Nederlands-Duitse handel in mondiale waardeketens
Duitsland is met afstand de belangrijkste handelspartner van Nederland. In 2018 exporteerde Nederland voor 113 miljard euro aan goederen en 27,8 miljard euro aan diensten naar onze oosterburen. Na aftrek van kosten voor ingevoerde grondstoffen en halffabricaten hield Nederland daar 50,3 miljard euro aan over. Welke bedrijfstakken verdienen het meest aan de productie van deze export? Hoeveel banen zijn daarmee gemoeid? Wat verdient Nederland als toeleverancier aan de export van Duitsland naar andere landen? En hoe liggen de verhoudingen vanuit Duits perspectief: hoeveel houdt de Bondsrepubliek over aan de export naar Nederland? En is dat meer of minder dan wat Nederland aan de export naar Duitsland verdient?
3.1Inleiding
Onzekerheden die voortvloeien uit geopolitieke spanningen, zoals de Brexit of het aanhoudende handelsconflict tussen China en de Verenigde Staten (VS), hebben ervoor gezorgd dat exportafhankelijke landen onder grotere druk komen te staan dan economieën waar de binnenlandse consumptie een veel grotere rol speelt. Duitsland, dat doorgaans sterk op de export leunt en sterk afhankelijk is van de industriële productie, lijkt de gevolgen van bovengenoemde spanningen te ondervinden en dit is zichtbaar in de Duitse handelscijfers (Statistisches Bundesamt, 2020a). Zo blijkt volgens cijfers van het Duitse federale statistiekbureau (Statistisches Bundesamt, 2020b) ook dat de productie van de Duitse industrie een forse terugval kende in 2019, voornamelijk gedreven door de neergang in de auto-industrie. In Duitsland spelen specifieke schokken namelijk een rol in de auto-industrie, de grootste industriële bedrijfstak in Duitsland met een sterke exportfocus (CBS, 2019; Statistisches Bundesamt, 2019). In 2019 nam de productie van de Duitse auto-industrie en toeleverende bedrijfstakken af. Hierdoor koelde de Duitse economie als geheel af. Het schandaal omtrent sjoemelsoftware in Duitse dieselauto’s en de achterlopende overgang naar elektrische auto’s worden genoemd als voornaamste redenen voor de krimp van de export van de Duitse auto-industrie. Ook bestaat de dreiging van een handelsoorlog met de VS, waarbij de Amerikaanse regering openlijk dreigt met het instellen van importheffingen op Europese auto’s (Dudenhöffer et al., 2019).
‘Als Duitsland niest, is Nederland verkouden’ is een door economen veelgebruikt gezegde om de verwevenheid van de Nederlandse economie met die van Duitsland te benadrukken. De Duitse industrie is sterk geïntegreerd in mondiale waardeketens waarvan ook toeleverende Nederlandse bedrijfstakken deel uitmaken. Een afname van de vraag naar bijvoorbeeld Duitse personenauto’s heeft daarom via de internationale waardeketen ook consequenties voor toeleverende Nederlandse bedrijven (CBS, 2019). Zo bleek uit recente cijfers van het CBS (2020) dat de Nederlandse export van chemische producten, fabricaten, machines en transportmiddelen naar Duitsland – volgens OESO-cijfers belangrijke inputs voor de Duitse industrie – in de tweede helft van 2019 aanzienlijk is afgenomen vergeleken met de tweede helft van 2018. Nederland lijkt daarmee via Duitsland vrij gevoelig te zijn voor recente kwetsbaarheden in de wereldhandel, zoals de Brexit of de handelsoorlog tussen China en de VS.
In dit hoofdstuk wordt op basis van de meest recente cijfers een zo nauwkeurig mogelijk beeld geschetst van de Nederlandse verbondenheid met Duitsland. Wat is het belang van de export naar Duitsland voor de Nederlandse welvaart? Welke sectoren hebben voornamelijk baat bij deze export? En hoe zit het met de indirecte export via de waardeketen naar Duitsland? Zulke vragen kunnen vervolgens ook gesteld worden vanuit het Duitse perspectief; hoe belangrijk is ons land voor haar oosterburen? Samengevat staan de volgende vier invalshoeken met onderzoeksvragen centraal in dit hoofdstuk:
- Wat is de bijdrage van de export naar Duitsland aan de Nederlandse economie in termen van toegevoegde waarde en werkgelegenheid? Hoe is de verhouding exportverdiensten en het aantal voltijdbanen dankzij de export van eigen makelij, wederuitvoer en export van diensten? Welke Nederlandse bedrijfstakken verdienen hier het meest aan?
- Wat verdient Nederland aan de indirecte export die via andere landen in Duitsland terechtkomt? Via welke landen gebeurt dit en welke buitenlandse bedrijfstakken zijn hierbij betrokken?
