Corona stimuleerde vooral in de horeca de online verkoop

Foto omschrijving: Man werkt thuis en zit met een koptelefoon op te videobellen via een laptop met zijn collega.

ICT-gebruik bij bedrijven

Auteur: Raymond Kleingeld

De rol van ICT in het Nederlandse bedrijfsleven blijft groeien. Vrijwel alle Nederlandse bedrijven hadden in 2021 toegang tot internet en beschikten veelal over snellere internetverbindingen dan gemiddeld in Europa. Driekwart van de werkzame personen gebruikte internet voor het werk. Ook relatief nieuwe ICT-toepassingen vinden hun weg bij bedrijven. 2 van de 3 bedrijven maakte gebruik van clouddiensten. Door 1 op de 5 bedrijven werd gebruikgemaakt van ‘slimme systemen’ (Internet of Things).

4.1Internettoegang en –gebruik

Informatie- en communicatietechnologieën (ICT) zijn de laatste decennia in hoog tempo doorgedrongen in het Nederlandse bedrijfsleven. De coronapandemie heeft de inzet van ICT nog eens versneld. Mede dankzij de kwaliteit van de Nederlandse ICT-infrastructuur konden bedrijven schakelen tussen het fysieke en digitale domein. Veelal wordt ICT als cruciaal geacht voor het behalen van concurrentievoordeel. Bijvoorbeeld door nieuwe producten en processen te ontwikkelen of bestaande te optimaliseren. Bedrijfstakken verschillen in de manieren waarop zij ICT gebruiken. Een transportbedrijf kan bijvoorbeeld veel baat hebben bij technologie die de locatie van objecten zichtbaar maakt, terwijl voor veel hotels een website met boekingsmogelijkheid van vitaal belang is. Dergelijke strategische en bedrijfseconomische afwegingen bepalen hoe een bedrijf ICT inzet. Ook tussen grote en kleine bedrijven bestaan verschillen in de manier waarop ICT van toegevoegde waarde is, zoals zal blijken in het vervolg van dit hoofdstuk.

Enquête ‘ICT-gebruik bedrijven’

De enquête ‘ICT-gebruik bedrijven’ verzamelt jaarlijks gegevens over de automatisering en de toepassing van ICT bij bedrijven in Nederland. Ze beschrijft onder andere het computer- en internetgebruik, in- en verkoop via elektronische netwerken, software en ICT-applicaties. De enquête ‘ICT-gebruik bedrijven’ hanteert een steekproef van ruim 15 duizend bedrijven. De onderzoekspopulatie bestaat uit bedrijven met 10 of meer werkzame personen. De laatste jaren is dit onderzoek, met een iets minder uitgebreide vragenlijst, ook uitgevoerd onder bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen.noot1 Deze enquête onder kleinere bedrijven hanteert een steekproef van 11,8 duizend bedrijven. Het afgelopen jaar is dit onderzoek, eveneens met een iets minder uitgebreide vragenlijst, ook uitgevoerd onder zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers).noot2 Deze enquête onder zzp’ers hanteert een steekproef van ruim 22 duizend zzp’ers.

Niet alle bedrijfstakken behoren tot de onderzoekspopulatie van het onderzoek; landbouwbedrijven vallen hier bijvoorbeeld niet onder. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de bedrijfstakken die de enquête ‘ICT-gebruik bedrijven’ omvat. De tabel bevat per bedrijfstak ook de korte benaming van de bedrijfstak die in dit hoofdstuk gebruikt is om de tekst leesbaarder te maken.

Naam in deze publicatie Bedrijfstakken volgens SBI 2008
Industrie C Industrie
Energie en water D Productie en distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht, E Winning en distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering
Bouw F Bouwnijverheid
Handel G Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s
Transport H Vervoer en opslag
Horeca I Logies-, maaltijd- en drankverstrekking
Informatie en communicatie J Informatie en communicatie
ICT-sector 261–‍264, 268, 465, 582, 61, 62, 631, 951noot3
Financiële instellingen K Financiële instellingennoot4
Onroerend goed L Verhuur van en handel in onroerend goed
Advies en onderzoek M Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening
Researchinstellingen 72 Research
Overige dienstverlening N Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening
Gezondheidszorg Q Gezondheids- en welzijnszorg

De meeste vragen in de enquête gaan over de actuele situatie in een bedrijf. Omdat het onderzoek in 2021 is gehouden heeft in dat geval het cijfer betrekking op het verslagjaar 2021. Andere vragen gaan over het laatste volledige kalenderjaar. Het verslagjaar is dan 2020. Dit is bijvoorbeeld van toepassing als de vraag te maken heeft met een afgerond boekjaar, zoals bij vragen over e-commerce. Doordat ICT-toepassingen zich zeer snel ontwikkelen, wijzigt de inhoud van de enquête ‘ICT-gebruik bedrijven’ vrijwel jaarlijks. Waar in de jaren 80 centraal stond of bedrijven überhaupt computers en automatiseringspersoneel hadden, ligt in recente jaren de nadruk meer op onderwerpen zoals internet, e-commerce, en toepassingen van software. Deze sterk inhoudelijke veranderingen zorgen ervoor dat lange tijdreeksen niet beschikbaar zijn. Het is wel mogelijk Nederland te vergelijken met andere landen in de Europese Unie (EU) doordat EU-lidstaten hebben afgesproken het onderzoek geharmoniseerd uit te voeren; er is afgestemd welke populatie en definities worden gebruikt en welke vragen in de enquête worden opgenomen (Eurostat, 2021). Naast deze internationaal afgesproken populatie heeft het CBS voor een breder beeld nog enkele extra bedrijfstakken in het onderzoek betrokken, namelijk de financiële instellingen en de gezondheidszorg. Door dit methodologische verschil kunnen de totaaluitkomsten van Nederland bij de internationale vergelijkingen in dit hoofdstuk afwijken van het nationale beeld.

