Nederland en China in internationale waardeketens
Het is bekend dat de export een belangrijke bron van inkomsten is voor de Nederlandse economie. Ongeveer een derde van onze welvaart hangt samen met de export. We exporteren producten en diensten van Nederlandse bodem, maar we doen ook aan wederuitvoer. Deze activiteiten staan niet op zich, maar maken onderdeel uit van internationale waardeketens, waarin bedrijfstakken van de hele wereld met elkaar verbonden zijn. In dit hoofdstuk staat de relatie met China centraal. Het beantwoordt de vraag in welke mate en op welke wijze Nederland en China profiteren van de onderlinge export in internationale waardeketens.
3.1Inleiding
Als iets duidelijk is geworden de afgelopen jaren, is dat de wereld meer dan ooit onderling verbonden is. Gebeurtenissen op één plek in de wereld hebben al gauw kleine én grote gevolgen voor mensen aan de andere kant van de wereld. Denk bijvoorbeeld aan de gevolgen van de Russische boycot van landbouwgoederen, de onzekerheid die de Brexit met zich meebrengt en het aanhoudende Amerikaans-Chinees handelsconflict. Maar denk ook aan natuurrampen zoals mislukte oogsten in India of de omvangrijke bosbranden in Australië. Doordat productieprocessen steeds meer opgeknipt zijn en in deelprocessen verspreid over de hele wereld, kunnen lokale en nationale gebeurtenissen al gauw een internationale – en zelfs een mondiale – impact hebben.
Dat werd heel duidelijk bij de recente uitbraak van de ziekte COVID-19 in China en de wereldwijde verspreiding daarvan in 2020. Niet alleen het aantal besmettingen en doden door het virus hadden een impact op de mondiale economie, maar ook alle maatregelen om verdere verspreiding te voorkomen. Zo heeft het stilvallen van de ene sector ook weer gevolgen voor andere sectoren; het sluiten van cafés heeft namelijk ook gevolgen voor bierbrouwerijen en taxibedrijven. Binnen internationale waardeketens werkt dat net zo.
Neem het volgende voorbeeld. In de Chinese provincie Hubei – waar het coronavirus voor het eerst gedetecteerd werd – zijn veel producenten van auto-onderdelen gevestigd. In 2018 was de regio goed voor circa 10 procent van de Chinese autoproductie (Van Dijkhuizen, 2020). Het stilvallen van deze productie heeft dan ook verregaande gevolgen voor bedrijven en gehele industrieën verderop in de keten. Normaliter gaan veel van de auto-onderdelen uit Hubei per boot, vliegtuig of trein naar Europese fabrieken van bijvoorbeeld Volkswagen, Peugeot of Volvo. Die fabrieken hebben voor bepaalde onderdelen een beperkte voorraad, waardoor ze in de problemen komen wanneer nieuwe aanleveringen van onderdelen uitblijven. Immers, ook al mist men ‘slechts’ twee of drie onderdelen, men kan daardoor de auto niet afmaken en dus ook niet verkopen (Pols, 2020). Dit heeft vervolgens ook weer indirecte consequenties voor andere bedrijfstakken die verbonden zijn met de auto-industrie, zowel bij andere toeleveranciers als afnemers. Mogelijk krijgen zij geen – of niet tijdig – inputs geleverd, of is de vraag naar hun product of dienst weggevallen.
Een eerste onderzoek van de OESO (2020) naar de economische impact van de coronacrisis geeft aan dat de productiekrimp in China heeft geleid tot stevige ontwrichtingen in internationale waardeketens. In eerste instantie vooral voor landen die sterk in verbinding staan met de Chinese maakindustrie zijn de gevolgen fors merkbaar. Nederlandse bedrijven – die relatief zwaar leunen op internationale handel en buitenlandse investeringen (zie bijvoorbeeld CBS, 2019a) – ondervinden ook de gevolgen van deze ‘schokken’ in productieketens. De ingrijpende gevolgen van het coronavirus roepen momenteel dan ook veel maatschappelijke vragen op over de afhankelijkheden binnen internationale waardeketens, bijvoorbeeld met betrekking tot de medicijnproductie (De Waard, 2020; Lonkhuyzen, 2020).
In dit hoofdstuk richten we ons specifiek op de relatie tussen Nederland en China in internationale waardeketens. Daarmee bouwt het hoofdstuk voort op de resultaten uit het voorgaande hoofdstuk, waarin onder meer aandacht was voor de bruto goederen- en dienstenhandel tussen Nederland en China. De vraag hoe beide landen direct en indirect met elkaar verbonden zijn in mondiale waardeketens – en hiervan profiteren – staat centraal in dit hoofdstuk. Anders geformuleerd, in welke mate verdient Nederland aan de rechtstreekse export naar China, en hoeveel banen zijn hieraan gerelateerd? Tevens wordt onderzocht in welke bedrijfstakken deze verdiensten neerslaan, en in welke mate ons land indirect verdient aan de export van andere handelspartners naar China. En omgekeerd, in welke mate en op welke wijze verdient China aan de export naar Nederland?
Helaas dateren de meest recente cijfers die inzicht bieden in directe afhankelijkheden van Nederland uit het jaar 2018. Wanneer we in de analyses de indirecte handelsstromen meenemen is 2016 het meest recente verslagjaar. De meest actuele gebeurtenissen zijn daarom nog niet terug te zien in de cijfers die in dit hoofdstuk gepresenteerd worden. Wel bieden we in dit hoofdstuk interessante inzichten in de verwevenheid van de Nederlandse handel met de Chinese economie, in navolging van vergelijkbare CBS-analyses naar de verbondenheid met de Italiaanse, Duitse, Britse en Amerikaanse economie (CBS, 2020a; Cremers et al., 2020; Jaarsma & Wong, 2017; Wong et al., 2019). De uitkomsten hiervan geven zodoende wel inzicht in welke Nederlandse bedrijfstakken mogelijk sterk zijn geraakt door het stilvallen van productie en export vanuit China (direct) en via andere landen (indirect).
Samengevat staan de volgende drie onderzoeksvragen centraal in dit hoofdstuk:
- Wat is het belang van de rechtstreekse export naar China voor de Nederlandse economie
in termen van verdiensten en werkgelegenheid?
- Wat verdiende het Nederlandse bedrijfsleven aan de directe export naar China, in de periode 2015–2018? En hoeveel werkgelegenheid leverde dat op?
- Hoe is de verhouding exportverdiensten en voltijdbanen dankzij de export van goederen van Nederlandse makelij, wederuitvoer en de export van diensten?