- Welk deel van de directe en indirecte export van Nederland naar Duitsland wordt geconsumeerd in Duitsland, en welk deel wordt verwerkt in de productie voor de Duitse export naar andere landen?
- En omgekeerd, wat verdient Duitsland aan de directe en indirecte export van goederen en diensten naar Nederland? Welke bedrijfstakken in Duitsland verdienen hier het meeste aan? Hoe ziet het verdere verloop van de mondiale waardeketen na de directe en indirecte export van Duitsland naar Nederland eruit?
Leeswijzer
De opbouw van dit hoofdstuk volgt de onderzoeksvragen zoals hierboven beschreven. Paragraaf 3.2 richt zich op de eerste twee onderzoeksvragen en beschrijft de Nederlandse verdiensten en werkgelegenheid dankzij de export naar Duitsland. Paragraaf 3.3 behandelt de onderzoekvragen 3 en 4 en belicht de mondiale waardeketen via Duitsland en Nederland. In paragraaf 3.4 worden de onderzoeksvragen uit paragraaf 3.3 beantwoord vanuit het Duitse perspectief. Paragraaf 3.5 besluit het hoofdstuk met een samenvatting en conclusies. Ten slotte wordt in paragraaf 3.6 een toelichting gegeven over de gebruikte data en methoden.
3.2Bijdrage export naar Duitsland aan de Nederlandse economie
In 2018 verdiende Nederland in totaal 50,3 miljard euro aan de export naar Duitsland. Figuur 3.2.1 laat de samenstelling zien van de Nederlandse exportverdiensten aan Duitsland. Met 23,8 miljard euro verdiende Nederland het meest aan de export van goederen van Nederlandse makelij. Aan wederuitvoer werd 8,9 miljard euro overgehouden en aan de uitvoer van diensten 17,6 miljard euro.noot1 De grootste toename sinds 2015 kwam voor rekening van de dienstenuitvoer, zowel absoluut als relatief. De export van goederen en diensten naar Duitsland is goed voor 19 procent van de totale Nederlandse exportverdiensten. Daarmee is Duitsland niet alleen de belangrijkste exportpartner gemeten naar exportwaarde, maar ook gemeten naar exportverdiensten. Op respectabele afstand volgden het Verenigd Koninkrijk en België, waaraan Nederland respectievelijk 27,6 miljard en 23,3 miljard euro verdiende. De 50,3 miljard euro die Nederland dankzij de directe export aan Duitsland verdiende, was goed voor 6,5 procent van het Nederlandse bruto binnenlands product.
Groothandel en handelsbemiddeling grootverdiener aan export naar Duitsland
De bedrijfstak die het meest verdiende aan de export naar Duitsland was de groothandel en handelsbemiddeling met 18,4 procent van de exportverdiensten, zoals te zien in figuur 3.2.2. Bijna 3,3 miljard euro van de in totaal 9,0 miljard euro aan exportverdiensten naar Duitsland kwam daar voort uit goederen van Nederlandse makelij. Dit zijn doorgaans goederen geproduceerd door agrarische of industriële bedrijven waarbij de groothandel als intermediair fungeert om buitenlandse markten te bereiken (Wong, 2019). Ruim 4,9 miljard van de 9,0 miljard euro aan wat de groothandel verdient aan de export naar Duitsland bestaat uit verdiensten op wederuitvoer. Daarmee is de groothandel de bedrijfstak die het meeste verdient aan de wederuitvoer naar onze oosterburen.
Na de groothandel verdienden holdings en managementadviesbureaus met ruim 2,5 miljard euro het meeste aan de export naar de Bondsrepubliek. Het merendeel van deze verdiensten kwam voort uit de export van diensten. Holdings en managementadviesbureaus werden op de voet gevolgd door de landbouw. Deze bedrijfstak genereerde in 2018 een toegevoegde waarde van circa 2,5 miljard euro met de export naar Duitsland, het overgrote deel dankzij de export van goederen van eigen makelij. De chemische industrie, de winning van aardolie en aardgas en de voedingsmiddelenindustrie verdienden vooral aan de export van goederen van eigen makelij, terwijl de bedrijfstakken opslag, dienstverlening voor vervoer, vervoer over land en de IT-dienstverlening juist het meest verdienden aan dienstenexport. Bij uitzendbureaus werden de exportverdiensten zowel door goederen als door diensten gegenereerd. Uitzendbureaus leveren namelijk zowel personeel aan industriële als dienstverlenende bedrijven.
