Nederland en India in internationale waardeketens
Ongeveer twee derde van de wereldhandel bestaat tegenwoordig uit intermediaire goederen. Deze handel die in internationale waardeketens plaatsvindt, betreft handel van bedrijven die grondstoffen en halffabricaten importeren om die te verwerken en in veel gevallen weer als halffabricaat of eindproduct te exporteren. In dit hoofdstuk wordt in kaart gebracht hoe Nederland en India verbonden zijn in internationale waardeketens. Welke bedrijfstakken – in beide landen – verdienen het meest aan deze handel? Hoeveel banen zijn daarmee gemoeid? En wat gebeurt er in Nederland met de import uit India? Wordt deze binnen Nederlandse productieprocessen ingezet of verlaat deze ons land weer zonder verdere bewerking? Wat verdient Nederland als toeleverancier aan de export van India naar andere landen? Hoeveel houdt India over aan de export naar Nederland? En is dat meer of minder dan wat Nederland aan de export naar India verdient? Hoe groot is de Nederlandse voetafdruk in India door consumptie en verbruik van Indiase goederen in Nederland? Deze vragen worden beantwoord in dit hoofdstuk.
4.1Inleiding
De afgelopen decennia zijn productieprocessen in toenemende mate opgeknipt en deelprocessen van de productie vinden plaats waar dit het meest kostenefficiënt is. In deze internationale waardeketens importeren bedrijven grondstoffen en halffabricaten, voegen waarde toe middels het verwerken van deze producten en verkopen deze verwerkte producten als halffabricaat of als eindproduct. Vaak worden deze producten na verdere verwerking vervolgens weer geëxporteerd. Inmiddels bestaat meer dan twee derde van de wereldhandel uit zogenoemde intermediaire producten zoals grondstoffen en halffabricaten die bestemd zijn voor verdere verwerking (Wereldbank & WHO, 2019). Traditionele handelsstatistieken focussen op het land van herkomst en het eerste land van bestemming van producten en diensten. Met behulp van waardeketenonderzoek kan de hele keten in kaart worden gebracht, wat inzicht biedt in het fenomeen dat productie in toenemende mate opgeknipt is en in verschillende fasen over de hele wereld plaatsvindt. Met behulp van deze methoden wordt in dit hoofdstuk onderzocht hoe Nederland direct en indirect via andere landen met de economie van India is verbonden.
De stijging in de handel in intermediaire goederen heeft er ook toe geleid dat de locatie van uitstoot en emissies die tijdens het productieproces van een eindproduct worden gegenereerd (bv. in India) steeds meer losgekoppeld worden van de locatie waar consumptie en de eindmontage uiteindelijk plaatsvindt (bv. in Nederland). Door de fragmentatie van productieprocessen over twee of meerdere landen vinden er bijvoorbeeld emissies plaats in India door Indiase tussenproducten die in Duitsland weer verder worden verwerkt tot een eindproduct dat uiteindelijk in Nederland wordt geconsumeerd.
Intermediaire handel in China 5 keer groter dan in India
In een eerdere editie van de Internationaliseringsmonitor heeft het CBS gekeken naar de Nederlandse verwevenheid met China, een land met een bevolkingsomvang die vergelijkbaar is met die van India, maar met een economie die meer dan vijf keer zo groot is (Notten et al., 2020). Als we de handel in intermediaire goederen en diensten – dat wil zeggen goederen en diensten voor verdere verwerking en niet de totale handel – van India naast die van China leggen, valt op dat deze beduidend kleiner is (zie tabel 4.1.1). Deze is in waarde wel iets groter dan die van Nederland.
Import van intermediaire goederen en diensten | Export van intermediaire goederen en diensten | Verticale specialisatie stroomopwaarts in de keten1) | Verticale specialisatie stroomafwaarts in de keten2) | |
---|---|---|---|---|
mld euro | % | |||
Nederland | 256 | 409 | 37,9 | 28,5 |
China | 1 580 | 2 376 | 17,3 | 17,5 |
India | 308 | 414 | 16,9 | 14,8 |
Bron:Bron: CBS berekeningen gebaseerd op Eurostats FIGARO database.
1)Importgehalte van de export of buitenlandse toegevoegde waarde afgezet tegen de bruto export.
2)Binnenlandse toegevoegde waarde in de export van derde landen afgezet tegen de bruto export.
Het importgehalte van de export wordt in de wetenschappelijke literatuur gebruikt als indicator voor verticale specialisatie. Verticale specialisatie wordt gebruikt om de verwevenheid van landen in internationale productieketens te kwantificeren. Hoe hoger het importgehalte van de export, hoe hoger de integratie in internationale productieketens. Deze indicator is gelijk aan het aandeel van de in de exportproductie gebruikte invoer afgezet tegen de exportwaarde. Hoe hoger het importgehalte van de export, hoe hoger het verbruik van ingevoerde goederen en diensten in de productie voor de export (Hummels et al., 2001).
Als kleine open economie is het niet verwonderlijk dat het importgehalte van de export van Nederland hoger uitvalt dan die van de andere twee economieën. Het importgehalte van de export van India (16,9 procent) valt iets lager uit dan dat van China (17,3 procent), maar het verschil is hier niet heel groot. Daarbij is India een grote economie die meer is gericht op de binnenlandse markt (net als China). Deze landen kunnen voor veel inputs en afzet in eigen land terecht en dat verklaart ook deels het verschil. Bovendien is India gespecialiseerd in de dienstenexport, die in het algemeen een lager importgehalte heeft dan de goederenexport (Karishma, 2021).
Terwijl het importgehalte van de export de verticale specialisatie verder terug in de keten – ook wel stroomopwaarts in de keten genoemd – kwantificeert, is er ook een indicator die de verticale specialisatie stroomafwaarts of verderop in de keten kwantificeert. Deze indicator laat de binnenlandse toegevoegde waarde van een betreffend land in de export van andere landen zien, afgezet tegen de totale export van het betreffende land (Yi, 2003). Met cijfers van Eurostat is berekend dat 28,5 procent van de Nederlandse exportverdiensten (toegevoegde waarde) is verwerkt in de exportwaarde van andere landen. Voor China is dat 17,5 procent en voor India is dat 14,8 procent. De lagere waarde van deze indicator voor India en China duidt er op dat beide landen zich meer aan het einde van de waardeketens bevinden. Dat betekent dat de landen minder betrokken zijn bij de exploitatie van natuurlijke rijkdommen en minder gespecialiseerd zijn in intermediaire productie dan bijvoorbeeld Nederland.
China versus India in de strijd om wereldwijde toeleveringsketens
De rol van China in internationale waardeketens was de afgelopen decennia vooral het verwerken van grondstoffen en halffabricaten tot eindproducten, waardoor China wordt aangeduid als ‘fabriek van de wereld’ waar op grote schaal eindassemblage plaatsvindt. India heeft zich daarentegen binnen internationale waardeketens toegelegd op diensten gerelateerde activiteiten. India is verworden tot een grote speler in de software industrie door het leveren van routinematige programmeer- en onderhoudsdiensten.noot1 India is daarnaast ook een belangrijke locatie voor uitbestede ICT-diensten van en voor multinationale ondernemingen (Nano & Stolzenburg, 2021).
Vanwege de handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en China, de coronapandemie en de daaropvolgende discussies over de wenselijkheid van economische afhankelijkheid van China gaan er steeds meer stemmen op om bepaalde waardeketens te verleggen van China naar India (Nayyar, 2022; Galani, 2021; Inamdar, 2022a). Als een grote economie met een jonge bevolking heeft India het potentieel om de ‘nieuwe fabriek van de wereld’ te worden. Maar het Zuid-Aziatische land is ook berucht om zijn bureaucratie en handelsrestricties. India heeft een lange geschiedenis van protectionisme door het heffen van bovengemiddeld hoge tarieven op geïmporteerde goederen (zie ook hoofdstuk 2 en 3 van deze publicatie). Van de grootste wereldeconomieën heeft India zelfs gemiddeld genomen de hoogste tarieven (US Trade Representative, 2022). Ook op goederen geïmporteerd uit Nederland zijn de tarieven beduidend hoger dan gemiddeld (Franssen & Notten, 2020). Recentelijk lijkt de Indiase regering echter steeds meer in te zetten op liberalisering van de handel door het aangaan van nieuwe handelsverdragen (Inamdar, 2022b). Omdat India steeds vaker wordt genoemd als mogelijk alternatief voor China, gaan we dit hoofdstuk dieper in op de verwevenheid tussen Nederland en India binnen internationale waardeketens.