- Welke bedrijfstakken verdienen het meest aan de directe export naar China? En hoeveel voltijdbanen zijn daarmee gemoeid?
- Op welke wijze profiteert Nederland van de export naar China in internationale waardeketens?
- In welke mate verdient het Nederlandse bedrijfsleven aan de indirecte export naar China? Via welke andere handelspartners verloopt deze export en welke bedrijfstakken zijn hierbij betrokken?
- In welke mate is China de eindbestemming van de Nederlandse (in)directe export, en in welke mate vervolgen deze producten hun reis in mondiale productieketens na aankomst in China?
- En omgekeerd, hoe zit dat vanuit Chinees perspectief? Op welke wijze profiteert China
van de export naar Nederland in internationale waardeketens?
- In welke mate verdient China aan de indirecte export naar Nederland? Via welke andere handelspartners verloopt deze export en welke bedrijfstakken zijn hierbij betrokken?
- In welke mate is Nederland de eindbestemming van de Chinese (in)directe export, en in welke mate vervolgen deze producten hun reis in mondiale productieketens na aankomst in Nederland?
Leeswijzer
De opbouw van dit hoofdstuk volgt de onderzoeksvragen zoals hierboven beschreven. In paragraaf 3.2 maken we gebruik van CBS-cijfers uit 2018 en geven we antwoord op de eerste onderzoeksvraag. Gebruikmakend van internationale data uit 2016 geeft paragraaf 3.3 antwoord op de tweede onderzoeksvraag. In paragraaf 3.4 wordt de onderzoeksvraag uit paragraaf 3.3 beantwoord vanuit het Chinese perspectief. De samenvattende conclusies van het hoofdstuk worden gepresenteerd in paragraaf 3.5. Voor meer informatie over de databronnen en methoden, die gebruikt zijn om de onderzoeksvragen te beantwoorden, zie paragraaf 3.6.
3.2Nederlandse verdiensten en werkgelegenheid dankzij de rechtstreekse export naar China
Traditionele goederen- en dienstenhandelscijfers laten de bilaterale handelsstromen zien tussen twee landen. Hieruit wordt echter niet duidelijk in welke mate landen verdienen aan deze handelsstromen. Het maakt uit of een product helemaal in Nederland vervaardigd is, of dat de producten slechts door Nederland vervoerd worden. Nederland verdient namelijk relatief veel aan producten die voornamelijk in Nederlands beheer worden gemaakt én aan de export van diensten. Aan wederuitvoer verdient ons land relatief weinignoot1. Wat Nederland verdient aan de export naar een partnerland wordt dus enerzijds bepaald door het volume van de export (‘massa is kassa’) en anderzijds door de samenstelling van de export. In 2018 verdiende Nederland het meest aan de export van machines, metaal- en sierteeltproducten (CBS, 2019b). In deze paragraaf zoomen we in op de exportverdiensten aan de rechtstreekse export naar China, en de daaraan gerelateerde werkgelegenheid.
Hoogste exportverdiensten dankzij ‘Made in Holland’
In 2018 verdiende Nederland 5,6 miljard euro aan de rechtstreekse export naar China. Figuur 3.2.1 geeft de samenstelling van die exportverdiensten weer. Met 4,1 miljard euro verdiende ons land het meest aan de export van goederen van Nederlandse makelij. Aan de export van diensten hield Nederland 1,1 miljard euro over en aan de wederuitvoer van goederen bijna 0,4 miljard euro. In vergelijking met 2015 zijn de totale verdiensten aan het exportpakket naar China gegroeid met 22 procent. Deze groei kwam geheel voor rekening van de verdiensten aan de export van goederen van Nederlandse makelij en wederuitvoer. Sterker nog, de exportverdiensten aan diensten namen in de periode 2015–2018 af.
Jaar | Nederlandse makelij | Wederuitvoer | Diensten |
---|---|---|---|
2018 | 4105 | 379 | 1130 |
2017 | 3944 | 349 | 1158 |
2016 | 3700 | 275 | 1162 |
2015 | 2957 | 260 | 1374 |
De 5,6 miljard euro die Nederland in 2018 verdiende aan de export van goederen en diensten naar China was goed voor 0,7 procent van het Nederlandse bruto binnenlands product. Daarmee staat China op een negende plek wat betreft exportverdiensten. De top-3 wordt gevormd door Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en België. Die negende plek is enigszins opvallend. Wanneer we alleen kijken naar de omvang van de exportwaarde – 11,8 miljard euro – dan staat China op een twaalfde plek (CBS, 2020c). Per euro export verdient Nederland dus relatief veel aan China. Dit kwam ook in eerder CBS-onderzoek naar voren (Jaarsma & Wong, 2017). De reden daarvoor is dat het aandeel wederuitvoer – waar Nederland het minst aan verdient – naar China relatief laag is. Typisch Nederlandse exportproducten zoals bloemen en planten, maar ook fabricaten en voeding en dranken zijn bovengemiddeld winstgevend voor Nederland, omdat daarin relatief weinig buitenlandse inputs verwerkt zijn (CBS, 2019b).
Groothandel en machine-industrie grootverdieners
Bij een gelijke verdeling van de directe exportverdiensten naar China over alle inwoners van Nederland, zou iedereen ongeveer 325 euro mogen bijschrijven op zijn of haar bankrekening (exclusief belastingen). De realiteit is echter dat niet iedereen in dezelfde mate verdient aan export. De bedrijfstakken in Nederland die het meest verdienden aan de rechtstreekse export naar China waren de groothandel en machine-industrie. In 2018 verdienden zij hieraan respectievelijk 960 en 807 miljoen euro, zie figuur 3.2.2. De groothandel is vooral een belangrijke schakel in de export van de industrie (Notten & Wong, 2019). De figuur maakt ook duidelijk dat verreweg het meest verdiend wordt aan producten die in Nederland zijn geproduceerd. Voor de Nederlandse machine-industrie is dat misschien niet verrassend. Maar voor groothandelaren is dat zeker niet vanzelfsprekend. Ter vergelijking, naar Duitsland was 37 procent van de exportverdiensten van groothandelaren te danken aan de uitvoer van goederen van Nederlandse makelij en 55 procent aan wederuitvoer (Cremers et al., 2020). Naar China waren deze aandelen respectievelijk 72 en 21 procent. Wederuitvoerstromen lopen echter vooral van Azië via Nederland naar de rest van Europa, en in mindere mate omgekeerd (Jaarsma et al., 2018).
