Foto omschrijving: Surveillerende politieagenten fietsend in het centrum van Rotterdam.

Criminaliteit

Sinds 2005 daalt het aandeel geregistreerde verdachten van misdrijven in alle herkomst­groepen, het sterkst bij de tweede generatie met twee in het buitenland geboren ouders. Ook het slachtofferschap van criminaliteit, het algemene gevoel van onveiligheid en de onveiligheidsbeleving in de eigen buurt zijn gestaag afgenomen. In 2023 zijn het slachtoffer­schap en de onveiligheidsbeleving weer licht gestegen. De verschillen tussen herkomst­groepen blijven stabiel. In Nederland geboren mensen met twee in het buitenland geboren ouders worden vaker verdacht, zijn vaker slachtoffer en voelen zich vaker onveilig.

5.1Verdachten van misdrijven

In 2023 werd 0,8 procent van de bevolking van een misdrijf verdacht, in 2005 was dat nog 1,9 procent. Het aandeel verdachten onder de Nederlandse bevolking is in die periode met bijna 60 procent afgenomen.

Minder geregistreerde verdachten in alle herkomstgroepen

In alle hier onderzochte groepen is het aandeel verdachten fors gedaald. De daling was het sterkst bij de tweede generatie met twee in het buitenland geboren ouders. Wel zijn er nog enkele verschillen zichtbaar naar geboorteland. In 2023 ligt het aandeel verdachten het hoogst bij mensen van de tweede generatie met twee in het buitenland geboren ouders (2,8 procent), gevolgd door de tweede generatie met één in het buitenland geboren ouder (1,2 procent) en migranten (1,1 procent), en het laagst bij mensen van Nederlandse herkomst (0,6 procent).

5.1.1a Geregistreerde verdachten van misdrijf, naar geboorteland (% van bevolking 12 jaar of ouder)
Jaar Totale bevolking Geboren in Nederland, 2 ouders geboren in Nederland Geboren in Nederland, 1 ouder geboren in buitenland Geboren in Nederland, 2 ouders geboren in buitenland Geboren in buitenland
2005 1,9 1,5 2,4 6,8 3,3
2006 1,9 1,5 2,5 6,8 3,3
2007 1,9 1,5 2,5 6,9 3,2
2008 1,8 1,4 2,3 6,6 3,0
2009 1,8 1,4 2,3 6,5 2,9
2010 1,7 1,2 2,1 6,4 2,9
2011 1,6 1,2 2,1 6,2 2,8
2012 1,5 1,1 2,0 5,6 2,6
2013 1,4 1,0 1,8 5,3 2,4
2014 1,3 1,0 1,7 4,9 2,2
2015 1,2 0,9 1,5 4,5 1,9
2016 1,1 0,8 1,5 4,1 1,8
2017 1,0 0,7 1,3 3,6 1,6
2018 0,9 0,7 1,3 3,5 1,4
2019 0,9 0,7 1,3 3,5 1,4
2020 0,9 0,6 1,2 3,4 1,3
2021 0,8 0,6 1,2 2,9 1,1
2022* 0,8 0,6 1,2 3,0 1,2
2023* 0,8 0,6 1,2 2,8 1,1

Cijfers over misdrijven

De cijfers in paragraaf 5.1 hebben betrekking op geregistreerde verdachten van misdrijven. Dit zijn mensen die door de politie worden geregistreerd wanneer een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf bestaat. Niet alle verdachten zullen schuldig bevonden worden. Een deel van de zaken tegen verdachten wordt stopgezet wanneer de politie meent dat zij geen sluitend bewijs tegen de verdachte zal kunnen vinden. Van de overige zaken wordt een deel door het Openbaar Ministerie (OM) afgehandeld. Het OM kan een strafbeschikking of transactie opleggen. Ook kan het OM een zaak voorwaardelijk seponeren, waarmee iemand niet vervolgd wordt mits diegene zich aan bepaalde voorwaarden houdt, of een zaak onvoorwaardelijk seponeren, waarmee het de zaak laat vallen wegens onvoldoende bewijs of een lage prioriteit. Uiteindelijk wordt een deel van de verdachten in door het OM afgehandelde zaken gedagvaard. De rechter bepaalt dan of iemand schuldig of onschuldig is.

In dit hoofdstuk worden alleen cijfers over geregistreerde verdachten van misdrijven behandeld, omdat deze sneller beschikbaar komen dan cijfers over beslissingen van het OM en rechterlijke vonnissen. Hoewel een deel van de registreerde verdachten uiteindelijk niet veroordeeld wordt of onschuldig is, geven deze cijfers wel een beeld van de ontwikkelingen op het gebied van daderschap. In het Jaarrapport Integratie 2018 zijn cijfers opgenomen van zowel geregistreerde verdachten van misdrijven als schuldig verklaarden door de rechter (CBS, 2018). Daaruit bleek dat beide indicatoren vergelijkbare trends per herkomstgroep vertonen. Uiteraard ligt het aandeel schuldig verklaarden altijd lager dan het aandeel verdachten.

De cijfers over geregistreerde verdachten in de verslagjaren 2010 tot en met 2021 zijn ten opzichte van de vorige publicatie vernieuwd. In de nieuwe cijfers vanaf 2010 worden gegevens over ontbrekende verdachten, geregistreerd door de Koninklijke Marechaussee, niet meer bijgeschat. De cijfers over de jaren 2022 en 2023 zijn voorlopig.

Aandeel verdachten bij herkomst nieuwe EU en buiten Europa hoger

Een andere manier om deze cijfers te tonen, is naar herkomstland (zowel migranten als tweede generatie). In 2023 is 1,4 procent van de mensen met een nieuwe EU-herkomstnoot1 geregistreerd als verdachte van een misdrijf; een percentage boven het gemiddelde. Bij de overige Europese landen ligt het aandeel met 0,7 procent juist iets onder het gemiddelde.

Bij mensen met een herkomst buiten Europa ligt het aandeel verdachten boven het gemiddelde. Dat geldt vooral voor mensen van Nederlands-Caribische (3,2 procent), Somalische (3,2 procent) en Marokkaanse (2,8 procent) herkomst. Wel ligt het aandeel verdachten in al deze groepen aanzienlijk lager dan in 2005. Het aandeel verdachten is in alle jaren het laagst in de Indonesische herkomstgroep (0,4 procent in 2023). In de bijlage staan, waar mogelijk, cijfers naar herkomstland in combinatie met geboorteland (B5.1a t‍/‍m B5.1f).

