Welvaartsverschillen aan de grens
In dit hoofdstuk is de welvaart aan weerszijden van de Nederlands-Duitse en Nederlands-Belgische grens onderzocht. Het gaat hierbij om de verschillen aan weerszijden van de grens en om de verschillen tussen de grensstreek en het landelijk gemiddelde. De welvaartsverschillen worden geanalyseerd in termen van verschillen in onder meer productiviteit en arbeidsparticipatie.
6.1Inleiding
De EU beoogt de welvaart aan de binnengrenzen van de EU zodanig te verbeteren dat achterstandsposities verdwijnen (Europese Commissie, 2017). De achterstandspositie kan betrekking hebben op hele landen, maar ook op regio’s. Grensregio’s zijn hierin bijzonder interessant. De welvaart van een grensregio kan enerzijds sterk afwijken van het landelijke gemiddelde, maar anderzijds ook sterk afwijken van die aan de andere kant van de grens. Naarmate de rol van grenzen kleiner wordt, verwacht je minder verschillen aan de grens.
Doel van dit hoofdstuk is de welvaartsverschillen tussen de grensregio’s onderling en met nationale gemiddelden te presenteren en te analyseren. Hierbij worden aan de Nederlandse kant drie grensregio’s onderscheiden, twee aan de Duitse (‘Noordoost’ en ‘Zuidoost’) en één aan de Belgische grens (‘Zuid’). Aan de andere kant van de grens worden evenzoveel regio’s onderscheiden. De (materiële) welvaart wordt gemeten als de bruto toegevoegde waarde per hoofd van de bevolking. Ruwweg is dit wat een economie aan inkomen in de vorm van lonen en winsten genereert.
Welvaartverschillen worden in dit hoofdstuk geanalyseerd in termen van verschillen in arbeidsproductiviteit, arbeidsdeelname, jaarlijkse arbeidsduur en het bevolkingsdeel dat zich in de werkzame leeftijd bevindt. De analyse heeft raakvlakken met literatuur waarin de groei van de arbeidsproductiviteit als motor voor welvaartsgroei wordt beschouwd (zie bijvoorbeeld Burda, 2018). Concrete onderzoeksvraag is: in welke mate bepalen verschillen in de productiviteit, arbeidsdeelname, jaarlijkse arbeidsduur en het deel van de bevolking in de werkzame leeftijd de welvaartsverschillen tussen de regio’s aan de buitengrenzen van Nederland? Daarbij is ook aandacht voor de vraag of de verschillen specifiek zijn voor de grensregio’s of dat zij toch meer een afspiegeling zijn van de landelijke verschillen.
De data zijn ontleend aan het Grensdataportaal van het CBS waarin op laag regionaal niveau de data van de drie landen overzichtelijk zijn samengebracht. Het Portaal Grensdata is een databank met cijfers voor de grensregio's van Nederland met de Belgische gewesten en de Duitse deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen. De in dit hoofdstuk gebruikte cijfers zijn gebaseerd op de regionale rekeningen van ieder land.
Zoals gezegd worden in dit hoofdstuk drie grensgebieden onderscheiden: het grensgebied Noordoost (Nederland-Nedersaksen, NL-NDS), het grensgebied Zuidoost (Nederland-Noordrijn-Westfalen, NL-NRW), en het grensgebied Zuid (Nederland-België, NL-BE). Zij zijn opgebouwd uit een combinatie van zogenaamde NUTS-3 regio’s aan weerszijden van de grens met Nederland (zie 6.5 Toelichting). Elk grensgebied wordt onderscheiden in twee grensregio’s, één aan de Nederlandse en één aan de buitenlandse kant van de grens. Afhankelijk van het grensgebied wordt de grensregio aangeduid met grensregio Nederland, grensregio Duitsland en grensregio België. Een NUTS-3 gebied voor Nederland komt overeen met een zogenaamd COROP-gebied (CR), in België met een arrondissement (Arr.) en in Duitsland met de zogenaamde ‘Landkreise’ en ‘kreisfreie Städte’. Aan Duitse zijde wordt niet met de landelijke cijfers vergeleken, maar met de cijfers van het Bondsland (‘Bundesland’) waarvan het grensgebied deel uitmaakt, te weten Nedersaksen (voor Noordoost) en Noordrijn-Westfalen (voor Zuidoost). Voor de eenvoud worden de Bondslanden ook met de term ‘land’ aangeduid.