sector | Nederlandse makelij | Wederuitvoer | Diensten |
---|---|---|---|
Groothandel en handelsbemiddeling | 691,4 | 202,4 | 66,1 |
Machine-industrie | 798,5 | 1,6 | 7,4 |
Voedingsmiddelenindustrie | 380,3 | 1,4 | 3,8 |
Holdings en managementadviesbureaus | 154,3 | 21,0 | 114,2 |
Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling | 205,7 | 13,7 | 42,5 |
Chemische industrie | 246,6 | 1,2 | 5,9 |
IT-dienstverlening | 53,2 | 9,1 | 127,4 |
Landbouw | 153,2 | 2,0 | 3,6 |
Metaalproductenindustrie | 129,6 | 1,7 | 9,6 |
Bankwezen | 71,5 | 6,0 | 44,1 |
Dienstverlenende bedrijven – zoals groothandelaren – zijn de afgelopen decennia een steeds belangrijkere rol gaan spelen in de Nederlandse economie, doordat zij essentiële diensten leveren aan de producerende en exporterende sectoren (Lemmers, 2015a; Timmer & De Vries, 2015). Het opknippen van de wereldwijde productieketens heeft daarom niet alleen ertoe geleid dat er meer (tussen)producten verhandeld worden, maar ook dat er een grotere behoefte is ontstaan om de verschillende stadia in de waardeketen te verbinden. Naast agrarische en industriële bedrijfstakken zijn daarom ook diverse dienstverlenende sectoren terug te vinden in de top-10 bedrijfstakken die het meest verdienen aan de rechtstreekse export van Nederland naar China. Adviesbureaus, uitzendbureaus, de IT-sector en het bankwezen zijn bij uitstek bedrijfstakken die exporterende bedrijfstakken ondersteunen, door bijvoorbeeld kapitaal of kennis beschikbaar te stellen of te bemiddelen bij personeelskwesties.
Export Nederlandse makelij naar China stuwt werkgelegenheid
Export levert niet alleen toegevoegde waarde en welvaart op. Het zorgt ook voor werkgelegenheid. In 2018 waren er 2,4 miljoen voltijdbanen (vte) in Nederland dankzij de export van goederen en diensten, oftewel 32 procent van het totale Nederlandse arbeidsvolume. Met de rechtstreekse export naar China waren bijna 51 duizend vte’s gemoeid. Dat is vergelijkbaar met bijvoorbeeld de totale werkgelegenheid bij uitgeverijen en de film-, radio-, en televisie-industrie in ons land (CBS, 2019c), en komt overeen met 0,7 procent van de totale werkgelegenheid in Nederland.
jaar | Nederlandse makelij | Wederuitvoer | Diensten |
---|---|---|---|
2018 | 36140 | 3419 | 11313 |
2017 | 34454 | 3129 | 11752 |
2016 | 33625 | 2531 | 11719 |
2015 | 26328 | 2396 | 13501 |
In figuur 3.2.3 is te zien dat de werkgelegenheid gerelateerd aan de rechtstreekse export naar China is toegenomen gedurende de afgelopen jaren; van 42,2 duizend vte’s in 2015 tot 50,8 duizend vte’s in 2018. Net als bij de exportverdiensten kwam deze groei met name tot stand dankzij de uitvoer van Nederlandse makelij. Ook is de werkgelegenheid dankzij de wederuitvoer licht toegenomen. Het aantal Nederlandse banen gerelateerd aan de uitvoer van diensten naar China is afgenomen in de periode 2015–2018.
Volop werkgelegenheid bij dienstverleners dankzij export naar China
Dat de export van goederen en diensten niet enkel ten gunste komt van de traditioneel producerende en exporterende bedrijfstakken zoals de landbouw en de industrie, blijkt ook uit figuur 3.2.4. Zes van de tien bedrijfstakken – die de meeste werkgelegenheid danken aan de rechtstreekse export naar China – behoren tot de dienstverlenende sector. Ook in deze ranglijst staat de groothandel en handelsbemiddeling op plek één, met net iets meer dan 7 duizend voltijdbanen. Ook relatief veel uitzendkrachten hebben hun baan te danken aan de export van goederen en diensten naar China; in totaal circa 6,2 duizend vte’s. Deze mensen staan op de loonlijst van de uitzendbureaus, maar kunnen uiteraard wel werkzaam zijn voor zowel producerende als dienstverlenende bedrijfstakken. Bij bedrijven actief in de landbouw of de industrie – met directe export naar China – was de werkgelegenheid vrijwel uitsluitend gerelateerd aan de export van eigen bodem.
sector | Nederlandse makelij | Wederuitvoer | Diensten |
---|---|---|---|
Groothandel en handelsbemiddeling | 4842 | 1646 | 530 |
Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling | 4848 | 323 | 1003 |
Machine-industrie | 5205 | 10 | 49 |
Voedingsmiddelenindustrie | 3278 | 12 | 36 |
Holdings en managementadviesbureaus | 1485 | 204 | 985 |
Landbouw | 2047 | 30 | 50 |
IT-dienstverlening | 522 | 89 | 1250 |
Metaalproductenindustrie | 1500 | 20 | 113 |
Vervoer over land | 998 | 172 | 189 |
Detailhandel | 426 | 94 | 587 |
3.3Nederlandse export naar China in internationale waardeketens
In de vorige paragraaf richtten we ons op het belang van de rechtstreekse Nederlandse export naar China. De Nederlandse export is echter ook op indirecte wijze verbonden met China, via andere handelspartners. Nederlandse producten en diensten kunnen namelijk ook als input dienen voor de export van andere handelspartners, net zoals Nederland gebruikmaakt van buitenlandse grondstoffen en halffabricaten om te kunnen exporteren (Jaarsma & Wong, 2019).
In toenemende mate zijn productieprocessen namelijk opgeknipt in deelprocessen die in verschillende landen plaatsvinden. Niet voor niets bestaat de wereldwijde handel steeds vaker uit handel in tussenproducten; in 2017 vertegenwoordigden ze in waarde bijna de helft van de wereldwijde goederenhandel (UNCTAD, 2019). Dat betekent ook dat er steeds vaker meerdere landen betrokken zijn bij het productieproces van een bepaald goed, voordat de eindbestemming bereikt wordt. Voor Nederland geldt dat 39 procent van de import en 39 procent van de export in 2018 uit halffabricaten bestond (CBS, 2020b). Voor China was dat respectievelijk 70 procent en 62 procent (Erken et al., 2020). In deze paragraaf wordt onderzocht op welke wijze de Nederlandse export direct en indirect verbonden is met China in mondiale waardeketens, en in welke mate ons land hiervan profiteert.