Onderzoeksvragen
Om de verwevenheid van India met Nederland binnen internationale waardeketens in kaart te brengen staan de volgende vijf onderzoeksvragen centraal in dit hoofdstuk:
- Wat is het belang van de rechtstreekse export naar India voor de Nederlandse economie
in termen van verdiensten en werkgelegenheid?
- Wat verdiende het Nederlandse bedrijfsleven aan de directe export naar India? En hoeveel werkgelegenheid leverde dat op?
- Hoe is de verhouding exportverdiensten en voltijdbanen dankzij de export van goederen van Nederlandse makelij, wederuitvoer en de export van diensten?
- Welke bedrijfstakken verdienen het meest aan de directe export naar India? En hoeveel voltijdbanen zijn daarmee gemoeid?
- Wat doet Nederland met de invoer afkomstig uit India? Welke invoer is bestemd voor binnenlandse consumptie en wederuitvoer? Welke producten en diensten uit India worden ingezet in Nederlandse productieprocessen?
- Op welke wijze profiteert Nederland van de export naar India in internationale waardeketens?
- In welke mate verdient het Nederlandse bedrijfsleven aan de indirecte export naar India? Via welke andere handelspartners verloopt deze export en welke bedrijfstakken zijn hierbij betrokken?
- In welke mate is India de eindbestemming van de Nederlandse (in)directe export, en in welke mate vervolgen deze producten hun reis in mondiale productieketens na aankomst in India?
- Op welke wijze profiteert India – direct en indirect – van de export naar Nederland
in internationale waardeketens?
- In welke mate verdient India aan de indirecte export naar Nederland? Via welke andere handelspartners verloopt deze export en welke bedrijfstakken zijn hierbij betrokken?
- In welke mate is Nederland de eindbestemming van de Indiase (in)directe export, en in welke mate vervolgen deze producten hun reis in mondiale productieketens na aankomst in Nederland?
- Wat is de broeikasgasvoetafdruk van Nederland in India? Omdat producten die in Nederland worden geconsumeerd vaak niet (volledig) in Nederland geproduceerd zijn, veroorzaakt de consumptie in Nederland ook uitstoot van broeikasgassen in andere landen. Hoeveel van deze uitstoot vindt plaats in India? Hoe verhoudt zich dat tot andere landen? Welke Indiase bedrijfstakken zijn hiervoor verantwoordelijk?
Leeswijzer
De opbouw van dit hoofdstuk volgt de onderzoeksvragen zoals hierboven beschreven. In paragraaf 4.2 maken we gebruik van CBS cijfers uit 2021 en geven we antwoord op de eerste onderzoeksvraag. In paragraaf 4.3 wordt met CBS cijfers voor verslagjaar 2021 de tweede onderzoeksvraag beantwoord. Gebruikmakend van internationale data (Eurostat) uit 2020 beantwoorden paragrafen 4.4 en 4.5 de respectievelijk derde en vierde onderzoeksvraag. In paragraaf 4.4 kijken we vanuit Nederlands perspectief, terwijl het Indiaas perspectief centraal staat in paragraaf 4.5. Paragraaf 4.6 beantwoordt de vijfde en laatste onderzoeksvraag. De samenvattende conclusies van het hoofdstuk worden gepresenteerd in paragraaf 4.7. Voor meer informatie over de gebruikte databronnen en methoden, zie paragraaf 4.8.
4.2Nederlandse verdiensten en werkgelegenheid dankzij de directe export naar India
In hoofdstukken 2 en 3 van deze Internationaliseringsmonitor worden aan de hand van traditionele (bruto) goederen- en dienstencijfers de bilaterale handelsstromen tussen Nederland en India in kaart gebracht. Uit deze cijfers wordt echter niet duidelijk hoeveel Nederland verdient aan de export naar India. Het is relevant of een product helemaal in Nederland vervaardigd is, of dat er veel import is gebruikt in het productieproces. Ook kan het zijn dat eerder ingevoerde producten slechts een kleine bewerking ondergaan in Nederland en vervolgens naar India worden uitgevoerd. Aan deze wederuitvoer wordt relatief weinig verdiend, terwijl de exportverdiensten juist relatief hoger zijn als het product grotendeels in Nederland is vervaardigd. Ook aan dienstenexport wordt relatief veel verdiend (Ramaekers et al., 2022). In deze paragraaf zoomen we in op de exportverdiensten aan de rechtstreekse export naar India, én de daaraan gerelateerde werkgelegenheid.
Toename bruto export naar India te danken aan groei wederuitvoer
Nederland exporteerde in 2021 voor ongeveer 3,3 miljard euro aan goederen en diensten rechtstreeks naar India.noot2,noot3 Daarmee was India de 33e bestemming voor Nederlandse exporteurs gemeten naar bruto export van goederen en diensten. Deze 3,3 miljard euro was opvallend genoeg evenredig verdeeld over de drie exportcategorieën, zie figuur 4.2.1. Nederland exporteerde voor 375 miljoen euro (15 procent) meer aan goederen en diensten naar India dan in 2020. De groei in de bruto export naar India kwam voor het grootste deel door de toename van de wederuitvoer met 328 miljoen euro. De uitvoer van Nederlandse makelij nam toe met 221 miljoen euro, terwijl de dienstenuitvoer kromp met 175 miljoen euro. Uit figuur 4.2.1 blijkt ook dat de bruto export naar India een flink stuk lager is dan de bruto export naar China. Wel is de bruto uitvoer naar India gestegen en die naar China gedaald.
De uitvoer van Nederlandse makelij naar India werd in 2021 gedomineerd door machines, organische chemische producten (voornamelijk acyclische alcoholen) en kunststoffen. De wederuitvoer naar India bestond in 2021 voornamelijk uit optische-, fotografische-, medische- en precisie-meetinstrumenten, machines en gietijzer. De Nederlandse dienstenexport naar India bestond vooral uit telecommunicatie-, computer- en informatiediensten, zakelijke diensten en vervoersdiensten.
Jaar | Nederlandse makelij | Wederuitvoer | Diensten |
---|---|---|---|
China | . | . | . |
2021* | 8,8 | 3,4 | 1,9 |
2020* | 9,2 | 3,2 | 2,6 |
India | . | . | . |
2021* | 1,1 | 1,1 | 1,1 |
2020* | 0,9 | 0,7 | 1,3 |
Nederlandse exportverdiensten aan India bedroegen 1,5 miljard euro in 2021
Aan de export naar India verdiende Nederland bijna 1,5 miljard euro, zie figuur 4.2.2. Dit komt neer op 46 cent per euro export naar India. Dit is ongeveer 0,2 procent van de totale Nederlandse exportverdiensten in 2021. Hiermee was India de 31e exportpartner van Nederland qua exportverdiensten. China staat een stuk hoger, op de 10e plaats, wat aangeeft dat India een bescheiden rol speelt in de Nederlandse exportverdiensten.
Van elke euro die Nederland in 2021 verdiende aan de export naar India, kwam 43 procent (650 miljoen euro) door de uitvoer van Nederlandse makelij. De verdiensten aan de wederuitvoer waren goed voor 9 procent (128 miljoen euro). Echter, figuur 4.2.2 laat duidelijk zien dat de exportverdiensten voor Nederland aan een grootmacht zoals China vooral op conto komen van de goederenexport, terwijl Nederland aan India vooral aan de dienstenexport verdiende in 2021. Deze bedroeg 720 miljoen euro; goed voor 48 procent van de totale exportverdiensten aan India in 2021. Aan één euro export van diensten naar India verdiende Nederland in 2021 gemiddeld 62 cent. Dat is net iets meer dan aan de goederenexport van Nederlandse makelij: per euro export werd er aan de export naar India 60 cent voor goederen van Nederlandse makelij en 11 cent voor de wederuitvoer verdiend.
Jaar | Nederlandse makelij | Wederuitvoer | Diensten |
---|---|---|---|
China | . | . | . |
2021* | 5140 | 408 | 1238 |
2020* | 5383 | 371 | 1484 |
India | . | . | . |
2021* | 650 | 128 | 720 |
2020* | 516 | 92 | 806 |
Groothandel goed voor bijna een vijfde van de exportverdiensten naar India
Figuur 4.2.3 laat zien welke Nederlandse bedrijfstakken in 2021 het meest verdienden aan de directe export van goederen en diensten naar India. Uit de cijfers is af te lezen dat de bedrijfstak groothandel en handelsbemiddeling het meest verdiende aan de export naar India. Ongeveer 20 procent (293,4 miljoen euro) van de totale directe exportverdiensten ging naar deze bedrijfstak. Dit is niet verrassend; ook wat betreft de export naar andere landen speelt de Nederlandse groothandel vaak een hoofdrol (Wong et al., 2019; Cremers et al., 2020; Notten et al., 2020). De groothandel en handelsbemiddeling verdiende het meest aan de export van goederen van Nederlandse makelij (62 procent). Daarnaast verdiende deze bedrijfstak verreweg het meest van alle bedrijfstakken aan de wederuitvoer van goederen: 52 procent van de totale exportverdiensten aan wederuitvoer kwam op conto van groothandel en handelsbemiddeling.