Dienstenexport aanjager van de banengroei dankzij de export naar Duitsland
Naast toegevoegde waarde levert de export ook werkgelegenheid op, zie figuur 3.2.3. In 2018 waren 470 duizend voltijdbanen (vte) gerelateerd aan de export naar Duitsland, goed voor 19,6 procent van de totale exportgerelateerde werkgelegenheid en 6,2 procent van de totale werkgelegenheid in Nederland. In 2015 waren dit nog 415 duizend voltijdbanen. De meeste mensen met een baan dankzij de export naar Duitsland zijn werkzaam doordat er producten van eigen makelij naar onze oosterburen geëxporteerd worden. In 2018 ging dit om 203 duizend voltijdequivalenten. Om en nabij de 185 duizend voltijdbanen werden ingezet om aan de Duitse vraag naar diensten te voldoen en 82 duizend voltijdbanen waren gerelateerd aan de wederuitvoer naar Duitsland. De groei in voltijdbanen tussen 2015 en 2018 kwam voornamelijk voor rekening van de dienstenexport.
Van de banen die gerelateerd zijn aan de export van goederen en diensten naar Duitsland werden 70 procent van de voltijdbanen door mannen vervuld en 30 procent door vrouwen. Het aandeel vrouwen was met 33 procent het hoogste bij de export van diensten. Bij de wederuitvoer naar Duitsland was het percentage vrouwen 28 procent en bij de export van goederen van Nederlandse makelij 26 procent.
Figuur 3.2.4 laat zien in welke sectoren de meeste voltijdbanen dankzij de export naar Duitsland resulteren en hoe dit verdeeld is over export van Nederlandse makelij, wederuitvoer en export van diensten. De meeste werkgelegenheid dankzij de directe export komt tot stand in de dienstverlenende sectoren. Net zoals voor de toegevoegde waarde genereert de groothandel en handelsbemiddeling ook de meeste werkgelegenheid dankzij de directe export naar Duitsland. Voor de andere bedrijfstakken is de top tien van de werkgelegenheid echter anders dan die van de toegevoegde waarde. Behalve de voedingsmiddelenindustrie vallen de landbouw en alle industriële bedrijfstakken buiten de top 10. Dit heeft ermee te maken dat de dienstensectoren arbeidsintensiever zijn dan de industrie. Wat betreft de verdeling van de werkgelegenheid over de verschillende soorten uitvoer valt op dat de voedingsmiddelenindustrie relatief veel werkgelegenheid genereert door de export van goederen van Nederlandse makelij.
3.3Nederlandse handel met Duitsland in mondiale waardeketens
De Nederlandse economie is niet alleen via de directe export met Duitsland verbonden, maar ook via de export naar andere landen. Dat laatste hangt vooral samen met de opkomst van mondiale waardeketens (zie bijvoorbeeld Lemmers et al., 2014; CBS, 2015; CBS, 2017). De mondiale waardeketen die via Nederland en Duitsland loopt is in figuur 3.3.1 grafisch weergegeven. Met de oranje pijl in figuur 3.3.1 wordt de directe export aangeduid en hiermee worden de goederen en diensten bedoeld die rechtstreeks van Nederland naar Duitsland gaan. Nederlandse bedrijven verdienen ook aan Nederlandse goederen en diensten die verwerkt zijn in de export van andere landen naar Duitsland. Denk hierbij bijvoorbeeld aan in Nederland geproduceerde chemicaliën die naar België worden geëxporteerd en daar worden gebruikt door de farmaceutische industrie om medicijnen te vervaardigen die uiteindelijk naar Duitsland worden geëxporteerd. Dit verschijnsel staat bekend als indirecte export. In figuur 3.3.1 wordt deze stroom goederen en diensten weergegeven met de dunne oranje pijl die vervolgens als rode pijl doorgaat naar Duitsland.noot2
Export naar Duitsland via andere landen levert ook nog 6,1 miljard op
Nederland verdiende in 2016 45,1 miljard euro aan de directe en indirecte export naar Duitsland. De directe of rechtstreekse export naar Duitsland leverde in dat jaar 39 miljard euro op, zie figuur 3.3.1.noot3 Aan de indirecte export verdiende Nederland toen circa 6,1 miljard euro. Daarmee was het aandeel van indirecte exportverdiensten in de totale exportverdiensten aan Duitsland 13,5 procent. Deze indirecte verdiensten komen tot stand doordat er vanuit Nederland goederen of diensten eerst naar andere landen gaan, die daar worden verbruikt of verder worden verwerkt, en vervolgens naar Duitsland worden geëxporteerd. Door deze internationale verwevenheid is de onderlinge afhankelijkheid toegenomen. Als er zich bijvoorbeeld economische schokken voordoen in andere landen, zoals een recessie of een natuurramp, dan kan dat tot haperingen in productieketens leiden en consequenties hebben voor Nederlandse toeleveranciers. Inclusief de indirecte exportverdiensten, droeg de export naar Duitsland 6,7 procent bij aan het Nederlandse bruto binnenlands product in 2016.