Data export via andere landen
Om ook de indirecte exportstroom in beeld te krijgen – en de daaraan verbonden verdiensten – zijn de nationale cijfers van het CBS niet toereikend. Voor deze analyses wordt daarom gebruikgemaakt van internationale data van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO, 2019). Het meest recente verslagjaar is 2016. Omdat deze data voor alle landen onderling consistent is gemaakt, wijken deze cijfers enigszins af van de nationale cijfers van het CBS, zoals gepresenteerd in paragraaf 3.2. Bovendien kennen deze OESO-cijfers een minder gedetailleerde bedrijfstakindeling. Desondanks verschaffen deze data extra inzichten in de internationale productieketens waarin Nederland zich bevindt. Voor meer informatie zie de technische toelichting in paragraaf 3.6.
Indirecte export bijna net zo belangrijk als rechtstreekse
Uit cijfers van de OESO blijkt dat Nederland in 2016 6 miljard euro verdiende aan de directe export naar China, zie figuur 3.3.1. Nederland verdiende echter ook aan de export van andere handelspartners naar China, waar bedrijven in Nederland input voor leverden. Een bekend voorbeeld is Nederlands staal dat door de Duitse auto-industrie gebruikt wordt voor de productie van auto’s. Wanneer de Duitse auto-industrie deze auto’s exporteert naar klanten in China, dan profiteert Nederland daar dus indirect van mee. Dit verschijnsel staat bekend als indirecte export.
Dat deze indirecte export niet onbelangrijk is, blijkt ook uit figuur 3.3.1. In 2016 verdiende Nederland 5,5 miljard euro aan de indirecte export naar China. Dat betekent dat ons land bijna evenveel verdiende aan de export naar China die via andere handelspartners verliep, als de rechtstreekse export. Dat is opvallend, want bij andere belangrijke handelspartners zoals Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Italië en de Verenigde Staten is het belang van deze indirecte exportstroom naar verhouding vele malen minder groot (CBS, 2020a; Cremers et al., 2020; Jaarsma & Wong, 2017; Wong et al., 2019). Ook betekent het dat als de Chinese vraag naar bepaalde producten wegvalt – bijvoorbeeld door de coronacrisis – deze schok de Nederlandse economie voor een belangrijk deel indirect raakt, door het wegvallen van de vraag naar Nederlandse producten vanuit bijvoorbeeld Duitsland of België. In totaal verdiende Nederland in 2016 dus circa 11,5 miljard euro aan de directe en indirecte export naar China.
Voordat we ons richten op de vraag in welke mate China de eindbestemming is van de Nederlandse (in)directe export – en in welke mate deze producten hun reis in mondiale productieketens vervolgen na aankomst in China – zoomen we eerst nog in op de ontwikkeling van de indirecte en directe exportverdiensten, en welke bedrijfstakken hieraan verdienden.
Exportverdiensten naar China afgelopen jaren flink toegenomen
Zoals eerder aangehaald, verdiende Nederland in 2016 in totaal circa 11,5 miljard euro aan de directe en indirecte export naar China. Figuur 3.3.2 laat zien dat dat een verdrievoudiging is ten opzichte van 2005, toen het totaal aan exportverdiensten nog geen 4 miljard euro betrof. De grootste stijging in verdiensten vond plaats in de jaren 2010–2015. In 2016 is echter sprake van een lichte daling van de verdiensten ten opzichte van een jaar eerder. In de periode 2005–2016 verdiende Nederland steevast ongeveer evenveel aan de rechtstreekse export als aan de indirecte export.
Directe export | Indirecte export | |
---|---|---|
2005 | 1893 | 1989 |
2006 | 1942 | 2237 |
2007 | 2367 | 2297 |
2008 | 2560 | 2694 |
2009 | 2683 | 2329 |
2010 | 2996 | 3312 |
2011 | 4136 | 4247 |
2012 | 4466 | 4599 |
2013 | 4797 | 4894 |
2014 | 5247 | 5438 |
2015 | 6212 | 5540 |
2016 | 6010 | 5463 |
Bron: OESO, eigen berekeningen |
Handel is koploper met (in)directe exportverdiensten naar China
Figuur 3.3.3 laat zien welke bedrijfstakken in 2016 het meest profiteerden van de rechtstreekse en indirecte export naar China. Merk op dat de directe verdiensten in paragraaf 3.3 niet geheel overeenkomen met die van figuur 3.2.2. Dat heeft uiteraard te maken met de verschillende verslagjaren, maar ook met een verschil in detaillering van de bedrijfstakken en doordat de internationale data van de OESO internationaal consistent gemaakt zijn. Voor meer informatie zie de box aan het begin van deze paragraaf. Het merendeel van de bedrijfstakken komt echter ook terug in figuur 3.3.3, zij het soms in een andere volgorde. De groot- en detailhandel spon in 2016 het meeste garen bij de (in)directe export naar China, gevolgd door de verzamelpost ‘zakelijke dienstverlening’, waar onder andere uitzendbureaus, holdings en managementadviesbureaus onder vallen. De top-3 werd gecomplementeerd door de Nederlandse chemische en farmaceutische industrie.
sector | Directe export | Indirecte export |
---|---|---|
Handel | 1094 | 1032 |
Zakelijke dienstverlening | 941 | 1166 |
Chemie en farmaceutische industrie | 679 | 386 |
Vervoer en opslag | 454 | 575 |
Financiële dienstverlening | 403 | 395 |
Machine-industrie | 412 | 166 |
Informatie en communicatie | 257 | 226 |
Voedings-, genotsmiddelenindustrie | 362 | 113 |
Gezondheids- en welzijnszorg | 173 | 159 |
Delfstoffenwinning | 31 | 242 |
Bron: OESO, eigen berekeningen |
De mate waarin Nederlandse bedrijfstakken verdienden aan de directe en indirecte handel verschilt. De groot- en detailhandel waren voor hun exportverdiensten aan China voor bijna de helft afhankelijk van de export via andere handelspartners. De Nederlandse machine-industrie en voedings- en genotsmiddelenindustrie verdienden met name aan de rechtstreekse export naar China. De exportverdiensten van de Nederlandse delfstoffenindustrie verliepen op hun beurt grotendeels via andere handelspartners. Dat is niet zo vreemd, want de delfstoffenindustrie bevindt zich meestal aan het begin van de productieketens en levert met grondstoffen een belangrijke input in de export van andere bestemmingen.
Duitsland belangrijkste tussenstation voor export naar China
De indirecte exportverdiensten komen voort uit grondstoffen, tussenproducten en ondersteunende diensten die Nederland levert voor de exportproductie van andere handelspartners met China als eindbestemming. Eerder – in de figuren 3.3.1 en 3.3.2 – hebben we gezien dat de totale verdiensten aan indirecte export naar China 5,5 miljard euro bedroegen in 2016. Figuur 3.3.4 toont via welke afzetmarkten deze stroom voornamelijk verliep.