De bedrijfstakken IT- en informatiedienstverlening en juridisch en managementadvies verdienden in 2021 ook aan de rechtstreekse export naar India. Dit zijn bedrijfstakken die vooral verdienen aan de directe export van diensten naar India. In 2021 waren IT- en informatiedienstverlening en juridisch en managementadvies goed voor respectievelijk 18 en 13 procent van de totale verdiensten aan de dienstenexport.
Dienst | Nederlandse makelij | Wederuitvoer | Diensten |
---|---|---|---|
Groothandel en handelsbemiddeling | 182 | 66 | 45 |
IT- en informatiedienstverlening | 12 | 5 | 128 |
Juridisch en managementadvies | 26 | 8 | 93 |
Chemische industrie | 81 | 0 | 10 |
Telecommunicatie | 1 | 0 | 86 |
Meeste werkgelegenheid dankzij dienstenexport naar India
Naast toegevoegde waarde en welvaart levert de export ook werkgelegenheid op. In 2021 was de export goed voor bijna 2,4 miljoen voltijdbanen (vte) in Nederland, oftewel 24 procent van het totale Nederlandse arbeidsvolume. Met de export van goederen en diensten naar India waren bijna 12 duizend vte’s gemoeid, zie figuur 4.2.4. De export naar India leverde de meeste banen op in de groothandel en handelsbemiddeling, gevolgd door de IT-dienstverlening en uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling. Het merendeel (54 procent) van deze voltijdbanen werd gerealiseerd dankzij de dienstenexport, gevolgd door de export van Nederlandse makelij (37 procent) en de wederuitvoer (9 procent) naar India. Ter vergelijking: met de export naar China waren in 2021 ruim 57 duizend vte’s gemoeid. Het merendeel van de werkgelegenheid dankzij export naar China werd gerealiseerd door de uitvoer van Nederlandse makelij.
Jaar | Nederlandse makelij | Wederuitvoer | Diensten |
---|---|---|---|
China | . | . | . |
2021* | 42,0 | 3,3 | 12,1 |
2020* | 47,2 | 3,2 | 15,8 |
India | . | . | . |
2021* | 4,3 | 1,0 | 6,3 |
2020* | 3,8 | 0,8 | 7,9 |
4.3De inzet van de invoer uit India binnen de Nederlandse economie
In deze paragraaf lichten we toe hoe goederen en diensten uit India in Nederland worden ingezet, oftewel wat er gedaan wordt met de Indiase invoer die Nederland binnenkomt. Is deze invoer bestemd voor Nederlandse consumenten, wordt deze door Nederlandse bedrijven verwerkt in hun productie voor de binnen- of buitenlandse markt, of verlaat deze invoer Nederland in vrijwel onbewerkte staat in de vorm van wederuitvoer?
In hoofdstukken 2 (goederen) en 3 (diensten) werd de ontwikkeling in importwaarde uit India al uitvoerig beschreven. India speelt een bescheiden rol in de Nederlandse invoer van goederen (aandeel van 0,8 procent) en diensten (aandeel van 2,4 procent). Uit China werd in 2021 bijvoorbeeld 10 procent van alle goederen ingevoerd (CBS, 2022a). Het aandeel van India in de totale Nederlandse diensteninvoer is wel groter dan het Chinese aandeel (1,4 procent). In 2021 importeerden Nederlandse bedrijven voor circa 7 miljard euro aan goederen en diensten uit India, waarvan bijna 4 miljard goederen en 3 miljard diensten. Diensten hadden daarmee een aandeel van 43 procent in de totale Nederlandse invoer uit India in 2021, zie figuur 4.3.1. Globaal gezien hebben diensten een aandeel van slechts 22 procent in de Nederlandse invoer. Nederland importeert dus relatief veel diensten uit India. Een mogelijke verklaring voor het relatief hoge aandeel van diensten in de invoer uit India is het comparatieve voordeel dat India heeft in de telecommunicatie en informatiedienstverlening. India heeft bijvoorbeeld een grote pool aan Engelstalige werknemers die hier mede aan bij zou kunnen dragen (Banerjee, 2022).
Invoer voor wederuitvoer uit India bestaat uit divers pallet aan goederen
Een aanzienlijk deel van de Nederlandse goedereninvoer uit Azië is bestemd voor wederuitvoer naar het Europese achterland (Franssen et al., 2020). Dat geldt ook voor de goedereninvoer uit India: ruim 61 procent van de in 2021 uit India geïmporteerde goederen verliet Nederland in vrijwel onbewerkte vorm, zoals figuur 4.3.1 laat zien. Denk daarbij bijvoorbeeld aan Indiase geneesmiddelen die via de Rotterdamse haven naar het Europese achterland worden vervoerd. In figuur 4.3.2 is te zien dat de invoer voor wederuitvoer uit India in 2021 uit een divers pallet aan goederen bestond. De grootste categorieën waren aardolie (211,2 miljoen euro), geneesmiddelen (114,6 miljoen euro), rubberbanden (84,2 miljoen euro), (gedroogde) druiven (72,8 miljoen euro) en telefoons (72,1 miljoen euro). Net geen 80 procent van de ingevoerde geneesmiddelen uit India werd zonder bewerking verder uitgevoerd. Van de overige 20 procent was de helft rechtstreeks bestemd voor Nederlandse consumptie, terwijl de andere helft verder verwerkt werd in Nederland om uiteindelijk ook in Nederland geconsumeerd te worden. Zo’n 61 procent van de ingevoerde telefoons uit India was bestemd voor wederuitvoer. Daarnaast waren 3 op de 10 ingevoerde telefoons bestemd voor de Nederlandse consument. Ter vergelijking: de invoer voor wederuitvoer uit China wordt juist gedomineerd door hightech producten zoals computers, telefoons, monitors, microchips en halfgeleiders. Slechts een heel klein deel van de invoer voor wederuitvoer betrof de invoer van diensten.
Goederencategorie | Rechtstreekse invoer voor binnenlandse bestedingen | Intermediaire invoer verwerkt voor binnenlandse bestedingen | Intermediaire invoer verwerkt voor de uitvoer | Invoer voor wederuitvoer |
---|---|---|---|---|
Aardolie | 3,4 | 10,5 | 17,5 | 211,2 |
Geneesmiddelen | 13,9 | 15,0 | 0,8 | 114,6 |
Rubberbanden | 0,9 | 4,2 | 2,8 | 84,2 |
(Gedroogde) druiven | 13,8 | 2,5 | 1,6 | 72,8 |
Telefoontoestellen | 35,5 | 7,6 | 3,2 | 72,1 |
Bijna helft van de Indiase invoer ondergaat wél bewerking in Nederland
Het grootste deel van de invoer van goederen en diensten uit India was in 2021 bestemd voor verdere verwerking door Nederlandse bedrijven, zie figuur 4.3.1. Deze intermediaire invoer bedroeg 3,2 miljard euro en vertegenwoordigde daarmee 45 procent van de totale Nederlandse invoer uit India. De intermediaire invoer kan weer worden onderverdeeld in goederen en diensten. Deze bedroegen in 2021 respectievelijk 1,1 miljard euro en 2,1 miljard euro.
De intermediaire invoer wordt verder verwerkt in producten of gebruikt in de dienstverlening voor de binnenlandse of de buitenlandse markt. Het Nederlandse bedrijfsleven verwerkte ruim drie vijfde van deze intermediaire invoer voor het bedienen van buitenlandse klanten. In 2021 werd er namelijk voor 642,2 miljoen euro aan goederen en voor 1,2 miljard euro aan diensten verwerkt in de uitvoer. Het merendeel van de intermediaire invoer uit India is dus bestemd voor verwerking in de uitvoer.
Computerdiensten grootste categorie in intermediaire diensteninvoer uit India
In 2021 werd twee derde van de Indiase diensteninvoer door het Nederlandse bedrijfsleven ingezet in productieprocessen ten behoeve van de binnenlandse of de buitenlandse markt. Figuur 4.3.3 toont dat de totale intermediaire diensteninvoer uit India in 2021 voornamelijk computerdiensten (36,3 procent), professionele en managementadviesdiensten (24,2 procent) en technische dienstverlening (23,7 procent) betrof. Van de 1,4 miljard euro aan ingevoerde computerdiensten was het merendeel (56,2 procent) bestemd voor intermediair verbruik, waarbij het grootste deel werd verwerkt in de Nederlandse uitvoer van goederen en diensten.