6.1.2Kenmerken grensregio's
Grootste bijdrage aan toegevoegde waarde | Inwoners | Steden | Werkenden | |
---|---|---|---|---|
Grensgebied Noordoost | ||||
Grensregio Nederland | Nijverheid (bijna een derde) | 1,3 miljoen | Emmen, Enschede (100 duizend plus) | 0,7 miljoen |
Grensregio Duitsland (NDS) | Nijverheid (ruim een derde) | 0,9 miljoen | Geen stad met meer dan 100 duizend inwoners | 0,5 miljoen |
Grensgebied Zuidoost | ||||
Grensregio Nederland | Nijverheid en niet-commerciële diensten (ieder ongeveer een kwart) | 2,9 miljoen | Arnhem, Enschede, Maastricht, Nijmegen, Venlo (100 duizend plus) | 1,5 miljoen |
Grensregio Duitsland (NRW) | Nijverheid (bijna een derde) | 3,4 miljoen | Aken, Krefeld, Mönchengladbach (ieder: kwart miljoen) | 1,7 miljoen |
Grensgebied Zuid | ||||
Grensregio Nederland | Nijverheid en financiële- en zakelijke diensten (ieder ruim een kwart) | 3,1 miljoen | Eindhoven, Maastricht (100 duizend plus) | 1,6 miljoen |
Grensregio België | Nijverheid en financiële- en zakelijke diensten (ieder ruim een kwart) | 5 miljoen | Antwerpen (half miljoen) | 2 miljoen |
Brugge, Gent, Luik (100 duizend plus) |
6.2Welvaartsverschillen grensgebieden en landelijke gemiddelden
De welvaart tussen de grensregio’s verschilt afhankelijk van het grensgebied zo’n 2 à 3 duizend euro per hoofd van de bevolking in 2017. In het zuidoostelijke grensgebied en het zuidelijk grensgebied ligt de welvaart aan de Nederlandse kant hoger, in het noordoostelijke grensgebied iets lager. Nederland heeft van de vier landen (Nederland, België en de twee Bondslanden) de hoogste welvaart. De verschillen tussen de landen zijn groter dan tussen de grensregio’s. Voor een deel hangt dit samen met de welvaart in de grote metropolen buiten de grensregio (zie 6.5 Toelichting) die voor elk van de vier landen duidelijk hoger ligt dan in de grensregio.
Behalve in de Belgische grensregio ten opzichte van België is in elk andere grensregio de bruto toegevoegde waarde per hoofd lager dan het landelijk gemiddelde. De grootte van deze welvaartsachterstand in de grensregio verschilt per land. In de Nederlandse grensregio’s is de achterstand het grootst. In de grensgebieden met Duitsland ligt de welvaart 6 à 8 duizend euro lager dan het Nederlands gemiddelde. In de grensregio met België is de achterstand 2 duizend euro.
In Nederland liggen de grote stedelijke agglomeraties naar verhouding ver af van de grensregio’s. In hoeverre dit een rol speelt bij de welvaartsachterstand van de grensregio is uit de cijfers niet af te leiden. De welvaartsachterstand is van dezelfde orde van grootte als tussen de Duitse grensregio in het grensgebied Zuidoost en de grote metropolen in het Roergebied (zoals Keulen en Düsseldorf). De grensregio ligt hier echter veel meer in de buurt van grote metropolen in het Roergebied (met kernen als Keulen en Düsseldorf). Het Roergebied is een van de belangrijkste Europese industrieregio’s.
De aanwezigheid van grote steden in de grensregio zelf kan welvaartsverhogend zijn voor de regio. In de Duitse grensregio in het grensgebied Zuidoost stedelijke agglomeraties zoals Aken en Mönchengladbach, met elk een kwart miljoen inwoners. Voor de Belgische grensregio geldt dat deze niet ver ligt van de grote stedelijke agglomeratie Brussel. Bovendien ligt Antwerpen erin.