Nederland levert grondstoffen, tussenproducten en ondersteunende diensten voor de exportproductie van deze landen met Duitsland als eindbestemming. Figuur 3.3.2 geeft de top 10 van landen waarmee Nederland in internationale productieketens zit voor de uiteindelijke export naar Duitsland. Deze top 10 bestaat volledig uit Europese landen. België is de belangrijkste afnemer van Nederlandse inputs. Bijna een kwart van de toegevoegde waarde die Nederland verdient aan de indirecte export naar Duitsland ontstaat door toeleveringen aan België. De belangrijkste Belgische bedrijfstakken die Nederlandse producten verwerken zijn de aardolie-industrie, de chemische en farmaceutische industrie en de voedings- en genotmiddelenindustrie. Om en nabij 10 procent van de Nederlandse indirecte exportverdiensten aan Duitsland geschiedt door toeleveringen aan Ierland en dan voornamelijk via de Ierse IT-dienstverlening en de chemische industrie. Ongeveer 6,8 procent van de Nederlandse indirecte exportverdiensten verloopt via Frankrijk. Hier zijn het de chemische en farmaceutische industrie en de overige transportmiddelenindustrie die de meeste Nederlandse inputs verwerken in hun export naar Duitsland. Bij de indirecte exportverdiensten via Polen, Hongarije, Tsjechië en Oostenrijk is het vooral de auto-industrie die Nederlandse goederen en diensten verwerkt in zijn export naar Duitsland.
Meeste exportverdiensten aan Duitsland door groot- en detailhandel
Waar figuur 3.2.2 liet zien welke Nederlandse bedrijfstakken in 2018 het meest verdienden aan de directe export naar Duitsland, laat figuur 3.3.3 zien dat ook de indirecte export naar Duitsland voor sommige bedrijfstakken veel oplevert.noot4 Als we beide figuren vergelijken, dan zien we dat de bedrijfstakken die het meeste verdienen aan de directe export naar Duitsland in 2018 (zie figuur 3.2.2), ook qua totale exportverdiensten aan Duitsland hoog op de ranglijst staan. De groot- en detailhandel verdiende in 2016 het meest aan de totale export naar Duitsland, gevolgd door bedrijven in de zakelijke dienstverlening.
Bijna drie kwart exportverdiensten door finale bestedingen in Duitsland
Van de Nederlandse exportverdiensten aan Duitsland in 2016, was bijna driekwart uiteindelijk bestemd voor Duitse finale bestedingen. Ongeveer 22,5 miljard van de 45,1 miljard euro die Nederland in totaal verdiende aan de export naar Duitsland, hangt samen met consumptie of investeringen in Duitsland. Denk hierbij niet alleen aan door Duitse huishoudens geconsumeerde Nederlandse kaas, maar ook aan in Nederland gefabriceerde halfgeleiderchips die zijn verwerkt in consumentenelektronica geassembleerd in China, die uiteindelijk door Duitse huishoudens geconsumeerd wordt.
Ruim een kwart van de Nederlandse exportverdiensten naar Duitsland – 11,7 miljard – is verwerkt in de Duitse export van goederen en diensten naar andere landen. Ruim 7,3 miljard euro – 63 procent – van deze exportverdiensten wordt uiteindelijk geconsumeerd buiten de Europese interne markt.noot5 Daarmee is Duitsland ook voor Nederland een belangrijke toegangspoort naar markten buiten de Europese Unie. Dat heeft als bijkomend gevolg dat handelsconflicten tussen de EU en bijvoorbeeld de VS of China de Nederlandse economie niet alleen direct maar ook indirect kunnen raken. Dat indirecte effect bestaat eruit dat Nederlandse toeleveranciers aan bijvoorbeeld de Duitse auto-industrie met minder vraag naar hun tussenproducten te maken kunnen krijgen (CBS, 2019).
Figuur 3.3.4 laat zien waar deze goederen of diensten – die mede met Nederlandse inzet tot stand zijn gekomen – uiteindelijk worden geconsumeerd. Ruim 1,4 miljard euro aan Duitse goederen en diensten met Nederlandse inputs komen uiteindelijk terecht in de Verenigde Staten, goed voor 12,4 procent van het totaal. Na de Verenigde Staten is China de belangrijkste eindbestemming met 959 miljoen euro en een aandeel van 8,2 procent, gevolgd door Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk met respectievelijk 867 miljoen euro en 835 miljoen euro. Opmerkelijk is dat 305 miljoen euro of 2,6 procent van de verdiensten aan export die verder gaat dan Duitsland uiteindelijk in Nederland wordt geconsumeerd. Denk hierbij aan in Nederland gefabriceerde auto-onderdelen die worden verwerkt in Duitse personenauto’s die uiteindelijk door Nederlandse huishoudens worden aangekocht.