Dienstencategorie | Rechtstreekse invoer voor binnenlandse bestedingen | Intermediaire invoer verwerkt voor binnenlandse bestedingen | Intermediaire invoer verwerkt voor de uitvoer |
---|---|---|---|
Computerdiensten | 591,6 | 334,9 | 423,7 |
Professionele en management- adviesdiensten |
0,0 | 216,3 | 287,9 |
Technische diensten | 28,0 | 179,1 | 316,2 |
Informatiediensten | 51,1 | 65,7 | 61,8 |
R&D diensten | 225,3 | 18,6 | 39,3 |
20 procent van invoer uit India direct bestemd voor Nederlandse bestedingen
In 2021 werd voor 1,4 miljard euro aan ingevoerde Indiase goederen en diensten zonder verdere bewerking gebruikt door Nederlandse huishoudens, overheidsinstellingen en door bedrijven in de vorm van investeringen in vaste activa (zie figuur 4.3.1). Deze rechtstreekse goedereninvoer bestemd voor binnenlandse bestedingen bedroeg 471,8 miljoen euro in 2021. Nederland consumeerde vooral meubelonderdelen (85,8 miljoen euro) afkomstig uit India, gevolgd door schaaldieren (38,4 miljoen euro) en telefoons (35,5 miljoen euro). De diensteninvoer die direct bestemd was voor binnenlandse bestedingen bedroeg 921,6 miljoen euro in 2021. Computerdiensten (591,6 miljoen euro) vormden, net als bij de wederuitvoer, het grootste deel in de binnenlandse bestedingen van geïmporteerde diensten. R&D-diensten (225,3 miljoen euro) en informatiediensten (51,1 miljoen euro) vervolledigen de top-3.
Aandeel van India in goedereninvoer chemische en farmaceutische industrie toegenomen
De Nederlandse bedrijfstak die in 2021 relatief gezien de meeste goederen uit India importeerde is de farmaceutische industrie: 4,8 procent van de geïmporteerde goederen van deze bedrijfstak was afkomstig uit India (zie figuur 4.3.4). Ten opzichte van 2015 is het aandeel van de Indiase goederenimport van deze bedrijfstak ook sterk toegenomen. De delfstoffenwinning, terug te vinden op plek twee, zag het aandeel van India in de totale goederenimport het sterkst groeien tussen 2015 en 2021. De textielindustrie maakt de top-3 compleet maar laat juist een daling zien van 0,7 procentpunt ten opzichte van 2015.
De bedrijfstak reparatie van consumentenartikelen importeerde in 2021 relatief gezien de meeste diensten uit India (aandeel van 6,1 procent), gevolgd door IT- en informatiedienstverlening en research. Deze twee laatst genoemde bedrijfstakken haalden beiden 5,5 procent van hun import uit India. Het relatieve aandeel van de dienstenimport uit India van Nederlandse bedrijfstakken is sterk toegenomen ten opzichte van 2015. De bedrijfstak research liet de grootste toename zien in het aandeel uit India ingevoerde diensten; dit aandeel was in 2021 bijna 2,5 keer groter dan in 2015.
Bedrijfstak | 2021* | 2015 |
---|---|---|
Goederen | . | . |
Farmaceutische industrie | 4,8 | 1,6 |
Delfstoffenwinning | 2,4 | 0,6 |
Textiel-, kleding-, lederindustrie | 2,2 | 2,9 |
Post en koeriers | 1,7 | 2,4 |
Reparatie van consumentenartikelen | 1,6 | 1,4 |
. | . | |
Diensten | . | . |
Reparatie van consumentenartikelen | 6,1 | 3,3 |
IT- en informatiedienstverlening | 5,5 | 2,9 |
Research | 5,5 | 2,1 |
Openbaar bestuur en overheidsdiensten | 3,9 | 1,9 |
Onderwijs | 3,9 | 1,6 |
4.4Nederlandse export naar India in internationale waardeketens
In paragraaf 4.2 zijn de verdiensten van de rechtstreekse Nederlandse export naar India in kaart gebracht. De Nederlandse export is ook op indirecte wijze verbonden met de Indiase economie, via andere handelspartners binnen internationale waardeketens. Nederlandse goederen en diensten kunnen namelijk ook als input dienen voor de productie van export van andere handelspartners die vervolgens naar India gaat. In deze paragraaf wordt onderzocht op welke wijze de Nederlandse export direct en indirect verbonden is met India in internationale waardeketens, én in welke mate ons land hieraan verdient.
Data export via andere landen
Om ook de indirecte exportstroom in beeld te krijgen – en de daaraan verbonden verdiensten – zijn de nationale cijfers van het CBS niet toereikend. Om indirecte exportstromen te berekenen wordt daarom gebruikgemaakt van internationale data van Eurostat (Eurostat, 2022). Het meest recente verslagjaar is 2020. Omdat deze data voor alle landen onderling consistent is gemaakt, wijken deze cijfers enigszins af van de nationale cijfers van het CBS, zoals gepresenteerd in paragraaf 4.2. Desondanks verschaffen deze data extra inzichten in de internationale waardeketens waarin Nederland zich bevindt. Voor meer informatie zie de technische toelichting in paragraaf 4.8.
Directe en indirecte export naar India: 50-50 verhouding
Ongeveer de helft van de Nederlandse goederen en diensten komen pas na verschillende tussenstops – waar de goederen verder worden verwerkt of diensten worden ingezet in productieprocessen – aan in India, zie figuur 4.4.1. Deze verhouding is vergelijkbaar met die van de export naar China (Notten et al., 2020). De verdiensten aan de indirecte export van Nederland naar India bedroegen 1,7 miljard euro in 2020. De impact van de coronapandemie was groter op de directe export dan op de indirecte export naar India: in 2020 verdiende Nederland 940 miljoen euro minder aan de directe export en 200 miljoen euro minder aan de indirecte export dan in 2019. In 2020 droegen de verdiensten aan directe en indirecte export naar India in totaal voor 3,5 miljard euro bij aan het Nederlandse bbp.
Veel indirecte export naar India via Europese landen
De meeste Nederlandse toegevoegde waarde dankzij de indirecte export naar India komt door toeleveringen aan de nabijgelegen landen Duitsland (10,4 procent), België (9,4 procent) en Frankrijk (7,5 procent). Nederland exporteert dus voornamelijk via andere Europese landen naar India. Dit is in lijn met de hypothese van Baldwin en Lopez-Gonzalez (2015), dat internationale waardeketens niet over de hele wereld verspreid zijn, maar geconcentreerd zijn in regionale blokken. Nederland behoort daarbij tot het Europese regionale blok – ook wel ‘Factory Europe’ genoemd – waarin de Europese interne markt waarschijnlijk een belangrijke rol speelt (Fritsch & Matthes, 2017). China komt op de vierde plaats, met 4,8 procent van de indirecte Nederlandse verdiensten aan India, zie figuur 4.4.2.
Land | Nederlandse verdiensten |
---|---|
Duitsland | 171,2 |
België | 154,6 |
Frankrijk | 124,3 |
China | 79,1 |
Ierland | 64,6 |
Rest van de EU | 220,0 |
Overig | 836,4 |
Bron: Eurostat, eigen berekeningen |
In Duitsland fungeren vooral de chemische industrie, vervoer over water (zeevaart en binnenvaart) en de machine-industrie als belangrijkste tussenschakels in de keten tussen Nederland en India. In België spelen de chemische industrie en de basismetaalindustrie een grote rol, terwijl in Frankrijk de export van Nederlandse producten naar India vooral via de groothandel verloopt. In China is de elektrotechnische industrie het belangrijkste voor de Nederlandse export naar India.
Ruim 8 op de 10 exporteuro’s verdiend aan export voor consumptie in India
Van de totale verdiensten aan de export naar India, is 83 procent afkomstig van export die gebruikt wordt voor finale bestedingen in India. De resterende 17 procent komt voort uit verdiensten aan handel in Nederlandse goederen en diensten die India verlaten voor verdere bewerking of consumptie elders, zie figuur 4.4.1. In China wordt naar verhouding meer Nederlandse export verder verwerkt voor consumptie elders, wat een aanwijzing is dat China dieper is geïntegreerd in internationale waardeketens dan India.
Groothandel en chemische industrie verdienen het meeste aan de export naar India
Uit figuur 4.4.3 blijkt dat de meeste toegevoegde waarde die in Nederland verdiend wordt aan de export naar India, terechtkomt in de groothandel (445,8 miljoen euro) en in de chemische industrie (363,7 miljoen euro). De groothandel verdient het meeste via indirecte export naar India, terwijl de chemische industrie vaker rechtstreeks met India handelt en dus meer overhoudt aan de directe export.