Nedersaksen is een overwegend agrarisch Bondsland (steden als Bremen en Hamburg vallen hier niet onder). De welvaart van de grensregio met Nederland valt hier vrijwel samen met het gemiddelde. Aan de Belgische kant van de grens valt de welvaart ook vrijwel samen met het landelijke gemiddelde. Dit gebied is echter wat stedelijker en de welvaart is ook hoger dan in Nedersaksen.
6.3Welvaart ontrafeld
Theoretisch kader
De welvaart oftewel de bruto toegevoegde waarde per hoofd van de bevolking is gelijk aan het product van de twee componenten: (a) de arbeidsproductiviteit per werkende en (b) het aandeel werkenden op de totale bevolking. Beide componenten kunnen vervolgens weer in twee deelcomponenten uitgesplitst worden, namelijk: (a) het product van de arbeidsproductiviteit per uur en de jaarlijkse arbeidsduur per werkende en (b) het product van de arbeidsdeelname in de werkzame leeftijd (15 tot 65 jaar) en het aandeel inwoners in de werkzame leeftijd. De welvaart van een land of een regio is zo dus gelijk aan het product van vier componenten, te weten de arbeidsproductiviteit per gewerkt uur, de jaarlijkse arbeidsduur per werkende, de arbeidsdeelname in de werkzame leeftijd en het aandeel inwoners in de werkzame leeftijd (zie 6.5 Toelichting voor een wiskundige onderbouwing).
De vier componenten kunnen als volgt worden geïnterpreteerd. De arbeidsproductiviteit is een maat voor de efficiëntie waarmee de input voor de productie van goederen en diensten wordt gebruikt. De input zelf weerspiegelt de tijd, de inspanning, de competenties en vaardigheden van de werkende bevolking. Stijgt de arbeidsproductiviteit, dan stijgt in theorie ook het uurloon of het inkomen per gewerkt uur. Stijgt de arbeidsduur per werkende, dan stijgt ook de productie en het inkomen dat werkenden genereren. Hetzelfde geldt wanneer de arbeidsdeelname stijgt en er dus meer mensen werken. De vierde component is meer een demografisch gegeven: in de huidige tijd geldt hoe lager het aandeel inwoners in de werkzame leeftijd, hoe verder de vergrijzing is gevorderd. Een verhoogde arbeidsdeelname gaat soms samen met een dalende productiviteit. Het welvaartsverhogende effect kan zo teloorgaan.
Bij de interpretatie van de welvaart in termen van de componenten gelden tot slot nog twee algemene opmerkingen.
- De uitsplitsing naar de arbeidsduur (gewerkte uren) per werkende is voor de analyse van de welvaart tussen landen essentieel. Nederland telt relatief veel meer mensen die in deeltijd werken, waardoor efficiëntie van productie en concurrentiepositie gemakkelijk onderschat kunnen worden.noot1 Omdat voor de vergelijking van de grensregio’s in de grensgebieden met Duitsland cijfers van het aantal gewerkte uren niet beschikbaar zijn is de vergelijking gebaseerd op de arbeidsjaren, ook wel voltijdequivalenten (vte’s). Voor de werkzame leeftijd is in dit hoofdstuk de groep 15- tot 65‑jarigen gebruikt. Er zijn uiteraard ook werkende 65‑plussers, maar deze groep is vooralsnog klein (zo’n 2 à 3 procent van alle werkenden in 2017).
- De bruto toegevoegde waarde per inwoner wordt hier gebruikt als maat voor de welvaart in een regio of een land. Strikt genomen geeft deze welvaartsindicator het inkomen aan dat een specifieke regio per inwoner genereert. De bewoners hoeven echter niet degenen te zijn die in de regio werken. Omdat de pendel van en naar de grensregio’s relatief klein is en de inkomende en uitgaande pendel elkaar deels compenseren, is de bruto toegevoegde waarde per hoofd een goede benadering van de welvaart van de mensen die in de regio wonen.
