Nederlander Europese koploper digitale vaardigheden

Foto omschrijving: Een man zit met een laptop op de bank en is aan het online shoppen

ICT-gebruik bij personen

Van de Nederlandse bevolking vanaf 12 jaar was 88 procent dagelijks online in 2021. Tekstberichten versturen, internetbankieren en informatie zoeken waren de meest voorkomende online activiteiten. Ruim drie kwart van de Nederlanders deed in de eerste helft van 2021 online aankopen. Het verkopen van goederen via internet nam sterk toe. Nederland behoorde tot de Europese landen met het grootste aandeel inwoners dat vaardig is in internet-, computer- en softwaregebruik.

3.1Internettoegang en -gebruik

Internet is niet meer weg te denken uit het dagelijks leven van de meeste Nederlanders. Dankzij de goede kwaliteit van de Nederlandse ICT-infrastructuur kan men vrijwel altijd en overal online zijn. De coronacrisis, die velen dwong thuis te studeren of te werken gedurende 2020 en 2021, heeft het gebruik van internet nog eens extra gestimuleerd.

Het CBS doet jaarlijks onderzoek naar het ICT- en internetgebruik van de Nederlandse bevolking vanaf 12 jaar. Deze paragraaf beschrijft de toegankelijkheid van internet thuis en de mate waarin internet wordt gebruikt anno 2021. Trends worden vanaf 2016 weergegeven.

Enquête ‘ICT-gebruik van huishoudens en personen’

Om informatie te krijgen over hoe huishoudens en personen ICT en internet gebruiken, voert het CBS sinds 2005 jaarlijks de enquête ‘ICT-gebruik van huishoudens en personen’ uit. Elk jaar nemen gemiddeld 5 duizend personen deel aan dit onderzoek. In 2021 deden 5 950 personen mee.

De onderzoekspopulatie bestaat uit alle inwoners van Nederland in de leeftijd van 12 jaar of ouder. In dit hoofdstuk wordt vanwege het leesgemak gesproken over ‘Nederlanders’, waar het eigenlijk gaat om inwoners van Nederland, ongeacht hun nationaliteit.

De lidstaten van de Europese Unie (EU) zijn overeengekomen dat zij het ICT-onderzoek geharmoniseerd uitvoeren; alle landen gebruiken (in principe) dezelfde vragen en definities. Het Europese onderzoek richt zich op de bevolking van 16 tot 75 jaar. Het CBS werkt met een uitgebreidere populatie voor Nederland, namelijk inwoners vanaf 12 jaar. Hierdoor kunnen de Nederlandse cijfers in internationale vergelijkingen iets afwijken van de nationale cijfers.

De dataverzameling vindt via internet en telefoon plaats. Het CBS vraagt in eerste instantie of de deelnemers de vragenlijst via internet willen invullen. Bij degenen die geen gehoor geven aan deze uitnodiging neemt het CBS de vragenlijst, indien mogelijk, telefonisch af.

Vrijwel iedereen heeft thuis toegang tot internet

In 2021 had 97 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder thuis toegang tot internet. Het percentage personen met internettoegang thuis groeit niet veel meer de laatste jaren. Vijf jaar eerder bedroeg het al 94 procent. Van de groep personen die thuis géén toegang tot internet had in 2021 (3 procent), bestond het leeuwendeel uit 75‑plussers.

Bijna 9 op de 10 dagelijks online

In 2021 was 88 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder dagelijks of vrijwel dagelijks online (figuur 3.1.1). In 2016 gold dit voor 82 procent van de bevolking. Vooral het dagelijks gebruik van internet onder 75‑plussers nam sterk toe. In 2021 ging 52 procent van hen dagelijks online, tegen 28 procent in 2016. Ook het aandeel 55- tot 75‑jarigen dat dagelijks internette nam toe. Personen tussen 25 en 45 jaar waren het vaakst dagelijks online: 95 procent maakte elke dag gebruik van het internet.

3.1.1 Dagelijks online (% personen van
12 jaar of ouder)
Kenmerk 2021 2016
Totaal 88 82
Leeftijd . .
12 tot 25 jaar 92 95
25 tot 35 jaar 96 96
35 tot 45 jaar 95 92
45 tot 55 jaar 93 88
55 tot 65 jaar 91 82
65 tot 75 jaar 79 63
75 jaar of ouder 52 28

Hoogopgeleiden zijn vaker dagelijks online dan lager opgeleiden. In 2021 (evenals in 2020) was 96 procent van de hoogopgeleiden dagelijks online tegen 76 procent van de laagopgeleiden. Met name onder laagopgeleiden is het percentage personen dat dagelijks internet gebruikt sterk gegroeid: in 2016 was het nog 67 procent.

Nederland behoort, samen met Denemarken, Ierland, Luxemburg, Finland en Zweden, tot de kopgroep van EU-landen met inwoners van 16 tot 75 jaar die dagelijks online zijn. In 2021 gebruikte 9 op de 10 Nederlanders dagelijks het internet. Het EU-gemiddelde bedroeg 80 procent.

Cijfers over dagelijks internetgebruik in de afzonderlijke EU-landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.

852 000 personen internetten niet Buitenvorm Binnenvorm

Zes procent maakt nooit gebruik van internet

Van de Nederlanders van 12 jaar of ouder zei 6 procent in 2021 (evenals in 2020) nooit internet te hebben gebruikt (figuur 3.1.2). Dat zijn 852 duizend mensen. In 2016 gaf 8 procent aan nooit online te zijn geweest. Vooral onder ouderen daalde het aandeel dat nooit online was. In 2016 gaf bijna de helft van de 75‑plussers aan nooit internet te hebben gebruikt. In 2021 gold dit nog maar voor een kwart van hen. Ook onder de 65- tot 75‑jarigen nam het aandeel dat nooit online is geweest fors af, namelijk van 16 procent in 2016 tot 7 procent in 2021. Personen in de leeftijd van 12 tot 65 jaar maakten bijna allemaal gebruik van internet in 2021. Slechts 3 procent deed dat niet.

3.1.2 Nooit internet gebruikt (% personen van
12 jaar of ouder)
Kenmerk 2021 2016
Totaal 6 8
Leeftijd . .
12 tot 25 jaar 5 2
25 tot 45 jaar 2 2
45 tot 65 jaar 3 4
65 tot 75 jaar 7 16
75 jaar of ouder 25 49

Onder 75‑plussers zijn het vaker vrouwen dan mannen die geen internet gebruiken. In 2021 gaf 31 procent van de vrouwen en 18 procent van de mannen van 75 jaar of ouder aan nooit online te zijn geweest. Laagopgeleide 75‑plussers behoren vaker tot niet-internetters dan hoogopgeleide leeftijdsgenoten (37 tegen 4 procent). Ook in de andere leeftijdscategorieën zijn het vooral laagopgeleiden die aangeven nooit online te zijn geweest.

Meer informatie over personen die nooit internet gebruiken, is opgenomen in deze StatLine-tabel.