Bedrijfstak | Direct | Indirect |
---|---|---|
Groothandel en handelsbemiddeling | 158,2 | 287,6 |
Chemische industrie | 236,1 | 127,6 |
Juridisch en managementadvies | 141,7 | 146,2 |
IT- en informatiedienstverlening | 123,9 | 63,4 |
Opslag, dienstverlening voor vervoer | 38,9 | 109 |
Verhuur van roerende goederen | 80,1 | 60,6 |
Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling | 66,3 | 59,3 |
Machine-industrie | 87,4 | 37,4 |
Bankwezen | 54 | 56,8 |
Voedings-, genotmiddelenindustrie | 59,6 | 33 |
Bron: Eurostat, eigen berekeningen |
De Nederlandse goederen en diensten die in India verder worden verwerkt, belanden overal ter wereld, maar vooral in de Verenigde Staten (25,9 procent) en China (9,5 procent), zie figuur 4.4.4. Dat betekent dat van de Nederlandse goederen en diensten die zijn verwerkt in de Indiase export, 25,9 procent is toe te schrijven aan de finale consumptie in de Verenigde Staten.
Eindbestemming | Verdiensten aan export |
---|---|
Verenigde Staten | 152,8 |
China | 56,2 |
Groot-Brittannië | 17,9 |
Duitsland | 17,9 |
Japan | 15,3 |
Rest van de wereld | 331 |
Bron: Eurostat, eigen berekeningen |
4.5Indiase export naar Nederland in internationale waardeketens
Daar waar we in de vorige paragraaf de handel tussen Nederland en India en de onderlinge afhankelijkheden in internationale waardeketens vanuit Nederlands perspectief hebben benaderd, wordt dat in deze paragraaf vanuit Indiaas perspectief belicht.
India verdiende in 2020 in totaal 342 miljard euro aan de wereldwijde export van goederen en diensten. Daarmee deed India het niet opvallend slechter dan in pre-coronajaar 2019. Terwijl de verdiensten aan de export de laatste jaren zijn gegroeid (zie figuur 4.5.1), daalt evenwel het aandeel in het Indiase bbp sinds 2013 (zie figuur 4.5.2). Dit komt door het feit dat de totale Indiase economie iets harder is gegroeid dan de exportverdiensten.
Jaar | Totale verdiensten aan export |
---|---|
2010 | 203,0 |
2011 | 230,6 |
2012 | 250,1 |
2013 | 260,1 |
2014 | 257,2 |
2015 | 296,5 |
2016 | 304,7 |
2017 | 330,7 |
2018 | 338,7 |
2019 | 368,8 |
2020 | 342,4 |
Bron: Eurostat, eigen berekeningen |
Jaar | Aandeel export in bbp India |
---|---|
2010 | 17,0 |
2011 | 18,1 |
2012 | 18,2 |
2013 | 19,1 |
2014 | 17,7 |
2015 | 16,3 |
2016 | 15,8 |
2017 | 15,5 |
2018 | 15,8 |
2019 | 15,4 |
2020 | 15,9 |
Bron: Eurostat, eigen berekeningen |
India exporteert over de hele wereld, dus Indiase producten bereiken ook Nederland. Ze kunnen rechtstreeks uit India komen of eerst tussenstops maken in andere landen. In paragraaf 4.3 is het gebruik van de rechtstreekse of directe import uit India in kaart gebracht. De Nederlandse import is ook op indirecte wijze verbonden met de Indiase economie (d.w.z., de Indiase export), via andere handelspartners binnen internationale waardeketens. Andere handelspartners gebruiken grondstoffen, halffabricaten en ondersteunende diensten uit India om te kunnen exporteren naar Nederland. In deze paragraaf gaan we daarom de Indiase exportverdiensten aan Nederland analyseren, net als in paragraaf 4.4 berekend met cijfers van Eurostat.
India verdient 1 miljard euro meer aan export naar Nederland dan omgekeerd
In 2020 verdiende India in totaal 4,5 miljard euro aan de export van goederen en diensten naar Nederland. Dat is 1 miljard euro meer dan de 3,5 miljard euro die Nederland verdiende aan de export naar India in datzelfde jaar. De directe export van goederen en diensten naar Nederland leverde India 3,4 miljard euro op in 2020, zie figuur 4.5.3. De indirecte export was goed voor 1,1 miljard euro en verloopt vooral via onze buurlanden Duitsland (15,8 procent) en België (9,7 procent). De exportverdiensten aan Nederland zijn goed voor 0,2 procent van het Indiase bbp.
Indiase IT-sector en groothandel verdienen het meest aan export naar Nederland
In figuur 4.5.4 is te zien dat de Indiase IT-sector en de groothandel het meeste verdienen aan de export naar Nederland, respectievelijk 763,3 miljoen en 571,9 miljoen euro. De 1,8 miljard euro aan toegevoegde waarde (direct en indirect) uit India die in Nederland verder verwerkt wordt voor de Nederlandse uitvoer, komt uiteindelijk overal ter wereld terecht (figuur 4.5.5). Wanneer geïmporteerde goederen en diensten die Indiase toegevoegde waarde bevatten in Nederland worden verwerkt en daarna hun reis vervolgen, eindigen deze het vaakst in Duitsland en in de Verenigde Staten (beiden ongeveer 12 procent). China, Frankrijk en België vervolledigen de top-5.
Bedrijfstak | Direct | Indirect |
---|---|---|
IT- en informatiedienstverlening | 661,0 | 102,3 |
Groothandel en handelsbemiddeling | 444,6 | 127,3 |
Landbouw | 207,0 | 71,0 |
Detailhandel (niet in auto's) | 184,5 | 41,0 |
Vervoer over land | 106,1 | 91,2 |
Bankwezen | 161,6 | 31,0 |
Textiel-, kleding-, lederindustrie | 140,1 | 37,0 |
Juridisch en managementadvies | 149,3 | 15,0 |
Delfstoffenwinning | 92,5 | 49,0 |
Chemische industrie | 69,3 | 60,4 |
Bron: Eurostat, eigen berekeningen |
Eindbestemming | Verdiensten |
---|---|
Duitsland | 218,4 |
Verenigde Staten | 217,2 |
China | 130,3 |
Frankrijk | 121,4 |
België | 94,7 |
Rest van de EU | 388,4 |
Overig | 654,5 |
Bron: Eurostat, eigen berekeningen |
4.6De broeikasgasvoetafdruk van Nederland in India
De uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen daalt in Nederland al geruime tijd, al was er in 2021 ten opzichte van 2020 een lichte stijging vanwege het uitzonderlijke jaar 2020 waarin de uitstoot laag was vanwege de coronapandemie (CBS, 2022b). In deze paragraaf worden de broeikasgassen koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4) en distikstofmonoxide of lachgas (N2O) meegenomen. Dat zijn niet alle, maar wel de voornaamste broeikasgassen. Hoewel er in steeds meer landen wordt gewerkt aan het verlagen van de emissies, gaat de totale werelduitstoot nog niet omlaag (Friedlingstein, 2022; Jackson, 2022). In India en China is de uitstoot nog groeiende en dit zijn twee van de weinige landen waar de broeikasgasuitstoot in 2021 weer boven het niveau van 2019 uitkwam (Jackson, 2022). In India zorgt met name het gebruik van steenkool voor het produceren van elektriciteit voor deze stijging (zie figuur 4 in Jackson, 2022).
De totale broeikasgasuitstoot in India is sinds 2019 hoger dan de uitstoot in de hele Europese Unienoot4 (Wereldbank, 2023). Dat lijkt misschien veel, maar India heeft meer dan drie keer zoveel inwoners als de EU. Wanneer de broeikasgasuitstoot per capita wordt bekeken, ligt de uitstoot van India met 2,4 ton CO2‑equivalent ver onder het wereldgemiddelde van 6,3 ton. Ter vergelijking: in de Europese Unie is dat 7,2 ton CO2‑equivalent (UNEP, 2022).
Ook de broeikasgasvoetafdruk van de finale bestedingen van India is lager dan die van de EU, zowel totaal als per capita (zie figuur 5 in Friedlingstein, 2022). Over het algemeen zijn de meest ontwikkelde landen netto-importeurs van broeikasgas en opkomende economieën zoals India netto-exporteurs (Dhakal, 2022). Het is daarom belangrijk niet alleen de uitstoot binnen de landsgrenzen te bekijken maar ook wat er elders uitgestoten wordt door onze finale bestedingen. De totale uitstoot veroorzaakt door alles wat in Nederland geconsumeerd, geïnvesteerd of opgeslagen wordt, wordt de finale bestedingsvoetafdruk van Nederland genoemd.noot5 In het vervolg van deze paragraaf wordt met voetafdruk de finale bestedingsvoetafdruk bedoeld.
