Innovatie
Innovatie is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse kenniseconomie. Innovatie is immers een stimulans voor de arbeidsproductiviteit en kan mede daardoor bijdragen aan de internationale concurrentiepositie van Nederland. In de periode 2018–2020 heeft 40 procent van de Nederlandse bedrijven met 10 of meer werkzame personen geïnnoveerd.
6.1Inleiding
Innovatie is de praktische toepassing van nieuwe inzichten die verworven zijn door kennis. Van innovatie is sprake als bedrijven producten of processen vernieuwen. Voor productinnovaties geldt als norm dat de vernieuwingen de functionele of gebruikseigenschappen van het product betreffen. Innovaties in het esthetisch ontwerp of de verpakking van producten, zijn bijvoorbeeld marketinginnovaties. Van oudsher wordt met innovatie voornamelijk het technologische aspect van vernieuwing bedoeld. De economie bouwt echter steeds meer op kennis en daar horen ook strategische innovaties op het gebied van organisatie en marketing bij.
Community Innovation Survey als leidraad
De informatie in dit hoofdstuk is gebaseerd op de Europese innovatie-enquête (Community Innovation Survey – CIS –, periode 2018–2020). Dit tweejaarlijkse onderzoek wordt door de EU-lidstaten uitgevoerd in opdracht van het statistiekbureau van de EU: Eurostat. De landen hebben met elkaar afgesproken welke bedrijfstakken tot de onderzoekspopulatie behoren (CIS-populatie). De cijfers in dit hoofdstuk hebben betrekking op bedrijven behorend tot de onderzoekspopulatie van het CBS. Voor een compleet beeld over innovatie in Nederland verzamelt (en publiceert) het CBS gegevens van bedrijven uit een uitgebreidere verzameling van bedrijfstakken.noot1 Door dit methodologische verschil kunnen de cijfers in dit hoofdstuk afwijken van cijfers opgenomen in andere publicaties over innovatie in Nederland. Meer informatie over welke bedrijfstakken tot de CIS-populatie behoren en welke het CBS daaraan heeft toegevoegd, is beschikbaar via de CBS-website.
Het CIS-onderzoek wordt uitgevoerd onder bedrijven met 10 werkzame personen of meer. Het CBS hanteert een steekproef bij bedrijven met 10 tot 200 werkzame personen. Bedrijven met 200 werkzame personen of meer ontvangen allemaal een uitnodiging voor het invullen van een vragenlijst. De resultaten worden vervolgens per cel van sector maal bedrijfsgrootte (SBI 2‑digit en grootteklasse) opgehoogd om de totale populatie te weerspiegelen. Door middel van deze methode beschrijven de resultaten de Nederlandse populatie van bedrijven met 10 of meer werkzame personen. Het betreft bijna 55 duizend bedrijven. De cijfers in dit hoofdstuk hebben de status ‘nader voorlopig’.
Operationalisering innovatie
Het concept innovatie is in de Community Innovation Survey geoperationaliseerd in lijn met het algemeen erkende ‘Oslo Manual’ van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO/Eurostat, 2019).noot2 Dit handboek biedt handvatten om innovatie bij bedrijven te meten. In het handboek worden twee hoofdvormen van innovatie omschreven, namelijk innovaties die bedrijfsproducten veranderen en innovaties die bedrijfsprocessen veranderen (zie ook figuur 6.1.1).
- Productinnovatie: een nieuw product of een significante verandering aan een bestaand product. Deze productinnovaties kunnen goederen of diensten zijn die nieuw voor de markt zijn, of alleen nieuw voor het bedrijf. Voor productinnovaties geldt als norm dat de vernieuwingen de functionele of gebruikseigenschappen van het product betreffen. Producten zijn in dit kader gedefinieerd als goederen of diensten die verhandeld kunnen worden, als input kunnen dienen voor de productie van andere goederen of diensten, geconsumeerd kunnen worden door bijvoorbeeld huishoudens of overheden en die als investering kunnen dienen.