Smartphone meest gebruikt voor internettoegang

Van de Nederlanders van 12 jaar of ouder gebruikten bijna negen op de tien een smartphone voor internettoegang. Ook laptops (74 procent) en tablets (52 procent) werden relatief vaak gebruikt om te internetten. Een desktopcomputer was minder populair (41 procent).

Meer informatie over apparaten voor internettoegang, ook naar persoonskenmerken, is opgenomen in deze StatLine-tabel.

3.2Online communicatie

Internet wordt veel gebruikt voor communicatie, zoals het versturen van berichten, bellen of deelnemen aan een sociaal netwerk. In deze paragraaf komen deze vormen van online communicatie aan bod.

E-mailen en appjes sturen het meest populair

E-mailen en tekstberichten sturen, via onder meer WhatsApp, zijn de meest voorkomende vormen van online communicatie (tabel 3.2.1). Bijna negen op de tien personen van 12 jaar of ouder gebruikten een van deze digitale communicatievormen in 2021. In alle leeftijdsgroepen tot 75 jaar waren e-mailen en appjes sturen even populair; 75‑plussers e-mailen vaker dan dat ze appen.

Ten opzichte van 2016 gold voor alle vormen van online communicatie dat het gebruik ervan toenam. Vooral bellen via internet heeft een hoge vlucht genomen. In 2021 gebruikte 78 procent van de Nederlanders het internet om te bellen; in 2016 bedroeg dit aandeel nog 35 procent. Het gebruik van e-mail nam nauwelijks meer toe. In 2021 maakte, net als in 2020, 89 procent van de Nederlanders gebruik van e-mail tegen 85 procent in 2016. 88 procent wisselde in 2021 berichten uit via diensten als WhatsApp (2016: 75 procent). Ook zijn steeds meer mensen actief op sociale netwerken. In 2016 maakte 58 procent van de Nederlandse bevolking gebruik van sociale netwerken zoals Facebook, Twitter, Instagram of Snapchat. Dit aandeel nam toe tot 69 procent in 2021.

3.2.1Communiceren via internet
2016 2017 2018 2019 2020 2021
% personen van 12 jaar of ouder
E-mailen 85 88 88 89 89 89
Tekstberichten versturen, bijv. met WhatsApp 75 80 81 84 86 88
Deelnemen aan een sociaal netwerk 58 63 62 63 67 69
Bellen via internet 35 43 55 58 79 78

Bron:CBS

Vooral 12- tot 45‑jarigen bellen via internet

Van de 12- tot 45‑jarigen belde 88 procent in 2021 via internet (figuur 3.2.2). Van de 75‑plussers deed 42 procent dit. Door 66 procent van de 65- tot 75‑jarigen werd aangegeven dat in 2021 via internet gebeld was. Hoogopgeleiden belden vaker online dan laagopgeleiden, 88 tegen 66 procent in 2021. Mannen en vrouwen maakten even vaak gebruik van bellen via internet.

3.2.2 Bellen via internet (% personen van
12 jaar of ouder)
Kenmerk 2021 2019 2016
Totaal 78 58 35
Leeftijd . . .
12 tot 25 jaar 88 78 53
25 tot 45 jaar 88 69 43
45 tot 65 jaar 80 55 30
65 tot 75 jaar 66 41 21
75 jaar of ouder 42 18 8
Opleidingsniveau . . .
Laag 66 48 26
Middelbaar 81 57 33
Hoog 88 69 48

Nederland voorop met internetbellen in de EU

In 2021 stond Nederland, na Cyprus, met 82 procent tweede op de ranglijst van EU-landen als het gaat om het percentage inwoners dat belt via internet (figuur 3.2.3). Ierland volgde met 79 procent; Zweden, Spanje en Malta met 76 procent. Het laagst was het percentage internetbellers in Polen en Duitsland (beide 56 procent). Het EU-27 gemiddelde bedroeg 65 procent in 2021.

3.2.3 Bellen via internet, EU-27, 2021 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Land Online bellen
Cyprus 85
Nederland 82
Ierland 79
Zweden 76
Spanje 76
Malta 76
Hongarije 75
Denemarken 73
België 72
Litouwen 72
Finland 71
Luxemburg 70
Letland 70
Italië 67
Portugal 66
EU-27 65
Slowakije 65
Griekenland 65
Frankrijk 64
Roemenië 64
Estland 63
Bulgarije 63
Kroatië 62
Slovenië 62
Oostenrijk 61
Tsjechië 58
Duitsland 56
Polen 56
Bron: Eurostat

Steeds meer 65‑plussers appen

Onder alle leeftijdsgroepen nam het (whats)appen de laatste jaren toe, maar de grootste groei is te zien bij 65‑plussers. Bij 65-  tot 75‑jarigen nam het percentage gebruikers tussen 2016 en 2021 toe van 46 naar 83 procent; bij 75‑plussers, in dezelfde periode, van 15 naar 51 procent. Van de 12- tot 65‑jarigen appte meer dan 90 procent in 2021 (figuur 3.2.4). Het gebruik van appberichten verschilt niet naar geslacht.

3.2.4 Tekstberichten versturen en sociale netwerken gebruiken, 2021 (% per leeftijdsgroep)
Leeftijd Tekstberichten versturen Sociale netwerken gebruiken
Totaal
(12 jaar of ouder)
88 69
12 tot 25 jaar 92 87
25 tot 45 jaar 94 82
45 tot 65 jaar 92 70
65 tot 75 jaar 83 44
75 jaar of ouder 51 22

Jongeren meest actief op sociale netwerken

In 2021 was 87 procent van de 12- tot 25‑jarigen actief op sociale netwerken zoals Facebook, Twitter, Instagram of Snapchat. De laatste jaren zijn ook steeds meer ouderen actief: onder 65- tot 75‑jarigen steeg het percentage socialenetwerkgebruikers tussen 2016 en 2021 van 29 naar 44 procent, en bij de 75‑plussers van 12 naar 22 procent. Laagopgeleiden maakten in 2021 minder vaak gebruik van sociale netwerken dan hoog- en middelbaar opgeleiden. Vrouwen waren vaker op sociale netwerken actief dan mannen.

Meer informatie over communiceren via internet is opgenomen in deze StatLine-tabel.

3.3Informatie zoeken en vermaak

Internet is ook een belangrijke bron van informatie, nieuwsgaring en vermaak. Deze paragraaf beschrijft welk soort informatie wordt gezocht, hoe vaak nieuwssites worden geraadpleegd, en hoe het internet als bron van vermaak wordt gebruikt.

Nederland koploper in EU met online informatie zoeken

Nederland behoort samen met Finland tot de kopgroep van de EU als het gaat om online informatie zoeken over goederen en diensten. In 2021 zochten negen op de tien Nederlanders en Finnen van 16 tot 75 jaar hierover op internet naar informatie (figuur 3.3.1). Ook in Ierland, Denemarken en Zweden was het aandeel inwoners dat online informatie zocht relatief hoog. Het EU-gemiddelde bedroeg 66 procent. Roemenië en Bulgarije scoorden met respectievelijk 44 en 46 procent het laagst.