Methode meten voetafdruk
De voetafdruk van Nederland kan op veel manieren worden gemeten en bestaat uit verschillende onderdelen. Allereerst kan er met de voetafdruk gekeken worden naar de uitstoot van broeikasgassen (in Nederland en in het buitenland) door Nederlandse consumptie. Ook kan er worden gekeken naar het beslag op de buitenlandse biodiversiteit, landgebruik, winning van kritieke grondstoffen, watergebruik en zo verder. Voetafdrukken bestaan niet alleen uit de indirecte emissies van bijvoorbeeld het kopen van een mobiele telefoon, waarbij de emissies of negatieve externaliteiten tot stand komen tijdens het delven naar grondstoffen, productie of transport, maar het omvat ook de emissies die direct door huishoudens worden veroorzaakt (bijvoorbeeld de verwarming van je huis).
In paragraaf 4.6 wordt de broeikasgasvoetafdruk van Nederland door finale bestedingen behandeld. Het gaat dus over de wereldwijde uitstoot van broeikasgassennoot6 in de productieketens van goederen en diensten die uiteindelijk in Nederland gebruikt worden. De internationale data die is gebruikt voor het berekenen van de voetafdruk is gebaseerd op Exiobase (Exiobase 3). De internationale data is consistent gemaakt aan de Nederlandse Nationale Rekeningen (CBS, 2017). Deze data is beschikbaar voor verscheidene jaren waarvan 2018 het meest recente jaar is, deze laatste versie is gebaseerd op Exiobase 2018 V3.81. Omdat in paragraaf 4.6 de nadruk ligt op emissies gerelateerd aan productieketens worden de directe emissies van (Nederlandse) huishoudens buiten beschouwing gelaten.
Welk deel van de Nederlandse broeikasgasvoetafdruk ligt in India?
Het grootste gedeelte van de broeikasgasvoetafdruk van Nederland ligt in Nederland, namelijk 36 procent (zie tabel 4.6.1). Hoog op de lijst van landen waar het grootste aandeel van de Nederlandse voetafdruk neerslaat staat Rusland, waar 9,1 procent van de Nederlandse voetafdruk ligt. Tot 2021 werd veel aardgas uit Rusland geïmporteerd en bij de winning van aardgas komt vaak methaan vrij. Daarnaast wordt zo’n 20 procent uitgestoten in vier van de vijf landen waaruit Nederland het meest importeert: Duitsland, België, China en de Verenigde Staten. Het is opvallend dat India het 7e land in dit rijtje is, omdat er in vergelijking met de andere landen in het rijtje weinig uit India wordt geïmporteerd.
Aandeel Nederlandse broeikasvoetafdruk (excl. huishoudens)1) | Ranking importpartner | Broeikasgasuitstoot (van binnenlandse productie) | |
---|---|---|---|
% | miljard kg CO2‑eq2) | ||
Nederland | 36,0 | 183 | |
Rusland | 9,1 | 8 | 1 980 |
China | 7,2 | 5 | 11 655 |
Duitsland | 6,9 | 1 | 784 |
VS | 3,8 | 2 | 4 617 |
België | 2,5 | 3 | 90 |
India | 2,1 | 20 | 3 425 |
Polen | 1,7 | 14 | 353 |
1)Zie CBS (2023a).
2)Voor Nederland komt dit van CBS (2022c); voor alle andere landen van Exiobase 2023.
Dalende lijn werkt niet door in India
De uitstoot van broeikasgassen in Nederland was in 2018 ongeveer 15 procent lager dan in 2010 (CBS, 2022b) en de voetafdruk daalde bijna 10 procent (CBS, 2023a). Het aandeel van de Nederlandse voetafdruk die in India ligt, is in deze periode echter gegroeid, met name vanaf 2014 (zie figuur 4.6.2). Ook in waarde is er een stijging te zien van 3,3 miljard kg CO2-equivalent in 2010 naar 4,9 miljard kg CO2‑equivalent in 2018. Hieraan kunnen verschillende veranderingen ten grondslag liggen.
Jaar | Aandeel in India |
---|---|
2010 | 1,34 |
2012¹⁾ | 1,38 |
2014 | 1,41 |
2016 | 1,63 |
2018 | 2,05 |
¹⁾ Geëxtrapoleerde waarde |
Deze stijging kan gerelateerd zijn aan de groei van bepaalde belastende invoer uit India. De invoerwaarde van goederen uit India fluctueert nogal over deze jaren met name door de invoer van minerale brandstoffen (zie hoofdstuk 2 van deze Internationaliseringsmonitor voor meer details over de Nederlandse goederenhandel met India). Als minerale brandstoffen niet worden meegenomen is er in de periode 2014–2018 slechts een lichte groei van de goedereninvoer te zien. De invoer van diensten uit India is in deze periode echter meer dan verdubbeld (zie hoofdstuk 3 van deze Internationaliseringsmonitor voor meer details over de Nederlandse dienstenhandel met India). Deze diensteninvoer bestaat voor een groot deel uit zakelijke diensten en computerdiensten. De werknemers die deze diensten leveren, zijn werkzaam in panden of kantoren die van energie moeten worden voorzien. Omdat India nog veel steenkool gebruikt om energie op te wekken, kan dit een deel van de stijging verklaren.
Naast de directe invoernoot7 uit India kan het ook zijn dat de indirecte invoer uit India is gestegen of dat er relatief meer broeikasgas wordt uitgestoten door de productie in India. Ook is het mogelijk dat de emissie-intensiteit (de uitstoot per euro productie) in India omhoog is gegaan.
Grootste gedeelte Nederlandse voetafdruk binnen vier sectoren in India
De Nederlandse broeikasgasvoetafdruk in India vindt grotendeels plaats in vier Indiase bedrijfstakken: landbouw, energievoorziening, industrie en delfstoffenwinning, zie figuur 4.6.3. Binnen de landbouw is vooral de veehouderij een grote vervuiler. De veehouderij in India veroorzaakt enorm veel uitstoot van broeikasgassen en Nederland heeft hier slechts een klein aandeel in. Een klein aandeel maal een zeer grote waarde resulteert in een grote waarde; het is dus niet zozeer gerelateerd aan de hoeveelheid grondstoffen en halffabricaten uit deze sector maar wel aan de enorme totale uitstoot van deze sector.
Bedrijfstak | Broeikasgasuitstoot |
---|---|
Landbouw, bosbouw, visserij | 1358 |
Energievoorziening | 1169 |
Industrie | 1034 |
Delfstoffenwinning | 924 |
Waterbedrijven en afvalbeheer | 194 |
Vervoer en opslag | 160 |
Overig | 63 |
Bron: CBS, Exiobase |
De uitstoot door de Indiase energiesector wordt voor meer dan 90 procent veroorzaakt door het verbranden van steenkool bij de productie van elektriciteit. Steenkool is al jaren de belangrijkste bron van energieproductie in India: 70 procent in 2015 (IEA, 2015) en in 2021 nog ongeveer net zo belangrijk (IEA, 2021). India is een van de twee landen (de andere is China) die er voornamelijk voor hebben gezorgd dat de werelduitstoot door steenkoolverbranding in 2021 boven het niveau van 2019 is uitgekomen (Davis, 2022; Jackson, 2022). Overigens kan hieruit niet geconcludeerd worden dat de energietransitie in India niet op de kaart staat, want sinds 2017 groeit de hoeveelheid elektriciteit gegenereerd door hernieuwbare energiebronnen harder dan die door steenkool (IEA, 2021).
Binnen de Indiase industrie is er niet één bedrijfstak die het merendeel van de emissies veroorzaakt. De grootste vervuilers zijn de staal- en ijzerindustrie en verschillende chemische sectoren. Binnen de delfstoffenwinning wordt de uitstoot met name veroorzaakt door de winning van steenkool. Daarnaast is een deel te wijten aan de winning van zand en klei en van metalen als lood, zink en koper.
Voetafdruk gerelateerd aan productie van Nederlandse bedrijfstakken
Van de totale broeikasgasvoetafdruk van Nederlandse finale bestedingen (dus exclusief huishoudens) in India is iets meer dan 70 procent gerelateerd aan de finale bestedingen van Nederlandse producten. Dit betreft dus de productie in Nederland en de import van Indiase halffabricaten en grondstoffen ten behoeve van deze productie. De resterende 30 procent betreft de voetafdruk van ingevoerde eindproducten.
