laptops, tablets is ook in 2021 verder toegenomen. De import kwam in 2021 uit op 15,4 miljard euro. Dat is bijna 15 procent meer dan twee jaar eerder. China is met 37,0 procent de belangrijkste importpartner voor de computers die Nederland importeerde. De Verenigde Staten en Taiwan staan op gepaste afstand op plaats 2 en 3 (met respectievelijk 8,9 en 7,6 procent). Ook een groot deel van de ingevoerde computers hebben uiteindelijk een bestemming in het buitenland in de vorm van wederuitvoer.

Nederland importeerde voor 15,3 miljard euro kleding. Dat is 1,5 miljard euro (10,9 procent) meer dan in 2019. De belangrijkste producenten van kleding wereldwijd zijn China, Bangladesh en Turkije. Kleding die door Nederlandse importeurs geïmporteerd wordt blijft deels in Nederland. Meer dan de helft (68,9 procent in 2020) van de geïmporteerde kleding gaat als wederuitvoer naar andere landen, met name in Europa (zie ook Aerts et al., 2021). Nederland importeerde in 2021 de meeste kleding uit Duitsland. De geïmporteerde kleding uit Duitsland is overwegend van Aziatische makelij.

Minder import van auto’s in 2021

De importwaarde van personenauto’s bleef in 2021, met 9,9 miljard euro, 11,6 procent onder het niveau van 2019. Na het uitvallen van de vraag naar auto’s in 2020, was het in 2021 juist het aanbod dat de import beperkte. Het productieproces van heel wat autofabrikanten werd verstoord door een tekort aan chips en wereldwijde logistieke problemen. Fabrikanten van chips kunnen niet voldoen aan de toegenomen vraag mede doordat er als gevolg van de energietransitie een steeds grotere behoefte is aan elektrische auto’s. Er worden veel meer chips verwerkt in elektrische auto’s dan in auto’s die rijden op benzine of diesel. Het gebrek aan containers en de corona-uitbraken in verschillende landen zetten daarnaast ook nog eens druk op de logistieke keten. De productie van personenauto's bleef in 2021 dus om verschillende redenen achter.

3.4.4 Belangrijke goederengroepen, import (mld euro)
Product 2021* 2019 2015
Aardolie en olieproducten 59,4 61,5 52,2
Aardgas 20,6 11,3 8,8
Chips, halfgeleiderelementen, etc. 16,9 14,5 4
Computers, laptops, tablets 15,4 13,4 10,2
Kleding 15,3 13,8 9,9
Gespecialiseerde machines 13,1 11 7,6
Groenten en fruit 12,8 12,1 9,8
Modems en routers, speakers, etc. 12,6 9,2 10,3
Geneesmiddelen 11,7 9,2 8,1
IJzer en staal 11,4 9,3 8,3
Medicinale en farmaceutische
producten
10,7 7,9 5,5
Personenauto's 9,9 11,2 8,5
Medische instrumenten en apparaten 9,7 8,5 5,4
Non-ferrometalen 9,1 6,6 5,7
Kunststof in primaire vormen 7,2 5,6 5,1

Vooral veel quasi-doorvoer uit Oost-Azië

Aan inkomende quasi-doorvoer importeerde Nederland in 2021 voor 112,1 miljard euro. Dat is 5,4 miljard euro (5,1 procent) meer dan in 2019. Uit figuur 3.4.5 blijkt dat het vooral gaat om machines en apparaten (45,8 procent), en dit zijn dan o.a. computers en modems en routers. Het leeuwendeel van deze producten is afkomstig uit Oost-Azië (80,4 procent). De in Nederland geïmporteerde goederen hebben vervolgens vooral een Europese bestemming, en dan met name Duitsland.

3.4.5 Import naar productcategorie, quasi-doorvoer (mld euro)
Hoofdgroep 2021* 2019 2015
Machines en apparaten 51 44 42
Fabricaten 19 17 16
Chemische producten 15 18 12
Minerale brandstoffen 14 13 10
Grondstoffen en natuurproducten 6 5 4
Voeding en dranken 4 4 4
Vervoermaterieel 3 5 4

3.5De relatieve exportprestatie van Nederland als goederenhandelaar

De groei van de Nederlandse export is een cruciale factor bij het beoordelen van onze prestaties op exportmarkten. Exportgroei schetst echter maar een deel van het totale beeld van onze competitieve positie als exportland. Deze dient namelijk niet los gezien te worden van de groei van de export van onze concurrenten op de wereldmarkt en van de ontwikkeling van de totale wereldexport. Een groei van onze goederenexport kan in een ander licht komen te staan als de groei van de wereldexport even groot of zelfs groter is. Daarom kijken we in deze paragraaf naar de relatieve exportprestaties van Nederland aan de hand van een Constant Market Share analyse.

Nederlandse export relatief minder hard gegroeid dan de wereldexport

Figuur 3.5.1 toont de ontwikkeling van de Nederlandse, Duitse en de wereld goederenexport sinds 1970. Deze figuur laat zien dat de Nederlandse en Duitse export de patronen van de wereldhandel volgen, maar ook dat de goederenexport van beide landen minder hard is gegroeid dan de wereldexport in de periode 1970–2020. Verder zijn de periodes van crisis (zoals de jaren 80 en de financiële crisis in 2008) duidelijk te herkennen, alsmede de jaren van economische voorspoed.

3.5.1 Ontwikkeling goederenexport Nederland, Duitsland en wereld, geïndexeerd (1970=100)
Jaar Export Nederland Export Duitsland Export Wereld
1970 100 100 100
1971 118 113 112
1972 148 135 132
1973 205 197 185
1974 280 261 268
1975 299 264 281
1976 345 298 316
1977 373 348 361
1978 426 404 420
1979 542 486 529
1980 627 540 648
1981 579 496 637
1982 559 502 598
1983 561 483 584
1984 563 490 619
1985 584 528 628
1986 689 688 675
1987 794 826 793
1988 862 902 896
1989 891 956 976
1990 1087 1098 1115
1991 1105 1057 1133
1992 1158 1129 1213
1993 1084 974 1194
1994 1200 1111 1353
1995 1468 1348 1610
1996 1467 1353 1687
1997 1581 1332 1763
1998 1437 1430 1728
1999 1464 1417 1778
2000 1545 1404 2016
2001 1454 1512 1945
2002 1503 1638 2048
2003 1948 1915 2392
2004 2363 2330 2907
2005 2588 2590 3310
2006 2966 2968 3832
2007 3600 3418 4394
2008 4056 3814 5125
2009 3247 2960 3925
2010 3622 3336 4805
2011 4558 3919 5797
2012 4394 3723 5831
2013 4542 3823 5933
2014 4596 3936 5911
2015 3744 3488 5095
2016 3787 3514 4991
2017 4316 3827 5418
2018 4756 4127 5960
2019 4714 3957 5797
2020 4539 3690 5347
Bron: CBS, CEPII

Dat de Nederlandse en Duitse goederenexport cumulatief langzamer zijn gegroeid dan de wereldexport in de periode 1970–2020 is niet verrassend en betekent zeker niet dat Nederland en Duitsland het slecht doen op het gebied van export. Landen die in de periode 1970–2020 een grotere exportgroei lieten zien, zijn landen die in de jaren 70 nog nauwelijks exporteerden, zoals China en Zuid-Korea, maar sindsdien zijn uitgegroeid tot grote wereldspelers. Ook binnen Europa zien we zulke ontwikkelingen. Zo blijkt dat de exportgroei van bijvoorbeeld Portugal ook duidelijk boven de groeicurve van de wereldhandel ligt.

Nederland en Duitsland zijn van oudsher al gevestigde handelslanden. Het feit dat de ontwikkeling van de Nederlandse export, ondanks de opkomst van een aantal grote spelers, behoorlijk in de buurt is gebleven van de ontwikkeling van de wereldexport betekent dat Nederland zijn positie als prominent handelsland gedurende de periode 1970–2020 heeft behouden. Het aandeel van de Nederlandse goederenexport in de wereldexport is sinds 1970 vrij stabiel. Figuur 3.5.2 laat zien dat Nederland in 2020 verantwoordelijk was voor 3,3 procent van de wereldexport. Dat is iets lager dan in 1970 (3,9 procent) maar vrijwel gelijk aan het aandeel in 2000. Sinds 2000 daalde het aandeel van veel andere landen, zoals Duitsland, Japan en het Verenigd Koninkrijk, harder dan het aandeel van Nederland. In rangorde was Nederland in 2020, na China, Duitsland, de VS en Japan het vijfde exportland.

