Loopbanen van afgestudeerden in hoog- en laagconjunctuur
Dit hoofdstuk gaat over de loopbanen van in Nederland geboren mannen van Buiten-Europese herkomst (‘de tweede generatie’) direct na hun afstuderen. In tijden van laagconjunctuur vinden zij minder snel betaald werk en verdienen zij minder vaak een inkomen van tenminste het voltijds minimumloon dan in tijden van hoogconjunctuur. De nadelen van laagconjunctuur spelen sterker bij de tweede generatie dan gemiddeld. Mannen die wel tijdig werk met voldoende inkomen vinden, maken in de jaren daarna een gunstiger loopbaan- en loonontwikkeling door.
9.1Inleiding
In 2023 lag de nettoarbeidsparticipatie bij in Nederland geboren mannen van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Nederlands-Caribische herkomst ongeveer even hoog als dat van hun leeftijdsgenoten (zie hoofdstuk 4). Deze herkomstverschillen zijn tijdens het afgelopen decennium nog niet eerder zo klein geweest. Een mogelijke factor daarbij is de conjunctuur. Uit de Rapportage Integratie en Samenleven 2022 (CBS, 2022) is gebleken dat de conjunctuur een sterke invloed heeft op de nettoarbeidsparticipatie. In tijden van hoogconjunctuur, zoals in 2023, staan de meeste groepen er relatief gunstig voor en zijn verschillen naar herkomst klein. In tijden van laagconjunctuur ligt de arbeidsdeelname juist lager en de werkloosheid hoger. Dat is het geval voor iedereen, maar vooral voor jonge mannen van de tweede generatie met een Buiten-Europese herkomst.
Jongeren zijn vaak recent afgestudeerd en hebben nog weinig binding met de arbeidsmarkt. Uit het Jaarrapport Integratie 2020 (CBS, 2020) is gebleken dat dit met name nadelig uitpakt voor de tweede generatie. Zo heeft 57 procent van de mannen van de tweede generatie met een Marokkaanse herkomst een jaar na het voltooien van een mbo-2‑opleiding betaald werk, tegen 85 procent van de recent afgestudeerden met een Nederlandse herkomst. Ook bij mannen van de tweede generatie met een hbo- of wo-opleiding ligt de nettoarbeidsparticipatie lager dan in de Nederlandse herkomstgroep.
In dit hoofdstuk wordt voortgebouwd op deze reeks onderzoeken. De centrale vraag is in hoeverre de invloed van de conjunctuur, die met name bij mannen van de tweede generatie speelt, direct na het afstuderen zichtbaar is. Hoe zien de eerste maanden na afstuderen eruit qua arbeidspositie en het verdienen van voldoende inkomen? Ook wordt gekeken naar de gevolgen voor de lange termijn. Maken degenen die snel werk vinden met voldoende inkomen een gunstigere ontwikkeling door van hun loopbaan? En werkt die gunstigere ontwikkeling van loopbaan in de jaren daarna weer door op het uurloon van werknemers?
Daarbij richt dit hoofdstuk zich op mannen van de tweede generatie met een Buiten-Europese herkomst. De reden om alleen naar mannen te kijken is dat de arbeidsdeelname van afgestudeerden bij mannen sterker verschilt naar herkomst dan bij vrouwen (CBS, 2022). Daarnaast wordt de arbeidsdeelname van vrouwen sterker beïnvloed door andere factoren, zoals het hebben van een partner of het krijgen van kinderen (Glijn et al., 2023; Portegijs & Van den Brakel, 2018), waardoor conjunctuureffecten bij vrouwen moeilijker zijn vast te stellen. De reden om alleen naar de tweede generatie te kijken is dat het om mensen gaat die in Nederland zijn geboren, (meestal) hier naar school zijn gegaan en hier zijn afgestudeerd. Zij spreken daarom de Nederlandse taal, hun diploma’s worden hier erkend en hun gegevens zijn beschikbaar in registers. De reden om alleen naar de Buiten-Europese herkomstgroepen te kijken is dat daar de vier klassieke migratiegroepen onder vallen: mensen van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Nederlands-Caribische herkomst. Zij bekleden veelal een ongunstigere positie op de arbeidsmarkt. De vijfde klassieke migratiegroep, van Indonesische herkomst, is gemiddeld ouder en al eerder het onderwijs uitgestroomd en wordt daarom hier niet apart onderscheiden.
De loopbanen worden onderzocht van afgestudeerden die het onderwijs zijn uitgestroomd na studiejaren 2007/’08, 2012/’13 of 2017/’18. De eerste groep heeft de arbeidsmarkt betreden in een periode van hoogconjunctuur, toen er 240 duizend vacatures openstonden en de werkloosheid op 4,8 procent lag. De middelste groep heeft de arbeidsmarkt betreden bij laagconjunctuur, toen er 95 duizend vacatures openstonden (het laagste aantal sinds het begin van de meting in 1997) en de werkloosheid op 8,2 procent lag. De laatste groep betrad de arbeidsmarkt weer bij hoogconjunctuur, met 248 duizend openstaande vacatures en een werkloosheid van 4,9 procent (CBS 2024a, 2024b).
9.2Data en methode
Onderzoekspopulatie
De onderzoekspopulatie van dit hoofdstuk bestaat uit alle in Nederland geboren mannen die na de studiejaren 2007/’08, 2012/’13 of 2017/’18 op een leeftijd tussen de 17 en 35 jaar in bezit van een diploma het voltijd bekostigd onderwijs zijn uitgestroomd en in de drie daaropvolgende jaren niet opnieuw het onderwijs zijn ingestroomd. De uitstroom is vastgesteld op 1 oktober na het betreffende studiejaar. Alleen afgestudeerden met een diploma op het niveau van mbo-2, mbo-3, mbo-4, hbo-bachelor of wo-master zijn onderzocht. De andere niveaus gelden niet als startkwalificatie (mbo-1), omvatten te kleine aantallen afgestudeerden (hbo-associate degree, hbo-master, doctoraat) of worden vaak nog gevolgd door een andere opleiding (wo-bachelor). Tevens uitgesloten zijn internationale studenten, mensen die in het jaar na afstuderen langer dan een maand niet in Nederland woonden, en mensen die in de jaren daarna minder dan 90 procent van de tijd in Nederland woonden, vanwege beperkte informatie over hun loopbanen.