3.4Duitse handel met Nederland in mondiale waardeketens
Terwijl de Nederlandse economie na de kredietcrisis stagneerde en opnieuw in een recessie belandde, groeide de Duitse economie gestaag door. Dit was voornamelijk te danken aan de export van technologisch hoogwaardige industriële producten. Net als die van Nederland, heeft de Duitse economie een sterke exportfocus. Volgens OESO-cijfers werd 29,9 procent van het Duitse bruto binnenlands product in 2016 verdiend door het exporteren van goederen en diensten. In deze paragraaf wordt de bilaterale handel via de waardeketen vanuit Duits perspectief belicht.
Nederland verdient meer aan de export naar Duitsland dan omgekeerd
Zoals weergegeven in figuur 3.4.1 verdiende Duitsland 28,4 miljard euro aan de rechtstreekse export van goederen en diensten naar Nederland in 2016. Daarnaast verdienden onze oosterburen 4,2 miljard euro aan geëxporteerde goederen en diensten die via een omweg Nederland bereikten. In totaal hield de bondsrepubliek 32,6 miljard euro aan toegevoegde waarde over aan de export naar ons land. Dat is 12,6 miljard euro minder dan Nederland aan de export naar Duitsland verdiende. De 32,6 miljard euro aan directe en indirecte exportverdiensten droegen voor 1,1 procent bij aan het Duitse bruto binnenlands product. Nederland is als eindbestemming van de Duitse export dus beduidend minder belangrijk voor Duitsland dan andersom.
Meeste Duitse indirecte export naar Nederland via België en Luxemburg
Het aandeel van indirecte exportverdiensten in de totale Duitse exportverdiensten aan Nederland was 13 procent. Dat is vrijwel overeenkomstig met het aandeel van de indirecte export aan de totale Nederlandse exportverdiensten aan Duitsland. Figuur 3.4.2 laat zien in welke mate Duitsland in 2016 verdiende aan de export van andere landen naar Nederland. Anders gezegd, kijken we hier naar het laatste tussenstation in de waardeketen voordat de verwerkte goederen en diensten die oorspronkelijk uit Duitsland komen Nederland bereikten. Ongeveer 19,3 procent van de Duitse indirecte exportverdiensten naar Nederland kwam tot stand via België, gevolgd door Luxemburg met 8,5 procent en Frankrijk met 7,4 procent. Net als in de Nederlandse indirecte export naar Duitsland bestaat de top-10 van landen waaraan Duitsland verdient door middel van indirecte export naar Nederland volledig uit Europese landen. Voor zowel de Duitse als de Nederlandse onderlinge indirecte exportverdiensten zijn België en Frankrijk belangrijk. Maar er zijn ook belangrijke verschillen. Voor de Duitse indirecte export naar Nederland via andere landen zijn Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk en Zweden belangrijk, terwijl voor de Nederlandse indirecte export naar Duitsland via andere landen Ierland en Zwitserland belangrijk zijn. De zakelijke dienstverlening in België en Luxemburg gebruikt veel Duitse inputs in hun export naar Nederland. Dat geldt ook voor de auto-industrie in België, Zweden, Tsjechië en Spanje. In België verwerkt ook de voedings- en genotmiddelenindustrie veel Duitse inputs in de export naar Nederland.
Duitse zakelijke dienstverlening grootverdiener
Figuur 3.4.3 toont de Duitse bedrijfstakken die het meest verdienden aan de export van goederen en diensten naar Nederland, met een uitsplitsing in directe en indirecte export. De Duitse zakelijke dienstverlening steekt met kop en schouders boven de andere bedrijfstakken uit als het aankomt op exportverdiensten aan Nederland. Circa 22 procent van de totale Duitse verdiensten aan de export naar Nederland, kwam in deze bedrijfstak terecht. Dat komt overeen met 7,1 miljard euro. Op de tweede plaats volgde de groot- en detailhandel die bijna 4,3 miljard euro aan toegevoegde waarde overhield aan de export naar Nederland. De auto-industrie was de industriële bedrijfstak met de hoogste exportverdiensten aan Nederland. In 2016 verdiende de Duitse auto-industrie bijna 2,2 miljard euro aan de export naar Nederland. Andere industriële bedrijfstakken met substantiële exportverdiensten aan Nederland waren de machine-industrie en de metaalproductenindustrie.