3.5.2 Aandelen in de wereld goederenexport (%)
Jaar Nederland Duitsland Frankrijk VS Italië VK China Canada Japan
1970 3,9 12,2 5,8 13,6 4,4 6,3 0,6 4,9 6,4
1971 4,1 12,4 6,0 12,5 4,5 6,5 0,6 4,8 7,2
1972 4,4 12,5 6,4 11,9 4,7 6,0 0,7 4,6 7,2
1973 4,4 13,0 6,3 12,3 4,0 5,5 0,8 4,1 6,7
1974 4,1 11,9 5,5 11,6 3,8 4,7 0,7 3,7 6,9
1975 4,2 11,5 6,0 12,1 4,2 5,1 0,7 3,5 6,6
1976 4,3 11,5 5,8 11,5 3,9 4,8 0,7 3,7 7,1
1977 4,0 11,7 5,8 10,5 4,2 5,2 0,6 3,5 7,4
1978 4,0 11,8 6,0 10,9 4,5 5,5 0,7 3,3 7,8
1979 4,0 11,2 6,1 10,9 4,6 5,6 0,8 3,2 6,5
1980 3,8 10,2 5,7 10,8 4,0 5,8 0,9 3,0 6,7
1981 3,6 9,5 5,3 11,6 4,0 5,3 1,1 3,3 8,0
1982 3,7 10,2 5,1 11,2 4,1 5,3 1,1 3,5 7,7
1983 3,8 10,1 5,1 10,6 4,1 5,2 1,1 3,9 8,4
1984 3,6 9,7 5,0 10,6 3,9 5,0 1,2 4,3 9,1
1985 3,6 10,3 5,1 10,2 4,2 5,3 1,3 4,3 9,3
1986 4,0 12,4 5,8 9,4 4,8 5,2 1,3 4,1 10,3
1987 3,9 12,7 5,9 9,2 4,9 5,5 1,4 3,7 9,6
1988 3,8 12,3 5,9 10,2 4,8 5,3 1,5 4,2 9,8
1989 3,6 11,9 5,8 11,1 4,8 5,2 1,7 3,9 9,3
1990 3,8 12,0 6,2 10,9 5,0 5,5 1,7 3,6 8,5
1991 3,8 11,4 6,2 11,5 5,0 5,1 2,1 3,6 9,2
1992 3,7 11,3 6,3 11,4 4,9 5,0 2,5 3,6 9,3
1993 3,6 10,0 5,7 12,0 4,7 4,7 2,9 3,9 10,0
1994 3,5 10,0 5,5 11,6 4,7 4,9 3,2 3,9 9,6
1995 3,6 10,2 5,7 11,1 4,8 4,9 3,3 3,8 9,1
1996 3,4 9,8 5,6 11,2 5,0 5,0 3,5 3,9 8,0
1997 3,5 9,2 5,3 11,9 4,5 5,2 3,9 3,9 7,8
1998 3,3 10,1 5,7 12,0 4,7 5,1 4,0 3,9 7,3
1999 3,2 9,7 5,4 11,8 4,4 4,9 4,5 4,2 7,6
2000 3,0 8,5 4,8 11,5 4,0 4,5 5,0 4,2 7,7
2001 2,9 9,5 4,9 11,1 4,2 4,5 5,5 4,1 6,7
2002 2,9 9,8 4,9 9,9 4,1 4,4 6,3 3,9 6,6
2003 3,2 9,8 4,9 8,8 4,1 4,1 7,0 3,6 6,4
2004 3,2 9,8 4,7 8,1 4,0 3,9 7,7 3,4 6,3
2005 3,1 9,5 4,3 7,8 3,7 3,7 8,5 3,4 5,8
2006 3,0 9,4 4,1 7,9 3,6 3,8 9,0 3,1 5,4
2007 3,2 9,5 4,0 7,7 3,7 3,2 9,7 2,9 5,2
2008 3,1 9,1 3,8 7,4 3,5 2,9 9,8 2,8 4,9
2009 3,2 9,2 3,9 7,7 3,4 2,7 10,8 2,5 4,7
2010 2,9 8,5 3,5 7,6 3,1 2,7 11,5 2,5 5,1
2011 3,1 8,2 3,3 7,3 3,0 2,6 11,1 2,4 4,5
2012 2,9 7,8 3,1 7,6 2,7 2,5 11,5 2,5 4,4
2013 3,0 7,9 3,1 7,5 2,8 2,9 11,9 2,5 3,8
2014 3,0 8,1 3,1 7,7 2,9 2,8 12,8 2,5 3,7
2015 2,9 8,4 3,2 8,2 2,9 3,0 14,3 2,4 3,9
2016 3,0 8,6 3,2 8,0 3,0 2,7 14,0 2,3 4,1
2017 3,1 8,6 3,2 7,8 3,0 2,6 14,0 2,3 4,1
2018 3,1 8,4 3,1 7,7 2,9 2,6 13,8 2,3 3,9
2019 3,2 8,3 3,2 7,8 2,9 2,6 14,1 2,3 3,8
2020 3,3 8,4 2,9 7,4 2,9 2,2 15,2 2,2 3,8
Bron: CBS, CEPII

Voor China ziet het beeld er vanzelfsprekend heel anders uit. De Chinese export groeide aanzienlijk harder dan de wereldexport en in 2020 was China overduidelijk de grootste handelsnatie ter wereld, met een aandeel van 15,2 procent in de totale wereldexport. Het Chinese exportaandeel is sterk gestegen sinds de toetreding van het land tot de Wereldhandelsorganisatie in 2001. De groei zette eigenlijk begin jaren 90 al in, met name als gevolg van de geleidelijke openstelling van Chinese markt door de overheid (Autor et al., 2021). Daarvoor waren de VS en Duitsland (voor 1990 DDR en BRD tezamen) decennialang toonaangevend in de wereldexport.

2e Europese exportland ter wereld was Nederland in 2020 Buitenvorm Binnenvorm

Constant Market Share analyse

Het bestuderen van de Nederlandse exportgroei, in bepaalde producten of naar bepaalde markten, is een interessante exercitie, maar niet voldoende om iets te kunnen zeggen over de ontwikkeling van de competitieve positie van Nederland als exportland. Immers, het biedt geen inzicht in de relatieve prestaties van Nederland als exportland vergeleken met andere landen. Neem bijvoorbeeld een fictieve situatie waarin de Nederlandse export naar Duitsland met 8 procent groeit. Dat lijkt op het eerste gezicht wellicht veel. Maar als de totale Duitse import met 12 procent is gegroeid, plaatst dat de Nederlandse exportgroei naar Duitsland in een ander licht. Zo kan een groei van de Nederlandse export naar een bepaald land dus ook gepaard gaan met verlies van marktaandeel van Nederland in diezelfde markt. De constant market share (CMS) analyse biedt uitkomst door de groei van de Nederlandse export te relateren aan de groei van de wereldhandel.noot8 Zo staat de totale verschuiving van het aandeel van de Nederlandse export in de wereldhandel (dit noemen we hierna verder het totaaleffect) gelijk aan het verschil tussen de groei van de Nederlandse export en de groei van de export van de rest van de wereld exclusief Nederland. Een positief totaaleffect betekent een toename van het aandeel van Nederland in de totale wereldexport, een negatief totaaleffect een krimp van het Nederlandse marktaandeel.

Het totaaleffect kan verder uitgesplitst worden in een puur marktaandeleneffect en een zogeheten (gecombineerd) structuureffect. Het marktaandeleneffect kijkt daarbij naar de verandering van het Nederlandse marktaandeel in de handel zonder rekening te houden met verschuivingen in de samenstelling van de Nederlandse export. Het structuureffect laat zien welk deel van de totale verschuiving in het marktaandeel van Nederland in de handel voortkomt uit het feit dat Nederland zich meer of juist minder is gaan specialiseren in specifieke productgroepen (het producteffect) of bestemmingsmarkten (het landeffect).

Een licht dalend aandeel Nederlandse export in de wereldhandel ten opzichte van 1970

Figuur 3.5.3 toont het totaaleffect en de onderdelen waaruit dit is opgebouwd voor Nederland en een aantal referentielanden, namelijk Duitsland, België/Luxemburgnoot9, Portugal en Denemarken. Uit deze figuur blijkt opnieuw dat de Nederlandse export in de jaren 1970–2020 minder hard gegroeid is dan de wereldexport. Ditzelfde geldt voor de export van Duitsland, België/Luxemburg en Denemarken. Portugal is in deze selectie het enige land waarvan de export sneller is gegroeid dan de rest van de wereld. Dit komt doordat Portugal tussen 1970 en 1980 nog relatief weinig exporteerde en pas in de jaren 80 een periode van sterke exportgroei heeft doorgemaakt (zie Amador en Cabral, 2008, voor details over de ontwikkelingen in Portugal). Ter illustratie: als China zou worden opgenomen in deze figuur dan zou het verschil tussen de weergegeven landen, inclusief Portugal, niet meer zichtbaar zijn, omdat de totaaleffecten van deze vijf landen volledig in het niet zouden vallen bij het totaaleffect van China.

In deze figuur is ook te zien dat Nederland het met name in de laatste twintig jaar goed doet in vergelijking met de concurrenten. Ondanks de sterke opmars van met name China in de wereldhandel is het totaaleffect voor Nederland sinds 2000 grofweg stabiel. Dit is goed te zien als we figuur 3.5.3 repliceren met het jaar 2000, het jaar voor de toetreding van China tot de Wereldhandelsorganisatie, als basisjaar voor de indexcijfers (figuur 3.5.4). Figuur 3.5.4 illustreert dat de lijn van Nederland voortdurend rond de 100 meandert en daar in recente jaren zelfs wat boven ligt. Dat betekent dat Nederland sinds de toetreding van China tot de WTO geen marktaandeel verloren heeft en recentelijk zelfs het aandeel in de wereldhandel wat heeft uitgebreid. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld Denemarken en België/Luxemburg. Het is overigens niet te stellen dat deze landen marktaandeel aan China hebben verloren, er kunnen heel goed hele andere patronen ten grondslag liggen aan die daling.