Herkomstgroepen
De analyse is uitgevoerd voor mannen van de tweede generatie van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Nederlands-Caribische of overig Buiten-Europese (inclusief Indonesische) herkomst. Deze mannen van de tweede generatie zijn zelf in Nederland geboren, maar een of beide van hun ouders zijn in het buitenland geboren. Deze herkomstgroepen worden vergeleken met het totaal van alle in Nederland geboren mannen die na hetzelfde studiejaar het onderwijs zijn uitgestroomd. Een overzicht van de behaalde onderwijsniveaus staat in de bijlage (figuur B9.1).
Indicatoren
In dit hoofdstuk worden meerdere indicatoren belicht. Allereerst wordt gekeken naar de verstreken tijd tussen het moment van afstuderen (hier gerekend als 1 oktober na het laatste studiejaar) en het moment waarop iemand voor het eerst betaald werk verricht. Tevens wordt gekeken naar de positie in de werkkring drie maanden na afstuderen. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen vast werk, flexibel werk en geen betaald werk. Vast werk omvat een baan met een vast contract, werk als zelfstandige met personeel of werk als meewerkend gezinslid. Flexibel werk omvat een baan met een tijdelijk contract, een stage, werk als oproepkracht, werk als uitzendkracht of werk als zelfstandige zonder personeel. Indien iemand in meerdere kringen werkzaam is, geldt de werkkring waarmee diegene het hoogste inkomen verdient.
Of iemand werk heeft, geeft nog geen inzicht in het inkomen dat daarmee verworven wordt. Daarom wordt ook de ‘financiële onafhankelijkheid’ in kaart gebracht. Financiële onafhankelijkheid is een beleidsterm die betekent dat het inkomen uit arbeid en eigen onderneming minstens gelijk is aan het wettelijk minimumloon van een voltijdbaan voor volwassenen. In dit hoofdstuk wordt de financiële onafhankelijkheid bepaald aan de hand van de verhouding tussen het bruto maandelijkse inkomen en het brutominimumloon. Deze indicator wordt gebruikt om onderscheid te maken tussen afgestudeerden met een snelle aansluiting onderwijs-arbeid (binnen drie maanden financieel onafhankelijk) en langzame aansluiting (niet binnen drie maanden financieel onafhankelijk).
Om de langetermijngevolgen van financiële onafhankelijkheid in kaart te brengen is gekeken naar de loopbaanontwikkeling van afgestudeerden met een snelle en langzame aansluiting. Daarbij is een indicator de opbouw van werkervaring. De werkervaring is gedefinieerd als het cumulatieve aantal gewerkte voltijdsequivalenten (vte) ten opzichte van het aantal dat iemand zou accumuleren bij permanent voltijdswerk. Een andere indicator betreft het aantal loopbaanonderbrekingen. Een loopbaanonderbreking is hier gedefinieerd als een transitie van een periode waarin iemand minstens 12 uur per week betaald werk uitvoert naar een periode waarin diegene geen of minder dan 12 uur per week betaald werk heeft, ongeacht de lengte van die periode.
Verder wordt gekeken naar het uurloon. Het gaat dan om het gemiddelde bruto-uurloon van werknemers. Hierbij zijn directeuren-grootaandeelhouders ook meegenomen, aangezien zij officieel een dienstverband hebben, maar zelfstandig ondernemers, meewerkende gezinsleden en overige zelfstandigen niet, aangezien zij niet in dienstverband werken. Vanzelfsprekend zijn mensen zonder betaalde baan hier ook niet meegenomen.
Methode
Eventuele herkomstverschillen op de bovenstaande indicatoren kunnen samenhangen met andere kenmerken die van belang zijn voor iemands kansen op de arbeidsmarkt. Daarom zijn enkele regressieanalyses gedaan waarbij rekening is gehouden met de volgende studiekenmerken: de leeftijd bij afstuderen, de woonregio bij afstuderen, het onderwijsniveau en de onderwijsrichting. Deze analyses worden niet apart getoond, maar kort in de tekst besproken.
Ten slotte wordt voor afstudeercohort 2007/’08 een verdiepende analyse uitgevoerd. Daarbij is het de vraag in hoeverre het lagere uurloon van afgestudeerden die niet binnen drie maanden financieel onafhankelijk zijn (afgestudeerden met een langzame aansluiting), wordt verklaard door hun (1) herkomst, (2) studiekenmerken (leeftijd bij afstuderen, woonregio bij afstuderen, onderwijsniveau en onderwijsrichting), (3) werkervaring en loopbaanonderbrekingen en (4) de bedrijfstakken waarin zij werken.
9.3Aansluiting onderwijs en arbeid
Het grootste deel van de mannen heeft in oktober na het afstuderen vast of flexibel werk. Dat is het geval bij mannen die in 2007/’08 zijn afgestudeerd (92 procent), die in 2012/’13 zijn afgestudeerd (86 procent) en die in 2017/’18 zijn afgestudeerd (90 procent). Slechts 3 procent van de mannen heeft een jaar na afstuderen nog geen betaald werk gehad. Op het eerste gezicht lijkt de conjunctuur dus weinig van invloed.