5.1.1b Geregistreerde verdachten van misdrijf, naar herkomst Europa (% van bevolking 12 jaar of ouder)
Jaar Totale bevolking1) Nederland Polen Bulgarije Roemenië Overig nieuwe EU Overig Europa
2005 1,9 1,5 2,1 2,5 1,8 2,4 2,0
2006 1,9 1,5 2,2 2,8 1,8 2,3 2,0
2007 1,9 1,5 2,2 2,4 2,3 2,5 1,9
2008 1,8 1,4 2,0 2,1 2,1 2,3 1,8
2009 1,8 1,4 2,2 2,5 2,3 2,2 1,8
2010 1,7 1,2 2,4 3,5 2,4 2,2 1,6
2011 1,6 1,2 2,4 3,7 2,4 2,3 1,6
2012 1,5 1,1 2,2 3,7 2,4 2,1 1,5
2013 1,4 1,0 2,3 3,6 2,2 1,7 1,3
2014 1,3 1,0 2,0 3,1 1,8 1,7 1,3
2015 1,2 0,9 2,0 2,4 1,9 1,5 1,1
2016 1,1 0,8 1,8 2,1 1,6 1,4 1,0
2017 1,0 0,7 1,6 1,9 1,4 1,4 0,9
2018 0,9 0,7 1,5 1,9 1,2 1,3 0,9
2019 0,9 0,7 1,6 1,8 1,3 1,4 0,9
2020 0,9 0,6 1,5 1,8 1,3 1,1 0,8
2021 0,8 0,6 1,5 1,6 1,0 1,1 0,7
2022* 0,8 0,6 1,6 1,7 1,2 1,1 0,8
2023* 0,8 0,6 1,6 1,6 1,2 1,1 0,7
1)aandeel geregistreerde verdachten in de totale bevolking van 12 jaar of ouder
5.1.1c Geregistreerde verdachten van misdrijf, naar herkomst Buiten-Europa (% van bevolking 12 jaar of ouder)
Jaar Totale bevolking1) Turkije Marokko Suriname Nederlandse Cariben Indonesië Overig Buiten-Europa
2005 1,9 4,5 7,4 5,3 7,8 1,6 3,7
2006 1,9 4,5 7,4 5,3 7,6 1,6 3,7
2007 1,9 4,5 7,2 5,3 7,4 1,5 3,6
2008 1,8 4,3 7,1 5,0 7,1 1,4 3,4
2009 1,8 4,1 6,9 4,7 6,9 1,3 3,3
2010 1,7 4,0 6,7 5,0 6,9 1,3 3,2
2011 1,6 3,9 6,4 4,9 6,8 1,2 3,1
2012 1,5 3,5 6,0 4,5 6,5 1,1 2,9
2013 1,4 3,3 5,7 4,2 6,1 1,0 2,7
2014 1,3 3,0 5,1 3,9 5,6 0,9 2,4
2015 1,2 2,7 4,8 3,6 5,0 0,8 2,2
2016 1,1 2,5 4,2 3,3 4,7 0,8 2,0
2017 1,0 2,1 3,7 2,9 4,3 0,6 1,8
2018 0,9 2,0 3,5 2,8 4,0 0,6 1,7
2019 0,9 2,0 3,5 2,7 3,9 0,6 1,7
2020 0,9 1,9 3,4 2,4 3,7 0,5 1,5
2021 0,8 1,6 3,0 2,2 3,2 0,5 1,3
2022* 0,8 1,6 3,0 2,3 3,4 0,5 1,4
2023* 0,8 1,5 2,8 2,1 3,2 0,4 1,3
1)aandeel geregistreerde verdachten in de totale bevolking van 12 jaar of ouder
5.1.1d Geregistreerde verdachten van misdrijf, naar herkomst vluchtelingenlanden (% van bevolking 12 jaar of ouder)
Jaar Totale bevolking1) Afghanistan Irak Iran Somalië Eritrea Syrië
2005 1,9 4,2 5,0 5,1 7,2 3,9 3,1
2006 1,9 4,2 4,9 4,9 7,1 3,6 3,1
2007 1,9 4,4 5,0 4,8 7,5 4,0 3,6
2008 1,8 4,3 4,7 4,6 6,9 3,6 2,9
2009 1,8 4,4 4,5 4,3 6,0 3,8 2,1
2010 1,7 4,2 4,6 4,2 5,7 3,5 3,1
2011 1,6 3,9 4,4 3,9 5,5 3,5 2,6
2012 1,5 3,6 4,1 3,8 5,1 3,2 2,9
2013 1,4 3,3 3,8 3,5 5,7 3,0 1,7
2014 1,3 3,0 3,3 3,1 4,6 2,1 2,2
2015 1,2 2,9 3,0 2,8 4,2 2,0 2,5
2016 1,1 2,6 2,9 2,6 4,2 2,0 3,2
2017 1,0 2,4 2,5 2,3 3,9 1,9 2,9
2018 0,9 2,1 2,4 2,2 3,6 1,9 2,9
2019 0,9 2,1 2,5 2,1 4,0 2,0 2,4
2020 0,9 1,9 2,3 1,8 3,7 1,8 2,1
2021 0,8 1,6 2,0 1,4 3,3 1,7 1,8
2022* 0,8 1,6 2,0 1,5 3,4 1,9 2,7
2023* 0,8 1,5 1,8 1,4 3,2 2,0 2,6
1)aandeel geregistreerde verdachten in de totale bevolking van 12 jaar of ouder

Samenhang met achtergrondkenmerken

De kans om van een misdrijf te worden verdacht hangt onder meer samen met geslacht, leeftijd en onderwijsniveau. Mannen worden vaker verdacht dan vrouwen, jongeren vaker dan ouderen, mensen die hoogstens een vmbo-diploma hebben vaker dan mensen met een hbo- of wo-diploma en mensen met een laag inkomen vaker dan mensen met een hoog inkomen. Voor zover deze kenmerken ongelijk zijn verdeeld in iedere herkomstgroep, kan dit bijdragen aan de herkomstverschillen.