Bijna de helft van de voetafdruk gerelateerd aan de finale besteding van in Nederland geproduceerde producten ligt in Nederland. Ongeveer 1,5 procent ligt in India, dus het aandeel van de voetafdruk door de import van Indiase halffabricaten en grondstoffen is maar klein. De industrie en de bouw dragen het meeste bij aan deze voetafdruk in India. Maar ook bedrijfstakken die met name diensten uit India importeren (bijvoorbeeld bank- en verzekeringswezen en zakelijke dienstverlening) hebben hierin een aanzienlijk aandeel.
Bedrijfstak | Gerelateerde broeikasgasuitstoot |
---|---|
Industrie | 730 |
Bouw | 548 |
Quartaire sector | 397 |
Overige sectoren | 320 |
Vervoer en opslag | 176 |
Bank- en verzekeringswezen | 175 |
Horeca | 151 |
Zakelijke dienstverlening | 124 |
Bron: CBS, Exiobase |
Van de genoemde bedrijfstakken in figuur 4.6.4 bestaat de directe import van de industrie en de horeca voor het grootste gedeelte uit goederen en voor alle anderen zijn de diensten het belangrijkst in de directe import.
4.7Samenvatting en conclusie
India is de afgelopen decennia – net als andere landen – sterker geïntegreerd in internationale waardeketens. Terwijl China zich bijvoorbeeld heeft gespecialiseerd in het verwerken van intermediaire goederen voor eindmontage heeft India zich juist toegelegd op het leveren van diensten binnen internationale waardeketens (Banerjee, 2022). Dat zien we ook terug in de cijfers over de verwevenheid tussen Nederland en India; diensten voeren de boventoon.
Wat is het belang van de directe export naar India voor de Nederlandse economie in termen van verdiensten en werkgelegenheid?
De toegevoegde waarde die de Nederlandse economie in 2021 genereerde dankzij de directe export van goederen en diensten naar India was circa 1,5 miljard euro, goed voor 0,2 procent van het bbp. Hiermee was India de 31e partner van Nederland qua exportverdiensten. De dienstenexport leverde met 720 miljoen euro het meeste op voor de Nederlandse economie, gevolgd door export van goederen van Nederlandse makelij met 650 miljoen euro en wederuitvoer met 128 miljoen euro. Het was de bedrijfstak groothandel en handelsbemiddeling die het meest verdiende aan de export naar India, gevolgd door IT- en informatiedienstverlening. In totaal waren in 2021 12 duizend Nederlandse voltijdbanen gerelateerd aan de export naar India. Deze leverde de meeste banen op in de groothandel en handelsbemiddeling, gevolgd door de IT-dienstverlening. Het merendeel van deze voltijdbanen was dankzij de dienstenexport.
Hoe wordt de import van Indiase goederen en diensten ingezet in de Nederlandse economie?
In 2021 importeerden Nederlandse bedrijven voor 4 miljard euro aan goederen en 3 miljard euro aan diensten uit India. Ongeveer 45 procent van de Nederlandse invoer uit India werd verder verwerkt door Nederlandse bedrijven. Het merendeel van deze invoer (2,1 miljard euro) bestond uit diensten. Van alle bedrijfstakken importeerde de bedrijfstak reparatie van consumentenartikelen in 2021 relatief de meeste diensten uit India (6,1 procent van de totale invoer). Daarna volgde de IT- en informatiedienstverlening. Wat betreft Indiase goederen importeerde de farmaceutische industrie relatief gezien het meest (4,8 procent), gevolgd door de delfstoffenwinning.
Op welke wijze profiteren Nederland en India van de bilaterale export in internationale waardeketens?
In totaal verdiende Nederland in 2020 3,5 miljard euro aan de export naar India (1,8 miljard euro direct en 1,7 miljard euro indirect). Het merendeel van de indirecte exportverdiensten aan India komen tot stand doordat Nederlandse goederen en diensten zijn verwerkt in de export van andere Europese landen naar India, met Duitsland (10,4 procent), België (9,4 procent) en Frankrijk (7,5 procent) als belangrijkste tussenbestemmingen. De groothandel verdiende het meest aan de directe en indirecte export naar India, gevolgd door de chemische industrie. Van de totale verdiensten aan de export naar India, is 83 procent afkomstig van export die gebruikt wordt voor finale bestedingen in India.
In 2020 verdiende India in totaal (3,4 miljard euro direct en 1,1 miljard euro indirect) 4,5 miljard euro aan de export van goederen en diensten naar Nederland. Daarmee hield India 1 miljard euro meer over aan de export naar Nederland dan andersom. De indirecte export verloopt vooral via onze buurlanden Duitsland (15,8 procent) en België (9,7 procent). Driekwart van de import uit India is bestemd voor bestedingen binnen Nederland in de vorm van consumptie en investeringen. De Indiase IT-sector en de groothandel verdienden het meest aan de export naar Nederland.
Hoe groot is de broeikasgasvoetafdruk in India door consumptie in Nederland?
India is het 7e land waar het grootste aandeel van de Nederlandse voetafdruk neerslaat. Terwijl de uitstoot van broeikasgassen in Nederland tussen 2010 en 2018 is afgenomen, is de Nederlandse voetafdruk in India groter geworden, met name vanaf 2014. De invoer van diensten uit India is in deze periode meer dan verdubbeld. Deze bestaat voor een groot deel uit zakelijke- en computerdiensten, geleverd door Indiase werknemers in kantoren of bedrijfspanden die van energie moeten worden voorzien. Aangezien er in India nog veel steenkool gebruikt wordt om energie op te wekken, kan dit een deel van de stijging verklaren. De Nederlandse broeikasgasvoetafdruk in India ligt grotendeels in vier Indiase bedrijfstakken: landbouw (met name veehouderij), energievoorziening, industrie (met name staal- en ijzerindustrie en chemische sectoren) en delfstoffenwinning.
4.8Data en methoden
Door opdeling van productieprocessen vertellen traditionele handelsstatistieken slechts een deel van het verhaal. Om de directe en indirecte relaties tussen landen en bedrijfstakken goed in te schatten is waardeketenanalyse onontbeerlijk. De onderlinge afhankelijkheid gaat immers verder dan alleen de directe relatie tussen toeleverancier en afnemer; het gaat om alle betrokkenen in de hele keten. Waardeketenanalyse (input-outputanalyse) maakt het mogelijk in kaart te brengen hoeveel waarde wordt toegevoegd op ieder punt in de keten, waardoor dwarsverbanden en de mate van afhankelijkheden in de keten inzichtelijk worden.
In dit hoofdstuk is gesproken over de verdiensten van de Nederlandse export naar India en omgekeerd. Dankzij het koppelen van de statistieken Internationale Handel in Goederen (IHG) en Internationale Handel in Diensten (IHD) aan input-outputtabellen afkomstig van Nationale Rekeningen (NR) van het CBS, is het mogelijk om deze verdiensten in kaart te brengen. De methode die gebruikt wordt om deze koppeling tot stand te brengen is ontwikkeld door Lemmers (2015) en maakt het mogelijk om vast te stellen wat Nederland verdient aan de directe export naar andere afzetmarkten. Deze koppeling maakt het ook mogelijk om de werkgelegenheid die gemoeid is met deze export in kaart te brengen door gebruik te maken van cijfers uit de Arbeidsrekeningen van het CBS. Daarbij wordt eveneens gebruikgemaakt van input-outputanalyse (Miller & Blair, 2009).
Input-outputtabellen laten o.a. per bedrijfstak zien hoeveel deze aan de andere bedrijfstakken levert, waar de bedrijfstak de benodigde goederen en diensten zelf inkoopt en hoeveel de bedrijfstak produceert en exporteert. Met behulp van een dergelijke input-outputtabel is het mogelijk te berekenen hoeveel toegevoegde waarde er gegenereerd wordt in iedere bedrijfstak en hoeveel werkgelegenheid hiermee gemoeid is. Hiermee kunnen afhankelijkheden in waardeketens zichtbaar worden gemaakt.
Het CBS beschikt echter uitsluitend over gegevens over de directe internationale handel van Nederland met een andere handelspartner. Deze data was op het moment van schrijven beschikbaar voor het verslagjaar 2021. Het CBS heeft echter geen zicht op wat er met de goederen en diensten gebeurt nadat ze zijn geëxporteerd. Met multiregionale input-outputtabellen gepubliceerd door Eurostat (2022) kan het CBS wel schatten wat er met de export gebeurt: worden de goederen en diensten in het importerende land bijvoorbeeld geconsumeerd of verwerkt voor verdere export? Deze gegevens van Eurostat bestaan uit aan elkaar gekoppelde nationale input-outputtabellen; de zogenaamde ‘multi region’ input-outputtabellen (MRIO). Deze MRIO-tabellen delen de wereld op in 46 gebieden en 64 bedrijfstakken en laten onder andere zien hoeveel onderlinge leveringen er zijn tussen bedrijfstakken en aan consumenten, overheid en investeringen voor de periode 2010–2020. Om de verdiensten van deze indirecte handel in kaart te brengen wordt eveneens gebruikgemaakt van input-outputanalyse. Voor meer informatie over deze methode zie onder andere Lemmers (2013), Lemmers et al. (2014), Jaarsma en Wong (2017).