3.3.1 Online informatie zoeken over goederen en diensten, EU-27, 2021 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Land Online informatie zoeken
Nederland 91
Finland 91
Ierland 87
Denemarken 85
Zweden 83
Tsjechië 80
Estland 80
Hongarije 79
Cyprus 79
Malta 78
België 75
Slovenië 75
Spanje 74
Litouwen 74
Kroatië 74
Oostenrijk 71
Slowakije 71
Portugal 71
Griekenland 70
Letland 67
Luxemburg 67
EU-27 66
Polen 66
Frankrijk 64
Duitsland 61
Italië 53
Bulgarije 46
Roemenië 44
Bron: Eurostat

Online gezondheidsinformatie zoeken populair

Bijna drie kwart van de Nederlanders van 12 jaar of ouder zocht in 2021 online naar informatie over gezondheid en leefstijl (figuur 3.3.2). Het gaat hierbij bijvoorbeeld om informatie over ziekten, voeding of beweging. Het gebruik van internet voor het zoeken naar gezondheidsinformatie is de laatste jaren toegenomen. In 2016 bedroeg het aandeel Nederlanders dat dit deed nog 58 procent.

3.3.2 Online gezondheidsinformatie zoeken, 2021 (% personen van
12 jaar of ouder)
Kenmerk Online zoeken naar gezondheidsinformatie
Totaal 73
Geslacht .
Man 69
Vrouw 77
Leeftijd .
12 tot 25 jaar 69
25 tot 45 jaar 83
45 tot 65 jaar 77
65 tot 75 jaar 68
75 jaar of ouder 49
Opleidingsniveau .
Laag 59
Middelbaar 78
Hoog 85

Het percentage vrouwen dat online naar dit soort informatie zocht, was hoger dan het percentage mannen (77 tegen 69 procent). Vooral 25- tot 45‑jarigen en 45- tot 65‑jarigen zochten in 2021 vaak online naar gezondheidsinformatie; respectievelijk 83 en 77 procent van de personen in deze leeftijdsgroepen. Jongeren van 12 tot 25 jaar en ouderen van 65 tot 75 jaar deden dit minder vaak. 75‑plussers zochten het minst vaak online naar gezondheidsinformatie. Wel is er een sterke toename bij deze groep; in 2021 zocht bijna de helft van de 75‑plussers online naar gezondheidsinformatie, een jaar eerder was dat 39 procent en in 2016 nog slechts 26 procent. Het aandeel hoogopgeleide Nederlanders dat online naar gezondheidsinformatie zoekt (85 procent), was groter dan het aandeel van middelbaar opgeleiden (78 procent) en laagopgeleiden (59 procent) in 2021.

Nederlanders voorop in EU met online gezondheidsinformatie zoeken

Nederland behoort samen met Finland tot de EU-kopgroep als het gaat om het online zoeken naar gezondheidsinformatie (figuur 3.3.3). 77 procent van de Nederlanders van 16 tot 75 jaar deed dit in 2021. In Finland was dit 80 procent. Het EU-gemiddelde bedroeg 55 procent in 2021. Vergeleken met 2020 is het aandeel mensen dat gezondheidsinformatie zoekt in drie EU-lidstaten (Duitsland, België en Slovenië) gedaald. De grootste toename vond plaats in Roemenië en op Cyprus.

3.3.3 Online gezondheidsinformatie zoeken, EU-27, 2021 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Land Gezondheid info zoeken
Finland 80
Nederland 77
Denemarken 75
Cyprus 74
Malta 71
Spanje 69
Zweden 68
Ierland 66
Litouwen 65
Hongarije 64
Tsjechië 64
Estland 62
Oostenrijk 60
Kroatië 60
Griekenland 59
Frankrijk 56
Slowakije 56
EU-27 55
Luxemburg 54
Slovenië 54
Portugal 53
Italië 53
Letland 52
België 50
Polen 47
Duitsland 45
Roemenië 40
Bulgarije 36
Bron: Eurostat

Meer cijfers over het online zoeken naar gezondheidsinformatie van de afzonderlijke EU-landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.

Internet belangrijke nieuwsbron

In 2021 las 75 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder online nieuws (tabel 3.3.4). Dit percentage is flink gestegen ten opzichte van 2016, toen nog 64 procent online nieuwsberichten, nieuwsbladen of kranten las of downloadde. Van de 18- tot 65‑jarigen nam in 2021 ruim 80 procent het nieuws tot zich via internet. Jongeren van 12 tot 18 jaar deden dit veel minder vaak: 44 procent. Ook onder 75‑plussers was het percentage dat in 2021 op internet nieuws las veel lager dan gemiddeld (46 procent). Ten opzichte van 2020 nam het online nieuwslezen in deze leeftijdsgroep wel toe. Het bedroeg toen 39 procent.

3.3.4Nieuwsberichten, kranten, nieuwsbladen op internet lezen of downloaden, 2021
% personen van 12 jaar of ouder
Totaal 75
Geslacht
Man 77
Vrouw 73
Opleidingsniveau
Lager onderwijs 56
Middelbaar onderwijs 80
Hoger onderwijs 89
% personen
Leeftijd
12 tot 25 jaar 64
waaronder
12 tot 18 jaar 44
18 tot 25 jaar 79
25 tot 45 jaar 86
45 tot 65 jaar 81
65 tot 75 jaar 70
75 jaar of ouder 46

Bron:CBS

Nederland staat met Finland, Denemarken, Ierland en Tsjechië in de EU-top als het gaat om het online lezen of downloaden van nieuwsberichten, kranten en nieuwsbladen. In 2021 gebruikten acht op de tien Nederlanders van 16 tot 75 jaar het internet hiervoor. Het EU-gemiddelde bedroeg 64 procent.

Cijfers over online nieuws lezen of downloaden voor afzonderlijke EU-landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.

Steeds vaker televisie via internet

Online televisiekijken heeft de laatste jaren een hoge vlucht genomen. 69 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder keek in 2021 televisie via internet (figuur 3.3.5). In 2016 was dat nog 45 procent. Televisiekijken via internet is populair bij 12- tot 65‑jarigen . Ouderen kijken minder online televisie. Van de 65- tot 75‑jarigen deed 55 procent dit; van de 75‑plussers 36 procent.

3.3.5 Gebruik van online TV, videowebsites en on demand streamingdiensten, 2021 (% per leeftijdsgroep)
Leeftijd TV Videowebsites On demand streamingdiensten
Totaal
(12 jaar of ouder)
69 78 68
12 tot 25 jaar 74 91 84
25 tot 45 jaar 78 92 87
45 tot 65 jaar 72 80 69
65 tot 75 jaar 55 59 38
75 jaar of ouder 36 29 17

Videowebsites, -apps en on demand streamingdiensten populair

Bijna 8 op de 10 personen vanaf 12 jaar keken in 2021 naar filmpjes of video’s via een videowebsite of -app zoals YouTube. Ruim 2 op de 3 (68 procent) keken on demand films, series of programma’s via streamingdiensten als Netflix. Van de 12- tot 25‑jarigen keek 84 procent films of series via dit soort streamingdiensten. Video’s of filmpjes kijken via een videowebsite of -app is nóg populairder bij deze groep (91 procent).