Doordat iedere herkomstgroep ongeveer evenveel mannen als vrouwen omvat, veranderen de herkomstverschillen nauwelijks na een correctie voor geslacht. Dat is anders voor leeftijd, onderwijsniveau en inkomen. Herkomstgroepen met een hoger aandeel verdachten zijn gemiddeld jonger, zijn lager opgeleid en hebben een lager inkomen. Wanneer daarmee rekening wordt gehouden, worden de verschillen tussen de onderzochte herkomstgroepen kleiner. In het Jaarrapport Integratie 2020 (CBS, 2020) is uitgebreider onderzoek gedaan naar de rol van geslacht, leeftijd, onderwijsniveau, inkomen, de woonomgeving en het gezin bij veroordeelde jongvolwassenen. Uit die analyses bleek dat de oververtegenwoordiging van de tweede generatie samenhangt met een lager onderwijsniveau en ongunstigere gezinskenmerken.

In bijna alle herkomstgroepen worden mannen, jongeren en stadsbewoners vaker van misdrijf verdacht

Mannen worden vaker van een misdrijf verdacht dan vrouwen. Dat is het geval bij alle hier onderzochte herkomstgroepen, maar in sommige groepen is het verschil groter dan in andere. Gemiddeld werd 1,3 procent van de mannen en 0,3 procent van de vrouwen in 2023 verdacht van een misdrijf. Het verschil is het grootst bij migranten van Turkse herkomst, waar het aandeel verdachten onder mannen acht keer zo hoog is als onder vrouwen. Het verschil is het kleinst bij migranten uit Indonesië en bij de tweede generatie met als herkomst de nieuwe EU-landen.

In het algemeen worden jongeren van 12 tot 18 jaar (1,4 procent) en jongvolwassenen van 18 tot 25 jaar (1,7 procent) vaker van een misdrijf verdacht dan mensen uit de oudere leeftijdsgroepen. Dit is bij alle onderzochte herkomstgroepen het geval. Alleen bij sommige in het buitenland geboren herkomstgroepen ligt het aandeel bij jongeren iets hoger dan bij jongvolwassenen. Het lage aandeel verdachten in de oudere leeftijdsgroepen is het duidelijkst bij mensen geboren in Indonesië. Van hen wordt in de groep 45‑plussers slechts 0,1 procent van een misdrijf verdacht.

5.1.2Geregistreerde verdachten van misdrijf, naar persoonskenmerken, 2023*
Totaal Geslacht Leeftijd Stedelijkheid
man vrouw 12 tot 18 18 tot 25 25 tot 45 45 jaar of ouder zeer sterk sterk matig weinig niet
% van bevolking 12 jaar of ouder
Totale bevolking 0,8 1,3 0,3 1,4 1,7 1,2 0,3 1,1 0,9 0,7 0,6 0,5
Geboren in Nederland
Totaal 0,7 1,2 0,3 1,3 1,7 1,1 0,3 1,1 0,8 0,6 0,5 0,5
Nederland 0,6 0,9 0,2 1,1 1,3 0,8 0,3 0,8 0,6 0,5 0,5 0,5
Europa (excl. NL)1) 0,9 1,4 0,4 1,5 2,0 1,5 0,3 1,2 1,0 0,8 0,7 0,7
Nieuwe EU 1,3 1,9 0,7 1,7 2,0 1,6 0,3 1,7 1,1 1,2 1,1 1,2
Turkije 2,3 3,9 0,5 1,7 2,9 2,3 1,6 2,5 2,2 1,9 1,8 3,1
Marokko 4,2 7,4 1,0 3,0 5,5 4,2 2,4 4,6 3,8 3,5 3,9 4,4
Suriname 3,0 4,9 1,0 3,0 3,7 3,1 1,6 3,4 2,8 2,2 2,2 2,6
Nederlandse Cariben 3,5 5,7 1,2 4,3 5,0 3,0 0,9 4,0 3,3 2,9 3,0 2,6
Indonesië 0,5 0,9 0,2 1,4 1,4 0,9 0,4 0,7 0,5 0,4 0,4 0,6
Overig Buiten-Europa 2,0 3,3 0,7 2,0 2,6 1,8 0,8 2,3 2,0 1,7 1,7 1,6
Geboren in buitenland
Totaal 1,1 1,9 0,4 1,8 1,6 1,4 0,7 1,1 1,1 1,0 1,1 1,2
Europa (excl. NL)1) 0,9 1,6 0,4 1,3 1,0 1,2 0,6 0,9 1,0 0,9 0,9 1,0
Nieuwe EU 1,5 2,4 0,5 1,9 1,3 1,7 1,0 1,5 1,5 1,3 1,4 1,5
Turkije 0,8 1,4 0,2 1,0 1,1 1,2 0,6 0,8 0,7 0,8 0,8 1,7
Marokko 1,3 2,2 0,3 3,2 5,0 2,2 0,8 1,3 1,1 1,0 1,5 2,7
Suriname 1,4 2,6 0,4 3,9 3,3 2,6 1,0 1,5 1,2 1,2 1,2 1,9
Nederlandse Cariben 3,1 5,4 0,8 2,8 3,4 4,5 1,9 3,6 2,6 2,6 2,2 3,0
Indonesië 0,2 0,3 0,1 1,5 0,5 0,4 0,1 0,2 0,2 0,2 0,1 0,2
Overig Buiten-Europa 1,2 2,0 0,3 2,1 2,0 1,2 0,6 1,1 1,2 1,1 1,2 1,5

1)Europa (exclusief Nederland) inclusief nieuwe EU-landen.

Stedelijkheid minder belangrijk bij niet-Nederlandse herkomstgroepen

Voor de totale bevolking geldt: hoe stedelijker de buurt, des te groter het aandeel geregistreerde verdachten. Mensen die in een zeer sterk stedelijke buurt wonen, worden vaker (1,1 procent) verdacht dan mensen die in een sterk stedelijke (0,9 procent), matig stedelijke (0,7 procent), weinig stedelijke (0,6 procent) of niet-stedelijke (0,5 procent) buurt wonen. Bij de tweede generatie en bij migranten is dit verband echter minder duidelijk. Bij migranten van Turkse, Marokkaanse of Surinaamse herkomst loopt het verband zelfs de andere richting uit. Zij worden in niet-stedelijke buurten vaker van een misdrijf verdacht dan in stedelijke buurten.

Geen duidelijke ontwikkeling man-vrouwverhouding

In 2005 waren mannen 4,7 keer zo vaak als verdachte van een misdrijf geregistreerd als vrouwen. Tussen 2005 en 2013 begonnen de percentages langzaam naar elkaar toe te lopen. Van 2013 tot en met 2015 bedroeg de man-vrouw verhouding 3,9. Sinds 2015 lopen de percentages echter weer uiteen en in 2021 lag de man-vrouwverhouding weer op 4,7. In de twee jaren daarna is de verhouding weer iets gelijker getrokken tot 4,4 in 2023.