Verdiensten | |
---|---|
Duitsland | 882 |
Brazilië | 381 |
Singapore | 337 |
Zuid-Korea | 307 |
België | 255 |
Frankrijk | 245 |
Verenigde Staten | 239 |
Taiwan | 189 |
Maleisië | 189 |
Verenigd Koninkrijk | 188 |
Rest van de wereld | 2250 |
Bron: OESO, eigen berekeningen |
Duitsland was de belangrijkste afnemer van Nederlandse inputs voor haar export naar China. Ongeveer 16 procent die Nederland in 2016 verdiende aan de indirecte export naar China, is te danken aan de vraag vanuit van Duitsland. Dat komt neer op 882 miljoen euro. Vooral de Duitse auto- en machine-industrie verwerkten veel Nederlandse goederen en diensten in hun export naar China, net als de Duitse chemische en farmaceutische industrie. Circa 7 procent van de Nederlandse indirecte exportverdiensten aan China geschiedde door toeleveringen aan Brazilië. Dat komt overeen met 381 miljoen euro. Daarmee stond Brazilië op een tweede plek. Met name de Braziliaanse delfstoffenwinning maakte gebruik van Nederlandse goederen en diensten. Voor alle Aziatische handelspartners in de top-10 gold dat hun elektrotechnische industrie de belangrijkste afnemer was van Nederlandse inputs voor hun export naar China.
China als tussen- en eindstation van de Nederlandse export
Uit figuur 3.3.1 bleek dat Nederland in 2016 11,5 miljard euro verdiende aan de rechtstreekse en indirecte export van goederen en diensten naar China. Echter, niet in alle gevallen was China de eindbestemming van deze export. Circa 9,7 miljard euro van de 11,5 miljard euro die Nederland in totaal verdiende aan de export naar China, hangt samen met consumptie of investeringen in China. Denk bijvoorbeeld aan Nederlandse babymelkpoeder dat populair is bij Chinese huishoudens, Nederlandse machines die ingezet worden voor de productie van computers, of Duitse geneesmiddelen voor Chinese patiënten waar Nederlandse bestandsdelen in zitten en/of diensten aan verbonden zijn (CBS, 2018).
Verenigde Staten relatief vaak eindbestemming van de Nederlandse export naar China
Een ander, kleiner deel van de Nederlandse exportverdiensten aan China hangt samen met de export van China, waarvoor Nederlandse inputs zijn gebruikt. Circa 16 procent van de Nederlandse exportverdiensten naar China kwam tot stand door de verwerking van Nederlandse goederen en diensten in de Chinese export naar andere bestemmingen. Dat komt overeen met 1,8 miljard euro. Figuur 3.3.5 laat zien waar deze goederen of diensten – die mede dankzij Nederlandse inzet tot stand zijn gekomen – uiteindelijk werden geconsumeerd. Meer dan een kwart van deze goederen en diensten met Nederlandse inbreng was uiteindelijk bestemd voor Amerikaanse consumenten en investeerders. Deze goederen en diensten vertegenwoordigden Nederlandse verdiensten ter waarde van 464 miljoen euro. Op respectabele afstand volgden Japan en Indonesië als eindbestemming met een waarde van respectievelijk 139 en 68 miljoen euro. Hieruit wordt nogmaals duidelijk dat een handelsconflict tussen andere landen – bijvoorbeeld tussen China en de Verenigde Staten – ook gevolgen kan hebben voor Nederland.
Consumptie van de export die verder gaat dan China | |
---|---|
Verenigde Staten | 464 |
Japan | 139 |
Indonesië | 68 |
Duitsland | 63 |
Zuid-Korea | 58 |
Verenigd Koninkrijk | 57 |
Mexico | 53 |
Canada | 48 |
Australië | 46 |
Frankrijk | 43 |
Rest van de wereld | 720 |
Bron: OESO, eigen berekeningen |
3.4Chinese export naar Nederland in internationale waardeketens
Om het belang van de handel van goederen en diensten tussen Nederland en China en de onderlinge afhankelijkheden in internationale waardeketens zo goed mogelijk in beeld te krijgen, analyseren we in deze paragraaf de Chinese exportverdiensten naar Nederland. Immers, het is mogelijk dat een land relatief veel verdient aan de handel met een ander land, maar omgekeerd hoeft dat niet het geval te zijn. Ook kunnen hele andere bedrijfstakken betrokken zijn bij de export van beide landen.
China verdient iets meer aan export naar Nederland, dan omgekeerd
In 2016 verdiende China in totaal 1 470 miljard euro aan de export van goederen en diensten. China verdiende 11,9 miljard euro aan de export naar Nederland. Dat is 451 miljoen meer dan de 11,5 miljard euro die Nederland verdiende aan de export naar China in datzelfde jaar. In figuur 3.4.1 is te zien dat 9 miljard euro verdiend werd aan de rechtstreekse export van goederen en diensten naar Nederland en 3 miljard euro aan de export via andere handelspartners.
Ook een verdrievoudiging aan exportverdiensten aan Chinese zijde
Niet alleen Nederland verdiende flink meer aan de export naar China in de periode 2005–2016. Omgekeerd verdrievoudigde ook China haar verdiensten in deze periode, van 3,9 miljard euro in 2005 tot 11,9 miljard euro in 2016, hetgeen valt op te maken uit figuur 3.4.2. Het topjaar was 2015 met exportverdiensten ter waarde van 13,2 miljard euro. De verdiensten uit de rechtstreekse export vormden vrijwel altijd circa driekwart van de totale exportverdiensten.
jaar | Directe export | Indirecte export |
---|---|---|
2005 | 2909 | 941 |
2006 | 3433 | 1168 |
2007 | 4825 | 1558 |
2008 | 4697 | 1690 |
2009 | 4398 | 1381 |
2010 | 5225 | 1710 |
2011 | 5724 | 2126 |
2012 | 5681 | 2177 |
2013 | 6354 | 2329 |
2014 | 7152 | 2560 |
2015 | 9651 | 3569 |
2016 | 8964 | 2960 |
Bron: OESO, eigen berekeningen |
Chinese elektrotechnische industrie naast handel grootverdiener
Qua waarde zijn computer(onderdelen), telefoons en andere elektrische apparatuur belangrijke producten die Nederland uit China importeert (CBS, 2020d). Dat is ook terug te zien in de lijst met Chinese bedrijfstakken die in 2016 het meest verdienden aan de export naar Nederland, zie figuur 3.4.3. De groot- en detailhandel profiteerde het meest met 1,4 miljard euro. Na de handel staat de elektrotechnische industrie op de tweede plek, met exportverdiensten ter waarde van 1,1 miljard euro. In tegenstelling tot wat we bij de Nederlandse bedrijfstakken zagen – in figuur 3.3.3 – zijn de verhoudingen qua directe en indirecte verdiensten vergelijkbaar bij de tien bedrijfstakken met de hoogste exportverdiensten. Het aandeel verdiensten aan de directe export schommelt bij deze bedrijfstakken tussen de 69 en 80 procent. Daartoe behoort ook de Chinese delfstoffenwinning, waar we aan Nederlandse zijde zagen dat deze bedrijfstak vooral aan de indirecte export verdiende.