Toegang tot internet vanzelfsprekend

Toegang tot internet is voor bedrijven in Nederland al jaren vanzelfsprekend. Praktisch alle bedrijven met 10 of meer werkzame personen gebruiken een hoogwaardige vaste of mobiele internetverbinding zoals glasvezel, kabel, DSL of 4G/5G. Vaste verbindingen met een snelheid van ten minste 30 Mbit per seconde zijn tegenwoordig de standaard bij bedrijven. Waar 36 procent van de bedrijven in 2012 over een dergelijke snelle verbinding beschikte, was dit aandeel in 2021 gegroeid naar 91 procent (figuur 4.1.1). Bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen beschikte 98 procent van de bedrijven over een vaste internetverbinding van ten minste 30 Mbit per seconde. Bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen was dit aandeel 89 procent. Van de kleinste bedrijven, met 2 tot 10 werkzame personen, had 76 procent een vaste verbinding sneller dan 30 Mbit per seconde in 2021.

4.1.1 Snel internet1) (% bedrijven met 10 of meer werkzame personen)
jaar Bedrijven met snel internet
2012 36
2013 41
2014 44
2015 49
2016 52
2017 66
2018 70
2019 76
2020 88
2021 91
1)Vaste internetverbinding met een downloadsnelheid van ten minste 30 Mbit/sec volgens het abonnement/contract.

Ruim 1 op de 10 bedrijven beschikte in 2021 over een internetverbinding met een downloadsnelheid van ten minste 1 Gbit per seconde. Vooral grote bedrijven met 500 werkzame personen of meer hadden dergelijke verbindingen (33 procent). Bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen bedroeg het aandeel 9 procent.

Nederlandse bedrijven hebben sneller internet dan gemiddeld in EU

Nederlandse bedrijven met 10 of meer werkzame personen beschikken over snellere internetverbindingen dan gemiddeld in de EU. 9 op de 10 bedrijven hadden een internetverbinding met een snelheid van ten minste 30 Mbit per seconde in 2021 (figuur 4.1.2). Gemiddeld was dit 81 procent in de EU in dat jaar. In Denemarken was het aandeel bedrijven met een internetverbinding van minstens 30 Mbit/sec het grootst: 95 procent. Waar het gaat om gigabit-verbindingen is Denemarken eveneens het land met het grootste aandeel bedrijven dat hierover beschikte: 21 procent. Internetverbindingen sneller dan 30 Mbit per seconde komen steeds meer voor in Europa. In 2019 had van de bedrijven in Nederland 75 procent een verbinding sneller dan 30 Mbit; in de EU bedroeg dit percentage gemiddeld 50 procent in dat jaar.

4.1.2 Snelheid internetverbinding1)2), 2021 (% bedrijven met 10 of meer
werkzame personen
(excl. financiële instellingen
en gezondheidszorg))
Ten minste 1 Gbit/sec 500 Mbit/sec tot 1 Gbit/sec 100 tot 500 Mbit/sec 30 tot 100 Mbit/sec Minder dan 30 Mbit/sec
Denemarken 21 18 41 15 4
Zweden 19 11 42 16 5
Frankrijk 15 16 22 24 17
België 13 19 37 22 8
Nederland 12 18 36 24 6
Italië 11 9 19 39 19
Polen 11 11 26 25 12
Noorwegen 11 12 36 24 8
Spanje 11 26 33 18 7
EU-27 10 13 29 29 13
Ierland 8 13 28 29 11
Duitsland 7 11 33 34 11
Bron: Eurostat
1)Exclusief mobiele internetverbindingen.
2) Percentages tellen niet op tot 100 doordat niet alle bedrijven over een (vaste) internetverbinding beschikken.

Bijna 2 op 3 bedrijven verstrekten apparatuur voor mobiel internet

In 2021 verschafte 63 procent van de bedrijven met 10 of meer werkzame personen draagbare apparatuur aan het personeel, waarmee via mobiel breedband (zoals 4G) kon worden geïnternet voor het werk (tabel 4.1.3).noot5 Bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen is dit anno 2021 vrijwel gemeengoed; 93 procent van de bedrijven verstrekte een smartphone, tablet of laptop. Bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen verschafte 52 procent een apparaat met mobiel internet aan het personeel in dat jaar. Dit betekent overigens niet dat alle werkzame personen van een bedrijf over een door de werkgever verstrekt apparaat beschikten (zie figuur 4.2.2).

4.1.3Apparatuur verstrekt aan personeel voor mobiel internet, 2021
% bedrijven met 10 of meer werkzame personen
Totaal 63
Bedrijfsomvang
10 tot 20 werkzame personen 52
20 tot 50 werkzame personen 67
50 tot 100 werkzame personen 78
100 tot 250 werkzame personen 84
250 tot 500 werkzame personen 90
500 of meer werkzame personen 93

Bron:CBS

Merendeel Nederlandse bedrijven heeft website

In 2021 had volgens de Europese meetmethode 92 procent van de Nederlandse bedrijven met 10 of meer werkzame personen een eigen website. Daarmee scoorde Nederland hoger dan het EU-gemiddelde, dat 78 procent bedroeg. In Finland was het aandeel bedrijven met een website het grootst: 96 procent. Zweden, Oostenrijk en Duitsland scoorden ook hoog. Van de Zweedse en Oostenrijkse bedrijven had 91 procent een website, van de Duitse bedrijven 89 procent. In Roemenië en Bulgarije was dit aandeel flink lager: respectievelijk 51 en 52 procent.