Deze ontwikkelingen hebben in vrijwel alle herkomstgroepen plaatsgevonden. Bij migran­ten uit de nieuwe EU-landen, migranten van de Nederlandse Cariben en de tweede generatie van Marokkaanse, Surinaamse en Nederlands-Caribische herkomst ligt de man-vrouw­verhouding in 2023 schever dan in 2005. Vooral in de Turkse herkomstgroep worden mannen vaker van een misdrijf verdacht dan vrouwen.

5.1.3a Verhouding mannen en vrouwen verdacht van misdrijf, geboren in buitenland, naar herkomst (Aandeel mannen t.o.v. vrouwen)
Jaar Totale bevolking1) Europa (excl. NL)2) Nieuwe EU Turkije Marokko Suriname Nederlandse Cariben Indonesië Overig Buiten-Europa
2005 4,7 3,1 1,8 9,7 7,8 4,0 3,8 3,4 4,5
2006 4,6 3,2 2,0 8,5 7,1 3,7 3,5 3,1 4,5
2007 4,4 3,0 1,9 8,5 6,9 3,7 3,5 3,1 4,4
2008 4,4 3,0 2,1 8,0 6,4 3,7 3,9 2,9 4,3
2009 4,3 2,9 2,2 7,6 6,0 3,8 3,9 3,2 4,5
2010 4,2 2,8 2,4 7,1 6,2 3,4 3,7 2,6 4,1
2011 4,1 2,9 2,7 7,3 6,0 3,4 3,7 2,4 4,1
2012 4,0 2,7 2,5 7,7 5,9 3,2 3,6 2,4 3,9
2013 3,9 2,6 2,6 7,5 5,8 3,2 3,5 2,5 3,8
2014 3,9 2,8 2,6 7,5 5,5 3,1 3,8 2,4 3,9
2015 3,9 2,8 2,8 7,0 5,4 3,1 3,7 3,0 4,0
2016 4,0 2,9 2,9 7,2 5,9 3,1 3,9 2,3 4,1
2017 4,1 3,0 3,1 7,7 5,7 3,7 4,2 2,6 4,4
2018 4,1 3,1 3,2 7,6 6,6 3,6 4,6 2,7 4,3
2019 4,2 3,2 3,5 8,1 6,4 3,7 4,4 2,6 4,5
2020 4,4 3,5 3,9 8,8 7,1 4,1 4,4 3,1 4,9
2021 4,7 4,0 4,7 9,9 8,1 4,6 5,5 3,0 5,5
2022* 4,4 3,7 4,5 10,6 6,8 5,0 5,5 2,6 5,4
2023* 4,4 3,7 4,4 8,7 7,2 4,6 7,0 2,9 5,6
1)verhouding mannelijke ten opzichte van vrouwelijke verdachten in de totale bevolking van 12 jaar of ouder
2)Europa (exclusief Nederland) inclusief nieuwe EU-landen
5.1.3b Verhouding mannen en vrouwen verdacht van misdrijf, geboren in Nederland, naar herkomst (Aandeel mannen t.o.v. vrouwen)
Jaar Totale bevolking1) Europa (excl. NL)2) Nieuwe EU Turkije Marokko Suriname Nederlandse Cariben Indonesië Overig Buiten-Europa Nederland
2005 4,7 3,8 2,9 8,0 5,7 3,6 3,7 3,9 3,7 4,7
2006 4,6 4,0 3,1 8,1 5,5 3,7 3,7 3,9 3,8 4,6
2007 4,4 3,7 3,1 7,3 5,5 3,5 3,5 4,0 3,6 4,4
2008 4,4 3,8 3,6 7,3 5,5 3,7 3,5 4,0 3,6 4,4
2009 4,3 3,7 3,0 7,2 5,8 3,6 3,2 3,9 3,9 4,3
2010 4,2 3,6 3,4 7,2 5,4 3,7 3,3 3,8 3,8 4,2
2011 4,1 3,5 3,3 7,1 5,5 3,5 3,7 3,6 3,9 4,2
2012 4,0 3,6 3,6 6,6 5,5 3,5 3,2 3,9 4,2 4,0
2013 3,9 3,3 3,1 6,3 5,6 3,7 3,3 3,4 3,9 3,8
2014 3,9 3,4 2,8 6,9 5,9 3,6 3,0 3,7 4,1 3,8
2015 3,9 3,3 2,8 6,6 6,4 3,9 3,5 3,4 4,1 3,8
2016 4,0 3,7 3,6 7,4 6,6 3,7 3,3 3,4 4,5 3,8
2017 4,1 3,4 3,1 7,7 6,4 4,1 3,5 3,7 4,2 3,9
2018 4,1 3,5 3,5 7,9 7,1 4,1 3,5 4,0 4,3 3,9
2019 4,2 3,6 2,9 8,4 7,0 4,2 3,4 3,7 4,5 3,9
2020 4,4 3,7 3,2 7,9 7,7 4,4 3,8 3,8 4,7 4,0
2021 4,7 4,0 3,1 8,2 7,9 5,0 4,5 3,6 5,3 4,1
2022* 4,4 3,7 2,9 8,3 7,1 4,8 3,9 3,9 4,5 3,9
2023* 4,4 3,4 2,9 8,3 7,9 5,0 4,9 4,1 4,7 3,8
1)verhouding mannelijke ten opzichte van vrouwelijke verdachten in de totale bevolking van 12 jaar of ouder
2)Europa (exclusief Nederland) inclusief nieuwe EU-landen

Jongeren van tweede generatie met twee buitenlandse ouders vaker verdacht

Van alle jongeren tussen de 12 en 25 jaar wordt 1,6 procent van een misdrijf verdacht. Jongeren van de tweede generatie met twee in het buitenland geboren ouders worden aanzienlijk vaker verdacht (3,4 procent) dan andere jongeren. Vooral jongeren van de Nederlands-Caribische tweede generatie met twee in het buitenland geboren ouders zijn veel vaker dan gemiddeld geregistreerd als verdachte (5,9 procent). Verder ligt het aandeel verdachte jongeren, net als in oudere leeftijdsgroepen, iets hoger bij migranten en de tweede generatie van Marokkaanse of Surinaamse herkomst. Jonge migranten van Europese (1,1 procent), Turkse (1,1 procent) of Indonesische herkomst (0,6 procent) zijn juist minder vaak dan gemiddeld geregistreerd als verdachte.