Circa 70 procent van Duitse exportverdiensten door finale bestedingen in Nederland
De Nederlandse economie kent een hoge mate van verticale specialisatie. Dat wil zeggen dat er in de Nederlandse export relatief veel geïmporteerde halffabricaten, tussenproducten en ondersteunende diensten zijn verwerkt (Lammertsma & Notten, 2019). Dit wordt bevestigd doordat maar 70 procent van de Duitse export die Nederland in 2016 bereikte – zo’n 23 miljard euro – daadwerkelijk bestemd was voor Nederlandse finale bestedingen, zoals consumptie en investeringen. 30 procent van alle naar Nederland geëxporteerde goederen en diensten uit de Bondsrepubliek werd in Nederland verwerkt en geëxporteerd naar een buitenlandse eindbestemming. Dat kwam overeen met 9,6 miljard euro. Dat is relatief gezien veel meer dan de Nederlandse exportverdiensten aan de Duitse export.
Figuur 3.4.4 geeft weer waar de Duitse goederen en diensten in 2016 geconsumeerd werden, nadat zij Nederland hadden verlaten en in welke mate onze oosterburen hieraan verdienden. Opvallend is dat Duitsland zelf de belangrijkste eindbestemming is van de Nederlandse export waarin Duitse goederen en diensten verwerkt zijn. Dat heeft alles te maken met het bestaan van mondiale waardeketens, waarin tussenproducten en halffabricaten meerdere malen een landsgrens passeren en stapsgewijs verwerkt worden tot eindproduct. De Nederlandse importafhankelijkheid van Duitse producten zoals chemicaliën, machines en industriële halffabricaten is groot. Deze importen worden verwerkt in geëxporteerde goederen en diensten die uiteindelijk in Duitsland worden geconsumeerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een Duits bedrijf in de basismetalenindustrie die metaal verkoopt aan een Nederlandse machinemaker, die dit metaal gebruikt voor het produceren van landbouwmachines. De Nederlandse fabrikant verkoopt deze machines vervolgens aan een Duits landbouwbedrijf. In dat geval verdient de Duitse basismetaalindustrie aan de Nederlandse export naar Duitsland, waar de machine uiteindelijk dient als kapitaalgoed in de Duitse landbouw. Na Duitsland zelf, zijn het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten, Frankrijk en België belangrijke eindbestemmingen voor de Nederlandse directe export waarin Duitse tussenproducten, halffabricaten en ondersteunende diensten zijn verwerkt.
3.5Samenvatting en conclusie
In dit hoofdstuk is onderzocht in welke mate Duitsland en Nederland verdienen aan de onderlinge export, welke bedrijfstakken hiervan met name profiteren, via welke andere landen verdiend wordt aan de wederzijdse indirecte export en waar de export uiteindelijk terecht komt.
De toegevoegde waarde die de Nederlandse economie genereerde dankzij de export van goederen en diensten naar Duitsland was circa 50,3 miljard euro. Dat was goed voor 19,2 procent van de totale Nederlandse exportverdiensten en 6,5 procent van het bruto binnenlands product. Daarmee was Duitsland niet alleen de belangrijkste exportpartner gemeten naar bruto exportwaarde, maar ook gemeten naar exportverdiensten.
De Nederlandse economie hield circa 23,8 miljard euro aan toegevoegde waarde over aan de export van goederen van Nederlandse makelij naar de Bondsrepubliek, 8,9 miljard euro aan wederuitvoer en 17,6 miljard euro aan dienstenexport. Het was de groothandel en handelsbemiddeling die het meest verdiende aan de export naar Duitsland, gevolgd door de holdings en managementbureaus en de landbouw. Van de industriële bedrijfstakken verdienen de chemische industrie en de voedingsmiddelenindustrie het meest aan de export naar onze oosterburen.
In totaal waren 470 duizend voltijdbanen in 2018 gerelateerd aan de export naar Duitsland, goed voor 19,6 procent van de totale exportgerelateerde werkgelegenheid in Nederland. De man/vrouw verdeling in de werkgelegenheid dankzij de export naar Duitsland was 70/30. Van deze 470 duizend voltijdbanen waren 203 duizend voltijdbanen gerelateerd aan de export van goederen van Nederlandse makelij, 82 duizend aan de wederuitvoer en 185 duizend aan de export van diensten. De groothandel en handelsbemiddeling had de meeste voltijdbanen door de directe export naar Duitsland, gevolgd door uitzendbureaus en bedrijven die zich bezig houden met arbeidsbemiddeling en de landbouw.