sector | Directe export | Indirecte export |
---|---|---|
Handel | 1090 | 340 |
Elektrotechnische industrie | 855 | 256 |
Vervoer en opslag | 546 | 200 |
Financiële dienstverlening | 551 | 189 |
Textiel-, kleding-, en lederindustrie | 545 | 183 |
Chemie en farmaceutische industrie | 489 | 229 |
Lanbouw, bosbouw en visserij | 517 | 136 |
Basismetaalindustrie | 428 | 196 |
Zakelijke dienstverlening | 495 | 127 |
Delfstoffenwinning | 373 | 165 |
Bron: OESO, eigen berekeningen |
Kwart van Chinese indirecte exportverdiensten dankzij Duitsland en de Verenigde Staten
Van de drie miljard euro die China verdiende aan de indirecte export naar Nederland, was een kwart te danken aan de Duitse en Amerikaanse export naar ons land. In 2016 verdiende China 370 miljoen euro aan de Duitse export naar Nederland en 346 miljoen euro aan de Amerikaanse export naar Nederland, zie figuur 3.4.4. Vooral de Duitse auto- en machine-industrie verwerkten Chinese goederen en diensten voor hun export naar Nederland, waaraan China geld opstreek. In de Verenigde Staten verdiende China met name aan de Amerikaanse zakelijke dienstverlening, (overige) transportmiddelenindustrie en groothandel bij hun export naar Nederland. Andere belangrijke buitenlandse bedrijfstakken waar China aan verdiende – door hun export naar Nederland – waren de Maleisische en Tsjechische elektrotechnische industrie, de Singaporese groothandel en handelsbemiddeling, de Japanse zakelijke dienstverlening en de Belgische auto-industrie.
Verdiensten | |
---|---|
Duitsland | 370 |
Verenigde Staten | 346 |
Verenigd Konikrijk | 175 |
België | 173 |
Frankrijk | 128 |
Maleisië | 113 |
Japan | 105 |
Singapore | 101 |
Tsjechië | 93 |
Polen | 86 |
Rest van de wereld | 1271 |
Bron: OESO, eigen berekeningen |
Nederland als tussen- en eindstation van de Chinese export
China verdient niet alleen aan de export van goederen en diensten die in Nederland door consumenten en investeerders worden verbruikt. Het Aziatische land verdient ook aan de export die Nederland op enig moment weer verlaat. Sterker nog, eerder CBS-onderzoek (Cremers et al., 2019) toonde aan dat het overgrote deel van de import uit China bestemd is voor de wederuitvoer. Van de circa 39 miljard euro aan goederen die Nederland uit China importeerde in 2018, is 26,2 miljard euro – ongeveer twee derde – rechtstreeks bestemd voor andere handelspartners, en 12,8 miljard euro voor de Nederlandse marktnoot2. Hieruit wordt nogmaals duidelijk dat Nederland een belangrijke distributiefunctie heeft en met name een ‘Gateway to Europe’ vormt voor verre landen als China.
Driekwart exportverdiensten dankzij Nederlandse consumptie
Ondanks dat een groot deel van de Chinese export niet Nederland als eindbestemming heeft, verdiende China in 2016 voornamelijk aan de goederen en diensten die bestemd waren voor de Nederlandse markt. Zie ook figuur 3.4.1. Circa 9 miljard van de 11,9 miljard euro die China in totaal verdiende aan de export naar Nederland, is gerelateerd aan de consumptie of investeringen in Nederland. De overige 3 miljard euro – een kwart van de totale exportverdiensten – hangt samen met consumptie van de Chinese export elders in de wereld.
Consumptie van de export die verder gaat dan Nederland | |
---|---|
Duitsland | 368 |
Verenigd Koninkrijk | 318 |
Verenigde Staten | 248 |
Frankrijk | 175 |
Italië | 161 |
België | 156 |
China | 128 |
Spanje | 98 |
Zweden | 62 |
Brazilië | 60 |
Rest van de wereld | 1188 |
Bron: OESO, eigen berekeningen |
Figuur 3.4.5 laat zien waar de goederen en diensten met Chinese inbreng uiteindelijk geconsumeerd worden, nadat ze Nederland verlaten hebben. Hieruit wordt duidelijk dat deze producten en diensten voornamelijk een Europese eindbestemming kennen. Niet-Europese bestemmingen die in de top-10 voorkomen zijn de Verenigde Staten, China en Brazilië. In het geval van China betreffen dit dus goederen waar China in een eerder deel van de internationale waardeketen waarde aan heeft toegevoegd, voordat het uiteindelijk via Nederland weer bij de Chinese consument belandt. Denk bijvoorbeeld aan specifieke machineonderdelen die Nederland uit China haalt, die gebruikt worden om een machine te maken die uiteindelijk weer verkocht wordt aan de Chinese industrie.
3.5Samenvatting en conclusie
In dit hoofdstuk is onderzocht in welke mate Nederland en China verdienen aan de onderlinge export, welke bedrijfstakken hiervan met name profiteren, via welke andere handelspartners verdiend wordt en waar de export uiteindelijk terecht komt.
In 2018 verdiende Nederland 5,6 miljard euro aan de rechtstreekse export naar China. Bijna driekwart van deze exportverdiensten kwam voort uit de export van goederen van Nederlandse makelij. De rest bestond uit verdiensten aan wederuitvoer en de export van diensten. De Nederlandse groothandel en machine-industrie verdienden het meest aan de rechtstreekse export naar China. Naast producerende en exporterende sectoren profiteerden ook dienstverlenende bedrijfstakken in Nederland van de directe export naar China, zoals adviesbureaus, uitzendbureaus, de IT-bedrijven en het bankwezen. Per euro export verdiende Nederland relatief veel aan China, omdat het aandeel wederuitvoer – waar Nederland het minst aan verdient – naar China relatief laag was. Met de rechtstreekse export naar China waren in 2018 circa 51 duizend vte’s gemoeid. Dat komt overeen met 0,7 procent van de totale werkgelegenheid in Nederland.