Behalve online TV kijken en online films kijken is ook het online muziek luisteren/downloaden of online spelletjes (af)spelen/downloaden toegenomen, namelijk van 57 procent in 2016 naar 75 procent in 2021. Ook hier geldt dat dit vooral bij jongeren een zeer populaire activiteit is: 91 procent van de 12- tot 25‑jarigen deed dat in 2021.

3.4Online dienstverlening

Deze paragraaf beschrijft het gebruik van overheidswebsites en gezondheidsdiensten anno 2021. Ook internetbankieren komt aan bod.

Gebruik overheidswebsites stabiliseert

In 2021 maakte 87 procent van de Nederlandse bevolking van 16 tot 75 jaar minstens één keer per jaar gebruik van een overheidswebsite; een even groot aandeel als een jaar eerder. In 2019 was dat nog 81 procent. De sites werden vooral gebruikt om informatie te zoeken en om officiële documenten te versturen.

Overheidswebsites en websites van publieke instanties

Onder overheidswebsites vallen websites van overheidsinstanties zoals websites voor het doen van belastingaangifte, aanvragen van uitkeringen en subsidies, doorgeven van adreswijzigingen of maken van een afspraak voor bijvoorbeeld een paspoort of rijbewijs. Websites van publieke instanties zoals waterleveranciers, gezondheids- of onderwijsinstellingen of van bibliotheken, worden ook tot overheidssites gerekend.

Nederland behoort tot de top vijf van EU-landen met het grootste aandeel inwoners dat gebruikmaakt van de digitale overheid in 2021 (figuur 3.4.1). Alleen Denemarken, Zweden, Ierland en Finland scoorden hoger. Het gebruik van de digitale overheid was het laagst in Roemenië en Bulgarije. Het EU-gemiddelde was 58 procent in 2021.

3.4.1 Gebruik overheidswebsites, EU-27, 2021 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Landen Gebruik overheidswebsite
Denemarken 92
Zweden 91
Ierland 91
Finland 89
Nederland 87
Estland 82
Frankrijk 81
Luxemburg 78
Letland 77
Oostenrijk 73
Hongarije 73
België 70
Slovenië 69
Spanje 69
Tsjechië 68
Malta 63
Litouwen 62
EU-27 58
Cyprus 57
Slowakije 56
Griekenland 55
Duitsland 50
Portugal 49
Polen 47
Kroatië 45
Italië 34
Bulgarije 27
Roemenië 15
Bron: Eurostat

Overheidswebsites vooral gebruikt voor informatie zoeken

Nederlanders maken vooral gebruik van de overheidssites om informatie op te zoeken; 82 procent van hen had dit gebruiksdoel (figuur 3.4.2). Drie kwart bezocht overheidssites om documenten in te vullen en te versturen. 60 procent downloadde of printte een document van een overheidswebsite. Het versturen van ingevulde documenten via een overheidswebsite nam het meest toe tussen 2019 en 2021.

3.4.2 Gebruik overheidswebsites in Nederland (% personen van
16 tot 75 jaar)
Gebruiksdoel 2021 2020 2019
Totaal
gebruik
87 86 81
Informatie
zoeken
82 81 76
Ingevulde
documenten
versturen
75 73 58
Documenten
downloaden
60 59 52

Vooral 25- tot 55‑jarigen gebruiken overheidswebsites

Negentig procent van de 25- tot 55‑jarigen maakte in 2021 gebruik van een overheidswebsite. Jongeren (16- tot 25‑jarigen) en 55- tot 65‑jarigen deden dat iets minder (respectievelijk 84 en 85 procent). Het percentage gebruikers van de digitale overheid was, met 79 procent, het laagst onder 65-  tot 75‑jarigen (figuur 3.4.3).

In 2021 gebruikte 96 procent van de hoogopgeleiden een overheidswebsite. Van de middelbaar opgeleiden deed dit 90 procent dit, van de laagopgeleiden 74 procent. Het percentage mannen dat gebruikmaakt van de digitale overheid is iets hoger dan het percentage vrouwen dat dit doet: 89 tegen 85 procent in 2021.

3.4.3 Gebruik overheidswebsites, 2021 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Kenmerk 2021
Leeftijd .
16 tot 25 jaar 84
25 tot 35 jaar 92
35 tot 45 jaar 91
45 tot 55 jaar 90
55 tot 65 jaar 86
65 tot 75 jaar 79
Opleidingsniveau .
Laag 74
Middelbaar 90
Hoog 96

Belangrijkste reden om geen documenten via digitale overheid te versturen: ‘omdat het niet nodig was’

Van de Nederlanders die geen overheidsdocumenten via internet verstuurden, was voor bijna 80 procent een reden dat zij helemaal geen documenten hoefden in te dienen. Verder gaf 13 procent aan dat iemand anders de documenten online voor hen indiende. 4 procent wist niet hoe een overheidsdocument via internet moest worden verstuurd.

Meer dan 4 op de 10 maken online afspraak met zorgverlener

In de eerste helft van 2021 maakte 43 procent van de personen van 12 jaar of ouder online een afspraak met een huisarts of medisch specialist; een jaar eerder was dat nog 31 procent. Van de 75‑plussers maakte 33 procent online een medische afspraak. Van de jongeren van 12 tot 25 jaar, die relatief gezien de minste medische klachten hebben, deed 31 procent dit.

Of mensen via internet een afspraak maken met een zorgverlener verschilt sterk naar opleidingsniveau. Het percentage hoogopgeleiden dat via internet een afspraak maakt met de huisarts of een medisch specialist was met 50 procent hoger dan dat van laagopgeleiden (34 procent). Van de middelbaar opgeleiden maakte 45 procent online een medische afspraak. Er is op dit punt weinig verschil tussen mannen en vrouwen.

3.4.4 Gebruik online gezondheidsdiensten (% personen van
12 jaar of ouder)
Dienst 2021 2020
Afspraak maken 43 31
Online diensten,
o.a. consult, herhaalrecept
32 26
Medische gegevens
bekijken
33 18

Meer dan 3 op de 10 gebruiken online gezondheidsdiensten

In 2021 gebruikte 32 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder online diensten van de huisarts of van het gezondheidscentrum. Een online consult of het online aanvragen van een herhaalrecept zijn voorbeelden van dit soort diensten. Een jaar eerder gold dat voor een kwart van de bevolking (figuur 3.4.4). 45- tot 75‑jarigen maakten het vaakst gebruik gemaakt van deze online diensten (35 procent). Hoog- en middelbaar opgeleiden verschilden in 2021 niet in het gebruik van online diensten van de huisarts of het gezondheidscentrum. Laagopgeleiden maakten wel minder vaak gebruik van dergelijke diensten.