Naast de directe export naar Duitsland verdiende Nederland in 2016 ook nog 6,1 miljard euro aan de export van andere landen naar Duitsland waarin Nederlandse tussenproducten, halffabricaten of ondersteunende diensten waren verwerkt. In totaal – direct en indirect – verdiende Nederland in dat jaar 45,1 miljard euro aan de export naar Duitsland, goed voor 6,7 procent van het bruto binnenlands product. De indirecte exportverdiensten komen tot stand doordat Nederland als toeleverancier dient in mondiale waardeketens met Duitsland als eindbestemming. De groot- en detailhandel verdiende het meest aan de directe en indirecte export aan Duitsland, gevolgd door de zakelijke dienstverlening. De industriële bedrijfstakken met de hoogste exportverdiensten aan Duitsland waren de chemische en farmaceutische industrie, de voedings- en genotmiddelenindustrie en de aardolie-industrie.
Ongeveer driekwart van de Nederlandse exportverdiensten aan Duitsland kwam tot stand dankzij finale bestedingen in Duitsland. Het overige deel van de Nederlandse exportverdiensten kwam tot stand doordat tussenproducten, halffabricaten of ondersteunende diensten in de Duitse export werden verwerkt en daardoor andere markten bereikten. Het merendeel van deze Duitse export met Nederlandse inputs had een bestemming buiten de Europese Unie. De belangrijkste eindbestemmingen waren de Verenigde Staten, Frankrijk en China. Daarmee is Duitsland indirect een belangrijke toegangspoort voor Nederlandse toeleveranciers naar markten buiten de Europese Unie.
Duitsland verdient minder aan de export naar Nederland dan dat Nederland aan de export naar Duitsland verdient. In 2016 bedroegen de totale Duitse exportverdiensten – direct en indirect – aan Nederland 32,6 miljard euro. Dat is 12,6 miljard euro minder dan Nederland aan de export naar Duitsland verdiende. De directe en indirecte export naar Nederland was goed voor 1,1 procent van het Duitse bruto binnenlands product. Het merendeel van de Duitse exportverdiensten aan Nederland kwam tot stand dankzij de directe export die 28,4 miljard euro bedroeg. De overige 4,2 miljard euro bestond uit verdiensten aan Duitse tussenproducten, halffabricaten en ondersteunende diensten die verwerkt waren in de export van andere landen naar Nederland. Op indirecte wijze profiteerde Duitsland vooral van de export van België en Luxemburg naar Nederland.
Ongeveer 70 procent van de Duitse export die Nederland in 2016 bereikte – zo’n 23 miljard euro – was daadwerkelijk bestemd voor Nederlandse finale bestedingen, zoals consumptie en investeringen. 30 procent van alle geëxporteerde goederen en diensten uit de Bondsrepubliek naar Nederland verliet ons land weer voor een buitenlandse eindbestemming. Dat komt overeen met 9,6 miljard euro. De meeste Nederlandse export waarin Duitse inputs waren verwerkt had uiteindelijk Duitsland zelf weer als eindbestemming. Dat kan worden verklaard door het hoge aandeel van geïmporteerde tussenproducten, halffabricaten en ondersteunende diensten in de productie voor de Nederlandse export. Doordat Nederland van zijn inputs voor de export in hoge mate afhankelijk is van Duitsland, komt Duitsland ook als eindbestemming van de Nederlandse export met Duitse inputs als grootste naar voren. De top 3 van eindbestemmingen van Nederlandse export met Duitse inputs werd gecomplementeerd door het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.
3.6Data en methoden
In dit hoofdstuk is gesproken over de verdiensten van de Nederlandse export naar Duitsland voor de Nederlandse economie. Dankzij het koppelen van de statistieken internationale handel in goederen (IHG) en diensten (IHD) aan input-output tabellen afkomstig van Nationale Rekeningen (NR) is het mogelijk om deze verdiensten in kaart te brengen. De methode die gebruikt wordt om deze koppeling tot stand te brengen is ontwikkeld door Lemmers (2015) en maakt het mogelijk om vast te stellen wat Nederland verdient aan de directe export naar andere landen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van input-outputanalyse (Miller & Blair, 2009). Deze koppeling maakt het ook mogelijk om de werkgelegenheid die gemoeid is met deze export in kaart te brengen door gebruik te maken van cijfers uit de Arbeidsrekeningen.
Het CBS beschikt uitsluitend over gegevens over de bilaterale handel van Nederland met een ander land. Op het moment van schrijven waren deze data beschikbaar tot en met het verslagjaar 2018. Het CBS heeft echter geen zicht op wat er met de goederen en diensten gebeurt nadat ze zijn geëxporteerd. De OESO publiceert zogenaamde multiregionale input-outputtabellen (MRIO) waarin informatie is afgeleid waarmee het CBS een inschatting maakt van wat er met de export gebeurt: worden de goederen en diensten in het importerende land bijvoorbeeld geconsumeerd of verwerkt voor verdere export? Deze MRIO-tabellen delen de wereld op in 60 gebieden en 34 bedrijfstakken en laten onder andere zien hoeveel onderlinge leveringen er zijn tussen bedrijfstakken en aan consumenten, overheid en investeringen voor de periode 2005–2016 (Cadestin et al., 2018; OECD, 2019). Om de verdiensten van deze indirecte handel in kaart te brengen wordt eveneens gebruik gemaakt van input-outputanalyse. Voor meer informatie over deze methode zie onder andere Lemmers (2013), Lemmers et al. (2014) en Jaarsma & Wong (2017).