Om ook de indirecte exportverdiensten in beeld te krijgen zijn de nationale cijfers van het CBS niet toereikend. Voor deze analyses is daarom gebruikgemaakt van de internationale data van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO, 2019). Deze cijfers zijn van het verslagjaar 2016 en wijken enigszins af van de nationale cijfers.
Volgens OESO-cijfers verdiende Nederland in 2016 in totaal circa 11,5 miljard euro aan de rechtstreekse en indirecte export naar China. Dat is een verdrievoudiging ten opzichte van 2005, toen het totaal aan exportverdiensten nog geen 4 miljard euro betrof. De Nederlandse groot- en detailhandel, zakelijke dienstverlening en chemische en farmaceutische industrie profiteerden het meest van de directe en indirecte export naar China.
De indirecte export – de export die via andere handelspartners verloopt – is een belangrijke bron van verdiensten voor Nederland. In 2016 verdiende Nederland 5,5 miljard euro aan de indirecte export naar China. Dat betekent dat ons land bijna evenveel verdiende aan de export naar China die via andere bestemmingen verliep, als de rechtstreekse export. Vooral de Duitse auto- en machine-industrie verwerkten veel Nederlandse goederen en diensten in hun export naar China, net als de Duitse chemische en farmaceutische industrie. Daarnaast verdiende Nederland relatief veel aan de export van de Braziliaanse delfstoffenwinning naar China, evenals aan de elektrotechnische industrie van diverse Aziatische handelspartners.
Circa 9,7 miljard euro van de 11,5 miljard euro die Nederland in totaal verdiende aan de export naar China, hangt samen met consumptie of investeringen in China. Het overige deel van de verdiensten hangt samen met de export van China, waarvoor Nederlandse inputs zijn gebruikt. Een belangrijk deel daarvan was bestemd voor Amerikaanse consumenten en investeerders. Op respectabele afstand volgden Japan en Indonesië als eindbestemming. Hieruit wordt nogmaals duidelijk dat een handelsconflict tussen andere landen – bijvoorbeeld tussen China en de Verenigde Staten – ook gevolgen kan hebben voor Nederland.
In 2016 verdiende China 11,9 miljard euro aan de export naar Nederland. Dat is 451 miljoen meer dan de 11,5 miljard euro die Nederland verdiende aan de export naar China in datzelfde jaar. Aan de directe export naar ons land werd 9 miljard euro verdiend en 3 miljard euro aan de export die via andere handelspartners verliep. Ook voor China geldt dat dit een verdrievoudiging is van de exportverdiensten in de periode 2005–2016. De groot- en detailhandel en de elektrotechnische industrie verdienden het meest aan de export naar Nederland.
Van de 3 miljard euro die China verdiende aan de indirecte export naar Nederland, was een kwart te danken aan de Duitse en Amerikaanse export naar ons land. Vooral de Duitse auto- en machine-industrie verwerkten Chinese goederen en diensten voor hun export naar Nederland, waaraan China geld verdiende. Aan de Amerikaanse export naar Nederland verdiende China met name aan de zakelijke dienstverlening, (overige) transportmiddelenindustrie en groothandel.
Ondanks dat een groot deel van de Chinese export niet Nederland als eindbestemming heeft, verdiende China in 2016 voornamelijk aan de goederen en diensten die bestemd waren voor de Nederlandse markt. Circa 9 miljard van de 11,9 miljard euro die China in totaal verdiende aan de export naar Nederland, is gerelateerd aan de consumptie of investeringen in Nederland. De overige 3 miljard euro – een kwart van de totale exportverdiensten – hangt samen met consumptie van de Chinese export elders in de wereld, met name in andere Europese landen.
3.6Data en methoden
Door de toenemende opdeling van productieprocessen wordt het steeds moeilijker om de afhankelijkheid van deelnemende landen en sectoren goed in te schatten. De onderlinge afhankelijkheid gaat immers verder dan alleen de directe relatie tussen toeleverancier en afnemer; het gaat om alle betrokkenen in de hele keten. Waardeketenanalyse maakt het mogelijk in kaart te brengen hoeveel waarde wordt toegevoegd op ieder punt in de keten, waardoor dwarsverbanden en de mate van afhankelijkheden in de keten inzichtelijk worden.
In dit hoofdstuk is gesproken over de verdiensten van de Nederlandse export naar China voor de Nederlandse economie, en omgekeerd. Dankzij het koppelen van de statistieken Internationale Handel in Goederen (IHG) en diensten (IHD) aan input-output tabellen afkomstig van Nationale Rekeningen (NR) van het CBS, is het mogelijk om deze verdiensten in kaart te brengen. De methode die gebruikt wordt om deze koppeling tot stand te brengen is ontwikkeld door Lemmers (2015b) en maakt het mogelijk om vast te stellen wat Nederland verdient aan de directe export naar andere afzetmarkten. Deze koppeling maakt het ook mogelijk om de werkgelegenheid die gemoeid is met deze export in kaart te brengen door gebruik te maken van cijfers uit de Arbeidsrekeningen van het CBS. Daarbij wordt gebruikgemaakt van input-outputanalyse (Miller & Blair, 2009).
Input-outputtabellen laten onder andere per bedrijfstak zien hoeveel deze aan de andere bedrijfstakken levert, waar de bedrijfstak de benodigde goederen en diensten zelf inkoopt en hoeveel de bedrijfstak produceert en exporteert. Met behulp van een dergelijke input-output tabel is het mogelijk te berekenen hoeveel toegevoegde waarde er gegenereerd wordt in iedere bedrijfstak en hoeveel werkgelegenheid hiermee gemoeid is. Hiermee kunnen afhankelijkheden in waardeketens zichtbaar gemaakt worden.
Het CBS beschikt echter uitsluitend over gegevens over de directe internationale handel van Nederland met een andere handelspartner. Deze data was op het moment van schrijven beschikbaar voor het verslagjaar 2018. Het CBS heeft echter geen zicht op wat er met de goederen en diensten gebeurt nadat ze zijn geëxporteerd. De OESO en de WHO hebben in het Trade in Value Added-project (OESO-WHO, 2013) informatie afgeleid waarmee het CBS wel kan schatten wat er met de export gebeurt: worden de goederen en diensten in het importerende land bijvoorbeeld geconsumeerd of verwerkt voor verdere export? Deze gegevens van OESO-WHO bestaan uit indicatoren en tijdreeksen; de zogenaamde ‘multi region’ input-outputtabellen (MRIO). Deze MRIO-tabellen delen de wereld op in 60 gebieden en 34 bedrijfstakken en laten onder andere zien hoeveel onderlinge leveringen er zijn tussen bedrijfstakken en aan consumenten, overheid en investeringen voor de periode 2005–2016 (Cadestin et al., 2018; OECD, 2019). Om de verdiensten van deze indirecte handel in kaart te brengen wordt eveneens gebruikgemaakt van input-outputanalyse. Voor meer informatie over deze methode zie onder andere Lemmers (2013), Lemmers et al. (2014) en Jaarsma & Wong (2017).