In deze figuur is de decompositie van de relatieve prestatie van de Nederlandse goederenhandel te zien ten opzichte van Denemarken, Duitsland, België/Luxemburg en Portugal, sinds 1970. 25 50 75 100 125 150 175 200 2020 1970 T otaale ff ect 1970=100 25 50 75 100 125 150 175 200 2020 1970 1970=100 Marktaandelene ff ect 25 50 75 100 125 150 175 200 2020 1970 1970=100 P r oducte ff ect 25 50 75 100 125 150 175 200 2020 1970 1970=100 Lande ff ect Nederland Denemarken Duitsland P o r tugal België/Lu x embu r g
In deze figuur is de decompositie van de relatieve prestatie van de Nederlandse goederenhandel te zien ten opzichte van Denemarken, Duitsland, België/Luxemburg en Portugal, sinds het jaar 2000. 25 50 75 100 125 150 175 200 2020 2000 T otaale ff ect 2000=100 25 50 75 100 125 150 175 200 2020 2000 2000=100 Marktaandelene ff ect 25 50 75 100 125 150 175 200 2020 2000 2000=100 P r oducte ff ect 25 50 75 100 125 150 175 200 2020 2000 2000=100 Lande ff ect Nederland Denemarken Duitsland P o r tugal België/Lu x embu r g

De Nederlandse export beweegt veelal mee met de vraag

Voor elk van de vijf landen lijkt het marktaandeleneffect een grotere rol te spelen in de verschuiving van het totale aandeel in de wereldhandel dan het structuureffect. In figuur 3.5.3 lijkt de trend van het totaaleffect namelijk sterk op de trend in het pure marktaandeleneffect. Met andere woorden, dynamiek in het marktaandeel van Nederland op specifieke exportmarkten waar Nederland actief is, is bepalender voor het totale aandeel in de wereldhandel dan dynamiek in de relatieve specialisatie van Nederland in bepaalde markten. Dat betekent dat verschuivingen in het Nederlandse aandeel in de wereldhandel met name voortkomen uit het meebewegen met ontwikkelingen op bestaande markten en veel minder uit het verleggen van de focus naar andere markten. Tabel 3.5.5 bevestigt dit beeld voor Nederland. Alleen in de jaren 1986–1990 en 2011–2015 wijkt het pure marktaandeleneffect duidelijk af van het totaaleffect. Uit figuren 3.5.3 en 3.5.4 en tabel 3.5.5 blijkt dat de verschillende componenten van het totaaleffect voor Nederland behoorlijk wisselvallig zijn door de jaren heen. Zowel het pure marktaandeleneffect als het structuureffect en het landeffect fluctueren sterk. Alleen het producteffect is door de jaren heen vrij klein en heeft dus relatief gezien een beperkte invloed op het totaaleffect. Enerzijds is dit te verklaren doordat een herordening van de exportportefeuille in termen van productspecialisatie veel minder snel te realiseren is dan een herordening in termen van bestemmingslanden. Anderzijds, wanneer er sprake was van een aanzienlijke wijziging in de productsamenstelling van de Nederlandse export, dan was een vergelijkbare wijziging te zien in de wereldexport, waardoor ook dan het producteffect klein was.

3.5.5Exportgroei en totaaleffect uiteengezet voor Nederland
Groei Nederlandse export Groei wereldexport (minus Nederland) Totaal-
effect
Markt­aandelen-
effect
Gecombineerd structuur-
effect
Product-
effect
Land-
effect
Gemengd structuur-
effect
%
1970–75 21,8 20,2 1,7 1,2 0,5 0,4 –0,8 0,9
1976–80 14,9 16,8 –2,0 –3,5 1,5 –0,1 1,1 0,5
1981–85 –1,2 1,2 –2,4 –0,9 –1,5 –0,5 –2,7 1,7
1986–90 17,0 15,1 1,9 –3,4 5,3 –0,2 2,9 2,6
1991–95 7,6 9,3 –1,7 –0,7 –1,0 0,3 –2,4 1,1
1996–00 1,1 4,2 –3,1 –3,1 0,0 –0,1 –1,7 1,8
2001–05 11,7 9,7 2,0 1,0 1,0 0,0 0,8 0,3
2006–10 7,0 8,2 –1,2 0,0 –1,2 –0,1 –1,2 0,1
2011–15 1,7 2,8 –1,1 0,7 –1,8 –0,3 –1,4 –0,1
2016–20 4,9 1,6 3,3 3,1 0,2 0,4 0,0 –0,2

Bron:CEPII, bewerking CBS

Vroege Europese integratie consolideert positie Nederland als exportland…

De jaren 70 kenden een aantal belangrijke ontwikkelingen zowel binnen als buiten Europa met de nodige gevolgen voor de Nederlandse handel. Naast de oliecrises van 1973 en 1979 koppelde Nederland in 1973 de gulden aan de Duitse Mark, met een stijging van 30–40 procent in de effectieve wisselkoers tot gevolg (Ramaekers & Walhout, 2018; CBS, 2022d). Deze stijgende wisselkoers was niet gunstig voor de Nederlandse exportpositie, immers, Nederlandse producten werden daardoor fors duurder voor buitenlandse afnemers. Daarnaast vond er een aantal uitbreidingen van de Europese Gemeenschap plaats begin jaren 70 met de toetreding van Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland in 1973. Het lijkt er daarmee op dat Nederland in deze periode zijn aandeel in de wereldhandel enigszins heeft weten te consolideren door de vruchten te plukken van de voortschrijdende Europese integratie.

…maar Nederlands exportaandeel onder druk halverwege jaren 70

Dat de jaren 70 een omslagpunt vormden voor de Nederlandse export is terug te zien in tabel 3.5.5. Zo was het totaaleffect en beide onderdelen daarvan (het pure marktaandeleneffect en het structuureffect) gemiddeld positief in de periode 1970–1975. Dat beeld sloeg daarna om. In de tweede helft van de jaren 70 waren zowel het totaaleffect als het marktaandeleneffect gemiddeld negatief. Dat betekent dat de Nederlandse export minder hard groeide dan de wereldexport en Nederland marktaandeel inleverde. Het structuureffect bleef in deze periode positief, in het bijzonder door het landeffect. Dit hing samen met een toenemende relatieve specialisatie van Nederlandse exporteurs in groeiende markten zoals Duitsland, Frankrijk en het VK.

Nederlandse export dalend marktaandeel in Duitsland

In figuur 3.5.6 kijken we verder naar de bijdrage van vier belangrijke handelspartners van Nederland aan het Nederlandse marktaandeleneffect, namelijk Duitsland, China, het VK en de VS. De bijdrage van Duitsland aan het marktaandeleneffect blijkt grofweg te dalen tot en met de periode 1996–2000. Dit betekent dat het Nederlandse aandeel in de Duitse import afnam ten opzichte van de rest van de wereld, doordat de Nederlandse export naar Duitsland relatief minder hard groeide dan de export van de rest van de wereld naar Duitsland. Dit zou kunnen samenhangen met verschillende uitbreidingen van de (voorloper van) de EU die de interne markt gestaag hebben verbreed (met name het Verenigd Koninkrijk wint aandeel in de jaren 70) en een toenemende focus van Duitsland op handel met landen uit het voormalige Oostblok, met name Polen en Hongarije vanaf de jaren 90. Gedurende de periode 1970–2000 is Nederland zich doorgaans relatief meer gaan specialiseren in het exporteren naar Duitsland, ook in periodes waarin de Duitse markt beneden-gemiddeld groeide. Het landeffect van Duitsland op het totale aandeel van Nederland in de wereldhandel wisselt daarom sterk tussen 1970 en 2000.

Belang Nederlandse goederen in Britse import gegroeid

Figuur 3.5.6 toont een stijgend marktaandeleneffect voor de Nederlandse export naar het VK tot en met de periode 1986–1990 en opnieuw groei vanaf de tweede helft van de jaren 90. Sinds de toetreding van het VK tot de EU in de jaren 70 is het aandeel van Nederlandse export in de totale Britse import aanzienlijk toegenomen. Het is interessant om te volgen of daar in de nasleep van de Brexit in de komende jaren een omgekeerde trend zichtbaar wordt.

3.5.6 Nederlandse marktaandeleneffect naar bestemmingsland (1970-1975=100)
Jaren China Duitsland VK VS
1970-
1975
100 100 100 100
1976-
1980
99,986 98,993 100,016 99,899
1981-
1985
99,983 98,575 100,208 99,961
1986-
1990
99,968 98,619 100,592 99,894
1991-
1995
99,991 98,192 100,343 99,825
1996-
2000
99,985 97,551 100,178 99,795
2001-
2005
100,028 98,223 100,907 99,844
2006-
2010
100,031 98,389 100,918 99,789
2011-
2015
100,115 98,825 101,214 99,764
2016-
2020
100,277 98,799 101,381 99,940
Bron: CBS, CEPII

Stagnerende economische groei in belangrijkste markten drukt Nederlands exportaandeel in jaren 80

De eerste helft van de jaren 80 groeit de Nederlandse export gemiddeld niet mee met de wereldexport. Met name het landeffect is in deze periode bepalend voor het verlies aan marktaandeel. Een negatief landeffect laat zien dat de landen waar Nederland relatief veel naar exporteerde minder hard groeiden dan de wereldimport. Zo groeide de import van belangrijke handelspartners België/Luxemburg en Duitsland minder hard dan het totaal. Daarnaast was Nederland relatief minder gespecialiseerd in landen als China en de VS, waar de import juist wel harder groeide dan de wereldimport. In de tweede helft van de jaren 80 draait dit beeld en zien we juist een positieve bijdrage van het landeffect aan een voorzichtig herstel van het Nederlandse aandeel in de totale wereldhandel. Ondanks het herstel van de groei van zowel de Nederlandse export als de totale wereldexport, blijft het marktaandeleneffect in deze jaren gemiddeld negatief. Dat betekent dat het Nederlandse aandeel in voor ons land belangrijke exportmarkten daalde.

Aandeel van Nederland in hoogtechnologische export gedaald sinds 1970

Figuur 3.5.7 kijkt naar de bijdrage van vier verschillende productgroepen ingedeeld naar technologie intensiteit, aan het Nederlandse marktaandeleneffect in de periode 1970–2020. Ten eerste valt op dat Nederland in de periode 1970–1990 met name marktaandeel inleverde bij hoogtechnologische producten, gevolgd door een periode van voorzichtig herstel vanaf 2011. Ten tweede valt op dat laagtechnologische producten een relatief stabiel beeld laten zien over de gehele onderzoeksperiode. Bij laagtechnologische producten kan bijvoorbeeld gedacht worden aan voedingsmiddelen.