| Herkomstland | In oktober na afstuderen | 1 t/m 3 maanden later | 4 t/m 12 maanden later | Meer dan 12 maanden later of nooit |
|---|---|---|---|---|
| Afstudeerjaar 2017/'18 | . | . | . | . |
| Totaal | 90,3 | 5,4 | 2,6 | 1,7 |
| Turkije | 83,0 | 8,9 | 4,5 | 3,6 |
| Marokko | 81,8 | 8,5 | 4,0 | 5,7 |
| Suriname | 85,6 | 7,6 | 3,1 | 3,8 |
| Nederlandse Cariben | 88,1 | 5,4 | 4,0 | 2,6 |
| Overig Buiten-Europa | 84,3 | 7,8 | 4,7 | 3,2 |
| Afstudeerjaar 2012/'13 | . | . | . | . |
| Totaal | 86,4 | 6,7 | 4,2 | 2,8 |
| Turkije | 74,6 | 10,0 | 7,2 | 8,2 |
| Marokko | 72,4 | 7,5 | 8,9 | 11,3 |
| Suriname | 75,0 | 8,9 | 9,0 | 7,1 |
| Nederlandse Cariben | 80,1 | 5,2 | 6,9 | 7,8 |
| Overig Buiten-Europa | 78,6 | 8,8 | 6,9 | 5,7 |
| Afstudeerjaar 2007/'08 | . | . | . | . |
| Totaal | 92,1 | 4,5 | 2,0 | 1,5 |
| Turkije | 88,0 | 6,5 | 3,3 | 2,2 |
| Marokko | 83,8 | 6,7 | 3,2 | 6,4 |
| Suriname | 87,0 | 6,1 | 4,0 | 2,9 |
| Nederlandse Cariben | 90,3 | 3,9 | 3,9 | 1,9 |
| Overig Buiten-Europa | 87,5 | 7,0 | 3,3 | 2,2 |
Tweede generatie vindt bij laagconjunctuur minder snel werk
Wanneer naar specifieke herkomstgroepen wordt gekeken, komt een ander beeld naar voren. De tweede generatie van Turkse, Surinaamse, Nederlands-Caribische en vooral Marokkaanse herkomst doet er langer dan gemiddeld over om voor het eerst betaald werk te vinden. Dat geldt met name in tijden van laagconjunctuur. Zo heeft in de Marokkaanse herkomstgroep 84 procent van de afgestudeerden uit 2007/’08 in oktober betaald werk, maar daalt dat aandeel naar 72 procent bij de afgestudeerden uit 2012/’13. Bovendien hebben mannen van Buiten-Europese herkomst die bij laagconjunctuur afstuderen een jaar later relatief vaak nog steeds geen werk. Zo heeft 11 procent van de mannen met een Marokkaanse herkomst die in 2012/’13 zijn afgestudeerd een jaar later nog geen betaald werk gehad, ten opzichte van 6 procent van de mannen met een Marokkaanse herkomst afgestudeerd in 2007/’08 of 2017/’18.
Herkomstverschillen in het aandeel met betaald werk uiten zich vooral in het aandeel met vast werk. Zo hebben mannen van de tweede generatie drie maanden na afstuderen ongeveer even vaak als gemiddeld flexibel werk, maar minder vaak vast werk. Van de in 2012/’13 afgestudeerde mannen had bijvoorbeeld 18 procent uit de Marokkaanse of Nederlands-Caribische herkomstgroepen drie maanden later vast werk, tegen 21 procent van de overig Buiten-Europese groep en 26 procent van de totale groep.
| Herkomstland | Vast werk | Flexibel werk | Geen betaald werk |
|---|---|---|---|
| Afstudeerjaar 2017/'18 | . | . | . |
| Totaal | 25,8 | 67,0 | 7,2 |
| Turkije | 20,4 | 67,4 | 12,2 |
| Marokko | 21,0 | 64,5 | 14,4 |
| Suriname | 19,7 | 68,3 | 12,0 |
| Nederlandse Cariben | 19,6 | 66,8 | 13,6 |
| Overig Buiten-Europa | 21,8 | 65,7 | 12,5 |
| Afstudeerjaar 2012/'13 | . | . | . |
| Totaal | 26,4 | 61,8 | 11,8 |
| Turkije | 21,2 | 57,3 | 21,5 |
| Marokko | 17,8 | 56,8 | 25,4 |
| Suriname | 21,1 | 55,2 | 23,7 |
| Nederlandse Cariben | 18,2 | 59,3 | 22,5 |
| Overig Buiten-Europa | 21,1 | 61,6 | 17,3 |
| Afstudeerjaar 2007/'08 | . | . | . |
| Totaal | 38,7 | 54,5 | 6,8 |
| Turkije | 35,6 | 53,0 | 11,4 |
| Marokko | 27,8 | 58,6 | 13,6 |
| Suriname | 30,0 | 57,4 | 12,6 |
| Nederlandse Cariben | 33,1 | 55,2 | 11,7 |
| Overig Buiten-Europa | 35,0 | 55,2 | 9,8 |
Een extra analyse waarbij rekening is gehouden met de gemiddelde leeftijd bij afstuderen, de woonregio bij afstuderen, het onderwijsniveau en de onderwijsrichting leidt niet tot andere resultaten. Dus ook na correctie voor studiekenmerken ligt bij laagconjunctuur de kans op (vast) werk in de Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Nederlands-Caribische herkomstgroepen beduidend lager dan gemiddeld.
Tweede generatie bij laagconjunctuur vooral minder snel onafhankelijk
Eenzelfde patroon is zichtbaar bij het inkomen uit arbeid. Drie maanden na afstuderen is de tweede generatie minder vaak dan gemiddeld financieel onafhankelijk.noot1 Van de mannen die afstuderen bij hoogconjunctuur is ongeveer 80 procent drie maanden later financieel onafhankelijk, de overige 20 procent (nog) niet. Bij laagconjunctuur is 64 procent van alle afgestudeerden drie maanden na afstuderen financieel onafhankelijk. Wederom zijn herkomstverschillen bij laagconjunctuur wat groter. Zo is in de Marokkaanse herkomstgroep bij hoogconjunctuur ongeveer 64 procent binnen drie maanden na afstuderen financieel onafhankelijk, maar bij laagconjunctuur slechts 45 procent.
