Foto omschrijving: Drukkerijmedewerker checkt een oplage van eurobiljetten

De Nederlandse handel met de eurozone

Auteurs: Sarah Creemers, Hans Draper

Dit hoofdstuk start met een overzicht van de goederenhandel tussen Nederland en de eurozone. Welke producten spelen een belangrijke rol in de Nederlandse handel met het eurogebied? Wat is het belang van de handel met de eurozone in vergelijking met andere handelsregio’s? Hoe belangrijk zijn de nieuw toegetreden landen, in het bijzonder Litouwen en Slowakije, voor de Nederlandse goederenhandel? En wat is het Nederlandse aandeel in de goederenhandel van deze landen? Welke goederen springen daarbij in het oog? Tot slot kijken we hoe de Nederlandse dienstenhandel met het eurogebied zich heeft ontwikkeld.

2.1Inleiding

Met de ondertekening van het Verdrag van Maastricht in 1992 werd de Europese Monetaire Unie (EMU) officieel opgericht. Door het verdrag ontstond ook de Europese Centrale Bank (ECB) en werd de basis gelegd om de euro als eenheidsmunt in de EU te introduceren. Op 1 januari 2002 konden bedrijven en particulieren in de eurozone voor het eerst met eurobiljetten en -muntstukken betalen. Eigenlijk was de euro al op 1 januari 1999 van start gegaan. Tussen 1999 en 2002 werd de euro alleen gebruikt voor boekhoudkundige doeleinden en elektronische betalingen. In 1999 werd de wisselkoers definitief vastgelegd: 1 euro was 2,20371 Nederlandse gulden. Een brood van voorheen 3 Nederlandse gulden kostte in 2002 opeens 1,36 euro. Toen de euro geïntroduceerd werd in 1999, bestond de eurozone uit elf van de vijftien toenmalige EU-lidstaten. Griekenland trad toe in 2001, één jaar vóór de invoering van de euromuntstukken en -biljetten. Griekenland werd gevolgd door Slovenië in 2007, Cyprus en Malta in 2008, Slowakije in 2009, Estland in 2011, Letland in 2014 en Litouwen in 2015. De eurozone telt vandaag de dag negentien EU-lidstaten; acht EU-lidstatennoot1 zijn niet toegetreden tot het eurogebied en hanteren hun eigen munt. Volgens Eurostat omvat de eurozone daarmee inmiddels ruim drie kwart van alle EU-inwoners en bijna 85 procent van het gezamenlijke bbp. De euro is, na de Amerikaanse dollar, uitgegroeid tot de meest gebruikte munt ter wereld. De dominantie van de dollar wordt geïllustreerd door het aandeel in de internationale valutareserves: cijfers van het Internationaal Monetair Fonds (IMF) laten zien dat het aandeel van de dollar in de valutareserves van centrale banken in 2020 daalde naar 59 procent, het laagste peil sinds 1995. Het aandeel van de euro in de valutareserves van centrale banken steeg naar 21,2 procent, het hoogste niveau sinds 2014 (Arslanalp & Simpson-Bell, 2021).

Door meer handel en investeringen heeft de invoering van de euro de voordelen van de interne markt verder vergroot. Onderlinge transacties worden goedkoper doordat bedrijven geen wisselkoersrisico meer lopen. Door het wegvallen van kosten in verband met het wisselen van valuta en gerelateerde transactiekosten, wordt verwacht dat het hebben van éénzelfde valuta de prijzen verlaagt en tot meer handel tussen lidstaten leidt (Gullstrand & Olofsdotter, 2019; De Jong, 2012; Nitsch & Pisu, 2008). Door de introductie van de euro werd ook het leven voor toeristen, reisorganisaties, studenten en werknemers die naar andere eurozonelanden reizen eenvoudiger en goedkoper. De kosten en rompslomp voor het wisselen van geld zijn verdwenen (Europese commissie, 2018). Een nadeel van een gezamenlijke munt is dat het deelnemend land instrumenten verliest om zelfstandig in te grijpen in de economie. Het gaat daarbij om de rente van de centrale bank en de wisselkoers (De Jong, 2012). Hoofdstuk 4 van deze Internationaliseringsmonitor onderzoekt in hoeverre de introductie van de euro een positief effect heeft gehad op de Nederlandse handel met de andere landen in de eurozone.

Leeswijzer

Dit hoofdstuk behandelt verschillende aspecten van de bilaterale handel tussen Nederland en de andere landen in de eurozone. Achtereenvolgens worden aspecten behandeld zoals het belang van andere eurozonelanden voor de Nederlandse goederenhandel, de ontwikkeling van import en export met landen binnen de eurozone en daarbuiten, de handelsontwikkeling met de verschillende landen die sinds 2002 deel uitmaakten van de muntunie (EMU-12) en landen die later zijn toegetreden, in het bijzonder Slowakije en Litouwen. De Nederlandse handelsontwikkeling met eurozonelanden wordt gespiegeld aan belangrijke andere handelsregio’s zoals Europa (niet-eurozone), Noord-Amerika en Oost-Azië. Ten slotte wordt aandacht besteed aan de dienstenhandel tussen Nederland en andere landen binnen het eurogebied.

41% van Nederlandse goederenimport in 2021 afkomstig uit eurogebied
70% groeide de dienstenimport uit de eurozone in 2021 t.o.v. 2014

2.2De goederenhandel met de eurozone in breder perspectief

In 2002 werd in twaalf landen van de toenmalige Europese Unie de euro ingevoerd als nationaal betaalmiddel. Sindsdien zijn daar zeven landen bijgekomen. Per 1 januari 2015 bestaat de eurozone uit: België, Cyprus, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Ierland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Slowakije en Spanje. Anno 2022 bestaat de eurozone nog steeds uit dezelfde groep van negentien landen.

Samenstelling van de eurozone door de tijd heen. In 2002 bestond de eurozone uit 12 landen. In 2007 is de eurozone uitgebreid met Slovenië, in 2008 met Cyprus en Malta, in 2009 met Slowakije, in 2011 met Estland, in 2014 met Letland en in 2015 met Litouwen. 2.2.1 Eurozone tijdlijn, jaar van toetreding 1999 België Duitsland Finland Frankrijk Ierland Italië Luxemburg Nederland Oostenrijk Portugal Spanje EMU-11 EMU-15 Cyprus Malta 2008 2007 Slovenië EMU-13 EMU-12 Griekenland 2001 2009 Slowakije EMU-16 EMU-17 Estland 2011 2014 Letland EMU-18 EMU-19 Litouwen 2015