3.5.7 Marktaandeleneffect naar technologie intensiteit exportproducten (1970-1975=100)
Jaren Hoge technologie intensiteit Medium hoge technologie intensiteit Medium lage technologie intensiteit Lage technologie intensiteit
1970-
1975
100 100 100 100
1976-
1980
98,73 99,75 99,083 99,455
1981-
1985
97,989 99,061 98,361 100,041
1986-
1990
96,05 98,244 98,259 99,865
1991-
1995
96,641 97,684 97,856 99,552
1996-
2000
96,144 96,795 97,084 98,844
2001-
2005
97,145 96,965 97,086 98,903
2006-
2010
96,534 97,399 97,066 98,986
2011-
2015
96,575 97,573 97,194 99,265
2016-
2020
97,662 98,879 97,356 99,845
Bron: CBS, CEPII

Als we verder inzoomen op de verschillende hoogtechnologische producten, dan zien we dat het negatieve marktaandeleneffect hoofdzakelijk veroorzaakt wordt door de productgroep radio, tv en communicatie. Dit geeft aan dat Nederland met name in deze productcategorie marktaandeel heeft moeten prijsgeven aan andere landen. Hier kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de opkomst van een aantal tegenwoordig toonaangevende Aziatische merken in de consumentenelektronica ten koste van de lokale fabrikanten. Maar bijvoorbeeld ook aan het feit dat Nederland geen noemenswaardige speler is als producent van moderne communicatie-elektronica zoals mobiele telefoons, terwijl deze grofweg vanaf het begin van deze eeuw een steeds groter deel van deze productgroep is gaan uitmaken. Via wederuitvoer profiteert Nederland uiteraard wel een stukje van deze ontwikkeling, maar dat staat niet verhouding tot de totale omvang die deze productmarkt in relatief korte tijd heeft bereikt.

3.5.8 Marktaandeleneffect naar geëxporteerde productgroepen (1970-1975=100)
Jaren Medische instrumenten en uurwerken Farmaceutische producten Radio, TV en communicatie Kantoor- en computermachines Lucht- en ruimtevaart
1970-
1975
100 100 100 100 100
1976-
1980
99,563 99,926 99,277 100,198 99,767
1981-
1985
99,487 99,908 98,523 100,328 99,739
1986-
1990
99,333 99,505 96,827 100,749 99,622
1991-
1995
99,418 99,656 96,795 101,268 99,518
1996-
2000
99,729 99,443 96,224 101,612 99,156
2001-
2005
99,951 99,416 96,069 102,672 99,120
2006-
2010
99,806 99,224 95,951 102,482 99,137
2011-
2015
99,865 99,538 96,091 102,025 99,105
2016-
2020
100,348 99,898 96,378 101,947 99,162
Bron: CBS, CEPII

Begin jaren 90 zaten veel landen in een recessie, waaronder ook Nederland (CBS, 2001). Dit zien we terug in tabel 3.5.5 waar zowel de groei van de Nederlandse export als de wereldhandel terugliep. De groei van de export valt echter sneller terug in Nederland dan in de rest van de wereld, waardoor het Nederlandse aandeel in de wereldhandel afneemt. Dit komt zowel door een negatief puur marktaandeleneffect als door een negatief structuureffect. Met name het landeffect is verantwoordelijk voor dit negatieve structuureffect. Met andere woorden, Nederland is zich in deze periode relatief meer gaan richten op bestemmingslanden met een beneden-gemiddelde groei, zoals België, Duitsland en Verenigd Koninkrijk. Wel heeft Nederland zich in deze periode onvoldoende gericht op markten met een bovengemiddelde groei, zoals China en Zuid-Korea.

Nederlandse export laat crises van jaren 2000 achter zich en groeit aan belang sinds 2016

In de eerste jaren van de nieuwe eeuw zien we wereldwijd een snel herstel van het knappen van de dotcom-bubbel begin 2000. In deze periode ligt de groei van de Nederlandse export op een hoger niveau dan de groei van de wereldexport en neemt het aandeel van Nederland in de wereldhandel dus toe. Dit komt met name op het conto van het marktaandeleneffect en de landendimensie van het structuureffect. Onder invloed van de kredietcrisis in 2009 stort de wereldhandel in (–‍20 procent). De Nederlandse export krijgt ook een flinke klap, maar toch neemt het aandeel van Nederland in de wereldhandel licht toe, met name doordat Nederland actief is in markten die het iets minder slecht doen zoals Duitsland en China. In 2010 is dat beeld echter exact omgekeerd. In de jaren daarna lijkt, wat ook wel de ‘hyperglobalisering van de jaren 00’ wordt genoemd, ten einde te zijn en zien we de wereldhandel wat plussen en minnen. Nederland doet het relatief goed en weet sinds 2016 constant zijn aandeel in de wereldhandel uit te bouwen.

Het lijkt er in recente jaren op dat de Nederlandse export zich behoorlijk weet te onttrekken aan de mondiale trend van ‘afkoeling’ van de groei van de wereldhandel. Dit lukt een aantal referentielanden juist niet (zie figuur 3.5.2). De oorzaken die hieraan ten grondslag liggen zijn vooralsnog niet duidelijk. Wel laten de cijfers zien dat de relatief goede prestaties van de Nederlandse export niet zozeer voortkomen uit wijzigingen in de structuur van de export, maar vooral doordat Nederland actief is op markten die bovengemiddeld groeien. Vooral Duitsland, en in iets mindere mate Verenigd Koninkrijk, België, China en de VS, waren bepalend voor de relatieve groei van de Nederlandse handel in de periode 2000–2020.

3.6Belang van Nederland als goederenleverancier voor andere landen

In paragraaf 3.6 en 3.7 beantwoorden we de vraag: hoe belangrijk is Nederland als handelspartner voor andere landen? Naast het belang van Nederland kijken we ook naar de positie van Nederland ten opzichte van andere handelspartners in die landen.

Ruim de helft van Nederlandse export bestemd voor tien grootste economieën

Bijna 53 procent van de Nederlandse export ging in 2020 naar de tien grootste economieën.noot10 De tien grootste economieën waren in 2020 de VS, China, Japan, Duitsland, het VK, India, Frankrijk, Italië, Canada en Zuid-Korea. Al deze tien landen importeerden in 2020 meer dan 1 miljard US dollar aan goederen uit Nederland. Het Nederlandse belang in de import van Duitsland (9,4 procent), Frankrijk (8,9 procent), het VK (7,9 procent) en Italië (6,1 procent) was het grootst. Voor deze landen is Nederland een belangrijke leverancier van goederen. Vanuit Duits en Frans oogpunt staat Nederland er goed op als tweede importpartner. Ons land voerde vooral geraffineerde aardolieproducten, telefoons, geneesmiddelen, groenten en fruit uit naar Duitsland. Onze oosterburen zijn voor deze goederen de belangrijkste afnemer. Franse afnemers importeerden in 2020 met name telefoons, geraffineerde aardolieproducten, geneesmiddelen en computers uit Nederland. Voorts was een op de tien medische instrumenten en apparaten in 2020 bestemd voor de Franse markt. Daarmee is het de tweede grootste afnemer van medische instrumenten en apparaten. In twintig jaar tijd is het Nederlandse aandeel in de Franse import bijna verdubbeld. Dat komt met name door een hogere export van wederuitvoergoederen als telefoons, medicijnen (geneesmiddelen en farmaceutische producten) en medische instrumenten. Voor het VK en Italië was Nederland in 2020 de vierde leverancier van goederen. Nederlandse fabrikanten verkochten in 2020 vooral telefoons, computers, groenten, bloemen en planten aan het VK (zie ook CBS, 2022b).

Het Nederlandse aandeel in de import van de grootste niet-Europese economieën is beduidend kleiner. Als goederenleverancier neemt Nederland in de import van China en de VS respectievelijk de 24e en 18e positie in. China haalt de meeste goederen uit Zuid-Korea, Japan en Taiwan. Tegelijkertijd is China onze grootste klant van bereide voedingsmiddelen en vlees. Voor de VS zijn China, Mexico en Canada de belangrijkste goederenleveranciers. Ons land leverde in 2020 met name medicijnen (geneesmiddelen en farmaceutische producten) en gespecialiseerde machines aan de VS. De Nederlandse export van medicijnen naar de VS is meer dan verdubbeld ten opzichte van 2019. De VS was in 2020 de belangrijkste klant van onder andere medicinale en farmaceutische producten en alcoholhoudende dranken. Zuid-Korea blijkt een belangrijke klant te zijn voor lithografiemachines uit Nederland: een kwart van deze geëxporteerde machines heeft Zuid-Korea als bestemming.

Nederland belangrijke goederenleverancier voor buurlanden en Zweden

Nederland behoort voor zeven landen uit figuur 3.6.1 tot de top-3 goederenleveranciers. Dit is het geval voor België, Zweden, Duitsland, Frankrijk, Denemarken, Nigeria en Polen. Buurland België is met een importaandeel van 18,5 procent het meest afhankelijk van Nederland. Nederland is na Duitsland de tweede goederenleverancier voor Zweden. Zweden importeerde in 2020 9,8 procent van zijn goederen uit Nederland. In 2010 was Nederland nog de vijfde belangrijkste leverancier voor de Zweedse import. Ons land leverde in 2020 met name telefoons, aardolie en olieproducten, groenten en fruit en elektrische apparaten aan Zweedse importeurs. Vijftien van de zestien landen waarvoor Nederland het belangrijkst is (figuur 3.6.1) zijn Europees. Opvallend is daarmee de zesde positie van Nigeria. Dat land importeert veel olieproducten uit Nederland.

3.6.1 Belang Nederland als goederenleverancier per land, 20201) (%)
Importeur Aandeel Nederland
België 18,5
Zweden 9,8
Duitsland 9,4
Frankrijk 8,9
Denemarken 8,8
Nigeria 8,1
VK 7,9
Griekenland 6,3
Italië 6,1
Finland 6,1
Polen 5,7
Luxemburg 5,6
Portugal 5,5
Spanje 5,4
Tsjechië 5,2
Noorwegen 5,0
Bron: CBS, CEPII
1)Enkel handelspartners met een Nederlands aandeel ≥ 5 procent én die ≥ 1 miljard US dollar aan goederen importeren uit Nederland in 2020 worden hier getoond.

Van Baltische staten is Estland meest importafhankelijk van Nederland

In de linkerkant van tabel 3.6.2 vinden we het Nederlandse aandeel in de import van de overige landen die meer dan 1 miljard US dollar aan goederen uit Nederland importeren. Nederland neemt voor Estland, met een aandeel van 4,7 procent, een relatief belangrijke positie als leverancier in. Tien jaar eerder was het Nederlandse aandeel in de Estse goederenimport nog 2,2 procentpunt kleiner. Chips en halfgeleiders zijn dominant in het Estse importpakket (zie ook Creemers & Draper, 2022 en CBS, 2022e). Nederland heeft daarnaast een aandeel van 4,0 procent in de Litouwse import. Dit is het resultaat van veel export van voertuigen voor wegvervoer, kunststof en medicijnen. Van de Baltische staten vinden we Letland terug aan de rechterkant in tabel 3.6.2 omdat de importwaarde uit Nederland minder dan 1 miljard US dollar bedroeg in 2020.