- Bedrijfsprocesinnovatie: innovaties die te maken hebben met vernieuwingen in één of meer van de volgende
bedrijfsfuncties:
- productie van goederen of diensten;
- distributie en logistiek;
- marketing en verkoop;
- informatie- en communicatiesystemen;
- administratie en management;
- product- en bedrijfsprocesontwikkeling.
Alle bedrijfsfuncties kunnen onderhevig zijn aan innovatieactiviteiten. De term ‘bedrijfsproces’ omvat de kernprocessen die ten grondslag liggen aan de productie van goederen of diensten. Dit kunnen bijvoorbeeld ondersteunende processen zijn die distributie en logistiek omvatten, te maken hebben met marketing, verkoop en diensten na verkoop. Maar dit kunnen ook ondersteunende bedrijfsprocessen zijn die te maken hebben met de ICT in het bedrijf, de bedrijfsadministratie en het management. Het kunnen ook de processen zijn die direct betrekking hebben op het ontwerp van nieuwe producten of bedrijfsprocessen. Kort gezegd omvat het alle diensten waarvan het bedrijf zelf ‘de klant’ is. Ook kunnen bedrijfsprocessen intern worden geleverd of uitbesteed worden aan derden.
6.2Innovatie bij bedrijven in Nederland
Deze paragraaf gaat in op de innovatoren in Nederland. Welk aandeel van de onderzoekspopulatie heeft in de periode 2018–2020 innovatieactiviteiten ontplooid? Hoe verschilt de industrie van de dienstverlening, en wat doet de ICT-sector? De antwoorden op deze vragen geven een algemeen beeld over het innovatieve karakter van Nederlandse bedrijven.
40 procent bedrijven innovatief
In de periode 2018–2020 was 40 procent van de bedrijven innovatief (figuur 6.2.1). Het merendeel van deze bedrijven kon de innovatie in die periode ook succesvol afronden: 95 procent. Daarnaast werkte 5 procent aan innovaties zonder deze af te ronden (afgebroken of onvoltooid) in de onderzochte periode.
met 10 of meer
werkzame personen )Verberg tabel6.2.1 Bedrijven met innovatie-activiteiten, 2018-2020** (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen )
categorie | Succesvolle innovaties | Afgebroken of onvoltooide innovaties |
---|---|---|
Totaal | 38 | 2 |
Bedrijfstak | . | . |
Industrie | 52 | 2 |
Dienstverlening | 37 | 1 |
Overig | 27 | 2 |
Bedrijfsomvang | . | . |
10 tot 50 werkzame personen | 35 | 1 |
50 tot 250 werkzame personen | 50 | 2 |
250 of meer werkzame personen | 53 | 3 |
**nader voorlopige cijfers |
Het aandeel bedrijven dat succesvol innoveerde in 2018–2020 was in de industrie groter dan onder dienstverleners: respectievelijk 52 tegen 37 procent. Het aandeel van bedrijven met niet-afgeronde innovaties was klein voor zowel industriële bedrijven als voor bedrijven in de dienstensector (beide 2 procent). Grote bedrijven zijn vaker technologisch innovatief dan kleine. Onder bedrijven met 250 of meer werkzame personen bedroeg het aandeel bedrijven met afgeronde technologische innovaties 53 procent, tegen 35 procent bij bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen. Grote bedrijven hadden ook vaker niet-afgeronde technologische vernieuwingen dan kleine bedrijven in de periode 2018–2020.
Elektrotechnische en machine-industrie zeer innovatief
Binnen de industrie zijn bedrijven actief in de elektrotechnische en machine-industrie het meest innovatief: 76 procent van hen innoveerde in de periode 2018–2020 (tabel 6.2.2). Ook het aandeel innovatieve bedrijven in de aardolie-, chemische, rubber- en kunststofproductenindustrie (68 procent) was relatief groot en ruim boven het gemiddeld aandeel innovatieve bedrijven in de industrie (54 procent). Zowel in de voedings- en genotmiddelenindustrie als in de overige industrie innoveerde 44 procent van de bedrijven. Dat is meer dan gemiddeld in Nederland (40 procent) in de jaren 2018–2020, maar deze bedrijfstakken hadden binnen de industrie het kleinste aandeel innovatieve bedrijven.