In 2021 bekeek 33 procent medische gegevens van henzelf of van gezinsleden online. Een jaar eerder was dat nog 18 procent.

Internetbankieren onverminderd populair

Internetbankieren is gemeengoed onder Nederlanders. In 2021 internetbankierde, net als in 2020, 85 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder (figuur 3.4.5). In 2016 deed 77 procent de bankzaken online. Van de 25- tot 45‑jarigen deed bijna iedereen (94 procent) online bankzaken in 2021. Van de 75‑plussers internetbankierde 55 procent in dat jaar. Mannen deden vrijwel even vaak aan internetbankieren als vrouwen (86 tegen 85 procent). Hoog- en middelbaar opgeleiden maakten vaker gebruik van internetbankieren (respectievelijk 96 en 91 procent) dan laagopgeleiden (70 procent).

3.4.5 Internetbankieren, 2021 (% personen van
12 jaar of ouder)
Kenmerk Internetbankieren
Totaal 85
Geslacht .
Man 86
Vrouw 85
Leeftijd .
12 tot 25 jaar 78
25 tot 45 jaar 94
45 tot 65 jaar 91
65 tot 75 jaar 83
75 jaar of ouder 55
Opleidingsniveau .
Laag 70
Middelbaar 91
Hoog 96

Nederland in EU top-3 met internetbankieren

Nederland had, na Denemarken (95 procent) en Finland (93 procent), met 91 procent het grootste aandeel inwoners van 16 tot 75 jaar dat internetbankiert van de EU in 2021 (figuur 3.4.6). Inwoners van Roemenië en Bulgarije internetbankierden nauwelijks (beide 15 procent). Het EU-gemiddelde in 2021 was 58 procent.

3.4.6 Internetbankieren, EU-27, 2021 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Land Internetbankieren
Denemarken 95
Finland 93
Nederland 91
Zweden 84
Estland 82
Letland 80
Ierland 77
België 75
Tsjechië 73
Luxemburg 72
Frankrijk 72
Litouwen 72
Oostenrijk 71
Spanje 65
Cyprus 65
Malta 63
EU-27 58
Slowakije 58
Slovenië 57
Hongarije 56
Kroatië 56
Portugal 53
Polen 52
Duitsland 50
Italië 45
Griekenland 42
Bulgarije 15
Roemenië 15
Bron: Eurostat

3.5Online winkelen

Nederlanders kopen steeds vaker en meer via internet. Online winkelen staat in deze paragraaf centraal.

Ruim drie kwart winkelt online

In 2021 gaf 77 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder, omgerekend ongeveer 11,7 miljoen mensen, aan iets online gekocht te hebben gedurende de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek (figuur 3.5.1). In 2020 gold dat voor 71 procent van de 12‑plussers; in 2019 voor 64 procent van hen.

3.5.1 Internetaankopen in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek1) (% personen van 12 jaar of ouder)
Periode Minder dan 3 maanden geleden
2015 54
2016 57
2017 62
2018 64
2019 64
2020 71
2021 77
1)Het onderzoek wordt jaarlijks in de maanden april tot en met juni gehouden.
11,7 miljoen Nederlanders met online aankopen Buitenvorm Binnenvorm

Vooral kleding, schoenen en accessoires online aangeschaft

In 2021 kocht 59 procent van de personen van 12 jaar of ouder online kleding, sportkleding, schoenen of accessoires zoals tassen en sieraden. Hiermee stonden deze goederen in de top van online aankopen door Nederlanders in 2021. Bijna de helft van de bevolking bestelde maaltijden bij een restaurant, fastfoodketen of cateraar. Rond de 30 procent kocht meubels, woonaccessoires of tuinartikelen, cosmetica of sportartikelen. De grootste groei tussen 2020 en 2021 vond plaats in de categorieën kleding/schoenen en maaltijden (figuur 3.5.2).

3.5.2 Internetaankopen in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek1), goederen (% personen van
12 jaar of ouder)
Goederen 2021 2020
Kleding, schoenen 59 48
Maaltijden besteld 47 35
Meubels, woonaccessoires 30 23
Cosmetica, parfum 29 21
Sportartikelen 28 23
Gedrukte boeken 26 21
Etenswaren 25 18
Computers, smartphones 24 22
Elektronica, apparatuur 22 17
Verzorgingsartikelen 21 15
Medicijnen 18 14
Speelgoed, babyspullen 16 13
Voertuigen, onderdelen 11 9
1)Het onderzoek wordt jaarlijks in de maanden april tot en met juni gehouden.

Bijna een kwart kocht één of meer van de goederen online van een privépersoon, bijvoorbeeld via Marktplaats.

Goederen en online producten/diensten

Bij online winkelen wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds het leveren van fysieke, tastbare goederen zoals meubels, kleding, gedrukte boeken, en anderzijds het leveren van online producten of diensten zoals e-books, online spellen, online kaartjes en apps. Een voorbeeld: gedrukte boeken horen bij goederen en e-books bij online producten of diensten.

Films en series vaakst gekochte online producten/diensten

Van de 12‑plussers kocht bijna de helft (46 procent) in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek films of series via een streamingdienst. 35 procent kocht muziek via een streamingsdienst. Een abonnement voor internet of mobiele telefoon werd door een net zo groot aandeel aangekocht. Het online kaartjes kopen voor de bioscoop, concert of cultureel evenement is tussen 2020 en 2021 sterk gedaald van 29 naar 8 procent. In deze periode waren vanwege de coronacrisis forse beperkingen in de culturele sector van kracht (figuur 3.5.3).

3.5.3 Internetaankopen in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek1), online producten of diensten (% personen van
12 jaar of ouder)
Online product of dienst 2021 2020
Streaming films 46 42
Streaming muziek 35 32
Internetabonnement 35 30
E-books 18 16
Online spellen 17 17
Computersoftware 15 15
Andere betaalde apps 9 9
Kaartjes culturele evenementen 8 29
Gezondheids- of sportapps 5 4
Huishoudelijke diensten 5 4
Kaartjes sportevenement 2 7
1)Het onderzoek wordt jaarlijks in de maanden april tot en met juni gehouden.

Vaker online aankopen voor een hoger bedrag

Niet alleen kopen steeds meer mensen iets online, ook het bedrag dat ze besteden neemt toe. Van de mensen die in 2021 online iets kochten gaf 26 procent aan in totaal 500 euro of meer te hebben uitgegeven. Een jaar eerder was dit 21 procent (figuur 3.5.4). Mannen geven meer geld uit aan online aankopen dan vrouwen. 30 procent van de mannen tegen 22 procent van de vrouwen zei in totaal 500 euro of meer aan online producten of diensten te hebben uitgegeven.