Cijfers over websites voor meer Europese landen zijn te vinden in deze Eurostat-tabel.

Bedrijven met 10 of meer werkzame personen gebruiken de website vaak om hun goederen of diensten te beschrijven of prijzen te tonen. Bijna 8 op de 10 Nederlandse bedrijven hadden in 2021 een overzicht van producten en prijzen online geplaatst (figuur 4.1.4). Bedrijven gebruikten hun website ook vaak om te verwijzen naar hun pagina op sociale media (64 procent). Ruim een derde van de bedrijven bood op hun website de mogelijkheid om online te bestellen, boeken of reserveren (37 procent). Bij 11 procent konden klanten via de website ook de voortgang van hun bestelling volgen, of was informatie over de status van de bestelling beschikbaar. Ruim een kwart van de bedrijven gebruikte de website om klantspecifieke informatie voor reguliere bezoekers aan te bieden. De functionaliteit die klanten in staat stelt zelf hun product te ontwerpen of aan te passen via de website werd maar door weinig bedrijven aangeboden (7 procent).

4.1.4 Mogelijkheden website, 2021 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Categorie Mogelijkheden website
Beschrijvingen van producten, prijslijst 79
Verwijzing naar sociale media 64
Online bestellen, boeken of reserveren 37
Klantspecifieke info voor vaste bezoeker 27
Bestelling online volgen 11
Productaanpassing door klant 7

Kleine bedrijven hebben minder vaak een eigen website dan grote. Van de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen had 75 procent een website tegen 93 procent van de bedrijven met 10 werkzame personen of meer. In 2021 had 60 procent van de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen een overzicht van producten en prijzen online geplaatst. Zij gebruikten hun website niet vaak om te verwijzen naar een pagina op sociale media (36 procent).

Meer informatie over websites en het gebruik ervan door kleine bedrijven is opgenomen in deze StatLine-tabel.

Hoe een website wordt ingezet is sterk afhankelijk van de bedrijfstak waartoe het bedrijf behoort. Onder bedrijven met 10 of meer werkzame personen bieden websites van hotels e.d. (logiesaccommodaties) en bedrijven actief in de reisbranche het vaakst de mogelijkheid om te boeken, reserveren of bestellen (respectievelijk 84 en 74 procent in 2021). Het beschrijven van producten en tonen van prijzen op de website kwam eveneens veel voor bij logiesaccommodaties (88 procent), maar ook bedrijven in de verzekeringsbranche en bij IT- en informatiedienstverlening (beide 87 procent) hadden deze informatie relatief vaak op de websites staan. Bijna 6 op de 10 bedrijven actief in verzekeringen boden klantspecifieke informatie voor vaste bezoekers. Verwijzen naar een profiel op sociale media kwam relatief vaak voor bij uitgeverijen en telecommunicatiebedrijven.

Meer informatie over het bezit en gebruik van websites door bedrijven met 10 of meer werkzame personen, naar bedrijfstak, is opgenomen in deze StatLine-tabel.

Sociale netwerken meest ingezette vorm van sociale media

Veel bedrijven maken gebruik van sociale media. Daarbij gaat het niet alleen om marketing en klantrelaties, maar het kan ook gaan om bijvoorbeeld dienstverlening, inkoop, R&D en innovatie of de interne inzet van sociale media. De inzet van sociale media kan in principe alle facetten van een bedrijf raken. De inzet van sociale media kan bedrijven competitief voordeel opleveren. Bedrijven die niet meedoen prijzen zich mogelijk op den duur uit de markt.

De meest ingezette vorm van sociale media in 2021 waren sociale netwerken. Bijna 8 van de 10 bedrijven met 10 of meer werkzame personen maakten gebruik van een sociaal netwerk, zoals Facebook, LinkedIn of Yammer (tabel 4.1.5). Multimedia delen (bijvoorbeeld via YouTube) deed 45 procent van de bedrijven. Twitter of andere (micro)blogs werden door iets meer dan een vijfde van de bedrijven gebruikt. Het maken van wiki’s om kennis te delen kwam het minst vaak voor (7 procent).

4.1.5Type sociale media, 2021
  Sociale netwerken (bijv. Facebook) Blogs of microblogs (bijv. Twitter) Multimedia delen (bijv. YouTube) Wiki's om kennis te delen
% bedrijven met 10 of meer werkzame personen
Totaal 78 21 45 7
Bedrijfstak
Informatie en communicatie 91 50 66 31
ICT-sector 89 45 61 29
Advies en onderzoek 87 35 46 12
waaronder researchinstellingen 84 50 58 17
Onroerend goed 83 38 61 6
Horeca 82 14 57 3
Handel 80 21 52 5
Financiële instellingen 77 30 39 15
Gezondheidszorg 77 21 42 5
Industrie 74 15 41 4
Energie & water 73 23 44 8
Overige dienstverlening 72 19 39 5
Bouw 71 11 26 2
Transport 63 9 21 5
Bedrijfsomvang
10 tot 20 werkzame personen 72 17 40 5
20 tot 50 werkzame personen 81 21 44 6
50 tot 100 werkzame personen 84 27 50 9
100 tot 250 werkzame personen 87 33 60 13
250 tot 500 werkzame personen 89 44 68 19
500 of meer werkzame personen 94 55 80 25

Bron:CBS

Het aandeel bedrijven dat een sociaal netwerk gebruikt, was het grootst in de bedrijfstak informatie en communicatie en in de ICT-sector in 2021 (respectievelijk 91 en 89 procent). Ook de andere vormen van sociale media (blogs, multimedia en wiki’s) werden het vaakst ingezet door bedrijven in deze bedrijfstakken. Niet alleen de bedrijfstak waarin een bedrijf actief is, is van invloed op het gebruik van sociale media, ook de bedrijfsomvang speelt een rol.