3.7Literatuur
Literatuur
Cadestin, C., De Backer, K., Desnoyers-James, I., Miroudot S., Rigo D. & Ye, M. (2018). Multinational enterprises and global value chains: the OECD analytical AMNE database. OECD Trade Policy Papers, 211.
CBS (2018). Minder industrieel afval naar China. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek. Geraadpleegd op 21 april 2020.
CBS (2019a). Nederland Handelsland: Export, investeringen en werkgelegenheid 2019. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2019b). Hoogste exportverdiensten dankzij machines. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek. Geraadpleegd op 21 april 2020.
CBS (2019c). Arbeidsvolume; bedrijfstak, geslacht, nationale rekeningen [Dataset]. Geraadpleegd op 23 april 2020.
CBS (2020a). De handelsrelatie met Italië. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek. Geraadpleegd op 16 april 2020.
CBS (2020b). Nederland Handelsland: Export investeringen en werkgelegenheid 2020. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek. Nog te verschijnen.
CBS (2020c). Verdiensten en arbeidsvolume; uitvoerstromen, landen [Dataset]. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek. Nog te verschijnen.
CBS (2020d). Internationale handel; in- en uitvoerwaarde, SITC (3 digits), landen [Dataset]. Geraadpleegd op 23 april 2020.
Cremers, D., Loog, B., Notten, T., Prenen, L. & Wong, K. F. (2019). De Nederlandse importafhankelijkheid van China, Rusland en de VS. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Cremers, D., Notten, T., Prenen, L., Rud, I. & Wong, K. F. (2020). Nederlands-Duitse handel in mondiale waardeketens. In S. Creemers, M. Jaarsma & A. Lammertsma (Red.), Internationaliseringsmonitor 2020, eerste kwartaal: Duitsland. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
De Waard, P. (2020, 2 april). Medicijnen dreigen over paar maanden op te raken door afhankelijkheid China en India. De Volkskrant. Geraadpleegd op 23 april 2020.
Erken, H., Giesbergen, B. & Nauta, L. (2019). Nederland ook kwetsbaar in de mondiale waardeketen tussen China en de VS. Rabobank/RaboResearch: Utrecht.
Jaarsma, M. & Wong, K. F. (2017). Wat verdient Nederland aan de export naar het Verenigd Koninkrijk? In M. Jaarsma & R. Voncken (Red.), Internationaliseringsmonitor 2017, eerste kwartaal, Verenigd Koninkrijk. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Jaarsma, M. & Wong, K. F. (2019). Nederland in internationale waardeketens. In M. Jaarsma & A. Lammertsma (Red.), Nederland Handelsland: Export, investeringen en werkgelegenheid 2019. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Jaarsma, M., Wong, K. F. & Lemmers, O. (2018). Export naar de EU. Gateway to the rest of the world? In M. Jaarsma & R. Voncken (Red.), Internationaliseringsmonitor 2018, eerste kwartaal, De positie van Nederland. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Lemmers, O. (2013). Global value chains and the value added of trade. In M. Jaarsma (Red.), Internationalisation Monitor 2013. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Lemmers, O. (2015a). Waarom diensten de dienst uitmaken in export. In M. Jaarsma, O. Lemmers & R. Smit (Red.), Internationaliseringsmonitor 2015, eerste kwartaal editie: Waardeketens. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Lemmers, O. (2015b). Who needs MRIOs anyway? An alternative assignment of value added of trade. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Lemmers, O., Rozendaal, L., Berkel, F. van & Voncken, R. (2014). Nederland en internationale waardeketens. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Lonkhuyzen, L. (2020, 27 februari). Hoelang voordat de pillen op zijn? NRC Handelsblad. Geraadpleegd op 23 april 2020.
Miller, R.E. & Blair, P.D. (2009). Input-Output Analysis: Foundations and Extensions. New York: Cambridge University Press.
Notten, T. & Wong K. F. (2019). Het belang van de groothandel voor de Nederlandse economie. In M. Jaarsma & R. Voncken (Red.), Internationaliseringsmonitor 2019, derde kwartaal, Groothandel. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
OESO-WHO (2013). OECD-WTO Database on Trade in Value-Added, May 2013 Release.
OESO (2019). The Analytical AMNE database – Multinational enterprises and global value chains, July 2019 Release.
OESO (2020). OECD Economic Outlook, Interim Report March 2020. Geraadpleegd op 17 april 2020.
Pols, G. (2020, 1 februari). ‘Fabriek van de wereld’ ligt stil en dus vreest Europa voor tekorten. Nederlandse Omroep Stichting. Geraadpleegd op 7 april 2020.
Timmer, M. & de Vries, G. (2015). Dutch manufacturing competing in global value chains. Final report for Ministry of Economic Affairs and VNO/NCW.
UNCTAD (2019). Key Statistics and Trends in International Trade 2018. Genève: United Nations Conference on Trade and Development.
Van Dijkhuizen, A. (2020). Short Insight – China: Groeiraming 2020 omlaag vanwege Covid-19. ABN-AMRO. Geraadpleegd op 7 april 2020.
Wong, K. F., Jaarsma, M. & Voncken, R. (2019). Wat verdienen de Verenigde Staten en Nederland aan de wederzijdse export? In M. Jaarsma & S. Vos (Red.), Internationaliseringsmonitor 2019, eerste kwartaal: Verenigde Staten. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Noten
Gemiddeld genomen verdient Nederland per euro wederuitvoer 14 cent, terwijl één euro export van Nederlandse makelij en diensten ons land respectievelijk 51 en 63 cent oplevert (CBS, 2020b). Wat Nederland verdient aan een euro export is minder dan 20 jaar geleden, omdat tegenwoordig meer gebruik wordt gemaakt van buitenlandse inputs.
In 2016 was 11,9 miljard euro van de Chinese import bestemd voor binnenlandse bestedingen en 23 miljard euro voor de export. Deze handelscijfers zijn geijkt aan de cijfers van de Nationale Rekeningen van het CBS en wijken daarom licht af van de handelscijfers op basis van de statistiek Internationale Handel in Goederen.