Israël importeert relatief veel goederen uit Nederland. Het betreft een divers palet aan machines en apparaten, chemische producten en fabricaten dat Israël uit ons land importeert. Denk hierbij o.a. aan chips en halfgeleiders, geneesmiddelen, mobiele telefoons en medische apparatuur. Het Nederlandse marktaandeel in de import van Israël lag in 2020 1,1 procentpunt hoger dan twintig jaar eerder. Toch zijn de Verenigde Staten, China en Duitsland voor Israël de belangrijkste leveranciers van goederen.

3.6.2Belang Nederland als goederenleverancier per handelspartner
≥ 1 miljard US dollar goederenimport uit NL 2000 2010 2015 2019 2020 < 1 miljard US dollar goederenimport uit NL 2000 2010 2015 2019 2020
% % % % % % % % % %
Israël 3,7 4,1 4,3 2,7 4,8 IJsland 4,5 6,4 8,1 11,3 11,8
Estland 1,4 2,5 4,3 4,2 4,7 Cyprus 1,5 3,0 4,0 3,7 4,8
Ierland 3,0 4,9 4,3 4,4 4,6 Libië 3,4 1,7 1,7 3,8 4,5
Litouwen 2,0 2,6 3,0 3,8 4,0 Gabon 3,9 3,9 3,3 3,2 3,8
Hongarije 2,5 3,3 3,6 4,0 3,7 Letland 2,1 1,9 2,2 2,8 3,6
Oostenrijk 3,1 3,2 3,1 3,5 3,4 Kroatië 2,1 2,9 2,7 2,8 3,3
Bulgarije 2,6 2,1 3,1 3,0 3,4 Ivoorkust 1,7 2,4 2,2 3,6 3,2
Roemenië 2,6 2,8 3,1 3,1 3,2 Malta 1,8 2,2 2,0 2,4 3,1
Rusland 3,0 3,0 2,3 2,8 2,9 Kenia 2,6 3,4 1,6 1,7 2,8
Taiwan 1,5 1,4 1,5 3,5 2,9 Kameroen 2,4 1,7 1,8 2,0 2,2
Saoedi Arabië 1,8 2,1 1,6 2,7 2,8 Bosnië-Herzegovina 1,8 1,3 1,8 2,1 2,1
Turkije 2,7 2,5 2,3 2,6 2,6 Albanië 1,0 1,5 1,2 1,5 1,6
Zwitserland 4,7 4,1 2,3 2,6 2,5 Algerije 1,3 1,4 2,3 1,6 1,6
Marokko 2,0 2,5 2,5 2,3 2,4 Kazachstan 1,6 1,6 1,2 1,2 1,5
Slovenië 2,6 2,4 2,2 2,3 2,4 Argentinië 0,7 1,5 1,1 1,6 1,4
Oekraïne 1,2 1,8 1,6 1,9 2,1 Paraguay 0,2 0,4 0,7 0,6 1,4
Egypte 1,9 2,3 1,9 2,1 2,1 Tunesië 2,0 1,5 1,3 1,5 1,4
Slowakije 1,9 1,9 1,8 1,8 1,9 Macedonië 1,9 2,1 1,2 1,2 1,4
Zuid-Korea 0,7 1,1 1,2 1,1 1,7 Nieuw-Zeeland 0,7 0,7 1,1 1,3 1,3
Hongkong 1,2 1,6 1,6 1,5 1,5 Ecuador 1,0 0,6 0,9 1,6 1,0
Brazilië 0,8 1,1 1,5 1,5 1,4 Chili 0,9 0,7 0,8 1,0 1,0
Australië 0,8 0,8 1,0 1,5 1,4 Pakistan 1,1 1,1 0,7 1,8 1,0
VS 0,7 0,9 0,9 1,2 1,1 Colombia 0,8 0,9 1,0 0,9 1,0
Singapore 0,9 1,7 1,7 1,3 1,1 Uruguay 0,8 0,8 0,7 0,9 0,9
China 0,4 0,6 0,7 0,8 0,9 Wit-Rusland 0,9 1,0 0,8 0,7 0,8
Canada 0,4 0,5 0,7 1,0 0,8 Peru 0,6 0,7 0,8 0,8 0,8
Mexico 0,3 1,1 0,7 0,7 0,7 Brunei 0,3 0,8 0,7 1,0 0,7
Japan 0,5 0,6 0,5 0,6 0,7 Bolivia 0,4 0,6 1,0 0,6 0,7
Maleisië 0,5 0,6 0,7 0,6 0,6 Sri Lanka 0,7 0,5 0,6 0,8 0,6
India 0,6 0,6 0,5 0,5 0,5 Indonesië 0,9 0,4 0,5 0,5 0,5
Thailand 0,5 0,6 0,6 0,5 0,5 Filipijnen 0,4 0,5 0,5 0,4 0,5
Vietnam 0,4 0,7 0,4 0,4 0,4 Bangladesh 0,6 0,5 0,4 0,5 0,5
Venezuela 0,7 1,0 1,0 2,7 0,4
Kirgizië 0,4 0,4 0,3 0,3 0,3
Cambodja 0,2 0,1 0,1 0,1 0,1

Bron:CEPII, bewerking CBS

Bijna 12 procent van IJslandse goederenimport komt uit Nederland

Als we ook de landen die voor minder dan 1 miljard US dollar goederen importeren uit Nederland meenemen, dan is het Nederlandse aandeel het grootst in de import van IJsland (zie rechterkant van tabel 3.6.2). IJsland haalt 11,8 procent van zijn goederen uit ons land. Voor IJsland is Nederland, na Denemarken, de tweede belangrijkste goederenleverancier. Elektrische apparaten zijn dominant in het IJslandse importpakket. In tien jaar tijd is het Nederlandse aandeel in de IJslands import bijna verdubbeld.

Kwart Russische goederenimport afkomstig uit China

China is met afstand de grootste handelspartner van Rusland. Ruim een kwart van de Russische goederenimport kwam in 2020 uit China. Belangrijke Europese goederenleveranciers voor Rusland waren Duitsland, Bulgarije, Italië, Polen en Nederland. De Russische import uit Nederland is een stuk kleiner dan de Russische export naar Nederland. Russische bedrijven importeerden in 2020 2,9 procent van hun goederen uit Nederland (zie tabel 3.6.2). Zie hoofdstuk 2 van deze publicatie voor de meest recente cijfers over de handel met Rusland en Oekraïne. Belangrijke in Nederland geproduceerde producten met bestemming Rusland zijn geneesmiddelen, wegvoertuigen, zoals trekkers voor opleggers, en bloemen. Wederuitvoer met bestemming Rusland betreft onder andere elektronische schakelingen, telefoons en geneesmiddelen (zie ook CBS, 2022f).

Nederland was in 2020 verantwoordelijk voor 2,1 procent van de Oekraïense goederenimport. Er gaat een breed scala aan producten vanuit Nederland naar Oekraïne, waarvan geneesmiddelen, bloemen en planten, cacao, computers en mobiele telefoons de belangrijkste zijn (zie ook CBS, 2022g). Voor Oekraïne zijn verder China, Rusland, Polen en Duitsland belangrijke goederenleveranciers.

3.7Belang van Nederland als klant voor andere landen

Figuur 3.7.1 laat zien dat Nederland in 2020 verantwoordelijk was voor 2,8 procent van de wereldimport. Daarmee is de Nederlandse bijdrage in de wereldimport tussen 1970 en 2020 met 1,5 procentpunt afgenomen. Het Nederlandse importaandeel is sinds 2015 wel licht gegroeid: van 2,6 naar 2,8 procent. Wereldwijd was Nederland in 2020 het zevende importland. De VS was in 2020 het grootste importland ter wereld, met een aandeel van 13,5 procent in de totale wereldimport. China is opgeklommen naar de tweede plek, met een aandeel van 10,7 procent in de wereldimport. Vóór de toetreding van China tot de WTO was dat aandeel nog maar 3,1 procent.