Het aandeel grote bedrijven dat sociale media gebruikt, is groter dan het aandeel van kleine. Ruim 9 op de 10 bedrijven met 500 of meer werkzame personen gebruikten sociale netwerken (94 procent), terwijl dat voor 72 procent van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen gold. Van de bedrijven met 500 werkzame personen zette 55 procent blogs of microblogs in en werd door 80 procent multimedia gedeeld. Bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen werden deze twee vormen van sociale media respectievelijk door 17 en 40 procent gebruikt. Bij bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen werden de verschillende vormen van sociale media nog minder ingezet. Zo zette iets meer dan de helft van deze bedrijven sociale netwerken in en was het gebruik van (micro)blogs en het delen van multimedia eveneens lager (respectievelijk 9 en 27 procent) in 2021.

4.2Personeel en ICT

Bedrijven kunnen ICT gebruiken om zich als aantrekkelijk werkgever te presenteren, bijvoorbeeld door het aanbieden van telewerkfaciliteiten of het verstrekken van mobiele apparatuur. Dit kan een voordeel zijn bij het werven van personeel. Bedrijven hebben nog altijd moeite om ICT-vacatures te vervullen.

Ruim driekwart werkzame personen gebruikt internet

In 2021 gebruikte 77 procent van het personeel bij bedrijven met 10 of meer werkzame personen geregeld een computer met internet voor het werk. Dit aandeel is ten opzichte van het jaar ervoor iets toegenomen (2020: 75 procent). In 2008 werkte nog 57 procent van de werkzame personen met een internet-pc.noot6 De verschillen tussen bedrijfstakken zijn groot (figuur 4.2.1). In de bedrijfstakken financiële instellingen, informatie en communicatie en ICT-sector werkte vrijwel al het personeel met internet (respectievelijk 99, 98 en 97 procent). In de horeca was dit aandeel veel kleiner: 40 procent.

4.2.1 Gebruik computer met internet op het werk, 2021 (% personen
werkzaam bij bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
% van werkzame personen
Totaal 77
Bedrijfstak .
Financiële instellingen 99
Informatie en communicatie 98
ICT-sector 97
Onroerend goed 96
Advies en onderzoek 95
waarvan Researchinstellingen 92
Gezondheidszorg 88
Energie & water 85
Overige dienstverlening 77
Bouw 76
Handel 68
Transport 67
Industrie 62
Horeca 40
Bedrijfsomvang .
10 tot 20 werkzame personen 74
20 tot 50 werkzame personen 71
50 tot 100 werkzame personen 74
100 tot 250 werkzame personen 74
250 tot 500 werkzame personen 75
500 of meer werkzame personen 80

Van het personeel bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen gebruikte 74 procent in 2021 geregeld een computer met toegang tot het internet. Bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen was dit aandeel 80 procent. Bij bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen was dit aandeel iets lager: 77 procent. Deze bedrijven hebben voor een deel vaker een eigen kantoor aan huis, waar dergelijke voorzieningen noodzakelijk of al beschikbaar zijn.

Nederland: meer internetgebruik voor het werk dan gemiddeld in EU

In Nederland werkt een aanzienlijk groter deel van de werkzame personen met internet dan gemiddeld in de EU. Het gemiddelde van de 27 EU-landen bedroeg 58 procent in 2021; in Nederland was dit 73 procent (volgens de Europese meetmethode). Ook in de Scandinavische landen was het aandeel personen dat voor het werk gebruikmaakt van het internet relatief hoog. Roemenië (38 procent) en Bulgarije (37 procent) scoorden aanzienlijk lager dan het EU-gemiddelde. Deze verschillen tussen landen hangen sterk samen met nationale economische structuren. In bepaalde bedrijfstakken zoals de zakelijke dienstverlening en ICT-sector is het immers meer vanzelfsprekend dat het personeel internet gebruikt dan in andere. Daardoor scoren landen met veel industriële bedrijven bijvoorbeeld lager dan landen met een grote dienstverlenende sector.

Cijfers over het gebruik van computers met internet voor meer Europese landen zijn te vinden in deze Eurostat-tabel.

Ruim derde werkzame personen heeft mobiel apparaat van het werk

In 2021 had 36 procent van het personeel van Nederlandse bedrijven met 10 of meer werkzame personen een laptop, tablet of smartphone met mobiel internet van het bedrijf (figuur 4.2.2). Bijna twee derde van de bedrijven verstrekte dergelijke draagbare apparatuur voor mobiel internet in dat jaar (zie tabel 4.1.3). De bedrijfstak onroerend goed had het grootste aandeel werkzame personen dat de beschikking had over een apparaat waarmee mobiel kon worden geïnternet: 64 procent. Bij energie- en waterbedrijven en bedrijven actief in advies en onderzoek had respectievelijk 60 en 53 procent van de werkzame personen mobiele apparaten verstrekt door het bedrijf. In de horeca is dit cijfer veel lager: 10 procent.