3.7Literatuur
Literatuur
Cadestin, C., De Backer, K., Desnoyers-James, I., Miroudot S., Rigo D. & Ye, M. (2018). Multinational enterprises and global value chains: the OECD analytical AMNE database. OECD Trade Policy Papers, No. 211. Geraadpleegd op 13 januari 2020.
CBS (2015). Internationaliseringsmonitor 2015, eerste kwartaal editie: Waardeketens. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2017). Internationaliseringsmonitor 2017, vierde kwartaal editie: Waardeketens. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2019). Auto-export naar VS levert Nederland half miljard op. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2020). Internationale handel; in-, (weder)uitvoer, SITC (1 digit), landen(groepen). Geraadpleegd op 19 februari 2020.
Dudenhöffer, F., Jannsen, N., Mattes, B. & Schneidewind, U. (2019). Autoindustrie – auf dem richtigen Weg? Wirtschaftdienst, 7, pp. 451–469.
Jaarsma, M. & Wong, K.F. (2017). Wat verdient Nederland aan de export naar het Verenigd Koninkrijk? In M. Jaarsma & R. Voncken (Red.), CBS Internationaliseringsmonitor 2017, eerste kwartaal, Verenigd Koninkrijk. Centraal Bureau voor de Statistiek: Den Haag/Heerlen/Bonaire.
Jaarsma, M., Wong, K. F., & Lemmers, O. (2018). Export naar de EU: Gateway to the rest of the world? In M. Jaarsma & R. Voncken (Red.), CBS Internationaliseringsmonitor 2018, eerste kwartaal editie: De positie van Nederland. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Lammertsma, A. & Notten, T. (2019). Nederlandse verdiensten aan internationale handel. In M. Jaarsma & A. Lammertsma (Red.), Nederland Handelsland: Export, investeringen & werkgelegenheid. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Lemmers, O. (2013). Global value chains and the value added of trade. In M. Jaarsma (Red.), CBS Internationalisation Monitor 2013. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Lemmers, O. (2015). Who needs MRIOs anyway? An alternative assignment of value added of trade. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Lemmers, O., Rozendaal, L., Berkel, F. van & Voncken, R. (2014). Nederland en internationale waardeketens. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Miller, R.E. & Blair, P.D. (2009). Input-Output Analysis: Foundations and Extensions. New York: Cambridge University Press.
OESO (2019). The Analytical AMNE database – Multinational enterprises and global value chains, July 2019 Release. Geraadpleegd op 13 januari 2020.
Statistisches Bundesamt (2019). Automobilindustrie: Deutschlands wichtigster Industriezweig mit Produktionsrückgang um 7,1 % im 2. Halbjahr 2018. Geraadpleegd op 24 februari 2020.
Statistisches Bundesamt (2020a). Erste Detaildaten zum Außenhandel Dezember 2019. Geraadpleegd op 25 februari 2020.
Statistisches Bundesamt (2020b). Deutsche Wirtschaft ist im Jahr 2019 um 0,6 % gewachsen. Geraadpleegd op 20 februari 2020.
Wong, K. F. (2019). Het belang van de groothandel als poort naar de wereldmarkt. In M. Jaarsma & R. Voncken (Red.) CBS Internationaliseringsmonitor 2019, derde kwartaal editie: Groothandel. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Noten
De overige 1,5 miljard euro aan de Nederlandse exportverdiensten aan Duitsland bestond uit belastingen min subsidies.
Om inzicht te krijgen in de omvang van deze stroom is het gebruik van uitsluitend Nederlandse data (paragraaf 3.2) ontoereikend en zijn internationale data van de OESO gebruikt (OESO, 2019), zie paragraaf 3.6 voor details.
Deze cijfers verschillen nauwelijks met de CBS cijfers voor de directe exportverdiensten naar Duitsland die voor 2016 gelijk waren aan 39,5 miljard euro.
De cijfers voor de exportverdiensten aan de directe export naar Duitsland wijken in deze grafiek dus iets af van die van figuur 3.2.2, omdat hier gebruik gemaakt is van door de OESO internationaal consistent gemaakte data, met 2016 als meest recent beschikbaar verslagjaar. Bovendien kennen deze OESO-cijfers een minder gedetailleerde bedrijfstakkenindeling.
Met de Europese interne markt wordt hier de Europese Unie bedoeld exclusief het Verenigd Koninkrijk.