Het vaakst lag het bedrag dat aan internetaankopen wordt besteed tussen de 100 en 500 euro; in 2021 deed 42 procent aankopen in die prijsklasse. Niet alleen het aankoopbedrag, maar ook de frequentie van online aankopen is tussen 2020 en 2021 toegenomen. 42 procent van de Nederlanders kocht afgelopen jaar 6 keer of vaker iets via internet, tegen 33 procent in 2020.

3.5.4 Uitgaven aan online aankopen (% e-shoppers in de drie
maanden voorafgaand
aan het onderzoek)
Periode Minder dan 50 euro 50 tot 100 euro 100 tot 500 euro 500 tot 1000 euro 1000 euro of meer Weet niet
2021 10 17 42 14 12 5
2020 13 20 41 12 9 5

Online winkelen populairst onder 25- tot 45‑jarigen

Vooral 25- tot 45‑jarigen kopen via internet: in 2021 kocht 89 procent van hen online goederen of diensten. De toename was het grootst bij 75‑plussers. Van hen deed 35 procent in 2021 online aankopen, tegen 25 procent een jaar eerder. Ook bij 65- tot 75‑jarigen werd online winkelen populairder: 68 procent van deze groep winkelde via internet in 2021 tegen 59 procent in 2020 (figuur 3.5.5).

3.5.5 Online winkelen, naar leeftijd
Leeftijd 2021 2020
Totaal 77 71
12 tot 25 jaar 76 73
25 tot 45 jaar 89 85
45 tot 65 jaar 83 76
65 tot 75 jaar 68 59
75 jaar of ouder 35 25

Mensen met weinig inkomen winkelen minder vaak online

Tussen mensen met een hoog- en laag (gestandaardiseerd) inkomennoot1 bestaan grote verschillen wat betreft online winkelen. Van personen in de hoogste inkomensgroep (vierde kwartiel) winkelde 89 procent online in 2021. Van degenen in de laagste inkomensgroep (eerste kwartiel) deed 61 procent aankopen via internet.

Het aandeel mannen en vrouwen dat aan e-shoppen doet is even groot: 77 procent van beide seksen winkelde in 2021 online.

Klachten over online aankopen toegenomen, vooral over te late levering

Van de Nederlanders die in 2021 online winkelden heeft 56 procent problemen ervaren. In 2019 was dit nog 51 procent. Te late levering van de bestelde producten was de meest genoemde klacht onder online shoppers; 40 procent klaagde hierover. In 2019 deed 34 procent dat (figuur 3.5.6). Op de tweede en derde plaats van meest genoemde klachten in 2021 volgden technische problemen bij het bestellen of betalen (19 procent) en het ontvangen van verkeerde of beschadigde goederen en moeilijkheden bij het vinden van informatie over garantie (beide 13 procent). Het percentage slachtoffers van digitale koopfraude, omdat goederen of diensten niet werden geleverd, en de klacht dat de uiteindelijke kosten hoger waren, zijn nauwelijks veranderd sinds 2019.

3.5.6 Ondervonden problemen bij online winkelen (% e-shoppers van
12 jaar of ouder)
Problemen 2021 2019
Totaal 56 51
. .
Te late levering 40 34
Technische problemen 19 14
Verkeerde producten 13 13
Geen garantie 13 9
Klacht moeilijk 12 8
Geen levering in Nederland 7 7
Fraude 4 3
Kosten hoger 3 3
Ander probleem 5 5

Soms liever naar de fysieke winkel

Ongeveer 1,9 miljoen Nederlanders gaven aan in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek géén online aankopen gedaan te hebben. De meesten, 85 procent, van hen gaven als belangrijkste reden hiervoor op dat ze liever een winkel bezoeken, bijvoorbeeld om het product in het echt te zien. Ruim 60 procent had geen behoefte aan online winkelen. 40 procent was bezorgd over de veiligheid en privacy en wilde geen creditcard- of persoonlijke gegevens afgeven. Een net zo groot aandeel zei niet te weten hoe je online kunt winkelen.

Nederland koploper in Europa met e-shoppen

Nederland heeft van alle EU-landen het hoogste percentage personen dat in de eerste helft van 2021 online winkelde; 83 procent van de 16- tot 75‑jarige Nederlanders deed dit. Ook in Denemarken, Ierland en Zweden is online winkelen relatief populair (figuur 3.5.7). Het EU-gemiddelde bedroeg 57 procent. Inwoners van Bulgarije en Roemenië winkelden met respectievelijk 20 en 23 procent het minst online.

3.5.7 Online aankopen, EU-27, 2021 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Land E-shoppers
Nederland 83
Denemarken 82
Ierland 79
Zweden 78
Luxemburg 70
Duitsland 69
Slowakije 69
Frankrijk 66
België 66
Tsjechië 63
Finland 62
Estland 62
Slovenië 59
Hongarije 58
EU-27 57
Malta 57
Spanje 55
Oostenrijk 54
Letland 51
Litouwen 51
Polen 48
Griekenland 47
Kroatië 46
Cyprus 44
Portugal 40
Italië 40
Roemenië 23
Bulgarije 20
Bron: Eurostat

Verkopen van goederen of diensten: de andere kant van e-commerce

Nederland staat in de EU ook aan kop als het gaat om het online verkopen van goederen of diensten via sites als Marktplaats en eBay in 2021: 43 procent van de 16- tot 75‑jarige Nederlanders deed dit in dat jaar. Malta en Denemarken volgden als nummer twee en drie, met respectievelijke 35 en 34 procent. Inwoners van Cyprus (2 procent), Griekenland (3 procent) en Roemenië (5 procent) gebruikten het internet nauwelijks voor dit doel. Het EU-gemiddelde bedroeg 18 procent in 2021.

Cijfers over het verkopen via internet voor de afzonderlijke Europese landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.

3.6Privacy op internet

Doordat Nederlanders het internet steeds vaker gebruiken, neemt ook de kans op blootstelling aan online risico’s toe. Deze paragraaf gaat in op hoe internetgebruikers hun persoonlijke gegevens beschermen.

9 op de 10 internetters beschermen hun persoonsgegevens

Van de internetgebruikers van 12 jaar of ouder gaf 89 procent in 2021 aan maatregelen te hebben genomen om persoonlijke gegevens op internet te beschermen. Dit is hetzelfde percentage als een jaar eerder. In 2016 was dat nog 79 procent (figuur 3.6.1). In 2021 beschermde 77 procent persoonlijke gegevens op internet door de toegang tot locatiegegevens te beperken of te weigeren, en stond 74 procent niet toe dat persoonlijke gegevens werden gebruikt voor commerciële doeleinden. Zes op de tien controleerden de veiligheid van de website voordat zij persoonlijke gegevens achterlieten, en beperkten de toegang tot profielgegevens. Minder dan de helft (43 procent) las het privacy statement vóór het invullen van persoonlijke gegevens. In vergelijking met 2016 is het beperken of weigeren van toegang tot locatiegegevens het sterkst toegenomen.