% bedrijven met 10 of meer werkzame personen | |
Totaal | 40 |
Industrie | 54 |
Elektrotechnische en machine-industrie | 76 |
Aardolie-, chemische, rubber- en kunststofproductenindustrie | 68 |
Transportmiddelenindustrie | 58 |
Voedings- en genotmiddelenindustrie | 44 |
Basismetaal- en metaalproductenindustrie | 51 |
Overige industrie | 44 |
Dienstverlening | 38 |
Informatie en communicatie | 68 |
Advies, onderzoek en specialistische zakelijke dienstverlening | 47 |
Groot- en detailhandel; reparatie van auto's | 40 |
Vervoer en opslag | 30 |
Verhuur van en handel in onroerend goed | 43 |
Financiële instellingen | 50 |
Verhuur van roerende zaken en overige zakelijke dienstverlening | 34 |
Logies, maaltijd- en drankverstrekking | 17 |
Overig | 28 |
Landbouw, bosbouw en visserij | 12 |
Delfstoffenwinning | 44 |
Bouwnijverheid | 34 |
Productie, winning en distributie van energie en water; afvalverwerking | 45 |
Bron:CBS
**nader voorlopige cijfers
De mate waarin bedrijven in de dienstensector innoveren hangt sterk af van het type dienst dat wordt verleend. Zo was 68 procent van de bedrijven binnen de informatie en communicatie en 50 procent van de financiële instellingen innovatief. Bedrijven actief in advies, onderzoek en specialistische zakelijke dienstverlening (waarin ook de onderzoeks- en ontwikkelingssector is opgenomen) scoorden net lager met 47 procent. Deze drie sectoren scoorden ruim boven het gemiddelde van de dienstensector als geheel (38 procent). Onder dit gemiddelde scoren de bedrijfstakken verhuur van roerende zaken en overige zakelijke dienstverlening, vervoer en opslag, en de horeca, met respectievelijk 34, 30 en 17 procent innovatieve bedrijven. Binnen de overige sectoren kennen de delfstoffenwinning en de productie, winning en distributie van energie en water en afvalverwerking relatief veel innovatoren: beide meer dan 40 procent in de periode 2018–2020. Bedrijven in de bouwnijverheid (34 procent) en de landbouw (12 procent) voerden relatief het minst innovaties door. Gemiddeld was 28 procent van de bedrijven behorend tot de overige sectoren innovatief.
Bijna twee derde ICT-bedrijven innovatief
In de periode 2018–2020 was 65 procent van de ICT-bedrijven innovatief (figuur 6.2.3). Dat percentage is hoger dan bij het totaal van bedrijven (40 procent). ICT-bedrijven zijn dus relatief een stuk innovatiever ten opzichte van alle bedrijven, ongeacht of hun kernactiviteiten zich in de industrie of in de dienstverlening bevinden. De ICT-dienstensector scoort flink hoger dan de dienstensector als geheel waar het gaat om innovatieve bedrijven: 65 tegen 38 procent in de periode 2018–2020. Het verschil tussen het aandeel innovatoren in de ICT-industrie en alle bedrijven in de industrie is zelfs nog net iets groter: 81 procent tegen 54 procent in de industriële sector als geheel. Het aandeel innovatieve bedrijven in de ICT-industrie nam toe ten opzichte van de periode 2016–2018. Destijds bedroeg het aandeel innovatieve bedrijven in de ICT-industrie nog 74 procent.
met 10 of meer
werkzame personen)Verberg tabel6.2.3 Innovatoren in de ICT-sector, 2018-2020** (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
categorie | Aandeel innovatoren |
---|---|
Totaal ICT-sector | 65 |
ICT-industrie | 81 |
ICT-dienstverlening | 65 |
**nader voorlopige cijfers |
6.3Product- en bedrijfsprocesinnovatie
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de twee hoofdvormen van innovatie: productinnovatie en bedrijfsprocesinnovatie (vanaf nu procesinnovatie). In welke branches worden de verschillende vormen van innovatie individueel of tegelijkertijd gerealiseerd? Vervolgens wordt dieper ingegaan op productinnovatie: hoe belangrijk is het voor productinnovatoren om nieuwe producten te ontwikkelen in termen van hun omzet? En welke impact heeft dit op de totale omzet van een branche? Tot slot kijken we naar de verdeling van de innovatie-uitgaven van bedrijven en naar het type samenwerkingsverbanden van innovatoren.