De cijfers die hier gepresenteerd worden zijn verhoudingscijfers, namelijk die van de welvaart in de ene grensregio ten opzichte van de andere. De relatieve welvaart van de ene regio ten opzichte van de andere regio is daarbij gelijk aan de relatieve productiviteit, de relatieve arbeidsduur per werkende, de relatieve arbeidsdeelname en het relatieve aandeel van de bevolking in werkzame leeftijd. Op vergelijkbare manier zijn ook de verhoudingscijfers van de grensregio ten opzichte van het land als totaal berekend.
Waardoor komen de welvaartverschillen?
Voor het grensgebied Noordoost (Nederland-Nedersaksen) blijkt het relatieve welvaartsnadeel aan de Nederlandse kant niet te liggen aan een lagere arbeidsproductiviteit – die is er zelfs hoger – maar aan de lagere arbeidsdeelname, de lagere jaarlijkse arbeidsduur per werkende en de ongunstigere demografische situatie, dat wil zeggen het lagere aandeel van de bevolking in de werkzame leeftijd. Er wordt kortom minder gewerkt dan aan de andere kant van de grens. De grootste factor van betekenis (in negatieve zin) is de arbeidsduur per werkende. Dit aandeel ligt in de Nederlandse grensregio 5 procentpunt lager dan in de Nedersaksische grensregio.
De beduidend hogere welvaart in Nederland als geheel ten opzichte van Nedersaksen hangt samen met de hogere arbeidsproductiviteit. De overige factoren spelen een ondergeschikte rol. Voor de welvaartachterstand van de noordoostelijke grensregio ten opzichte van Nederland is eveneens de achterblijvende productiviteit doorslaggevend. Dit geldt ook, zij het in mindere mate, voor de Nedersaksische grensregio ten opzichte van Nedersaksen. De welvaarts- en productiviteitsachterstand zijn hier echter zeer gering.
Voor het grensgebied Zuidoost (Nederland-Noordrijn-Westfalen) blijkt het relatieve welvaartsvoordeel aan de Nederlandse kant vooral samen te hangen met een hogere arbeidsproductiviteit. De productiviteit ligt in de Nederlandse grensregio 10 procentpunt hoger dan in de Noordrijn-Westfaalse grensregio. Daarnaast is ook de hogere arbeidsdeelname aan de Nederlandse kant een factor van betekenis. De twee factoren werken positief op de relatieve welvaart in de Nederlandse grensregio. Hier tegenover staan twee negatieve factoren. Zo is de arbeidsduur per werkende (vte’s) aan de Nederlandse kant lager dan aan de Noordrijn-Westfaalse kant en is ook het aandeel van de bevolking in de werkzame leeftijd lager. Tezamen zijn deze factoren echter onvoldoende groot om het welvaartsvoordeel aan de Nederlandse kant weg te nemen.
Aan de hogere welvaart van Nederland ten opzichte Noordrijn-Westfalen dragen drie van de vier factoren bij. Alleen de vergelijking van de arbeidsduur per werkende pakt (iets) lager uit in Noordrijn-Westfalen. Voor de welvaartachterstand van de Nederlandse grensregio ten opzichte van Nederland is de achterblijvende productiviteit doorslaggevend. Dit geldt ook voor de Noordrijn-Westfaalse grensregio ten opzichte van Noordrijn-Westfalen al heeft de achterblijvende arbeidsdeelname een vergelijkbare betekenis als de achterblijvende productiviteit.
In het grensgebied Zuid (Nederland-België) zien de vier componenten er heel anders uit. Net als aan de noordoostelijke grens ligt de welvaart in de Nederlandse grensregio hoger, maar de arbeidsproductiviteit ligt er juist beduidend lager dan aan de andere kant van de grens. Dit wordt echter meer dan gecompenseerd door een veel hogere arbeidsdeelname. De lagere arbeidsproductiviteit aan Nederlandse zijde past bij het lagere uurloon (CBS, 2019). Omdat de totale loonsom vanwege het hoger aantal uren dat in de Nederlandse grensregio wordt gewerkt, heeft de Nederlandse grensregio toch een welvaartsvoordeel ten opzichte van de grensregio in België.