Na correctie voor leeftijd bij afstuderen, woonregio bij afstuderen, onderwijsniveau en onderwijsrichting neemt het aandeel met een snelle aansluiting alleen bij de Marokkaanse herkomstgroep iets toe.
| Herkomstland | Binnen drie maanden financieel onafhankelijk | Niet binnen drie maanden financieel onafhankelijk |
|---|---|---|
| Afstudeerjaar 2017/'18 | . | . |
| Totaal | 76,0 | 24,0 |
| Turkije | 68,8 | 31,2 |
| Marokko | 63,8 | 36,2 |
| Suriname | 62,1 | 37,9 |
| Nederlandse Cariben | 62,2 | 37,8 |
| Overig Buiten-Europa | 67,3 | 32,7 |
| Afstudeerjaar 2012/'13 | . | . |
| Totaal | 63,5 | 36,5 |
| Turkije | 50,4 | 49,6 |
| Marokko | 45,4 | 54,6 |
| Suriname | 50,7 | 49,3 |
| Nederlandse Cariben | 52,4 | 47,6 |
| Overig Buiten-Europa | 55,1 | 44,9 |
| Afstudeerjaar 2007/'08 | . | . |
| Totaal | 79,9 | 20,1 |
| Turkije | 72,7 | 27,3 |
| Marokko | 64,9 | 35,1 |
| Suriname | 70,8 | 29,2 |
| Nederlandse Cariben | 73,4 | 26,6 |
| Overig Buiten-Europa | 74,6 | 25,4 |
9.4Loopbaan na financiële onafhankelijkheid
Mannen zijn ingedeeld naar degenen die na het afstuderen snel aansluiting vonden op de arbeidsmarkt (binnen drie maanden financieel onafhankelijk) en degenen die langzaam aansluiting vonden (niet binnen drie maanden financieel onafhankelijk). Wat zijn de langetermijngevolgen van een snelle of juist langzame aansluiting? Om die vraag te beantwoorden is gekeken naar de loopbaanontwikkeling. Dit is alleen gedaan voor mannen die in studiejaar 2007/’08 zijn afgestudeerd, omdat zij het langst konden worden gevolgd. Bij mannen die in latere jaren zijn afgestudeerd ontwikkelen de loopbanen zich iets anders, maar spelen vergelijkbare herkomstverschillen (zie figuren B9.2, B9.3, B9.4 en B9.5 in de bijlage).
Tweede generatie met langzame aansluiting bouwt minder werkervaring op
Afgestudeerden die snel aansluiting op de arbeidsmarkt vonden, blijken meer werkervaring op te bouwen dan afgestudeerden met een langzame aansluiting. Deze voorsprong blijft gedurende de hele periode na afstuderen zichtbaar. Binnen deze groep zijn nauwelijks verschillen naar herkomst.
Dat is anders voor afgestudeerden die een langzame aansluiting op de arbeidsmarkt doormaken. De Buiten-Europese herkomstgroepen met een langzame aansluiting bouwen gemiddeld minder werkervaring op dan de totale groep met een langzame aansluiting. Het verschil is het grootst bij de Marokkaanse herkomstgroep. Zij hebben veertien jaar na afstuderen 58 procent werkervaring opgebouwd ten opzichte van een permanente voltijdsbaan, tegenover 80 procent in de totale groep.
| Jaar | Totaal | Turkije | Marokko | Suriname | Nederlandse Cariben | Overig Buiten-Europa |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2008 | 88,7 | 85,9 | 85,7 | 85,8 | 88,9 | 84,1 |
| 2009 | 93,9 | 92,0 | 90,1 | 90,8 | 92,7 | 91,8 |
| 2010 | 94,0 | 91,4 | 88,9 | 89,8 | 92,4 | 91,8 |
| 2011 | 94,2 | 91,3 | 88,2 | 90,0 | 92,4 | 92,3 |
| 2012 | 94,2 | 91,0 | 87,6 | 90,0 | 92,0 | 92,6 |
| 2013 | 94,1 | 90,3 | 86,8 | 89,8 | 91,9 | 92,6 |
| 2014 | 94,0 | 90,0 | 86,4 | 89,6 | 92,1 | 92,4 |
| 2015 | 94,0 | 90,2 | 86,1 | 89,2 | 92,0 | 92,4 |
| 2016 | 94,1 | 90,4 | 86,0 | 89,0 | 91,9 | 92,5 |
| 2017 | 94,1 | 90,4 | 85,9 | 89,0 | 92,0 | 92,5 |
| 2018 | 94,2 | 90,6 | 85,7 | 89,0 | 92,1 | 92,6 |
| 2019 | 94,2 | 90,7 | 85,8 | 89,1 | 92,3 | 92,6 |
| 2020 | 94,2 | 90,8 | 85,9 | 89,1 | 92,4 | 92,5 |
| 2021 | 94,1 | 90,9 | 86,0 | 89,1 | 92,4 | 92,5 |
| 2022 | 94,1 | 90,9 | 86,0 | 89,1 | 92,5 | 92,5 |
| 1)werkervaring van in Nederland geboren mannen die in 2007/'08 zijn afgestudeerd | ||||||
| Jaar | Totaal | Turkije | Marokko | Suriname | Nederlandse Cariben | Overig Buiten-Europa |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2008 | 48,9 | 43,7 | 34,5 | 42,6 | 40,8 | 37,1 |
| 2009 | 55,2 | 42,2 | 37,2 | 46,1 | 47,8 | 47,9 |
| 2010 | 62,9 | 51,5 | 43,1 | 52,8 | 53,8 | 56,5 |
| 2011 | 67,5 | 56,6 | 48,1 | 57,3 | 57,3 | 61,6 |
| 2012 | 70,4 | 59,3 | 50,8 | 59,4 | 59,6 | 65,2 |
| 2013 | 72,1 | 60,0 | 52,6 | 60,5 | 61,5 | 67,4 |
| 2014 | 73,4 | 60,9 | 52,9 | 61,7 | 63,3 | 68,8 |
| 2015 | 74,6 | 62,2 | 53,5 | 63,4 | 64,8 | 70,4 |
| 2016 | 75,7 | 63,3 | 54,1 | 64,8 | 66,4 | 71,8 |
| 2017 | 76,7 | 64,7 | 55,0 | 66,0 | 67,7 | 73,1 |
| 2018 | 77,6 | 66,0 | 55,9 | 67,1 | 69,1 | 74,2 |
| 2019 | 78,4 | 67,0 | 56,8 | 67,9 | 70,6 | 75,2 |
| 2020 | 79,0 | 67,9 | 57,1 | 68,6 | 70,8 | 76,0 |
| 2021 | 79,5 | 68,7 | 57,5 | 69,3 | 71,2 | 76,7 |
| 2022 | 80,0 | 69,3 | 57,8 | 69,9 | 71,3 | 77,4 |
| 1)werkervaring van in Nederland geboren mannen die in 2007/'08 zijn afgestudeerd | ||||||
Na langzame aansluiting meer loopbaanonderbrekingen bij tweede generatie
Het aantal loopbaanonderbrekingen laat een vergelijkbaar beeld zien als bij de opbouw van werkervaring: mannen die na het afstuderen snel aansluiting vinden op de arbeidsmarkt onderbreken hun loopbaan veel minder vaak dan mannen met een langzame aansluiting. Binnen de groep met een snelle aansluiting spelen verschillen naar herkomst, maar die verschillen zijn klein.