5.1.4 Jongeren verdacht van misdrijf, naar herkomst en geboorteland, 2023* (% van bevolking 12 tot 25 jaar)
Herkomst Totale bevolking Nederlandse herkomst Geboren in Nederland, 1 ouder geboren in buitenland Geboren in Nederland, 2 ouders geboren in buitenland Geboren in buitenland
Totaal 1,6 1,2 2,1 3,4 1,6
Europa (excl. NL)¹⁾ . . 1,5 2,4 1,1
Nieuwe EU . . 1,6 2,2 1,4
Turkije . . 2,2 2,4 1,1
Marokko . . 3,7 4,5 4,4
Suriname . . 2,8 3,9 3,5
Nederlandse Cariben . . 3,5 5,9 3,2
Indonesië . . 1,5 1,0 0,6
Overig Buiten-Europa . . 1,9 2,7 2,1
1)Europa (exclusief Nederland) inclusief nieuwe EU-landen

5.2Slachtoffers van criminaliteit

In 2023 gaf 20 procent van de bevolking aan in het afgelopen jaar slachtoffer te zijn geweest van traditionele criminaliteit. Migranten en mensen van de tweede generatie zijn vaker slachtoffer van criminaliteit (23 à 24 procent) dan mensen van Nederlandse herkomst (18 procent).

In alle groepen steeds minder slachtoffers van criminaliteit

Een steeds kleiner deel van de bevolking is slachtoffer van criminaliteit. In 2012 ging het om 30 procent. Daarna liep dat gestaag terug tot 17 procent in 2021. In de laatste meting van 2023 is het aandeel slachtoffers weer licht gestegen naar 20 procent, maar dat is nog altijd veel minder dan tien jaar geleden. Zowel de langdurige daling als de kleine stijging van het slachtofferschap hebben zich in alle groepen voorgedaan. De daling was het grootst bij mensen van Nederlandse herkomst en van de tweede generatie met twee in het buitenland geboren ouders.

5.2.1 Slachtoffers criminaliteit1), naar geboorteland (% van bevolking 15 jaar of ouder)
Jaar Totale bevolking Geboren in Nederland, 2 ouders geboren in Nederland Geboren in Nederland, 1 ouder geboren in buitenland Geboren in Nederland, 2 ouders geboren in buitenland Geboren in buitenland
2012 30,3 29,4 32,4 41,5 31,9
2013 30,1 29,0 34,6 38,0 33,0
2014 28,8 27,9 32,1 37,7 30,8
2015 26,9 25,9 30,2 34,6 29,9
2016 26,5 25,5 29,8 33,1 29,2
2017 23,2 22,2 25,9 30,6 26,1
2018²⁾ 22,0 21,0 25,0 27,8 24,9
2019 20,9 19,9 24,1 25,0 23,6
2020²⁾ 19,0 17,9 22,1 23,9 22,0
2021 17,1 15,9 20,2 22,8 20,5
2022²⁾ 18,5 17,2 21,7 23,4 22,2
2023 19,9 18,5 23,3 23,9 23,8
1)het slachtofferschap is op enquêtes gebaseerd, waardoor een onzekerheidsmarge van ongeveer ± 2 procentpunt van toepassing is
2)in 2018, 2020 en 2022 heeft geen meting plaatsgevonden; in plaats daarvan wordt het gemiddelde van de omliggende jaren getoond

Veiligheidsmonitor

De cijfers over slachtofferschap en onveiligheidsgevoelens komen uit de Veiligheids­monitor, een grootschalige enquête onder inwoners van 15 jaar en ouder. Tot en met 2017 was dit een jaarlijks onderzoek, sindsdien is het tweejaarlijks. Daardoor zijn geen cijfers beschikbaar uit 2018, 2020 en 2022. Tevens heeft in 2021 een herontwerp van de Veiligheidsmonitor plaatsgevonden. Met behulp van omrekenfactoren zijn de cijfers uit het eerdere ontwerp vergelijkbaar gemaakt met het nieuwe ontwerp.

Mensen worden gezien als slachtoffer van criminaliteit als ze in de enquête aangeven in de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek slachtoffer te zijn geweest van een of meerdere geweldsdelicten, vermogensdelicten of vernielingen (traditionele criminaliteit). Online criminaliteit blijft buiten beschouwing. De algemene onveiligheids­beleving is vastgesteld met de vraag of mensen zich weleens onveilig voelen. Om de onveiligheids­gevoelens in de eigen buurt te bepalen is mensen gevraagd of zij zich weleens onveilig voelen in de eigen buurt (CBS, 2024). Doordat het om enquête­cijfers gaat, zijn bij kleine herkomstgroepen vrij brede onzekerheidsmarges van toepassing.

In het buitenland geboren mensen vaker slachtoffer van criminaliteit

In het buitenland geboren mensen zijn vaker dan gemiddeld slachtoffer van criminaliteit (24 procent), in Nederland geboren mensen iets minder vaak (19 procent). Ook zijn er verschillen naar herkomst. Mensen van Nederlandse herkomst zijn minder vaak slachtoffer dan gemiddeld (18 procent), net als migranten van Indonesische herkomst (12 procent). Daarentegen zijn mensen van de tweede generatie van Turkse (27 procent), Surinaamse (26 procent) of overig Buiten-Europese herkomst (29 procent) vaker dan gemiddeld slachtoffer.

Een deel van deze groepsverschillen heeft te maken met de samenstelling van de groepen naar leeftijd, geslacht en onderwijsniveau. Na correctie daarvoor worden de verschillen ten opzichte van het totaal iets kleiner.

Mannen, jongeren en stadsbewoners ook vaker slachtoffer van criminaliteit

Mannen, mensen in de jongere leeftijdsgroepen en bewoners van meer stedelijke gemeenten worden niet alleen vaker verdacht van het plegen van een misdrijf, ze zijn ook vaker slachtoffer van criminaliteit. In 2023 is 21 procent van de mannen in het jaar voor de meting slachtoffer geweest, tegen 19 procent van de vrouwen. Bij 15- tot 25‑jarigen was dat 29 procent, meer dan bij degenen van 25 tot 45 jaar (24 procent), 45 tot 65 jaar (18 procent) of 65‑plussers (11 procent). Bewoners van zeer stedelijke gemeenten zijn vaker slachtoffer (28 procent) dan bewoners van sterk stedelijke (20 procent), matig stedelijke (16 procent), weinig stedelijke (14 procent) of niet-stedelijke gemeenten (12 procent).