4.9Literatuur
Literatuur
Baldwin, R. & Lopez-Gonzalez, J. (2015). Supply-chain Trade: A Portrait of Global Patterns and Several Testable Hypotheses. The World Economy, 38(11), 1682–1721.
Banerjee, P. (2022). Revealed Comparative Advantage in Services Exports: How Is India Different from China? The Indian Economic Journal, 70(3), 417–436.
CBS (2017). Footprint calculations using SNAC-Exiobase. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2022a). Aandeel van China in goederenimport verder toegenomen in 2021. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2022b). Hoe groot is onze broeikasgasuitstoot? Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2022c). Emissies naar lucht door de Nederlandse economie; nationale rekeningen. [Dataset]. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2023a). Broeikasgassen- en grondstofvoetafdrukken. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Cremers, D., Notten, T., Prenen, L., Rud, I. & Wong, K. F. (2020). Nederlands-Duitse handel in mondiale waardeketens. In S. Creemers, M. Jaarsma & A. Lammertsma (Red.), Internationaliseringsmonitor 2020, eerste kwartaal: Duitsland. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Davis, S. J., Liu, Z., Deng, Z., Zhu, B., Ke, P., Sun, T., Guo, R. et al. (2022). Emissions rebound from the COVID-19 pandemic. Nature Climate Change, 12, 410–417.
Dhakal, S., Minx, J. C., Toth, F. L., Abdel-Aziz, A., Meza, M. J. F., Hubacek, K., Jonckheere, I. G. C. et al. (2022). Chapter 2: Emissions trends and drivers. In Climate Change 2022: Mitigation of Climate Change. Working Group III Contribution to the Sixth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change. Genève: Intergovernmental Panel on Climate Change.
Eurostat (2022). FIGARO 2022. [Dataset].
Franssen, L., Lemmers, O., Prenen, L. & Wong, K. F. (2020). Het Verenigd Koninkrijk afhankelijker van Europese Unie dan eerder gedacht. Economische Statistische Berichten, 105(4786), 268–271.
Franssen, L. & Notten, T. (2020). Handelstarieven en productieketens. In S. Creemers, A. Lammertsma & M. Jaarsma (Red.), Internationaliseringsmonitor 2020, vierde kwartaal: Handelsbeleid: Tarieven & verdragen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Friedlingstein, P., Jones, M. W., O’Sullivan, M., Andrew, R. M., Bakker, D. C. E., Hauck, J. et al. (2022). Global carbon budget 2021. Earth System Science Data 14(4), 1917–2005.
Fritsch, M. & Matthes, J. (2017). Factory Europe and its ties in Global Value Chains. GED Focus Paper. Keulen: Expert opinion on behalf of the Bertelsmann Stiftung.
Galani, U. (2021, 6 september). India Insight: Elbows out on world’s factory floor. Reuters.
Hummels, D., Ishi, J. & Yi, K.-M. (2001). The nature and growth of vertical specialization in world trade. Journal of International Economics, 54(1), 75–96.
IEA (2015). World Energy Outlook 2015. Parijs: International Energy Agency.
IEA (2021). India Energy Outlook 2021. Parijs: International Energy Agency.
Inamdar, N. (2022a, 6 oktober). iPhone 14: Can India replace China as the world’s factory? BBC.
Inamdar, N. (2022b, 25 augustus). Trade agreement: Why India made a U-turn on free trade deals. BBC.
Jaarsma, M. & Wong, K. F. (2017). Wat verdient Nederland aan de export naar het Verenigd Koninkrijk? In M. Jaarsma & R. Voncken (Red.), Internationaliseringsmonitor 2017, eerste kwartaal: Verenigd Koninkrijk. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Jackson, R. B., Friedlingstein, P., Le Quéré, C., Abernethy, S., Andrew, R. M., Canadell, J. G. et al. (2022). Global fossil carbon emissions rebound near pre-COVID-19 levels. Environmental Research Letters 17(3), 031001.
Karishma, B. (2021). India’s manufacturing and services value-chains are shifting South – A curse or a blessing? Research Network Sustainable Global Supply Chains.
Lemmers, O. (2013). Global value chains and the value added of trade. In M. Jaarsma (Red.), Internationalisation Monitor 2013. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Lemmers, O., Rozendaal, L., Berkel, van, F. & Voncken, R. (2014). Nederland en internationale waardeketens. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Lemmers, O. (2015). Who needs MRIOs anyway? An alternative assignment of value added of trade. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Miller, R. E. & Blair, P. D. (2009). Input–Output Analysis: Foundations and Extensions (2e ed.). Cambridge: Cambridge University Press.
Nano, E. & Stolzenburg, V. (2021). The Role of Global Services Value Chains for Services-Led Development. In ADB, Global Value Chain development Report 2021: Beyond Production. Manilla: Asian Development Bank.
Nayyar, D. (2022, 24 november). India needs to jump-start manufacturing. Here’s how to do it. The Washington Post.
Notten, T., Cremers, D. & Voncken, R. (2020). Nederland en China in internationale waardeketens. In S. Creemers, M. Jaarsma & A. Lammertsma (Red.), Internationaliseringsmonitor 2020, tweede kwartaal: China. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Ramaekers, P., Prenen, L., Loog, B. & Notten, T. (2022). Nederlandse verdiensten aan internationale handel. In D. Herbers & M. Jaarsma (Red.), Nederland Handelsland 2022: Export, import & investeringen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
UNEP (2022). Emissions Gap Report 2022: The Closing Window – Climate Crisis Calls for Rapid Transformation of Societies. Nairobi: United Nations Environment Programme.
US Trade Representative (2022). National Trade Estimate Report on Foreign Trade Barriers.
Wereldbank & WHO. (2019). Global Value Chain Development Report 2019: Technological Innovation, Supply Chain Trade, and Workers in a Globalized World. Washington, D.C.: World Bank Group.
Wereldbank (2023). Total greenhouse gas emissions (kt of CO2 equivalent). [Dataset].
Wong, K. F., Jaarsma, M. & Voncken, R. (2019). Wat verdienen de Verenigde Staten en Nederland aan de wederzijdse export? In M. Jaarsma & S. Vos (Red.), Internationaliseringsmonitor 2019, eerste kwartaal: Verenigde Staten. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Yi, K.-M. (2003). Can Vertical Specialization Explain the Growth of World Trade? Journal of Political Economy, 11(1), 52–102.
Noten
In hoofdstuk 1 van deze Internationaliseringsmonitor werd de sterk ontwikkelde Indiase IT-dienstenindustrie al toegelicht.
De cijfers zoals ze in dit hoofdstuk gepresenteerd worden, zijn gebaseerd op cijfers van de Nationale Rekeningen. Voor de Nationale Rekeningen staat het eigendomscriterium centraal, wat betekent dat bepaalde transacties in het buitenland tot de Nederlandse in- en uitvoer kunnen worden gerekend, ook als de verhandelde goederen fysiek niet in Nederland zijn geweest. In de andere hoofdstukken van deze publicatie wordt de statistiek Internationale Handel in Goederen gebruikt, waarbij het grensoverschrijdingsprincipe gevolgd wordt.
De grote mutaties in de exportwaarde van de vergoedingen voor gebruik, distributie of eigendomsrechten van software zijn vanaf 2020 komen te vervallen. Een groot deel van deze stroom bestaat uit een type financiële stroom waarvan besloten is dat deze niet (meer) tot de internationale dienstenhandel zou moeten worden gerekend. Doordat in de cijfers vanaf 2020 deze stroom niet meer wordt meegenomen, is een rechtstreekse vergelijking met voorgaande jaren niet meer mogelijk. In deze publicatie is om deze reden besloten om cijfers vanaf 2020 met elkaar te vergelijken.
Dit is de Europese unie na de Brexit.
In deze voetafdruk worden alle finale binnenlandse bestedingen meegenomen, dus bijvoorbeeld ook investeringen.
In dit hoofdstuk worden koolstofdioxide, methaan en distikstofmonoxide meegenomen.
De directe invoer zijn de goederen en diensten die vanuit India direct naar Nederland gaan. Indirecte invoer zijn goederen en diensten die (gedeeltelijk) in India zijn geproduceerd en via minstens één ander land van India naar Nederland gaan.