Binnen de groep met een langzame aansluiting zijn de herkomstverschillen juist aanzienlijk. Veertien jaar na afstuderen ligt het aantal loopbaanonderbrekingen in de Turkse (3,2 keer), Marokkaanse (2,5 keer), Surinaamse (2,6 keer) en Nederlands-Caribische (3,0 keer) herkomstgroepen hoger dan in de overig Buiten-Europese herkomstgroep (2,1 keer) en zeker hoger dan in de totale groep afgestudeerde mannen (1,9 keer).
| Jaar | Totaal | Turkije | Marokko | Suriname | Nederlandse Cariben | Overig Buiten-Europa |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2008 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
| 2009 | 0,1 | 0,1 | 0,2 | 0,2 | 0,2 | 0,1 |
| 2010 | 0,2 | 0,3 | 0,4 | 0,3 | 0,3 | 0,2 |
| 2011 | 0,2 | 0,4 | 0,5 | 0,4 | 0,4 | 0,3 |
| 2012 | 0,3 | 0,5 | 0,6 | 0,6 | 0,5 | 0,4 |
| 2013 | 0,4 | 0,6 | 0,8 | 0,7 | 0,5 | 0,5 |
| 2014 | 0,5 | 0,7 | 0,9 | 0,8 | 0,6 | 0,5 |
| 2015 | 0,5 | 0,7 | 1,0 | 0,9 | 0,7 | 0,6 |
| 2016 | 0,6 | 0,8 | 1,0 | 0,9 | 0,9 | 0,7 |
| 2017 | 0,6 | 0,9 | 1,1 | 1,0 | 0,9 | 0,7 |
| 2018 | 0,6 | 0,9 | 1,2 | 1,1 | 1,0 | 0,8 |
| 2019 | 0,7 | 1,0 | 1,2 | 1,1 | 1,1 | 0,9 |
| 2020 | 0,7 | 1,0 | 1,3 | 1,2 | 1,1 | 0,9 |
| 2021 | 0,7 | 1,0 | 1,3 | 1,2 | 1,2 | 1,0 |
| 2022 | 0,8 | 1,1 | 1,4 | 1,3 | 1,2 | 1,0 |
| 1)loopbaanonderbrekingen van in Nederland geboren mannen die in 2007/'08 zijn afgestudeerd | ||||||
| Jaar | Totaal | Turkije | Marokko | Suriname | Nederlandse Cariben | Overig Buiten-Europa |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2008 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 | 0,0 |
| 2009 | 0,4 | 0,6 | 0,6 | 0,5 | 0,4 | 0,4 |
| 2010 | 0,7 | 0,9 | 0,8 | 0,8 | 0,8 | 0,7 |
| 2011 | 0,8 | 1,3 | 1,0 | 1,0 | 1,1 | 0,9 |
| 2012 | 1,0 | 1,6 | 1,2 | 1,2 | 1,2 | 1,1 |
| 2013 | 1,2 | 1,9 | 1,4 | 1,4 | 1,5 | 1,3 |
| 2014 | 1,3 | 2,1 | 1,6 | 1,6 | 1,7 | 1,4 |
| 2015 | 1,4 | 2,3 | 1,7 | 1,7 | 1,9 | 1,5 |
| 2016 | 1,5 | 2,5 | 1,9 | 1,9 | 2,1 | 1,6 |
| 2017 | 1,6 | 2,6 | 2,0 | 2,0 | 2,3 | 1,7 |
| 2018 | 1,7 | 2,8 | 2,1 | 2,2 | 2,5 | 1,8 |
| 2019 | 1,7 | 2,9 | 2,2 | 2,3 | 2,6 | 1,8 |
| 2020 | 1,8 | 3,0 | 2,4 | 2,4 | 2,8 | 1,9 |
| 2021 | 1,9 | 3,1 | 2,4 | 2,6 | 2,9 | 2,0 |
| 2022 | 1,9 | 3,2 | 2,5 | 2,6 | 3,0 | 2,1 |
| 1)loopbaanonderbrekingen van in Nederland geboren mannen die in 2007/'08 zijn afgestudeerd | ||||||
9.5Ontwikkeling uurlonen
De cijfers hierboven gaven aan dat afgestudeerde mannen van de onderzochte tweede generatie er bij laagconjunctuur langer over doen om financieel onafhankelijk te worden, wat op de lange termijn tot uiting komt in een ongunstiger loopbaan. In hoeverre vertaalt die ongunstigere loopbaanontwikkeling zich vervolgens in lagere uurlonen? Deze vraag kan alleen worden onderzocht voor afgestudeerden die werknemer zijn; zelfstandigen hebben geen officieel uurloon.