Dat mannen vaker slachtoffer van criminaliteit zijn dan vrouwen is vooral zichtbaar bij de Turkse herkomstgroep. Dat jongeren vaker slachtoffer zijn van criminaliteit dan ouderen, is in vrijwel alle herkomstgroepen het geval. Dat geldt ook voor het hogere slachtofferschap bij bewoners van meer stedelijke gemeenten.

5.2.2Slachtoffers criminaliteit1), naar persoonskenmerken, 2023
Totaal Geslacht Leeftijd Stedelijkheid
man vrouw 15 tot 252) 25 tot 45 45 tot 652) 65 jaar of ouder2) zeer sterk sterk matig2) weinig2) niet2)
% van bevolking 15 jaar of ouder
Totale bevolking 19,9 20,6 19,1 29,0 24,1 18,3 11,0 28,0 20,5 16,4 14,1 12,2
Geboren in Nederland
Totaal 19,1 19,9 18,4 28,5 23,2 17,7 10,8 27,2 20,4 16,2 14,1 12,4
Nederland 18,5 19,3 17,6 28,8 22,5 17,3 10,6 26,9 20,0 16,0 13,9 12,3
Europa (excl. NL) 21,2 22,6 19,7 33,3 25,5 19,2 12,9 28,8 21,6 15,6 15,9 10,5
Turkije 27,0 30,4 23,5 22,6 29,5 . . 28,6 24,7 26,5 . .
Marokko 21,3 20,0 22,5 20,2 22,9 . . 23,0 19,8 . . .
Suriname 26,4 24,6 28,3 24,2 30,1 20,4 . 30,8 17,9 30,7 . .
Nederlandse Cariben 22,9 20,9 24,9 24,9 25,8 14,7 . 23,2 23,9 . . .
Indonesië 21,5 21,9 21,2 . 24,6 22,8 13,1 25,7 23,1 12,5 17,0 .
Overig Buiten-Europa 28,9 26,3 31,4 30,7 27,7 28,0 . 33,9 26,3 21,8 22,5 .
Geboren in buitenland
Totaal 23,8 24,9 22,8 33,1 27,3 21,2 12,9 29,8 21,1 17,5 13,2 10,2
Europa (excl. NL) 25,6 26,0 25,2 37,0 28,5 21,5 12,4 33,8 22,2 19,4 14,1 8,7
Turkije 22,6 25,5 19,3 . 23,1 22,4 16,4 29,7 18,1 10,4 . .
Marokko 23,7 27,7 19,5 . 29,3 23,6 10,7 27,4 22,8 . . .
Suriname 23,5 23,7 23,4 . 19,0 27,8 17,4 23,5 25,1 22,9 . .
Nederlandse Cariben 18,6 18,1 19,1 . 27,1 15,4 11,8 21,9 16,1 . . .
Indonesië 11,7 14,4 9,4 . 15,1 12,2 10,7 15,3 12,6 8,8 4,5 .
Overig Buiten-Europa 24,7 25,5 23,8 31,8 27,5 19,0 14,0 30,6 21,8 19,3 14,6 13,2

1)Het slachtofferschap is op enquêtes gebaseerd, waardoor een onzekerheidsmarge van ongeveer ± 4 procentpunt van toepassing is.

2)Voor sommige groepen is het aantal geënquêteerde personen te klein voor publicatie.

5.3Beleving van veiligheid

De voorgaande cijfers gingen over daadwerkelijk slachtofferschap. Hier worden cijfers gepresenteerd over de beleving van veiligheid. In 2023 voelde 35 procent van de bevolking van 15 jaar en ouder zich weleens onveilig. Dat was iets meer dan in de meting van 2021 (33 procent), maar minder dan in 2012 (38 procent). De cijfers fluctueren per meting, maar er lijkt sprake te zijn van een lichte daling van de onveiligheidsbeleving.

Daling en recente lichte toename onveiligheidsgevoel in alle herkomstgroepen

De lange daling en de recente stijging van onveiligheid hebben zich in alle herkomstgroepen voorgedaan. Migranten voelen zich het minst vaak onveilig (31 procent), gevolgd door mensen met een Nederlandse herkomst (35 procent), en de tweede generatie met twee in het buitenland geboren ouders (35 procent). Mensen van de tweede generatie met één in het buitenland geboren ouder voelen zich het vaakst onveilig (39 procent).

5.3.1 Onveiligheidsbeleving in het algemeen1), naar geboorteland (% van bevolking 15 jaar of ouder)
Jaar Totale bevolking Geboren in Nederland, 2 ouders geboren in Nederland Geboren in Nederland, 1 ouder geboren in buitenland Geboren in Nederland, 2 ouders geboren in buitenland Geboren in buitenland
2012 37,9 37,2 41,7 47,7 38,9
2013 38,0 37,5 41,6 44,1 38,5
2014 37,2 36,7 40,5 41,3 37,3
2015 36,8 36,2 40,3 41,0 37,6
2016 35,9 35,4 40,7 40,1 35,5
2017 35,3 35,2 38,3 41,4 32,9
2018²⁾ 34,1 33,8 37,6 40,0 32,8
2019 33,0 32,4 36,9 38,5 32,7
2020²⁾ 33,0 32,7 37,7 36,4 31,7
2021 33,0 32,9 38,5 34,4 30,7
2022²⁾ 34,0 34,1 38,6 34,8 30,9
2023 34,9 35,3 38,8 35,1 31,2
1)de onveiligheidsbeleving is op enquêtes gebaseerd, waardoor een onzekerheidsmarge van ongeveer ± 1 procentpunt van toepassing is
2)in 2018, 2020 en 2022 heeft geen meting plaatsgevonden; in plaats daarvan wordt het gemiddelde van de omliggende jaren getoond

Surinaamse herkomstgroep voelt zich het vaakst onveilig

Al jaren geven mensen van Surinaamse herkomst het vaakst aan zich weleens onveilig te voelen. In 2023 ging het om 44 procent van de tweede generatie en 36 procent van de migranten van Surinaamse herkomst. Het onveiligheidsgevoel ligt het laagst bij mensen van Marokkaanse herkomst, zowel bij de tweede generatie (30 procent) als bij migranten (23 procent). Deze groepsverschillen nemen niet af na correctie voor geslacht, leeftijd en onderwijsniveau. Dat betekent dat de groepsverschillen op het gebied van onveiligheid niet zijn toe te schrijven aan de samenstelling van de groepen.