3.7.1 Aandelen in de wereld goederenimport (%)
Jaar VS China Duitsland VK Japan Frankrijk Nederland Canada Italië
1970 12,5 0,6 10,0 6,4 5,1 5,9 4,3 4,3 4,6
1971 12,9 0,6 10,2 6,4 4,8 5,9 4,3 4,6 4,4
1972 13,1 0,6 10,2 6,5 4,9 6,3 4,2 4,7 4,5
1973 11,9 0,8 10,0 6,5 5,9 6,3 4,2 4,1 4,7
1974 11,3 0,8 8,9 6,3 6,8 6,2 4,1 4,0 4,8
1975 10,3 0,8 9,1 5,8 6,0 6,0 4,0 4,0 4,2
1976 11,6 0,6 9,6 5,4 6,0 6,5 4,1 4,0 4,3
1977 12,4 0,7 9,7 5,3 5,8 6,3 4,2 3,6 4,2
1978 13,1 0,8 9,6 5,7 5,5 6,2 4,1 3,3 4,2
1979 12,6 1,0 9,9 6,1 6,1 6,4 4,1 3,3 4,6
1980 12,0 1,0 9,6 5,7 6,5 6,7 3,9 2,9 4,9
1981 13,2 0,9 8,6 5,0 6,7 6,1 3,4 3,4 4,5
1982 13,0 0,9 8,8 5,2 6,6 6,4 3,5 3,0 4,5
1983 14,3 1,0 8,9 5,3 6,5 5,9 3,6 3,4 4,3
1984 16,8 1,3 8,4 5,3 6,5 5,5 3,4 3,9 4,2
1985 17,1 1,9 8,5 5,3 6,1 5,6 3,5 3,9 4,4
1986 17,1 1,7 9,3 5,7 5,2 6,2 3,7 3,9 4,6
1987 16,2 1,5 9,4 5,9 5,4 6,5 3,8 3,6 4,8
1988 15,6 1,7 9,2 6,3 6,0 6,4 3,7 3,9 4,7
1989 15,3 1,6 9,0 6,2 6,3 6,5 3,6 3,7 4,7
1990 14,3 1,3 9,9 6,1 6,2 6,9 3,8 3,4 4,9
1991 13,7 1,6 10,6 5,6 6,1 6,7 3,7 3,4 4,9
1992 13,9 2,0 10,2 5,6 5,7 6,5 3,7 3,3 4,7
1993 15,5 2,7 9,1 5,5 5,9 5,7 3,4 3,6 3,7
1994 15,7 2,6 8,9 5,3 6,0 5,7 3,4 3,6 3,7
1995 14,7 2,7 9,1 5,2 6,2 5,7 3,4 3,3 3,8
1996 14,9 2,7 8,6 5,3 6,2 5,4 3,3 3,3 3,7
1997 15,7 2,7 8,0 5,5 5,8 5,1 3,3 3,6 3,6
1998 16,7 2,6 8,5 5,8 4,8 5,5 3,3 3,8 3,8
1999 18,1 2,7 8,2 5,7 5,2 5,5 3,4 4,0 3,8
2000 18,5 3,1 7,4 5,3 5,7 5,0 3,1 3,8 3,5
2001 17,9 3,4 7,9 5,4 5,4 5,1 3,1 3,7 3,7
2002 17,9 3,9 7,6 5,4 5,0 5,1 3,0 3,5 3,6
2003 16,8 4,7 7,8 5,3 4,9 5,1 3,1 3,3 3,7
2004 16,1 5,1 7,5 5,1 4,7 5,0 3,1 3,1 3,7
2005 16,1 5,3 7,4 4,7 4,7 4,8 3,0 3,1 3,5
2006 15,4 5,7 7,5 4,7 4,6 4,7 3,0 3,0 3,4
2007 14,1 5,9 7,3 4,5 4,3 4,7 3,0 2,8 3,5
2008 13,0 6,0 7,3 4,1 4,5 4,6 3,0 2,6 3,2
2009 12,5 7,1 7,4 3,9 4,2 4,7 3,0 2,7 3,3
2010 12,6 8,1 6,9 3,8 4,4 4,2 2,8 2,7 3,2
2011 12,0 8,3 6,9 3,7 4,5 4,2 2,8 2,5 3,0
2012 12,3 8,4 6,3 3,6 4,6 3,9 2,7 2,6 2,6
2013 12,1 8,6 6,4 3,4 4,3 3,9 2,7 2,5 2,5
2014 12,5 8,7 6,5 3,6 4,2 3,8 2,7 2,6 2,5
2015 13,7 8,6 6,5 3,8 3,7 3,8 2,6 2,7 2,5
2016 13,6 9,5 6,7 4,0 3,7 3,9 2,6 2,6 2,6
2017 13,3 9,6 6,7 3,6 3,7 3,7 2,6 2,6 2,6
2018 13,2 9,9 6,7 3,4 3,8 3,7 2,7 2,5 2,6
2019 13,3 10,0 6,6 3,7 3,7 3,7 2,7 2,6 2,6
2020 13,5 10,7 6,9 3,7 3,6 3,4 2,8 2,5 2,5
Bron: CBS, CEPII
4e Europese importland ter wereld was Nederland in 2020 Buitenvorm Binnenvorm

53,8 procent van de Nederlandse import uit tien grootste economieën

Nederland heeft een intensieve handelsrelatie met de tien grootste economieën in de wereld. Nederland importeerde in 2020 bijna 54 procent van haar goederen uit een van deze tien landen. Al deze tien landen verkochten in 2020 meer dan 1 miljard US dollar aan goederen aan Nederland. Nederland exporteert meer goederen naar de tien grootste economieën samen dan het daar vandaan importeert. Wat betreft China, de VS, Japan en India is het tegenoverstelde zichtbaar, namelijk een handelstekort. Nederland importeert aanzienlijk meer goederen uit deze landen dan het daar naartoe uitvoert. Een belangrijk deel van de goederen die Nederland importeert uit deze landen verlaat uiteindelijk ons land als wederuitvoer of quasi-doorvoer. Deze laatstgenoemde stroom goederen gaat bij binnenkomst door naar het buitenland zonder dat deze in eigendom komt van een Nederlandse ingezetene (zie ook Creemers et al., 2021). Met de Europese grootmachten Duitsland, het VK, Frankrijk en Italië heeft ons land een aanzienlijk handelsoverschot.

Nederland vierde belangrijkste klant voor Duitse en Britse export

Het Nederlandse belang in de export van Duitsland en het VK (6,7 procent in beide landen) was het grootst. Vanuit Duits en Brits oogpunt is Nederland in beide gevallen de vierde exportpartner. De VS, China en Frankrijk zijn voor onze oosterburen de belangrijkste klanten voor de goederenexport. Voor het VK zijn dat de VS, Duitsland en Ierland. Duitsland is voor ons land de belangrijkste leverancier van onder andere personenauto’s, geneesmiddelen en lithografiemachines. En het VK levert vooral ruwe aardolie en geraffineerde aardolieproducten aan Nederland.

Nederland steeds belangrijkere afnemer van Deense goederen

Van de landen met een exportstroom van meer dan 1 miljard US dollar naar Nederland in 2020 zijn België, Ivoorkust en Noorwegen het meest afhankelijk van Nederland als klant, zie figuur 3.7.2. Zo was in 2020 13,5 procent van alle Belgische goederenexport bestemd voor Nederland. Voor Ivoorkust en Noorwegen was dat respectievelijk 9,1 en 7,9 procent. Ons land was, na Frankrijk en Duitsland, de derde belangrijkste klant voor Belgische export. Voor alle handelspartners getoond in figuur 3.7.2 is het Nederlandse aandeel in hun totale goederenexport gegroeid ten opzichte van 2010.

Als klant neemt Nederland voor Denemarken met een aandeel van 6,2 procent een belangrijke positie in. Tien jaar eerder was het Nederlandse aandeel in de Deense goederenexport 2,4 procentpunt kleiner. Hiermee passeerde ons land het VK, Noorwegen en Frankrijk als exportbestemming voor Deense goederen. Het Deense exportpakket bestemd voor Nederland is erg divers. Het bestaat onder andere uit elektrische machines, geraffineerde aardolieproducten, farmaceutische producten, meubelen, bloemen en planten.

Zeven van de negen landen in figuur 3.7.2 zijn Europees. Opvallend is de tweede positie van Ivoorkust en de achtste plek van Nigeria. Met de haven van Amsterdam als grootste haven ter wereld voor de import van cacao is Nederland een belangrijk afzetgebied voor goederen uit Ivoorkust. In 2020 kwam 46,0 procent van de door Nederland geïmporteerde cacao uit Ivoorkust. Nigeria is naast Rusland, de VS, het VK en Noorwegen een belangrijke leverancier van ruwe aardolie die Nederland binnenkomt.

3.7.2 Belang Nederland als afnemer van goederen per land1) (%)
Exporteur 2020 2010
België 13,5 12,6
Ivoorkust 9,1 7,4
Noorwegen 7,9 6,7
Finland 6,8 5,8
Duitsland 6,7 6,1
VK 6,7 6,4
Denemarken 6,2 3,8
Nigeria 5,7 2,8
Zweden 5,4 4,6
Bron: CBS, CEPII
1)Enkel handelspartners met een Nederlands aandeel ≥ 5 procent én die ≥ 1 miljard US dollar aan goederen exporteren naar Nederland in 2020 worden hier getoond.

Nederland belangrijke afnemer van goederen uit IJsland en Kameroen

Voor landen met een exportstroom van minder dan 1 miljard US dollar naar Nederland zijn IJsland en Kameroen erg afhankelijk van Nederland als klant, zie figuur 3.7.3. IJsland verkoopt het meeste van zijn goederen aan Nederland, namelijk 18,6 procent. Vooral veel aluminium verlaat IJsland richting Nederland. Omgekeerd is IJsland voor Nederland de belangrijkste leverancier van aluminium. Voor Kameroen is Nederland met een aandeel van 13,0 procent de tweede belangrijkste exportbestemming, enkel voorafgegaan door China. Kameroen levert ons vooral cacao en ruwe aardolie. Na Ivoorkust is Kameroen in rangorde de tweede leverancier van cacao. 6,6 procent van de Keniaanse export had in 2020 als bestemming Nederland. Kenia leverde veel bloemen en planten aan Nederland, waarmee Kenia de derde belangrijkste leverancier van bloemen en planten is.

3.7.3 Aandeel Nederland als klant in de goederenexport minder dan 1 miljard US dollar1) (%)
Exporteur 2020 2010
IJsland 18,6 16,1
Kameroen 13,0 11,3
Kenia 6,6 6,4
Luxemburg 6,2 5,1
Letland 3,9 1,8
Cyprus 3,9 3,6
Uruguay 3,3 2,0
Bron: CBS, CEPII
1)Enkel handelspartners met een Nederlands aandeel > 4 procent én die < 1 miljard US dollar aan goederen exporteren naar Nederland in 2020 worden hier getoond.

3.8Data en methoden

Tabel 3.8.1 bevat een overzicht van de in paragraaf 3.3 en 3.4 gebruikte classificatie voor productgroepen. De zeven productgroepen zijn samengesteld op basis SITC-codes.

3.8.1Samenstelling productgroepen
Productgroep SITC
Voeding en dranken 0 + 11 – 00
Grondstoffen en natuurproducten 2 + 4 + 00 + 12
Minerale brandstoffen 3
Chemische producten 5
Machines en apparaten 71 t/m 77
Vervoermaterieel 78 + 79
Fabricaten 6 + 8 + 9

Tabel 3.8.2 bevat een overzicht van de in paragraaf 3.3 en 3.4 gebruikte classificatie voor goederengroepen. Deze goederengroepen zijn samengesteld op basis van SITC- en GN-codes. We spreken hier uitdrukkelijk over goederengroepen en niet over goederen of producten omdat een combinatie van SITC en GN gebruikt wordt voor de classificatie.