Uurloon hangt langdurig samen met financiële onafhankelijkheid na afstuderen
Het gemiddelde bruto-uurloon van mannen die na afstuderen snel aansluiting vonden op de arbeidsmarkt, lag in 2008 ongeveer 3,20 euro hoger dan dat van mannen met een langzame aansluiting. Na verloop van tijd neemt dit verschil langzaam toe, tot ongeveer 4,60 euro in 2022. In de groep met een snelle aansluiting zijn nauwelijks verschillen naar herkomst. Bij de afgestudeerden met een langzame aansluiting zijn wel kleine herkomstverschillen zichtbaar, vanwege het lagere uurloon in de Marokkaanse herkomstgroep. Bij latere afstudeercohorten speelt eveneens een duidelijk verschil tussen degenen met een snelle en een langzame aansluiting en zijn er daarnaast nauwelijks herkomstverschillen (zie figuren B9.6 en B9.7 in de bijlage).
| Jaar | Totaal | Turkije | Marokko | Suriname | Nederlandse Cariben | Overig Buiten-Europa |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2008 | 14,1 | 14,3 | 14,8 | 13,9 | 14,4 | 14,7 |
| 2009 | 15,7 | 15,5 | 15,9 | 15,1 | 16,3 | 16,0 |
| 2010 | 16,9 | 16,5 | 17,5 | 16,7 | 18,3 | 17,3 |
| 2011 | 18,1 | 17,5 | 18,2 | 18,0 | 19,6 | 18,9 |
| 2012 | 18,5 | 19,1 | 19,1 | 18,4 | 22,2 | 19,0 |
| 2013 | 19,4 | 19,4 | 19,9 | 19,1 | 21,4 | 20,4 |
| 2014 | 20,2 | 20,2 | 20,7 | 19,6 | 21,8 | 21,0 |
| 2015 | 21,9 | 21,8 | 21,8 | 22,7 | 23,8 | 22,9 |
| 2016 | 23,5 | 23,3 | 23,2 | 22,9 | 26,4 | 24,6 |
| 2017 | 24,3 | 23,7 | 24,4 | 23,5 | 25,5 | 25,6 |
| 2018 | 25,9 | 25,3 | 25,8 | 25,2 | 27,0 | 27,3 |
| 2019 | 27,3 | 26,8 | 27,3 | 26,5 | 29,0 | 28,7 |
| 2020 | 29,0 | 28,6 | 29,1 | 31,0 | 29,5 | 30,0 |
| 2021 | 30,3 | 29,5 | 30,7 | 30,3 | 31,5 | 31,5 |
| 2022 | 32,3 | 31,1 | 32,2 | 31,9 | 33,5 | 33,8 |
| 1)uurloon van in Nederland geboren mannen die in 2007/'08 zijn afgestudeerd en werknemer zijn | ||||||
| Jaar | Totaal | Turkije | Marokko | Suriname | Nederlandse Cariben | Overig Buiten-Europa |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 2008 | 10,9 | 11,4 | 11,7 | 11,1 | 9,7 | 11,3 |
| 2009 | 12,1 | 13,0 | 11,8 | 13,2 | 10,8 | 12,8 |
| 2010 | 13,7 | 14,1 | 13,1 | 16,2 | 12,4 | 13,9 |
| 2011 | 14,7 | 14,6 | 15,0 | 14,7 | 13,4 | 15,6 |
| 2012 | 15,3 | 15,7 | 15,4 | 15,4 | 14,2 | 16,1 |
| 2013 | 16,0 | 16,6 | 14,8 | 15,9 | 15,3 | 16,9 |
| 2014 | 16,8 | 16,4 | 15,7 | 16,7 | 15,9 | 17,9 |
| 2015 | 18,5 | 17,5 | 17,7 | 18,4 | 16,5 | 19,3 |
| 2016 | 19,6 | 18,6 | 18,4 | 19,7 | 18,4 | 20,7 |
| 2017 | 20,2 | 18,7 | 19,0 | 19,0 | 17,9 | 21,6 |
| 2018 | 21,7 | 20,6 | 20,2 | 20,7 | 20,1 | 23,8 |
| 2019 | 22,9 | 21,1 | 20,8 | 21,8 | 21,1 | 24,8 |
| 2020 | 24,4 | 22,9 | 21,2 | 22,4 | 24,1 | 25,9 |
| 2021 | 25,6 | 24,0 | 22,4 | 24,0 | 25,0 | 28,0 |
| 2022 | 27,7 | 26,1 | 24,5 | 25,6 | 26,8 | 29,6 |
| 1)uurloon van in Nederland geboren mannen die in 2007/'08 zijn afgestudeerd en werknemer zijn | ||||||
Een regressieanalyse voor afstudeercohort 2007/’08 bevestigt dit beeld. Werknemers met een langzame aansluiting verdienen gedurende de veertien jaar na afstuderen gemiddeld 3,80 euro minder per uur dan werknemers met een snelle aansluiting. Het loonverschil tussen snelle en langzame aansluiters neemt ieder jaar licht toe, doordat het uurloon van snelle aansluiters jaarlijks een klein beetje sneller groeit dan dat van langzame aansluiters. Wanneer eenmaal rekening is gehouden met de aansluiting (snel of langzaam), heeft herkomst weinig extra invloed op het uurloon.
Grote rol onderwijsniveau, kleine rol loopbaan en bedrijfstak
Studiekenmerken spelen een grotere rol bij het uurloonverschil tussen snelle en langzame aansluiters. Het uurloon ligt hoger bij werknemers die op latere leeftijd zijn afgestudeerd, die op dat moment in West-Nederland woonden en die in bepaalde richtingen zijn afgestudeerd. Het onderwijsniveau is van groot belang: mannen met een hbo- of wo-diploma hebben een aanzienlijk hoger uurloon dan mannen met een mbo-diploma. Daarmee vormt het onderwijsniveau een belangrijke verklaring: mannen die na afstuderen snel aansluiting vinden op de arbeidsmarkt, zijn vooral op hbo- en wo-niveau afgestudeerd, terwijl mannen die langzaam aansluiting vinden vooral op mbo-niveau zijn afgestudeerd. Na correctie voor studiekenmerken (naast herkomst en de duur sinds afstuderen) is het gemiddelde uurloonverschil tussen werknemers met een snelle en een langzame aansluiting geslonken van 3,80 euro naar 2,21 euro.
Ook de loopbaan speelt een rol. Mensen met meer werkervaring hebben gemiddeld een hoger uurloon, en mensen die hun loopbaan vaker onderbreken hebben gemiddeld een lager uurloon. Zo gaat iedere 10 procentpunt misgelopen werkervaring gepaard met een 19 eurocent lager uurloon, en iedere extra loopbaanonderbreking met 82 eurocent minder. Werknemers die na het afstuderen snel aansluiting vonden op de arbeidsmarkt hebben doorgaans een gunstiger loopbaan, wat bijdraagt aan een hoger uurloon. Wanneer rekening wordt gehouden met werkervaring en loopbaanonderbrekingen, naast de eerder besproken kenmerken, verschilt het uurloon tussen werknemers met een snelle en een langzame aansluiting gemiddeld nog 1,27 euro.