5.3.2Onveiligheidsbeleving in het algemeen1), naar persoonskenmerken, 2023
Totaal Geslacht Leeftijd Stedelijkheid
man vrouw 15 tot 252) 25 tot 45 45 tot 652) 65 jaar of ouder2) zeer sterk sterk matig2) weinig2) niet2)
% van bevolking 15 jaar of ouder
Totale bevolking 34,9 25,5 44,1 44,0 38,9 34,5 24,6 40,4 36,8 32,0 29,8 27,7
Geboren in Nederland
Totaal 35,6 25,7 45,4 44,6 40,9 35,5 24,3 42,7 37,8 32,9 30,3 28,0
Nederland 35,3 25,6 45,0 46,0 41,0 35,4 24,1 42,7 38,0 33,2 30,3 28,0
Europa (excl. NL) 37,5 27,8 47,8 49,5 45,2 35,7 26,9 45,0 40,1 29,9 30,1 27,2
Turkije 32,6 23,2 42,4 32,0 33,3 . . 39,6 28,4 20,1 . .
Marokko 29,9 19,3 39,6 27,7 31,6 . . 31,4 25,6 . . .
Suriname 43,6 34,4 53,0 49,1 47,0 25,7 . 47,9 39,6 35,1 . .
Nederlandse Cariben 39,5 32,0 47,0 40,2 42,5 33,6 . 38,4 48,2 . . .
Indonesië 37,2 25,1 50,0 . 42,5 37,6 27,6 43,8 37,3 29,3 27,9 .
Overig Buiten-Europa 42,1 27,5 56,4 41,3 43,9 43,7 . 47,8 41,2 31,4 35,4 .
Geboren in buitenland
Totaal 31,2 24,3 37,3 39,3 31,9 29,3 27,3 34,9 30,7 24,7 24,2 22,1
Europa (excl. NL) 34,9 26,0 41,7 45,2 35,4 33,2 26,5 40,1 35,2 28,6 25,3 22,2
Turkije 32,0 25,7 39,2 . 32,0 30,4 45,9 35,9 31,5 20,2 . .
Marokko 23,3 20,7 25,9 . 26,8 22,2 18,7 25,3 24,1 . . .
Suriname 35,8 29,5 40,5 . 39,5 37,6 30,4 38,2 36,7 27,2 . .
Nederlandse Cariben 31,2 25,9 36,0 . 36,2 28,4 28,2 32,5 29,9 . . .
Indonesië 27,1 24,8 29,1 . 36,7 25,2 25,1 33,6 24,7 16,5 25,9 .
Overig Buiten-Europa 28,3 22,2 34,6 35,9 28,1 25,3 28,3 31,3 27,7 24,4 23,0 20,8

1)De onveiligheidsbeleving is op enquêtes gebaseerd, waardoor een onzekerheidsmarge van ongeveer ± 4 procentpunt van toepassing is.

2)Voor sommige groepen is het aantal geënquêteerde personen te klein voor publicatie.

In alle herkomstgroepen voelen vrouwen, jongeren en bewoners van stedelijke gemeenten zich vaker onveilig

Vrouwen voelen zich veel vaker onveilig (44 procent) dan mannen (25 procent). Dit is het geval in alle herkomstgroepen. Van de vrouwen van de tweede generatie van Surinaamse of overig Buiten-Europese herkomst voelt zelfs meer dan de helft zich weleens onveilig.

Hoe jonger iemand is, des groter de kans dat die zich weleens onveilig voelt. Van de jongeren van 15 tot 25 jaar voelt 44 procent zich weleens onveilig, meer dan mensen van 25 tot 45 jaar (39 procent), mensen van 45 tot 65 jaar (34 procent) of mensen van 65 jaar en ouder (25 procent). Jongeren die in het buitenland zijn geboren voelen zich minder vaak onveilig dan hun leeftijdsgenoten die in Nederland zijn geboren.

Het onveiligheidsgevoel is groter naarmate de gemeente waarin men woont stedelijker is. Zo voelt ongeveer 40 procent van de inwoners van zeer stedelijke gemeenten zich weleens onveilig, tegenover 28 procent van de inwoners van niet-stedelijke gemeenten. Dit patroon is in alle herkomstgroepen zichtbaar.

Mensen van Nederlandse herkomst voelen zich minst vaak onveilig in buurt

Mensen voelen zich in de eigen buurt minder vaak onveilig dan in het algemeen. In 2023 voelde 15 procent zich weleens onveilig in de eigen buurt. Mensen van Nederlandse herkomst voelen zich ongeveer even vaak als gemiddeld weleens onveilig (14 procent). De tweede generatie met één in het buitenland geboren ouder (16 procent), migranten (18 procent) en de tweede generatie met twee in het buitenland geboren ouders (19 procent) voelen zich vaker dan gemiddeld onveilig in de eigen buurt.

5.3.3 Onveiligheidsbeleving in eigen buurt1), naar geboorteland (% van bevolking 15 jaar of ouder)
Jaar Totale bevolking Geboren in Nederland, 2 ouders geboren in Nederland Geboren in Nederland, 1 ouder geboren in buitenland Geboren in Nederland, 2 ouders geboren in buitenland Geboren in buitenland
2012 17,1 15,7 18,0 27,4 23,6
2013 17,8 16,3 20,3 28,0 24,1
2014 17,3 15,9 18,2 27,3 23,2
2015 17,1 15,7 18,7 25,3 23,2
2016 15,6 14,1 17,2 20,3 22,2
2017 15,6 14,4 17,0 21,8 20,4
2018²⁾ 14,6 13,4 16,2 20,2 19,4
2019 13,7 12,4 15,4 18,5 18,5
2020²⁾ 13,8 12,5 16,1 19,3 18,1
2021 13,9 12,6 16,9 20,0 17,7
2022²⁾ 14,5 13,3 16,7 19,7 17,8
2023 15,0 14,0 16,5 19,4 18,0
1)de onveiligheidsbeleving is op enquêtes gebaseerd, waardoor een onzekerheidsmarge van ongeveer ± 1 procentpunt van toepassing is
2)in 2018, 2020 en 2022 heeft geen meting plaatsgevonden; in plaats daarvan wordt het gemiddelde van de omliggende jaren getoond

Mensen van Surinaamse of Turkse herkomst voelen zich het vaakst onveilig in hun eigen buurt (22 tot 23 procent). De overige herkomstgroepen lijken qua veiligheidsbeleving op het gemiddelde van de bevolking. Alleen in Indonesië geboren mensen voelen zich duidelijk minder vaak onveilig in de eigen buurt (12 procent).