8 procent innovatoren met uitsluitend productinnovatie
Van alle bedrijven die succesvolle innovaties hebben doorgevoerd in de periode 2018–2020 deed 8 procent uitsluitend aan productinnovatie (figuur 6.3.1). Bij ruim de helft van de innovatoren kwam alleen procesinnovatie voor. De overige 42 procent combineerde procesinnovatie met productinnovatie. In de industrie ligt de nadruk op productinnovatie. In deze sector deed 59 procent van de innovatoren aan productinnovatie tegen bijna de helft bij alle bedrijven. Wel werd productinnovatie in de industrie vaak gecombineerd met procesinnovatie (47 procent van innoverende industriële bedrijven). In de dienstensector voerde 49 procent van de bedrijven productinnovaties door. Bij dienstverlenende bedrijven zijn procesinnovaties juist meer in trek dan bij industriële bedrijven. In de periode 2018–2020 werkte 93 procent van de innovatoren in de dienstverlening aan procesinnovaties. Ruim de helft van de innovatieve dienstverleners (52 procent) voerde enkel procesinnovatie uit, zonder dit te combineren met productinnovatie. Bij de overige sectoren is procesinnovatie de hoofdvorm van innovatie: 65 procent van de innovatoren in deze branches deed enkel aan procesinnovatie; 35 procent voerde een nieuw product in.
Bedrijfstak | Enkel productinnovatie | Zowel product- als procesinnovatie | Enkel procesinnovatie |
---|---|---|---|
Totaal | 7,7 | 41,6 | 50,7 |
Industrie | 12,7 | 46,7 | 40,7 |
Dienstverlening | 7,0 | 41,5 | 51,6 |
Overig | 2,7 | 32,6 | 64,7 |
1)Met 10 of meer werkzame personen. | |||
**nader voorlopige cijfers |
Productinnovatoren: 23 procent omzet afkomstig van innovatief product
In 2020 waren nieuwe of sterk verbeterde producten goed voor bijna 23 procent van de totale omzet van productinnovatoren (figuur 6.3.2). Bij dienstverleners was het omzetaandeel vergelijkbaar met het totaal. Het omzetaandeel van nieuwe producten voor industriële bedrijven lag, met ruim 25 procent, nipt hoger . De overige sectoren zijn minder afhankelijk van omzet uit nieuwe producten; bijna 12 procent van de omzet van productinnovatoren in deze bedrijfstakken kwam uit nieuwe of sterk verbeterde producten.
Niet alleen grote innovatieve bedrijven (250 of meer werkzame personen) realiseren een aanzienlijk deel van hun omzet met productinnovaties (bijna 27 procent in 2020). Ook bij productinnovatoren met 10 tot 50 en met 50 tot 250 werkzame personen is het aandeel substantieel. Voor beide groepen gold dat bijna 23 procent van de omzet uit nieuwe of sterk verbeterde producten afkomstig was in 2020.
productinnovatoren)Verberg tabel6.3.2 Omzetaandeel nieuwe of sterk verbeterde producten van productinnovatoren1), 2020** (% omzet van
productinnovatoren)
categorie | Nieuw markt voor de markt | Alleen nieuw voor het bedrijf |
---|---|---|
Totaal | 11,4 | 11,5 |
Bedrijfstak | . | . |
Industrie | 13,5 | 11,9 |
Dienstverlening | 11,3 | 11,8 |
Overig | 4,5 | 7,2 |
Bedrijfsomvang | . | . |
10 tot 50 werkzame personen | 11,6 | 11,1 |
50 tot 250 werkzame personen | 10,6 | 11,9 |
250 of meer werkzame personen | 12,2 | 14,7 |
1)Bedrijven met 10 of meer werkzame personen. | ||
**nader voorlopige cijfers |
In 2020 maakte de omzet uit nieuwe of sterk verbeterde producten voor de markt een even groot deel uit van de omzet van productinnovatoren als die uit innovatieve producten enkel nieuw voor het bedrijf: beide meer dan 11 procent. Deze verhoudingen verschillen niet veel wanneer gemeten wordt naar bedrijfstak en bedrijfsomvang. Uitzondering hierop zijn bedrijven in overige sectoren (buiten de dienstverlening en industrie) waar, gemiddeld genomen, innovatieve producten die enkel nieuw zijn voor het bedrijf relatief belangrijker zijn.