4.2.2 Personeel in bezit van apparaat1) voor mobiel internet, 2021 (% personen
werkzaam bij bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
% van werkzame personen
Totaal 36
Bedrijfstak .
Onroerend goed 64
Energie & water 60
Advies en onderzoek 53
waarvan Researchinstellingen 47
Bouw 53
ICT-sector 47
Informatie en communicatie 46
Overige dienstverlening 44
Financiële instellingen 42
Gezondheidszorg 36
Transport 31
Industrie 29
Handel 24
Horeca 10
1)Door het bedrijf verstrekte draagbare apparatuur, zoals draagbare computers of smartphones, waarmee voor het eigen werk een mobiele verbinding gelegd kan worden met het internet. Wanneer de verbinding uitsluitend via wifi gelegd kan worden, en niet via mobiele telefoonnetwerken, wordt deze apparatuur niet meegeteld.

Bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen beschikte 40 procent van het personeel over een smartphone of laptop van het bedrijf. Bij kleine bedrijven, met 10 tot 20 werkzame personen, lag dit percentage op 26 procent in 2021.

Meer informatie over toegang tot en gebruik van internet is opgenomen in deze StatLine-tabel.

Telewerken kan bij ruim 8 op de 10 van de bedrijven

In 2021 ondersteunde 83 procent van de bedrijven met 10 of meer werkzame personen telewerken (figuur 4.2.3). Telewerken betekent hier dat medewerkers regelmatig buiten de bedrijfsvestiging werken en van daaruit toegang hebben tot het ICT-systeem van het bedrijf. Het gaat daarbij niet alleen om toegang tot e-mail, maar ook om toegang tot bestanden en/of programmatuur.

4.2.3 Telewerken, 2021 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Telewerken ondersteund
Totaal 83
Bedrijfstak .
Informatie en communicatie 98
Financiële instellingen 98
ICT-sector 97
Advies en onderzoek 97
waarvan Researchinstellingen 96
Onroerend goed 94
Gezondheidszorg 91
Energie & water 89
Handel 84
Industrie 83
Overige dienstverlening 80
Bouw 80
Transport 77
Horeca 51
Bedrijfsomvang .
10 tot 20 werkzame personen 75
20 tot 50 werkzame personen 87
50 tot 100 werkzame personen 94
100 tot 250 werkzame personen 96
250 tot 500 werkzame personen 98
500 of meer werkzame personen 99

Vooral in de informatie- en communicatiebranche en bij financiële instellingen wordt telewerken ondersteund. Bijna alle bedrijven in deze bedrijfstakken hadden een mogelijkheid om toegang te krijgen tot het ICT-systeem van buiten de bedrijfsvestiging. Bij horecabedrijven is telewerken minder gebruikelijk; toch bood bijna 1 op de 2 bedrijven telewerken aan.

Grote bedrijven ondersteunen vaker telewerken dan kleine; van de bedrijven met meer dan 500 werkzame personen bood 99 procent de mogelijkheid tot telewerken tegen 75 procent van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen. Bij de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen ondersteunde 55 procent de mogelijkheid tot telewerken.

Telewerken door de helft van de werkzame personen

Als een bedrijf telewerken ondersteunt, hebben vaak niet alle medewerkers die mogelijkheid. Het type werk laat dat immers niet altijd toe. In 2021 werkte de helft van de werkzame personen regelmatig buiten de bedrijfsvestiging en had van daaruit toegang tot het ICT-systeem van het bedrijf (figuur 4.2.4). Het aandeel telewerkers verschilt sterk per bedrijfstak. Vooral bij financiële instellingen, bedrijven in de informatie- en communicatiebranche en in de ICT-sector kunnen relatief veel medewerkers telewerken (respectievelijk 90, 87 en 85 procent). In de horeca was dit 15 procent.

Bij grote bedrijven is het aandeel telewerkers hoger dan bij kleine. Het aandeel bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen was 55 procent in 2021; bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen was het 38 procent.

De coronapandemie heeft de inzet van telewerken versneld. In paragraaf 4.5 wordt nader ingegaan op de effecten van de coronacrisis op het gebruik van telewerken.

4.2.4 Telewerkers, 2021 (% personen
werkzaam bij bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Telewerkers
Totaal 50
Bedrijfstak .
Financiële instellingen 90
Informatie en communicatie 87
ICT-sector 85
Overige dienstverlening 77
Onroerend goed 77
Advies en onderzoek 77
waarvan Researchinstellingen 72
Energie & water 59
Gezondheidszorg 49
Bouw 46
Transport 39
Industrie 37
Handel 36
Horeca 15
Bedrijfsomvang .
10 tot 20 werkzame personen 38
20 tot 50 werkzame personen 41
50 tot 100 werkzame personen 44
100 tot 250 werkzame personen 47
250 tot 500 werkzame personen 52
500 of meer werkzame personen 55
50% van de werkzame personen was telewerker Buitenvorm Binnenvorm

Kwart bedrijven heeft ICT-specialisten in loondienst

In 2020 had 26 procent van de bedrijven met 10 of meer werkzame personen één of meer ICT-specialisten in loondienst (figuur 4.2.5). ICT-specialisten zijn medewerkers voor wie ICT hun belangrijkste werk vormt. Zij kunnen bijvoorbeeld ICT-systemen ontwerpen, ontwikkelen, installeren en beheren. Of bedrijven ICT-specialisten in loondienst hebben, verschilt sterk per bedrijfstak. Vooral bij bedrijven in de informatie- en communicatiebranche en ICT-sector werken relatief vaak ICT-specialisten (respectievelijk 80 en 79 procent in 2020). In de horeca en bouw kwam dit veel minder voor. Niet alleen de bedrijfstak maar ook de bedrijfsomvang speelt een rol bij het in dienst hebben van ICT-specialisten. Van de grote bedrijven, met 500 of meer werkzame personen, had 86 procent minstens één ICT-specialist in loondienst tegenover 14 procent van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen. Bij de bedrijven tot 10 werkzame personen was het aandeel ICT-specialisten nog iets lager (8 procent).