3.6.1 Beschermen persoonlijke gegevens op internet (% internet-
gebruikers van
12 jaar of ouder)
Beschermingsmaatregel 2021 2016
Totaal maatregelen 89 79
Toegang tot locatiegegevens beperken 77 49
Commercieel gebruik niet toestaan 74 62
Veiligheid website controleren 61 55
Toegang tot profielgegevens beperken 60 54
Privacy statement lezen 43 40

Ouderen beschermen persoonsgegevens minst vaak

Internetgebruikers van 65 jaar of ouder beschermen persoonsgegevens op internet minder vaak dan personen jonger dan 65 jaar. In 2021 was 79 procent van de 65‑plussers actief bezig met de bescherming van persoonlijke informatie, terwijl 92 procent van de 12- tot 65‑jarigen dit deed. 75‑plussers doen het minst vaak aan bescherming van persoonlijke informatie op internet, namelijk 70 procent in 2021, tegen 83 procent van de 65- tot 75‑jarigen (figuur 3.6.2). Gemiddeld beschermde 89 procent van de internetgebruikers persoonlijke gegevens op internet.

3.6.2 Beschermen persoonlijke gegevens op internet, naar leeftijd, 2021 (% internet-
gebruikers van
12 jaar of ouder)
Leeftijd Beschermen persoonlijke gegevens op internet
Totaal 89
12 tot 18 jaar 88
18 tot 25 jaar 93
25 tot 35 jaar 93
35 tot 45 jaar 95
45 tot 55 jaar 91
55 tot 65 jaar 89
65 tot 75 jaar 83
75 jaar of ouder 70

Nederland EU-koploper in beperking toegang persoonsgegevens op internet

In 2021 had Nederland, samen met Finland, met 91 procent het hoogste percentage 16- tot 75‑jarige internetgebruikers dat maatregelen nam om persoonlijke informatie op internet te beschermen. Het EU-gemiddelde was 73 procent. Roemenië scoorde met 56 procent het laagst (figuur 3.6.3).

3.6.3 Beschermen persoonlijke gegevens op internet, EU-27, 2021 (% internet-
gebruikers van
16 tot 75 jaar)
Land Beschermen persoonlijke gegevens op internet
Nederland 91
Finland 91
Portugal 87
Kroatië 85
Tsjechië 83
Denemarken 83
Malta 83
Oostenrijk 82
Spanje 81
Ierland 79
Frankrijk 78
Zweden 77
Cyprus 75
Griekenland 75
EU-27 73
Hongarije 73
Luxemburg 73
Estland 70
Duitsland 69
Italië 69
Slowakije 69
Letland 67
België 65
Litouwen 63
Bulgarije 62
Slovenië 61
Polen 59
Roemenië 56
Bron: Eurostat

Van de Nederlandse 16- tot 75‑jarige internetgebruikers had 80 procent in 2021 de toegang tot locatiegegevens beperkt of geweigerd. Dit is verreweg het hoogste percentage in de EU, waar het gemiddelde 50 procent was. Ook stonden Nederlanders het vaakst niet toe dat persoonlijke gegevens voor commerciële doeleinden worden gebruikt. In 2021 zei 77 procent van de Nederlandse internetters dat niet toe te staan, tegen 56 procent gemiddeld in de EU.

3.7Digitale vaardigheden

Digitale vaardigheden worden steeds belangrijker in de samenleving. Wie niet om kan gaan met een computer of internet, heeft bijvoorbeeld minder mogelijkheden op de arbeidsmarkt. Daarnaast kan op sociaal gebied een gebrek aan digitale vaardigheden leiden tot minder contacten. Deze paragraaf beschrijft de digitale vaardigheden van Nederlanders.

Indicatoren digitale vaardigheden

Digitale vaardigheden worden bepaald aan de hand van het aantal activiteiten op volgende vijf gebieden:

  • informatie en digitale geletterdheid
  • online communicatie
  • computers en online diensten
  • privacybescherming
  • softwaregebruik

Iemand heeft digitale basisvaardigheden als hij/zij ten minste één activiteit uitvoert op de gebieden informatie en communicatie en één of twee op de andere gebieden. Meer dan digitale basisvaardigheden heeft iemand als er twee of meer activiteiten worden uitgevoerd op de gebieden informatie en communicatie en drie of meer op de andere gebieden.

Nederland en Finland aan kop in EU met minimaal basisvaardigheden

Samen met Finland had Nederland het hoogste percentage inwoners dat ten minste over digitale basisvaardigheden beschikte in 2021, namelijk 79 procent (figuur 3.7.1). Hiermee heeft Nederland het Europese doel voor 2030 al bijna bereikt. In dat jaar moet 80 procent van de EU-bevolking in de leeftijdsgroep van 16 tot 75 jaar ten minste digitale basisvaardigheden hebben (Europese Commissie, 2021). Als het gaat om het percentage inwoners met méér dan basisvaardigheden dan is Nederland met 52 procent zelfs koploper, gevolgd door wederom Finland (48 procent). Bulgarije en Roemenië hadden, met respectievelijk 31 en 28 procent, de laagste percentages inwoners met minimaal basisvaardigheden. Ook Polen (43 procent) en Italië (46 procent) scoorden op dit punt duidelijk lager dan het EU-gemiddelde van 54 procent.

3.7.1 Digitale vaardigheden EU-27, 2021 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Landen Basisvaardigheden Meer dan basisvaardigheden
Nederland 27 52
Finland 31 48
Ierland 31 40
Denemarken 31 37
Zweden 31 36
Luxemburg 32 32
Spanje 26 38
Oostenrijk 30 33
Kroatië 32 31
Frankrijk 32 31
Malta 26 35
Tsjechië 36 24
Estland 29 28
Portugal 27 29
Slowakije 34 21
België 28 26
EU-27 27 26
Griekenland 31 22
Letland 27 24
Slovenië 30 20
Cyprus 29 21
Hongarije 28 22
Duitsland 30 19
Litouwen 26 23
Italië 23 23
Polen 22 21
Bulgarije 23 8
Roemenië 19 9
Bron: Eurostat
52% Nederlanders heeft méér dan digitale basisvaardigheden Buitenvorm Binnenvorm

Meeste vaardigheden op gebied van communicatie

In 2021 bezat 93 procent van de 16- tot 75‑jarigen Nederlanders meer dan digitale basisvaardigheden op het gebied online communicatie. Het gaat dan om e-mailen, bellen via internet, sociale netwerken gebruiken en online een mening geven over maatschappelijke of politieke kwesties (figuur 3.7.2). Het EU-gemiddelde op dit gebied was 77 procent.

Op de deelgebieden informatie en digitale geletterdheid (bijvoorbeeld online informatie opzoeken, nieuws lezen, nepnieuws herkennen) en computers en online diensten (bijvoorbeeld online winkelen, apps installeren en een online cursus volgen) had respectievelijk 89 en 83 procent van de Nederlanders in 2021 vaardigheden die het basisniveau ontstijgen. Het EU-gemiddelde op deze terreinen bedroeg respectievelijk 68 en 53 procent.