Alle bedrijven: productinnovaties goed voor 8 procent van totale omzet
In 2020 was 8 procent van de omzet van bedrijven met 10 of meer werkzame personen (inclusief bedrijven die niet geïnnoveerd hebben) afkomstig van nieuwe of sterk verbeterde producten (figuur 6.3.3). In figuur 6.3.2 ging het om het omzetaandeel van enkel productinnovatoren. Figuur 6.3.3 toont daarmee een alternatieve manier om de economische effecten van innovatie te meten.
categorie | Nieuw voor de markt | Nieuw voor het bedrijf |
---|---|---|
Totaal | 4,1 | 3,7 |
Bedrijfstak | . | . |
Industrie | 11,0 | 6,8 |
Dienstverlening | 2,1 | 3,0 |
Overig | 1,8 | 1,8 |
Bedrijfsomvang | . | . |
10 tot 50 werkzame personen | 1,7 | 1,5 |
50 tot 250 werkzame personen | 2,8 | 3,3 |
250 of meer werkzame personen | 5,8 | 4,8 |
1)Bedrijven met 10 of meer werkzame personen. | ||
**nader voorlopige cijfers |
Voor bedrijven in de industrie vormt de omzet uit nieuwe of sterk verbeterde producten een relatief groot deel van de totale omzet: bijna 18 procent in 2020. Bij de dienstverleners was dit ruim 5 procent. Het verschil tussen beide sectoren bestaat zowel bij het omzetaandeel uit producten die alleen nieuw zijn voor het eigen bedrijf als voor producten die nieuw zijn voor de markt. Bij grote bedrijven zijn nieuwe producten belangrijker voor de omzet dan bij kleine bedrijven. Het omzetaandeel bedroeg bijna 11 procent bij bedrijven met 250 werkzame personen of meer, tegen ruim 6 procent bij bedrijven met 50 tot 250 werkzame personen en ruim 3 procent bij bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen.
Figuur 6.3.4 toont de input van innovatie: de uitgaven van bedrijven hieraan. Deze uitgaven bestaan uit vijf categorieën:
- eigen R&D: onderzoeks- en ontwikkelwerk dat bedrijven uitvoeren met eigen en ingeleend personeel,
- uitbestede R&D: onderzoeks- en ontwikkelwerk dat bedrijven uitbesteden aan andere bedrijven en instellingen,
- aankoop machines, apparatuur en software,
- aankoop van andere externe kennis, zoals licenties en octrooien,
- overige uitgaven, zoals interne en externe opleidingen voor het personeel, activiteiten voor marktintroductie, ontwerp/design en andere voorbereidingen.
59 procent van de innovatie-uitgaven betreft eigen R&D
Bedrijven besteden meer dan de helft van hun innovatie-uitgaven aan eigen R&D: 59 procent in 2020 (figuur 6.3.4). Op de tweede plek staan de uitgaven aan uitbestede R&D (27 procent), gevolgd door de aankoop van machines, apparatuur en software. Deze post was goed voor 12 procent van de uitgaven aan innovatie in 2020. Bedrijven gaven veel minder uit aan de aankoop van andere externe kennis: het betrof 1 procent van de innovatie-uitgaven in dat jaar.