4.2.5 ICT-specialisten in loondienst, 2020 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
ICT-specialisten in loondiens
Totaal 26
Bedrijfstak .
Informatie en communicatie 80
ICT-sector 79
Financiële instellingen 55
Energie & water 39
Advies en onderzoek 34
waarvan Researchinstellingen 53
Onroerend goed 30
Handel 27
Industrie 26
Gezondheidszorg 24
Transport 22
Overige dienstverlening 17
Bouw 13
Horeca 3
Bedrijfsomvang .
10 tot 20 werkzame personen 14
20 tot 50 werkzame personen 24
50 tot 100 werkzame personen 43
100 tot 250 werkzame personen 64
250 tot 500 werkzame personen 78
500 of meer werkzame personen 86

ICT-vacatures vaak moeilijk te vervullen

In 2020 had 12 procent van de bedrijven vacatures voor ICT-specialisten (figuur 4.2.6). Deze bedrijven hebben personeel aangenomen, of hadden dat willen doen, voor functies waarvoor specifieke ICT-vaardigheden vereist waren. Bijna 6 op de 10 bedrijven met ICT-vacatures hadden moeite deze te vervullen.

4.2.6 Vacatures ICT-specialisten1), 2020 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
ICT-vacatures Moeilijke vervulbare ICT-vacatures
Totaal 12 7
Bedrijfstak . .
Informatie en communicatie 54 42
ICT-sector 51 40
Financiële instellingen 33 26
Energie & water 20 16
Advies en onderzoek 14 8
waarvan Researchinstellingen 25 13
Gezondheidszorg 12 6
Onroerend goed 13 6
Handel 10 6
Industrie 8 5
Transport 9 5
Overige dienstverlening 8 4
Bouw 4 2
Horeca 1 0
Bedrijfsomvang . .
10 tot 20 werkzame personen 6 3
20 tot 50 werkzame personen 10 7
50 tot 100 werkzame personen 17 11
100 tot 250 werkzame personen 28 18
250 tot 500 werkzame personen 42 29
500 of meer werkzame personen 62 48
1)Bedrijven die ICT-specialisten hebben aangenomen, of hadden willen aannemen.

Ruim de helft van de bedrijven in zowel de bedrijfstak informatie en communicatie als de ICT-sector had ICT-vacatures in 2020. Bedrijven in deze sectoren hadden vaak moeite om de ICT-vacatures te vervullen. 4 op de 10 bedrijven in de sector informatie en communicatie en ICT-sector hadden in 2020 ICT-vacatures die moeilijk te vervullen waren, terwijl dit aandeel voor alle bedrijfstakken gemiddeld 7 procent bedroeg.

Grote bedrijven hebben veel vaker ICT-vacatures dan kleine bedrijven; in 2020 wierf 62 procent van de bedrijven met ten minste 500 werkzame personen ICT-specialisten, tegen 6 procent van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen. Bij bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen had 2 procent ICT-vacatures. Ook het aandeel moeilijk vervulbare vacatures is hoger bij grotere bedrijven; 48 procent van de bedrijven met ten minste 500 werkzame personen had in 2020 moeite om ICT-vacatures te vervullen, terwijl dit aandeel bij kleine bedrijven (10 tot 20 werkzame personen) 3 procent bedroeg. Bij bedrijven die minder dan 10 werkzame personen in dienst hadden, was dit 1 procent.

Nederland: relatief veel bedrijven met ICT-vacatures

In vergelijking met andere Europese landen kende Nederland in 2020 relatief veel bedrijven met ICT-vacatures (figuur 4.2.7). Het aandeel was in Nederland, met 12 procent, aanzienlijk hoger dan het EU-gemiddelde van 9 procent. In België en Denemarken was het aandeel bedrijven met ICT-vacatures het grootst. In Spanje hadden relatief weinig bedrijven moeite ICT-vacatures in te vullen. In Nederland was dat anders; daar had bijna driekwart van de bedrijven met ICT-vacatures moeite deze te vervullen.

4.2.7 ICT-vacatures1), 2020 (% bedrijven met 10
of meer werkzame personen
(exclusief financiële instellingen
en gezondheidszorg))
Makkelijk vervulbare ICT-vacatures Moeilijk vervulbare ICT-vacatures
België 7 11
Denemarken 6 8
Spanje 10 3
Finland 5 8
Nederland 3 9
Ierland 5 5
Verenigd Koninkrijk 5 5
Frankrijk 4 5
Zweden 4 5
EU-27 4 5
Duitsland 3 6
Noorwegen 4 4
Polen 3 2
Italië 2 2
Bron: Eurostat
1)Bedrijven die ICT-specialisten hebben aangenomen, of hadden willen aannemen.

Meer bedrijven bieden ICT-cursussen aan

In 2021 bood 17 procent van de bedrijven hun eigen ICT-specialisten de mogelijkheid een opleiding of cursus te volgen, om hun ICT-vaardigheden verder te ontwikkelen (figuur 4.2.8). ICT-specialisten zijn werkzame personen voor wie ICT het belangrijkste onderdeel van het werk uitmaakt. Zij kunnen bijvoorbeeld ICT-systemen ontwerpen, ontwikkelen, installeren en beheren. Steeds vaker worden ook ICT-cursussen aangeboden aan niet-ICT-personeel; in 2021 ging het om 22 procent, tegen 9 procent van de bedrijven in 2011. ICT-cursussen worden vooral aangeboden door bedrijven waar ICT tot de kernprocessen van de bedrijfsvoering behoort, zoals in de ICT-sector en informatie en communicatie.