De bedrijfstak speelt nauwelijks een rol. Werknemers die na het afstuderen snel aansluiting op de arbeidsmarkt vonden, werken slechts iets vaker in bedrijfstakken waar de lonen betrekkelijk hoog liggen, zoals de bouwnijverheid of de financiële dienstverlening. Mannen die langzaam aansluiting vonden, werken iets vaker in sectoren waar de lonen betrekkelijk laag liggen, zoals de handel, vervoer en horeca of de zakelijke dienstverlening. Wanneer rekening wordt gehouden met de bedrijfstakken, naast de eerdere kenmerken, ligt het uurloon van snelle aansluiters gemiddeld nog 1,24 euro hoger dan dat van langzame aansluiters.
Kortom, werknemers die drie maanden na afstuderen financieel onafhankelijk waren verdienen vooral meer dan werknemers die dat niet waren vanwege hun hogere onderwijsniveau. Toch speelt ook hun gunstiger loopbaanontwikkeling mee. Dit kan erop wijzen dat afgestudeerden niet alleen op de korte termijn, maar ook op de lange termijn baat hebben bij een goede aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt.
| Basismodel | Model 1: Herkomst | Model 2: Studie | Model 3: Loopbaan | Model 4: Bedrijfstak | ||||||
|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
| Aansluiting | ||||||||||
| Binnen drie maanden financieel onafhankelijk | referentie | referentie | referentie | referentie | referentie | |||||
| Niet binnen drie maanden financieel onafhankelijk | –3,80 | *** | –3,81 | *** | –2,21 | *** | –1,27 | *** | –1,24 | *** |
| Duur sinds afstuderen | ||||||||||
| Binnen drie maanden financieel onafhankelijk x duur1) | 1,25 | *** | 1,25 | *** | 1,24 | *** | 1,28 | *** | 1,26 | *** |
| Niet binnen drie maanden financieel onafhankelijk x duur1) | 1,14 | *** | 1,14 | *** | 1,11 | *** | 1,18 | *** | 1,16 | *** |
| Herkomstland2) | ||||||||||
| Nederland | referentie | referentie | referentie | referentie | ||||||
| Europa (excl. NL) | 0,40 | *** | 0,02 | 0,15 | * | 0,14 | ||||
| Turkije | –0,26 | * | –0,34 | ** | –0,04 | –0,15 | ||||
| Marokko | 0,01 | –0,43 | ** | –0,14 | –0,20 | |||||
| Suriname | –0,24 | * | –0,87 | *** | –0,57 | *** | –0,59 | *** | ||
| Nederlandse Cariben | 0,96 | *** | –0,15 | 0,15 | 0,06 | |||||
| Overig Buiten-Europa | 1,09 | *** | –0,42 | *** | –0,29 | *** | –0,26 | *** | ||
| Leeftijd bij afstuderen | ||||||||||
| 17 tot 20 jaar | referentie | referentie | referentie | |||||||
| 20 tot 23 jaar | 0,68 | *** | 0,83 | *** | 0,89 | *** | ||||
| 23 tot 26 jaar | 1,37 | *** | 1,51 | *** | 1,52 | *** | ||||
| 26 t/m 35 jaar | 1,85 | *** | 2,02 | *** | 2,02 | *** | ||||
| Woonregio bij afstuderen | ||||||||||
| Landsdeel Noord | referentie | referentie | referentie | |||||||
| Landsdeel Oost | 0,33 | *** | 0,18 | *** | 0,19 | *** | ||||
| Landsdeel West | 1,68 | *** | 1,54 | *** | 1,59 | *** | ||||
| Landsdeel Zuid | 0,55 | *** | 0,41 | *** | 0,44 | *** | ||||
| Onbekend | –0,02 | 0,44 | 0,57 | |||||||
| Onderwijsniveau | ||||||||||
| Mbo-2 of mbo-3 | referentie | referentie | referentie | |||||||
| Mbo-4 | 1,46 | *** | 1,29 | *** | 1,33 | *** | ||||
| Hbo-bachelor | 4,95 | *** | 4,87 | *** | 4,96 | *** | ||||
| Wo-master | 10,73 | *** | 10,59 | *** | 10,58 | *** | ||||
| Onderwijsrichting | ||||||||||
| HO gezondheidszorg; Mbo gezondheidszorg en welzijn | referentie | referentie | referentie | |||||||
| HO economie | –0,29 | ** | –0,31 | *** | –0,22 | * | ||||
| HO gedrag en maatschappij | –2,45 | *** | –2,37 | *** | –2,26 | *** | ||||
| HO landbouw en natuurlijke omgeving; HO natuur | –2,52 | *** | –2,52 | *** | –2,29 | *** | ||||
| HO onderwijs | –0,45 | *** | –0,47 | *** | –0,55 | *** | ||||
| HO recht | 0,55 | *** | 0,51 | *** | 0,70 | *** | ||||
| HO taal en cultuur; HO sectoroverstijgend | –4,30 | *** | –3,96 | *** | –3,66 | *** | ||||
| HO techniek | –0,92 | *** | –1,01 | *** | –0,93 | *** | ||||
| Mbo dienstverlening | –2,15 | *** | –2,09 | *** | –1,50 | *** | ||||
| Mbo informatica; Mbo wiskunde, natuurwetenschappen | –2,11 | *** | –2,03 | *** | –1,60 | *** | ||||
| Mbo journalistiek, gedrag en maatschappij; Mbo onderwijs; Mbo vormgeving, kunst, talen en geschiedenis |
–3,51 | *** | –3,19 | *** | –2,73 | *** | ||||
| Mbo landbouw, diergeneeskunde en -verzorging | –3,43 | *** | –3,48 | *** | –2,99 | *** | ||||
| Mbo recht, administratie, handel en zakelijke dienstverlening | –3,10 | *** | –2,99 | *** | –2,41 | *** | ||||
| Mbo techniek, industrie en bouwkunde | –0,78 | *** | –0,81 | *** | –1,10 | *** | ||||
| Loopbaan | ||||||||||
| Werkervaring | 1,91 | *** | 1,36 | *** | ||||||
| Loopbaanonderbrekingen | –0,82 | *** | –0,79 | *** | ||||||
| Bedrijfstak | ||||||||||
| M-N Zakelijke dienstverlening | referentie | |||||||||
| A Landbouw, bosbouw en visserij | 0,16 | |||||||||
| B-E Nijverheid (geen bouw) en energie | 1,82 | *** | ||||||||
| F Bouwnijverheid | 2,14 | *** | ||||||||
| G-I Handel, vervoer en horeca | –0,27 | *** | ||||||||
| J Informatie en communicatie | 0,34 | *** | ||||||||
| K Financiële dienstverlening | 3,53 | *** | ||||||||
| L Verhuur en handel van onroerend goed | 2,05 | *** | ||||||||
| O-Q Overheid en zorg | 1,03 | *** | ||||||||
| R-U Cultuur, recreatie, overige diensten | 0,23 | ** | ||||||||
| Constante | 22,30 | *** | 22,26 | *** | 17,51 | *** | 16,07 | *** | 15,56 | *** |
| N | 495 549 | 495 549 | 495 549 | 495 549 | 495 549 | |||||
| R2 | 0,260 | 0,260 | 0,439 | 0,447 | 0,455 | |||||
*p<0,05; **p<0,01; ***p<0,001.