3.8.2Samenstelling goederengroepen
Productgroep Code
Vlees SITC 01
Zuivel SITC 022 + 023 + 024
Granen SITC 04
Groenten en fruit SITC 05
Cacao en chocolade SITC 072 + 073
Veevoeder SITC 08
Dranken SITC 11
Hout SITC 245 t/m 248
Metaalertsen, metaalafvallen SITC 28
Bloemen en planten SITC 292
Plantaardige vetten en oliën SITC 42
Aardolie en olieproducten SITC 33
Aardgas SITC 34
Medicinale en farmaceutische producten SITC 541
Geneesmiddelen SITC 542
Parfumerieën en cosmetische artikelen SITC 553
Kunststof in primaire vormen SITC 57
Kunststofproducten SITC 58
Biodiesel GN 38260010 + 38260090
Generatoren en motoren SITC 71
Gespecialiseerde machines SITC 72
Pompen en elevatoren SITC 742 + 743
Kantoormachines SITC 751
Computers, laptops, tablets SITC 752
Televisies SITC 761
Chips, halfgeleiders SITC 776
Mobiele telefoons GN 85171200
Modems en routers, speakers GN 85176200
Personenauto’s SITC 781
Overige automobielen SITC 782 + 783
Delen en onderdelen voor automobielen SITC 784
Papier, karton SITC 64
IJzer en staal SITC 67
Non-ferrometalen SITC 68
Meubelen SITC 82
Kleding SITC 84
Schoeisel SITC 85
Medische instrumenten en apparaten SITC 872
Meet-, controle- en analyseinstrumenten SITC 874

Constant market share analyse

De constant market share (CMS) analyse is een veelgebruikte statistische decompositiemethode die ook voor het ontleden van ontwikkelingen in de internationale handel regelmatig wordt toegepast, bijvoorbeeld in Portugal (Amador & Cabral, 2008), België (Simonis, 2000), Oostenrijk (Skriner, 2009), India (Singh, 2014) en de EU (ECB, 2005; Buitelaar & van Kerkhoff, 2010).

Door middel van een CMS-analyse kan de groei van de Nederlandse export gerelateerd worden aan de groei van de wereldhandel. Daarnaast kan de ontwikkeling van het totale marktaandeel van Nederland in de wereldhandel uitgesplitst worden naar enerzijds verschuivingen in Nederlandse marktaandelen in specifieke markten en anderzijds verschuivingen in de samenstelling van de totale Nederlandse handel. Deze methode biedt drie belangrijke voordelen: (1) het biedt de mogelijkheid een totaalbeeld te schetsen van de relatieve positie van Nederland in de wereldhandel, maar ook van specifieke geografische of productmarkten, (2) het is flexibel in de groepering van landen of productgroepen als unit of analysis en (3) een vergelijking van de relatieve prestaties met benchmark-landen behoort tot de mogelijkheden. De methode kent ook aandachtspunten. Zo zijn de resultaten niet onafhankelijk van het gekozen aggregatieniveau van producten of landen in groepen. Daarnaast is het niet mogelijk om de ontwikkelingen in marktaandelen te corrigeren voor prijs- en wisselkoersbewegingen. Om die reden moeten de resultaten van een CMS-analyse altijd met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd.

De methode

De constant market share analyse is een rekenmethode die het mogelijk maakt om veranderingen in het marktaandeel van een bepaald land over tijd te ontleden. De methode levert vooral beschrijvende inzichten op, niet direct verklaringen voor de geobserveerde patronen. We bespreken de analysemethodiek in beschrijvende zin aan de hand van een rekenvoorbeeld zoals getoond in tabel 3.8.3, voor de onderliggende wiskundige uitwerking van de methode verwijzen we naar Amador & Cabral (2008, sectie 2) wiens onderzoeksopzet we voor onze analyses gerepliceerd hebben.

De totale verschuiving van het aandeel van de Nederlandse export in de wereldhandel (totaaleffect, TE) is gelijk aan het verschil tussen de groei van de Nederlandse export en de groei van de export van de rest van de wereld. In tabel 3.8.3 zien we bijvoorbeeld dat in 2011 de Nederlandse export harder groeide (+23,4%) dan de wereldhandel (+16,3%), waardoor het totaaleffect positief is (+7,1%). Een positief totaaleffect (TE) betekent een toename van het marktaandeel, een negatief totaaleffect een krimp van het marktaandeel. Met andere woorden, het marktaandeel van de Nederlandse export in de totale wereldhandel was in 2011 hoger dan in 2010.

De kern van de constant market share analyse bestaat eruit om deze ontwikkeling van het totale marktaandeel van Nederland in de wereldhandel te ontleden in twee hoofdelementen: een puur marktaandeleneffect (MSE) en het gecombineerde structuureffect (CSE).

Een puur marktaandeleneffect (MSE), waarbij de verandering van het marktaandeel in iedere afzonderlijke product- en bestemmingsmarkt in kaart wordt gebracht. Om het MSE te berekenen wordt de gedetailleerde structuur van de Nederlandse export ‘vastgezet’ tussen twee jaren, waarna de ontwikkeling van de Nederlandse export wordt afgezet tegen die van de rest van de wereld in iedere afzonderlijke deelmarkt. In het rekenvoorbeeld zien we dus het marktaandeel van de Nederlandse export in de wereldhandel in 2011 in pure zin, dus exclusief verschuivingen in specialisatie, toenemen met 9,1 procent.

Het gecombineerde structuureffect (CSE), dat laat zien welk deel van de totale verschuiving in het marktaandeel van Nederland in de wereldhandel voortkomt uit het feit dat Nederland zich meer of juist minder is gaan specialiseren in bepaalde productgroepen of bestemmingsmarkten. Het CSE is positief in een bepaald jaar als Nederland zich netto meer is gaan specialiseren in de export naar specifieke deelmarkten die relatief hard zijn gegroeid. In het voorbeeld in tabel 3.8.3 zien we dat Nederland zich in 2011 juist meer is gaan specialiseren in deelmarkten die het relatief slecht deden (–‍2,0%). Dit geldt zowel voor specialisatie in productmarkten (–‍1,1%) als in geografische markten (–‍0,3%) waarin het CSE kan worden uitgesplitst:

  • Het landeffect (GSE) brengt in kaart gebracht in hoeverre een verandering in de geografische samenstelling van de Nederlandse export (specialisatie) van invloed is op het totale Nederlandse marktaandeel in de wereldhandel.
  • Het producteffect (PSE) brengt in kaart in hoeverre een verandering in de productsamenstelling (specialisatie) van de Nederlandse export van invloed is op het totale Nederlandse marktaandeel in de wereldhandel.
  • Naast het landeffect en producteffect wordt er nog een restpost onderscheiden, het gemengde structuureffect (MIX). Dit komt voort uit het feit dat de productstructuur en de geografische structuur van de export niet onafhankelijk van elkaar zijn. Het MIX-effect waarborgt dat het samen met het landeffect en producteffect optelt tot het gecombineerde structuureffect (CSE), maar is op zichzelf niet zinvol te interpreteren.
3.8.3Ontwikkeling marktaandeel Nederlandse export in 2011
Groei van de NL export +23,4%
Groei van de wereldexport +16,3%
Totaaleffect = ontwikkeling aandeel wereldhandel +7,1%
bestaande uit:
marktaandeleneffect +9,1%
gecombineerd structuureffect –2,0%
bestaande uit:
landeffect –0,3%
producteffect –1,1%
gemengd structuureffect –0,6%

Bron:CEPII, bewerking CBS

De data: CEPII-CHELEM

We baseren onze CMS-analyse op de CHELEM International Trade database van het Franse instituut Centre d’Etudes Prospectives et d’Informations Internationales (CEPII). De reden hiervoor is gelegen in de lengte van de tijdreeks die beschikbaar is van volledig geharmoniseerde en complete bilaterale handelsdata. Andere bekende bronnen voor bilaterale handelsdata, zoals COMTRADE van de VN of data van internationale instituties als het IMF, de Wereldbank, de OESO en UNCTAD, worden gekenmerkt door veel kortere historische reeksen, onvolledigheid en een gebrek aan harmonisatie. Met harmonisatie bedoelen we dat de handel volledig ‘vierkant’ is gemaakt in de CEPII-CHELEM data: de import van product 1 door land X uit land Y is exact gelijk aan de export van product 1 door land Y naar land X. Dat klinkt nogal voor de hand liggend, maar dit is in bilaterale statistieken zelden het geval. De belangrijkste bron van de CEPII-CHELEM database is COMTRADE, aangevuld met data van de eerdergenoemde instituties en allerhande nationale bronnen zoals statistiekbureaus.

Een observatie in de CEPII-CHELEM data is de waarde van de handel tussen een exporterend land en een importerend land in miljoenen dollars (lopende prijzen) per productgroep/bedrijfstak (De Saint-Vaulry, 2008). In principe betreft het de handel exclusief wederuitvoer, maar onder andere voor Nederland is de wederuitvoer wel onderdeel van de cijfers. De reeks begint in 1967 en eindigt in 2020. Omdat er eind jaren 60 enkele onverklaarbare sprongen in de Nederlandse cijfers in CEPII-CHELEM zitten die niet corresponderen met de historische reeks van de internationale handel die het CBS op Statline publiceert, laten we de analyses beginnen in 1970. Sinds 1967 zijn er als bekend een flink aantal landen bijgekomen in de wereld, denk bijvoorbeeld aan het uiteenvallen van de Sovjetunie en Joegoslavië. Uit statistisch-analytische overwegingen is ervoor gekozen in alle gevallen het hoogste geografisch-historische aggregaat in het analysebestand op te nemen. Dat wil zeggen, we nemen bijvoorbeeld Tsjechoslowakije mee in plaats van Tsjechië en Slowakije apart. Dit voorkomt dat er vóór het uiteenvallen van een niet meer bestaand land handel moet worden verdeeld over de landen waarin het oorspronkelijke land uiteindelijk uiteenvalt. Hierdoor onderscheiden we in totaal 80 landen en landengroepen in de analyses. Voor de precieze lijst verwijzen we naar Appendix A van Amador & Cabral (2008).