uitgaven)Verberg tabel6.3.4 Innovatie-uitgaven1), naar categorie, 2020** (% van innovatie-
uitgaven)
categorie | Eigen R&D | Uitbestede R&D | Aankoop van machines, apparatuur en software | Aankoop van andere externe kennis | Overige innovatie-uitgaven |
---|---|---|---|---|---|
Totaal | 59 | 27 | 12 | 1 | 1 |
Bedrijfstak | . | . | . | . | . |
Industrie | 64 | 28 | 8 | 0 | 1 |
Dienstverlening | 57 | 26 | 14 | 1 | 2 |
Overig | 39 | 35 | 25 | 0 | 0 |
Bedrijfsomvang | . | . | . | . | . |
10 tot 50 werkzame personen | 44 | 30 | 24 | 1 | 2 |
50 tot 250 werkzame personen | 59 | 17 | 21 | 1 | 2 |
250 of meer werkzame personen | 63 | 30 | 6 | 0 | 1 |
1)Bedrijven met 10 of meer werkzame personen. | |||||
**nader voorlopige cijfers |
Industriële bedrijven besteden een groter deel (64 procent in 2020) van hun innovatie-uitgaven aan eigen R&D dan bedrijven in andere sectoren, al is het verschil niet erg groot met de sector dienstverlening. Bedrijven in overige sectoren besteden een aanzienlijk kleiner aandeel van hun innovatie-uitgaven aan eigen R&D, namelijk 39 procent in 2020. De aankoop van machines en dergelijke maakte bij bedrijven uit de industrie een kleiner deel uit van de innovatie-uitgaven dan bij dienstverleners (respectievelijk 8 tegen 14 procent). Zowel de aankoop van externe kennis en overige innovatie-uitgaven, zoals opleiding van personeel en design van producten, maken een zeer beperkt deel uit van het innovatiebudget van bedrijven in de industrie (beide 1 procent of minder).
Grote bedrijven met meer dan 250 werkzame personen trekken het grootste deel van hun innovatiebudget uit voor eigen R&D (63 procent). Bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen en bedrijven met 50 tot 250 werkzame personen besteedden juist een relatief groter deel van hun innovatie-uitgaven aan het aankopen van machines, apparatuur en software ten behoeve van nieuwe of sterk verbeterde producten of processen in 2020 (respectievelijk 24 procent en 21 procent).
38 procent van innovatoren werkt samen
In de periode 2018–2020 werkte 38 procent van de innovatoren samen met andere bedrijven of instellingen om te innoveren (tabel 6.3.5). Vooral samenwerking met leveranciers is in trek: 19 procent van de innovatoren werkte samen met leveranciers aan nieuwe producten of processen. Ook samenwerkingsverbanden met andere bedrijven binnen het eigen concern komen relatief veel voor (15 procent). Bedrijven werkten veel minder vaak samen aan innovaties met concurrenten, universiteiten of de overheid.
bedrijven (afgerond op tientallen) | % van innovatoren | |
Totaal innovatoren | 22 750 | 100 |
Samenwerkende innovatoren | 8 580 | 38 |
waarvan2) | ||
leveranciers | 4 260 | 19 |
andere bedrijven binnen het concern | 3 360 | 15 |
afnemers | 2 840 | 12 |
concurrenten of andere bedrijven in de bedrijfstak | 1 685 | 7 |
universiteiten of hogere onderwijsinstellingen | 1 530 | 7 |
overheids- of publieke researchinstellingen | 1 125 | 5 |
Bron:CBS
1)Bedrijven met 10 of meer werkzame personen.
2)Bedrijven kunnen op meerdere manieren samenwerken.
**nader voorlopige cijfers
6.4Literatuur
Literatuur
OESO/Eurostat (2019). Oslo Manual 2018: Guidelines for Collecting, Reporting and Using Data on Innovation, 4th Edition., The Measurement of Scientific, Technological and Innovation Activities. OECD Publishing, Parijs/Eurostat, Luxemburg.
Noten
De quartaire sector is buiten beschouwing gelaten. Openbaar bestuur, onderwijs en zorg vallen daarom bijvoorbeeld buiten de onderzoekspopulatie.
In dit hoofdstuk wordt innovatie gemeten volgens een aantal indicatoren waarvan de hoofdmoot berust op het aantal innoverende bedrijven. Andere rapporten, zoals het European Innovation Scoreboard van de Europese Unie, gebruiken een andere definitie van innovatie en andere methodes om innovatie te meten. Conclusies in dit hoofdstuk kunnen dan ook afwijken van conclusies in andere rapporten.