1)De duur is gecentreerd, zodat de coëfficiënten onder ‘aansluiting’ het gemiddelde verschil tussen snelle en langzame aansluiters aangeven.
2)De cijfers betreffen alleen in Nederland geboren mannen.
9.6Conclusie
De aansluiting tussen onderwijs en arbeid verloopt moeizamer tijdens laagconjunctuur dan tijdens hoogconjunctuur. Mannen vinden direct na het afstuderen bij laagconjunctuur minder snel betaald werk en zijn minder snel financieel onafhankelijk. De gevolgen van een snelle of langzame aansluiting met de arbeidsmarkt zijn jaren later nog merkbaar. Afgestudeerden die snel aansluiting vinden, doen gemiddeld meer werkervaring op en onderbreken hun loopbaan minder vaak, wat ook doorwerkt in een hoger uurloon. Wel zijn deze factoren minder belangrijk voor het uurloon dan bijvoorbeeld het onderwijsniveau of de onderwijsrichting.
Een belangrijke bevinding is dat de aansluiting tussen onderwijs en arbeid anders verloopt voor verschillende herkomstgroepen. De tweede generatie van Buiten-Europese herkomst heeft na het afstuderen meer last van een laagconjunctuur dan de gemiddelde man. Zij vinden na het afstuderen minder vaak betaald werk en zijn aanzienlijk minder snel financieel onafhankelijk. Dit is het duidelijkst te zien bij de Marokkaanse herkomstgroep. Deze langzamere aansluiting op de arbeidsmarkt wordt gevolgd door een relatief ongunstige loopbaan. Maar zelfs vergeleken met andere mannen die langzaam aansluiting vinden, zien de loopbanen van de tweede generatie van Buiten-Europese herkomst er minder gunstig uit.
Waarom vindt de tweede generatie van Buiten-Europese herkomst na het afstuderen langzamer aansluiting met de arbeidsmarkt? Deels heeft dat te maken met hun onderwijsniveau. Mannen van Turkse en Marokkaanse herkomst studeren minder vaak dan gemiddeld af op hbo- of wo-niveau. Toch verklaren studiekenmerken slechts een deel van hun langzamere aansluiting. Bovendien ligt het onderwijsniveau in de andere Buiten-Europese herkomstgroepen ongeveer even hoog of hoger dan gemiddeld. Mogelijk speelt discriminatie een rol. Zo zeggen studenten van Buiten-Europese herkomst meer moeite te ervaren tijdens de zoektocht naar een stage (Huijnk et al., 2013) en worden sollicitanten met een buitenlands klinkende naam veel minder vaak op gesprek uitgenodigd dan gelijkwaardige sollicitanten met een Nederlands klinkende naam (Andriessen et al., 2012; Di Stasio et al., 2021). Deze verklaring kon hier niet nader worden onderzocht.
9.7Literatuur
Literatuur
Andriessen, I., Nievers, E., Dagevos, J. & Faulk, L. (2012). Ethnic discrimination in the Dutch labor market: Its relationship with job characteristics and multiple group membership. Work and Occupations, 39(3), 237–269.
CBS (2020). Jaarrapport Integratie 2020.
CBS (2022). Rapportage Integratie en Samenleven 2022.
CBS StatLine (2024a). Arbeidsdeelname en werkloosheid per maand. Geraadpleegd op 29 juli 2024.
CBS StatLine (2024b). Vacatures; SBI 2008; naar economische activiteit en bedrijfsgrootte. Geraadpleegd op 29 juli 2024.
Di Stasio, V., Lancee, B., Veit, S., & Yemane, R. (2021). Muslim by default or religious discrimination? Results from a cross-national field experiment on hiring discrimination. Journal of Ethnic and Migration Studies, 47(6), 1305–1326.
Glijn, R, Kooiman, N. & Van Gaalen, R. (2023). Voorsorteren op gezinsleven? Al vóór de komst van kinderen van voltijd naar deeltijd. Statistische Trends, april 2023.
Huijnk, W., Gijsberts, M. & Dagevos, J. (2013). Jaarrapport integratie 2013: Participatie van migranten op de arbeidsmarkt. Sociaal en Cultureel Planbureau.
Portegijs, W. & Van den Brakel, M. (2018). Emancipatiemonitor 2018.
Noten
Iemand wordt in deze publicatie als financieel onafhankelijk beschouwd als het individuele bruto maandinkomen uit arbeid en eigen onderneming tenminste 100% bedraagt van het bruto maandinkomen uit een voltijdsbaan tegen het minimumloon voor 23-jarigen en ouder.