Vermeldenswaardig is alleen nog dat België en Luxemburg gebundeld in de analyses zijn opgenomen, ook als benchmark-land voor Nederland, omdat zij tot 1999 gezamenlijk hun handel rapporteerden aan de VN. De onderscheiden productgroepen volgen de indeling van de ISIC, waarbij de analyses zijn gedaan op het twee digit detailniveau.noot11 Daarnaast gebruiken we een door de OESO ontwikkelde en door CEPII gepubliceerde aggregatie van de ISIC-indeling naar technologie-intensiteit van de handel. Voor een lijst van producten en de koppeling met de ISIC verwijzen we naar Appendix B van Amador & Cabral (2008). Alle analyses zijn uitsluitend gebaseerd op de handel in industriële producten (ISIC-hoofdstukken 15–37) exclusief productgroep 23. Productgroep 23 betreft de productgroep energie waar bijvoorbeeld aardolie onder valt. Deze productgroep wordt dermate sterk door prijseffecten beïnvloed dat het niet zinvol is deze mee te nemen in de analyses.

3.9Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Aerts, N., Bohn, T., Ramaekers, P. & Wong, K. F. (2021). Handel in goederen met grote milieu-impact. In S. Creemers, M. Jaarsma & J. Rooyakkers (Red), Internationaliseringsmonitor 2021, tweede kwartaal: Handel en milieu. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Amador, J. & Cabral, S. (2008). The Portuguese export performance in perspective: A constant market share analysis. Economic Bulletin and Financial Stability Report Articles and Banco de Portugal Economic Studies. Portugal: Banco de Portugal, Economics and Research Department.

Autor, D., Dorn, D. & Hanson, G. (2022). On the Persistence of the China Shock. Brookings Papers on Economic Activity, 2021(2), 381–476.

Buitelaar, P. & Kerkhoff, van, H. (2010). The performance of EU foreign trade: a sectoral analysis. DNB Occasional Studies, 8(1).

CBS (2001). De economische teruggang begin jaren negentig. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2015). De in- en uitvoercijfers van het CBS. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2021a). Export groeit met 25,7 procent in april. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2021b). Veel doorvoer van goederen, opbrengsten relatief laag. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2022a). Invoer en uitvoer volgens eigendomsoverdracht; volumeontwikkelingen. [Dataset]. Geraadpleegd op 1 juli 2022.

CBS (2022b). Minder goederen, meer diensten naar het VK in 2021. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2022c). Aardgasverbruik in 2021 4 procent lager dan in 2020. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2022d). Guldenwisselkoersen; maand – en jaargemiddelden, 1962 – 2001. [Database].

CBS (2022e). Export naar Baltische staten bijna 3,5 miljard euro in 2021. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2022f). 87 procent import uit Rusland betreft minerale brandstoffen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2022g). Import uit Oekraïne in 2021 voor het eerst boven 2 miljard euro. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Creemers, S. & Draper, H. (2021). Trends in de Nederlands-Afrikaanse handel. In S. Creemers & M. Jaarsma (Red), Internationaliseringsmonitor 2021, eerste kwartaal: Afrika. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Creemers, S., Draper, H. & Jaarsma, M. (2021). Nederlandse handel tijdens crises. In S. Creemers, M. Jaarsma & J. Rooyakkers (Red), Internationaliseringsmonitor 2021, vierde kwartaal: Exogene schokken. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Creemers, S. & Draper, H. (2022). De Nederlandse handel met de Eurozone. In S. Creemers & M. Jaarsma (Red), Internationaliseringsmonitor 2022, eerste kwartaal: De Eurozone. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

De Saint-Vaulry, A. (2008). CHELEM International Trade: Building Methods of the CEPII Database.

ECB (2005). Competitiveness and the export performance of the Euro area. Occasional Paper Series, no. 30. Frankfurt am Main, Germany: Task Force of the Monetary Policy Committee of the European System of Central Banks.

Lemmers, O., Streng, M., Bohn, T., Bouhuijs, I., Kuipers, B., Ramaekers, P., Walker, A. & Wong, K. F. (2022). Economische betekenis zeehavengebieden: Vestigingsplaatsfunctie, knooppuntfunctie en handelsstroomfunctie. CBS en Erasmus UPT.

Ramaekers, P. & Walhout, J. (2018). Honderd jaar goederenhandel in beeld. In M. Jaarsma & R. Voncken (Red), Internationaliseringsmonitor 2018, eerste kwartaal: De positie van Nederland. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

RTL nieuws (2020). Olieprijs in vrije val door conflict tussen Saudi-Arabië en Rusland.

Simonis, D. (2000). Belgium’s export performance: A constant market shares analysis. Brussel: Federal Planning Bureau, Economic analyses and forecasts.

Singh, K. (2014). A Constant Market Share Analysis of India’s Export Performance. Foreign Trade Review, 49(2), 141–161.

Skriner, E. (2009). Competitiveness and Specialisation of the Austrian Export Sector – A Constant-Market-Shares Analysis. FIW Working Paper, No. 32. Wenen: FIW – Research Centre International Economics.

Noten

Informatie over specifieke goederen is niet beschikbaar in de CEPII-data. Om de bevindingen op basis van CEPII te kunnen duiden, worden in paragraaf 3.6 en 3.7 CBS-cijfers (als spiegelbeeld van de internationale handelsstromen) gebruikt op productniveau.

Zie hoofdstuk 2 van deze publicatie voor meer informatie omtrent economische effecten van de coronacrisis en de handelsprijzen.

De cijfers zoals ze in dit hoofdstuk gepresenteerd worden, zijn gebaseerd op cijfers van de bronstatistiek Internationale Handel in Goederen. In hoofdstuk 6 en 7 worden cijfers uit de Nationale Rekeningen gebruikt. De bronstatistiek hanteert andere concepten dan de Nationale Rekeningen; zo gaat de bronstatistiek uit van grensoverschrijdend goederenverkeer en is economisch eigendom leidend voor de Nationale Rekeningen. Ook de integratie in de Nationale Rekeningen levert additionele verschillen op. Hierdoor zijn de cijfers in dit hoofdstuk niet rechtstreeks te vergelijken met die in hoofdstuk 6 en 7. Zie voor meer informatie over deze verschillen ‘De in- en uitvoercijfers van het CBS’ (CBS, 2015).

Met het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie is het lastig om handelscijfers van de EU door de jaren heen te vergelijken. Daarom is in dit hoofdstuk gekozen voor een indeling van de handel met de drie grootste handelsblokken: Europa, Noord-Amerika (Canada, Groenland, Saint-Pierre en Miquelon en de Verenigde Staten) en Oost-Azië (China, Hongkong, Japan, Macau, Mongolië, Noord-Korea, Taiwan en Zuid-Korea).

Zie figuur 3.8.1 in paragraaf 3.8 voor de samenstelling van de goederengroepen die hier gebruikt worden.

In de internationale handel wordt quasi-doorvoer ook wel vaker gewoon ‘doorvoer’ genoemd. Naast quasi-doorvoer bestaat er echter ook nog transportdoorvoer en entrepotdoorvoer. Dit gaat om goederen die niet door de Nederlandse douane worden in- of uitgeklaard. Ze vallen dan ook buiten de statistiek Internationale Handel in Goederen (Lemmers et al., 2022)

In hoofdstuk 7 van deze publicatie komt aan bod wat er met de invoer uit specifieke landen gedaan wordt. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen invoer voor binnenlands verbruik en invoer direct bestemd voor het buitenland.

Zie paragraaf 3.8 Data en methoden voor een gedetailleerde beschrijving van de gebruikte data en methoden in deze Constant Market Share analyse.

Door een methodebreuk in de CEPII-CHELEM database voor België tussen 2016 en 2017 is de reeks voor België/Luxemburg slechts tot en met 2016 weergegeven.

Exportwaarde en bbp worden hier gemeten aan de hand van respectievelijk CEPII-data en IMF-data.

Als gezegd is een beperking van de CMS-analyse dat de resultaten beïnvloed worden door de gekozen aggregatieniveaus van producten. Hier zagen we met name dat de analyses op vier digit ISIC-niveau tot vreemde resultaten leiden doordat marginale productgroepen in procentuele zin bovenmatig sterk doorwegen in de totaalcijfers. De analyses op twee digit ISIC-niveau en op basis van productgroepen naar technologie intensiteit zijn aanzienlijk stabieler en resulteren wel in kwalitatief sterk vergelijkbare bevindingen.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Nieke Aerts

Marcel van den Berg

Arjen Berkenbos (DNB)

Timon Bohn

Sarah Creemers

Dennis Dahlmans

Hans Draper

Daniël Herbers

Marjolijn Jaarsma

Bart Loog

Angie Mounir

Tom Notten

Tim Peeters

Leen Prenen

Pascal Ramaekers

Janneke Rooyakkers

Iryna Rud

Anne Maaike Stienstra (DNB)

Khee Fung Wong

Redactie

Sarah Creemers

Daniël Herbers

Marjolijn Jaarsma

Janneke Rooyakkers

Eindredactie

Daniël Herbers

Marjolijn Jaarsma

Dankwoord

We danken de volgende collega’s voor hun constructieve bijdrage aan deze editie

van Nederland Handelsland:

Deirdre Bosch

Elijah Cats

Ellen Dukker

Anniek Erkens

Janneke Hendriks

Lico Hoekema

Richard Jollie

Davey Poulissen

Irene van Kuijk

Jasper Roos

Carla Sebo

Roos Smit

Sandra Vasconcellos

Karolien van Wijk

Hendrik Zuidhoek

CBS Vertaalbureau

We danken ook de volgende medewerkers van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor hun feedback op een eerdere versie van Nederland Handelsland:

Denise Brom

Harry Oldersma