De groepsverschillen worden iets kleiner na correctie voor geslacht, leeftijd en onderwijs­niveau. Dat betekent dat de groepsverschillen op het gebied van onveiligheid voor een klein deel zijn toe te schrijven aan de samenstelling van de groepen.

Vrouwen, jongeren en stedelingen ook vaakst onveilig in eigen buurt

Net als bij de algemene onveiligheidsbeleving, hangt de onveiligheidsbeleving in de eigen buurt samen met geslacht, leeftijd en stedelijkheid. Vrouwen voelen zich vaker onveilig in hun buurt (18 procent) dan mannen (12 procent). Mensen uit de jongere leeftijdsgroepen voelen zich ook vaker onveilig dan mensen uit oudere leeftijdsgroepen. De stedelijkheid van de gemeente speelt een grote rol. Bewoners van zeer sterk stedelijke gemeenten voelen zich daar veel vaker onveilig (22 procent) dan bewoners van sterk stedelijke (16 procent), matig stedelijke (11 procent), weinig stedelijke (10 procent) of niet-stedelijke gemeenten (8 procent).

De samenhang tussen de onveiligheidsbeleving en persoonskenmerken speelt bij alle herkomstgroepen. Mensen van Indonesische herkomst die in weinig stedelijke gemeenten wonen, voelen zich het minst vaak onveilig. Daarentegen voelt bijna 30 procent van de migranten uit Turkije of Suriname die in een zeer stedelijke gemeente wonen, zich daar weleens onveilig.

5.3.4Onveiligheidsbeleving in eigen buurt1), naar persoonskenmerken, 2023
Totaal Geslacht Leeftijd Stedelijkheid
man vrouw 15 tot 252) 25 tot 45 45 tot 652) 65 jaar of ouder2) zeer sterk sterk matig2) weinig2) niet2)
% van bevolking 15 jaar of ouder
Totale bevolking 15,0 11,9 18,1 18,7 17,5 14,4 10,6 21,8 16,4 11,2 9,7 8,3
Geboren in Nederland
Totaal 14,5 11,2 17,7 18,5 17,2 13,6 10,1 21,6 16,5 11,2 9,6 8,1
Nederland 14,0 10,9 17,1 18,2 16,5 13,5 10,0 21,1 16,3 11,3 9,6 8,2
Europa (excl. NL) 16,7 13,1 20,5 20,0 23,2 15,1 11,6 22,7 19,2 11,2 10,2 6,0
Turkije 20,7 17,3 24,1 18,6 22,8 . . 26,3 16,3 14,9 . .
Marokko 15,7 11,6 19,4 17,5 13,8 . . 18,3 13,4 . . .
Suriname 23,0 17,8 28,3 24,1 24,3 17,7 . 29,3 15,7 14,6 . .
Nederlandse Cariben 15,4 9,3 21,4 15,1 19,6 6,2 . 18,2 18,4 . . .
Indonesië 15,1 11,5 18,9 . 16,1 15,3 11,0 19,5 17,7 7,2 6,7 .
Overig Buiten-Europa 19,6 15,4 23,6 18,7 21,9 14,0 . 26,4 16,0 10,0 10,7 .
Geboren in buitenland
Totaal 18,0 15,8 19,9 19,8 18,6 18,1 14,8 22,4 16,3 11,2 10,8 11,4
Europa (excl. NL) 18,2 15,8 20,1 22,6 19,1 17,0 13,0 22,5 17,7 14,0 11,0 7,8
Turkije 23,6 20,3 27,4 . 21,3 23,5 36,8 29,7 17,6 10,9 . .
Marokko 15,7 13,5 18,1 . 17,5 15,5 14,7 19,6 11,9 . . .
Suriname 23,6 19,8 26,4 . 26,0 26,3 18,5 28,2 20,1 10,5 . .
Nederlandse Cariben 17,7 16,4 19,0 . 21,1 17,8 14,6 19,6 19,5 . . .
Indonesië 12,0 10,8 13,1 . 19,4 16,7 8,7 19,3 11,8 4,1 3,2 .
Overig Buiten-Europa 16,7 15,1 18,3 17,6 16,9 15,4 18,6 20,3 15,3 11,2 10,6 15,8

1)De onveiligheidsbeleving is op enquêtes gebaseerd, waardoor een onzekerheidsmarge van ongeveer ± 3 procentpunt van toepassing is.

2)Voor sommige groepen is het aantal geënquêteerde personen te klein voor publicatie.

5.4Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

CBS (2018). Jaarrapport Integratie 2018.

CBS (2020). Jaarrapport Integratie 2020.

CBS (2024). Veiligheidsmonitor 2023.

Noten

De nieuwe EU-landen zijn Bulgarije, Cyprus, Estland, Hongarije, Kroatië, Letland, Litouwen, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en Tsjechië.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Redactie

Martine de Mooij, Dion Dieleman, Bram Hogendoorn, Kirsten van Houdt en Fijnanda van Klingeren

Eindredactie

Elma Wobma

Opmaak figuren

Bram Hogendoorn en Fijnanda van Klingeren

Monitordeel

  1. Bevolking
    Yannick Geel, Han Nicolaas, Dominique van Roon
  2. Wonen
    Aafke Heringa, Fijnanda van Klingeren, Han Nicolaas en Hans Vreeken
  3. Onderwijs
    Bram Hogendoorn, Irene Kuin, Francis van der Mooren
  4. Sociaaleconomische positie
    Frank Hoekema, Bram Hogendoorn, Paul Horikx, Sander van Schie en Eveline Vandewal
  5. Criminaliteit
    Bram Hogendoorn, Mathilde Kennis, Carlijn Verkleij en Wim Vissers
  6. Gezondheid
    Myrthe Jansen, Fijnanda van Klingeren, Floor van Oers, Carin Reep en Laura Voorrips
  7. Sociale samenhang en participatie
    Hans Schmeets

Verdiepend deel

  1. De invloed van het netwerk op taalvaardigheid van kinderen
    Marjolijn Das, Fijnanda van Klingeren en Jan van der Laan
  2. Loopbanen van afgestudeerden in hoog- en laagconjunctuur
    Karen van Hedel en Bram Hogendoorn
  3. Contact tussen buurtbewoners en opvattingen over diversiteit
    Bram Hogendoorn