3.7.2 Meer dan digitale basisvaardigheden, 2021 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Deelgebied Nederland EU-27
Online
communicatie
93 77
Informatie en
digitale geletterdheid
89 68
Computers en
online diensten
83 53
Privacy
bescherming
72 44
Software
gebruik
65 45
Bron: Eurostat

Nederlanders relatief minder vaardig met softwaregebruik

Privacybescherming en vooral softwaregebruik zijn relatief lastigere gebieden voor Nederlanders en andere EU-burgers. Op het gebied van privacybescherming beschikte desalniettemin 72 procent van de Nederlanders over meer dan basisvaardigheden. Waar het gaat om softwaregebruik gold dat voor 65 procent. Het EU-gemiddelde op deze gebieden was respectievelijk 44 en 45 procent. Bij softwaregebruik gaat het onder andere om het gebruik van programma’s voor tekstverwerking en spreadsheets. Ook het schrijven van computerprogramma’s in een programmeertaal wordt hiertoe gerekend.

Grote verschillen in vaardigheden naar leeftijd en opleidingsniveau

Wat mensen met internet en computers kunnen, verschilt sterk naar leeftijd en opleidingsniveau. Zo was het percentage Nederlanders met meer dan basisvaardigheden in 2021 bij 25- tot 45‑jarigen ruim twee keer zo hoog als bij 65- tot 75‑jarigen, namelijk 64 tegen 28 procent (figuur 3.7.3). Van de hoogopgeleiden had 70 procent digitale vaardigheden boven het basisniveau. Dit percentage is meer dan twee keer zo hoog als bij laagopgeleiden (31 procent). Van de middelbaar opgeleiden had de helft meer dan basisvaardigheden.

De verschillen in digitale vaardigheden naar geslacht zijn kleiner. Het percentage mannen met meer dan basisvaardigheden was 56 procent, tegen 47 procent bij vrouwen.

3.7.3 Meer dan digitale basisvaardigheden van Nederlanders, 2021 (%)
Kenmerk 2021
Leeftijd .
16 tot 25 jaar 58
25 tot 35 jaar 64
35 tot 45 jaar 63
45 tot 55 jaar 55
55 tot 65 jaar 43
65 tot 75 jaar 28
Opleidingsniveau¹⁾ .
Hoog 70
Middelbaar 50
Laag 31
Geslacht¹⁾ .
Mannen 56
Vrouwen 47
Bron: Eurostat
1) Personen van 16 tot 75 jaar.

3.8Bekendheid en bezit van digitale DAB‍+ radio

DAB‍+ is de digitale opvolger van FM. Met DAB‍+ is het mogelijk om via de digitale ether radio te luisteren. De laatste paragraaf van dit hoofdstuk gaat over de bekendheid van DAB‍+ onder de Nederlandse bevolking en het bezit van DAB‍+-apparaten.

Bijna helft Nederlanders bekend met DAB‍+

In 2021 had 49 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder weleens van DAB‍+ gehoord (tabel 3.8.1). Dit percentage is flink hoger dan in 2016, toen 29 procent bekend was met DAB‍‍+. In de jaren daarvoor was de bekendheid van digitale radio nog lager.

DAB‍+ geniet aanzienlijk meer bekendheid onder mannen dan onder vrouwen. In 2021 had 61 procent van de mannen weleens van DAB‍+ gehoord tegen 37 procent van de vrouwen. Ook zijn er verschillen naar opleidingsniveau. Van de middelbaar- en hoger opgeleiden was 58 procent bekend met DAB‍+, van de lager opgeleiden gold dat voor 32 procent.

3.8.1Bekendheid1) van digitale radio via DAB‍+
2016 2017 2018 2019 2020 2021
% personen van 12 jaar of ouder
Totaal 29 37 41 45 50 49
Geslacht
Mannen 41 53 55 59 62 61
Vrouwen 17 22 28 32 38 37
Leeftijd
12 tot 25 jaar 22 28 32 35 36 29
25 tot 45 jaar 35 47 48 54 58 55
45 tot 65 jaar 32 43 48 53 58 61
65 tot 75 jaar 30 30 39 39 50 50
75 jaar of ouder 13 14 19 21 25 28
Opleidingsniveau
Lager onderwijs 19 22 26 29 34 32
Middelbaar onderwijs 34 45 46 50 57 58
Hoger onderwijs 37 46 53 56 61 58

Bron:CBS

1)Heeft wel eens van DAB‍+ gehoord.

Digitale radio: betere kwaliteit en meer mogelijkheden

Digitale radio biedt voordelen boven het analoge (FM-)signaal, vergelijkbaar met de voordelen van digitale televisie. Het digitale signaal levert doorgaans een betere geluidskwaliteit op en biedt meer mogelijkheden dan analoge radio. Er bestaan verschillende manieren om digitaal naar radiozenders te luisteren, bijvoorbeeld online op een computer, smartphone, of tablet, al dan niet via een app. Sinds 2004 zenden radiostations in een groot deel van Nederland ook digitale radio via de ether uit, naast de FM of middengolf. Tot medio 2013 werd in Nederland veelal het T-DAB-signaal gebruikt voor digitale radio via de ether. Sindsdien maken vrijwel alle publieke en commerciële radiozenders met een etherfrequentie gebruik van het nieuwere DAB‍+. Om uitzendingen via het DAB‍+-signaal te kunnen beluisteren, is een speciale ontvanger nodig.

DAB‍+-apparaat in 22 procent van de huishoudens

In 2021 was 22 procent van de Nederlandse huishoudens in het bezit van een DAB‍+-apparaat. Het kan dan gaan om een apparaat in huis, maar ook om een DAB‍+-radio in de auto. Dit percentage is bijna vier keer zo hoog als in 2016, toen 6 procent in het bezit van een DAB‍+-apparaat was.

Meer informatie over DAB‍+ is opgenomen in deze CBS-maatwerktabel.

3.9Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Europese Commissie (2021). Digitaal Kompas 2030: de Europese aanpak voor het digitale decennium. Europese Commissie, Brussel.

Noten

Het gestandaardiseerd huishoudensinkomen is toegekend aan alle personen in het huishouden als een maat voor de welvaart. De huishoudens zijn naar hoogte van hun gestandaardiseerd inkomen in vier groepen (inkomenskwartielgroepen) met een gelijk aantal huishoudens verdeeld. Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Judit Arends

Rogier Goedhart

Ron de Heij

Raymond Kleingeld

Danny Pronk

Rik van Roekel

Overige bijdragen

Math Akkermans

Marloes Dijksma

Henk Florie

David Gies

Cor Kragt

Rick de Kruijff

Ilham Malkaoui

Shirley Ortega Azurduy

Eelco van Vliet

Eric Wassink

Eindredactie

Ron de Heij

Danny Pronk