4.2.8 ICT-cursussen aanbieden, 2021 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Aan ICT-specialisten Aan overig personeel
Totaal 17 22
Bedrijfstak . .
Informatie en communicatie 64 53
ICT-sector 62 53
Financiële instellingen 42 41
Energie & water 31 37
Advies en onderzoek 23 30
waarvan Researchinstellingen 33 37
Gezondheidszorg 16 28
Onroerend goed 24 35
Handel 16 20
Industrie 16 21
Transport 11 13
Overige dienstverlening 10 15
Bouw 8 17
Horeca 1 4
Bedrijfsomvang . .
10 tot 20 werkzame personen 8 14
20 tot 50 werkzame personen 14 19
50 tot 100 werkzame personen 29 33
100 tot 250 werkzame personen 45 46
250 tot 500 werkzame personen 60 58
500 of meer werkzame personen 74 69

4.3E-commerce

Paragraaf 3.5 van deze publicatie geeft een beschrijving van de wijze waarop personen online winkelen. Naast de websites die consumenten gebruiken om goederen te bestellen, bestaan ook andere vormen van ‘e-commerce’. Bedrijven handelen bijvoorbeeld ook elektronisch met elkaar. Dit gebeurt via websites, maar ook via andere elektronische kanalen zoals EDI.

Wat is e-commerce?

E-commerce staat voor handel via elektronische netwerken, zoals internet. De OESO definieert e-commerce als volgt: ‘het verkopen of kopen van goederen of diensten via computernetwerken, met methoden die specifiek ontworpen zijn voor het ontvangen of plaatsen van orders’ (OESO, 2011). Statistiekbureaus waren betrokken bij het opstellen van die definitie en sluiten zich bij deze definitie aan als ze e-commerce meten.

Niet alleen goederen maar ook diensten komen voor e-commerce in aanmerking. Wanneer een consument bijvoorbeeld online een verzekering afsluit, is dit ook een vorm van e-commerce. Een bestelling via e-mail valt niet onder e-commerce. E-mail is immers niet specifiek ontworpen om bestellingen te plaatsen.

Websites of apps waarop bedrijven producten verkopen, zijn de bekendste vorm van e-commerce. Het verkopende bedrijf hoeft daarbij niet de eigenaar van de website of app te zijn. Intermediairs die via hun website of app meerdere aanbieders in contact brengen met een grote groep klanten (online platformen), vervullen ook een belangrijke rol in de e-commerce-markt. Veel consumenten winkelen online, maar ook bedrijven kunnen klanten zijn van webwinkels. Ook als de koper niet elektronisch betaalt, valt verkoop via een website onder e-commerce. Het maakt ook niet uit welk apparaat een koper gebruikt om zijn bestelling te plaatsen: een desktop, laptop, tablet of smartphone.

Een minder bekende vorm van onlinehandel die ook tot e-commerce gerekend wordt is EDI: Electronic Data Interchange. Met EDI wordt hier bedoeld: het zenden of ontvangen van informatie in een afgesproken format dat automatische verwerking mogelijk maakt, bijvoorbeeld EDIFACT, XML, UBL of XBRL.

De cijfers in deze paragraaf betreffen alleen e-commerce van bedrijven die in Nederland gevestigd zijn. Bestellingen van Nederlandse consumenten bij bedrijven in het buitenland zijn niet meegenomen. Andersom zijn aankopen van buitenlandse consumenten bij Nederlandse bedrijven wel meegeteld in de cijfers.

Kwart bedrijven verkoopt via e-commerce

In 2020 heeft 26 procent van de Nederlandse bedrijven elektronisch verkocht (figuur 4.3.1). Verkoop via een website of app is gebruikelijker dan verkoop via EDI; 23 procent van de bedrijven verkocht goederen of diensten via een website of app, tegen 7 procent via EDI. Het aandeel elektronisch verkopende bedrijven is sinds 2013 niet heel sterk toegenomen: het bedroeg toen reeds 23 procent.

4.3.1 Elektronische verkopen, 2020 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Via een website of app en/of EDI Via een website of app Via EDI
Totaal 26 23 7
Bedrijfstak . . .
Handel 48 44 13
Horeca 43 43 1
waarvan Logiesverstrekking 60 60 4
Financiële instellingen 27 25 4
Industrie 27 19 11
waarvan Voedings- en genotmiddelenindustrie 59 39 28
Transport 26 18 14
ICT-sector 21 19 4
Informatie en communicatie 20 20 2
Energie & water 20 19 5
Overige dienstverlening 12 11 1
waarvan Reisbureaus 48 48 4
Advies en onderzoek 12 11 3
waarvan Researchinstellingen 11 10 2
Onroerend goed 11 11 3
Gezondheidszorg 11 7 4
Bouw 6 5 1
Bedrijfsomvang . . .
10 tot 50 werkzame personen 25 23 4
50 tot 250 werkzame personen 31 24 14
250 of meer werkzame personen 35 26 18

Vooral reisbureaus en logiesaccommodaties verkopen elektronisch

Vooral bedrijven actief in de toeristische sector kennen een relatief groot aandeel bedrijven dat elektronisch verkoopt. Van de logiesaccommodaties, zoals hotels en campings, verkocht 60 procent via e-commerce in 2020. Van de reisbureaus 48 procent. Hiervoor werden hoofdzakelijk websites en apps gebruikt. Ook in de voedings- en genotmiddelenindustrie verkopen veel bedrijven elektronisch; het ging om 59 procent van de bedrijven in deze bedrijfstak in 2020.