De hogere welvaart in Nederland als geheel hangt sterk samen met de arbeidsdeelname die ten opzichte van België als geheel beduidend hoger is. De overige factoren spelen een ondergeschikte rol. Voor de welvaartachterstand van de Nederlandse grensregio ten opzichte van Nederland is de achterblijvende arbeidsproductiviteit doorslaggevend, de overige factoren spelen nagenoeg geen rol. Tussen de Belgische grensregio en België bestaat geen welvaartsverschil. De arbeidsdeelname is voor België iets hoger, de arbeidsduur per werkende iets lager.
Eerder is opgemerkt dat de Nederlandse grensregio er qua welvaart ten opzichte van het eigen land er slechter voorstaat dan de Belgische en Duitse grensregio’s ten opzichte van hun land. De verhoudingen in de productiviteit, de arbeidsduur per werkende, de arbeidsdeelname en het aandeel van de bevolking in werkzame leeftijd tussen de grensregio’s en betreffende landen geven echter een zelfde beeld voor alle zes grensregio’s. De hogere welvaart voor het betreffende land ten opzichte van de grensregio komt voort uit hogere waarden voor alle factoren, behalve het aandeel van de bevolking in de werkzame leeftijd dat aan de grens nagenoeg gelijk is aan het landelijke gemiddelde.
6.4Conclusies
Nederland heeft vergeleken met de omliggende (Bonds)landen de hoogste welvaart per hoofd van de bevolking. Behalve in het grensgebied met Nedersaksen zijn ook de Nederlandse regio’s langs de grens met Duitsland en België welvarender dan die aan de andere kant van de grens. Behalve de grensregio in België hebben alle grensregio’s ten opzichte van het eigen land een achterstand. Daarbij geldt dat deze achterstand in de Nederlandse grensregio’s het grootst is. De achterblijvende arbeidsproductiviteit is hiervoor doorslaggevend.
De factoren die welvaartsverschillen met de andere zijde van grenzen bepalen, zijn niet steeds dezelfde, maar verschillen per gebied. Zo is er in het noordoostelijke grensgebied sprake van een licht welvaartsnadeel dat vooral samenhangt met de lagere jaarlijkse arbeidsduur per werkende. De arbeidsproductiviteit is er zelfs hoger dan aan de andere kant van de grens. In het zuidoostelijke grensgebied is een hogere arbeidsproductiviteit zelfs de belangrijkste bepalende factor bij het welvaartsvoordeel. In het zuidelijke grensgebied gaat het welvaartsvoordeel daarentegen samen met een lagere arbeidsproductiviteit. De hogere welvaart wordt hier vooral veroorzaakt door een hogere arbeidsdeelname.
6.5Toelichting
6.5.1Regionale indeling
Grensgebieden met Nederland naar NUTS-3 indeling
Grensgebied Noordoost | Grensgebied Zuidoost | Grensgebied Zuid |
---|---|---|
Grensregio Nederland | Grensregio Nederland | Grensregio Nederland |
Oost-Groningen (CR) | Twente (CR) | Zeeuwsch-Vlaanderen (CR) |
Delfzijl en omgeving (CR) | Achterhoek (CR) | Overig Zeeland (CR) |
Zuidoost-Drenthe (CR) | Arnhem/Nijmegen (CR) | West-Noord-Brabant (CR) |
Noord-Overijssel (CR) | Noord-Limburg (CR) | Midden-Noord-Brabant (CR) |
Twente (CR) | Midden-Limburg (CR) | Zuidoost-Noord-Brabant (CR) |
Zuid-Limburg (CR) | Zuid-Limburg (CR) | |
Midden-Limburg (CR) | ||
Grensregio Duitsland (NDS) | Grensregio Duitsland (NRW) | Grensregio België |
Emden (krfr. Stadt) | Krefeld (krfr. Stadt) | Antwerpen (Arr.) |
Aurich (LK) | Mönchengladbach (krfr. Stadt) | Mechelen (Arr.) |
Emsland (LK) | Kleve (LK) | Turnhout (Arr.) |
Grafschaft Bentheim (LK) | Viersen (LK) | Hasselt (Arr.) |
Leer (LK) | Wesel (LK) | Maaseik (Arr.) |
Düren (LK) | Tongeren (Arr.) | |
Heinsberg (LK) | Dendermonde (Arr.) | |
Städteregion Aken (LK) | Eeklo (Arr.) | |
Borken (LK) | Gent (Arr.) | |
Steinfurt (LK) | Sint-Niklaas (Arr.) | |
Brugge (Arr.) | ||
Luik (Arr.) Verviers – Communes Francophones (Arr.) Verviers – Deutschsprachige Gemeinschaft (Arr.) |
Afkortingen
CR = COROP-gebied
LK = Landkreis
krfr. Stadt = Kreisfreie Stadt
Arr. = Arrondissement
Metropolen (stedelijke agglomeraties) buiten de grensgebieden (NUTS-3)
Nederland | Nedersaksen (grensgebied Noordoost) | Noordrijn-Westfalen (grensgebied Zuidoost) | België (grensgebied Zuid) |
---|---|---|---|
Agglomeratie s-Gravenhage (CR) Groot-Amsterdam (CR) Groot-Rijnmond (CR) Utrecht (CR) |
Braunschweig (krfr. Stadt) Göttingen (LK) Region Hannover (LK) Wolfsburg (krfr. Stadt) |
Köln (krfr. Stadt) Düsseldorf (krfr. Stadt) Duisburg (krfr. Stadt) Dortmund (krfr. Stadt) Essen (krfr. Stadt) |
Brussels Hoofdstedelijk Gewest (Arr.) |
Afkortingen
CR = COROP-gebied
LK = Landkreis
krfr. Stadt = Kreisfreie Stadt
Arr. = Arrondissement
6.5.2Wiskundige onderbouwing van de analyse
In deze bijlage is de wiskundige onderbouwing gegeven van de verhouding tussen de welvaart in de ene grensregio ten opzichte van die in de regio aan de andere kant van de grens. Dit verhoudingsgetal wordt aangeduid met relatieve welvaart.
De relatieve welvaart wordt hieronder in vijf stappen afgeleid. Daarbij is Y de bruto toegevoegde waarde, E het aantal werkzame personen, P de totale bevolking, U de jaarlijkse arbeidsduur per werkende (in uren) en P* de bevolking van 15 tot 65 jaar.
Stap 1:
Voor een gegeven grensregio geldt dat de welvaart per hoofd van de bevolking, Y/P, gelijk is aan:
waarbij Y/E gelijk is aan de productiviteit per werkende en E/P aan de arbeidsparticipatie.
Stap 2:
Y/E wordt vervolgens in twee componenten gescheiden:
waarbij Y/U de productiviteit per gewerkt uur en U/E de jaarlijkse arbeidsduur per werkende is.
Stap 3:
De arbeidsparticipatie E/P is in stap 1 gerelateerd aan de totale bevolking, terwijl niet iedereen in de bevolking in staat is om te gaan werken. Daarom is de arbeidsparticipatie van de bevolking in de werkzame leeftijd 15 tot 65 jaar onderscheiden:
waarbij E/P* de arbeidsparticipatie in de werkzame leeftijd E/P* is.
Stap 4:
Gegeven de decomposities van de arbeidsproductiviteit en de arbeidsdeelname kan de toegevoegde waarde per hoofd van de bevolking in een regio tot slot als het volgende product worden geschreven:
Stap 5:
De relatieve welvaart volgt dan vanzelf als:
waarbij:
(i,j) | = (grensregio Nederland, grensregio Nedersaksen) voor het grensgebied Noordoost. |
= (grensregio Nederland, grensregio Noordrijn-Westfalen) voor het grensgebied Zuidoost. | |
= (grensregio Nederland, grensregio België) voor het grensgebied Zuid. |
6.6Literatuur
Literatuur
Burda, M.C (2018). Aggregate labor productivity, IZA World of Labor.
Europese Commissie (2017). Groei en cohesie stimuleren in grensregio’s van de EU, Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement.
CBS (2019). Uurloon grensgebieden hoogst in België
Noten
Voor de interpretatie van welvaartsverschillen is dit onderscheid van belang, maar staat los van het feit dat een hoge werkgelegenheid op zich doel van beleid kan zijn. In de agenda 2020 van de EU is deze doelstelling zelfs expliciet opgenomen.