60% van de logiesaccommodaties doet aan e-commerce Buitenvorm Binnenvorm

Elektronisch verkopen is gangbaarder onder grote dan onder kleine bedrijven. In 2020 deed 35 procent van de bedrijven met 250 of meer werkzame personen aan elektronische verkoop, tegen 25 procent van de bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen. Van de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen verkocht 21 procent via elektronische verkoop.

De verschillen tussen grote en kleine bedrijven zijn vooral zichtbaar bij verkopen via EDI. Van de grote bedrijven verkocht 18 procent via EDI tegen 4 procent van de kleine (met 10 tot 50 werkzame personen). Van de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen verkocht 2 procent via EDI. Daarentegen zijn websites om elektronisch te verkopen laagdrempeliger. Daarom maken ook veel kleine bedrijven gebruik van webwinkels, van henzelf of van intermediairs zoals online platformen. Het verschil tussen het aandeel bedrijven dat aan e-commerce deed via websites is dan ook kleiner. Het bedroeg 23 procent voor bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen en 26 procent voor grote (met meer dan 250 werkzame personen). De bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen bleven hierbij wel iets achter (21 procent).

Elektronisch verkopen Nederland boven EU-gemiddelde

Volgens de Europese meetmethode heeft 28 procent van de Nederlandse bedrijven elektronisch verkocht in 2020. Het EU-gemiddelde bedroeg 22 procent in 2020 (figuur 4.3.2). In Ierland was het aandeel bedrijven met elektronische verkoop het grootst: 40 procent. Nederlandse bedrijven verkopen vaker via websites of apps dan gemiddeld in de 27 EU-lidstaten: respectievelijk 25 tegen 19 procent. Het aandeel bedrijven dat via EDI verkoopt, was in Nederland (7 procent) nipt groter dan gemiddeld in de EU (6 procent).

4.3.2 Elektronische verkopen, 2020 (% bedrijven met 10
of meer werkzame personen
(excl. financiële instellingen
en gezondheidszorg))
via een website of app en/of EDI via een website of app via EDI
Ierland 40 34 12
Denemarken 38 30 15
Zweden 36 28 15
België 31 25 11
Finland 29 23 11
Spanje 28 25 6
Nederland 28 25 7
Noorwegen 26 23 7
EU-27 22 19 6
Duitsland 22 19 6
Frankrijk 18 15 5
Italië 18 16 3
Polen 18 16 3
Bron: Eurostat

Meeste web-verkoop aan consumenten

In 2020 behaalde een gemiddeld bedrijf 50 procent van de totale web-omzet (inclusief omzet via apps) door verkoop aan Nederlandse consumenten en 7 procent door de verkoop aan buitenlandse consumenten (figuur 4.3.3). Verkoop aan andere bedrijven en overheden was goed voor respectievelijk 40 en 3 procent van de totale web-omzet van een gemiddeld Nederlands bedrijf. In 2020 vormde de internethandel tussen bedrijven onderling dus een iets kleinere markt dan de verkoop aan consumenten.

4.3.3 Verkoop via websites of apps per type klant, 2020 (% van web-omzet1)
van bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Nederlandse consumenten Buitenlandse consumenten Bedrijven Overheidsorganisaties
Gewogen met web-omzet* 38 3 56 2
Niet gewogen met web-omzet 50 7 40 3
1)De totale omzet die een bedrijf heeft behaald door verkopen via websites of apps.
*voorlopige cijfers

Twee verschillende ‘gemiddelden’

In deze paragraaf worden onderwerpen die samenhangen met de omzet uit e-commerce, soms op twee verschillende manieren weergegeven.

  • Gewogen met het aantal bedrijven. Deze methode houdt geen rekening met de omzet van een bedrijf. Een klein bedrijf met weinig omzet telt hierbij even zwaar mee als een grote multinational. Deze cijfers zeggen iets over het percentage e-commerce in de omzet van een ‘gemiddeld bedrijf’.
  • Gewogen met de omzet. Deze methode houdt wél rekening met de omzet van een bedrijf. Een bedrijf met veel omzet weegt daardoor zwaarder mee in het gemiddelde dan een bedrijf met weinig omzet. Deze insteek levert informatie op over het aandeel van e-commerce in de totale omzet van alle bedrijven in de onderzoekspopulatie.

De cijfers over e-commerce worden sterk beïnvloed door de bedrijven met de grootste omzet. Cijfers volgens deze twee weegmethoden vertellen elk dus een ander verhaal. In het ene geval zijn deze cijfers gewogen met het aantal bedrijven, in het andere geval met de totale verkoopwaarde van bedrijven via websites of apps. Beide invalshoeken leveren een iets ander beeld op.

Als bedrijven met veel web-omzet zwaarder in de cijfers meewegen dan bedrijven met weinig web-omzet, ontstaat een iets ander beeld. Het aandeel van bedrijven is vanuit dit perspectief groter; van de totale web-omzet die bedrijven in 2020 hebben behaald, werd 56 procent gerealiseerd door te verkopen aan andere bedrijven. Dit aandeel was voor een gemiddeld bedrijf, zonder te wegen met de web-omzet, kleiner: 40 procent. Het aandeel van Nederlandse consumenten is vanuit dit perspectief daarentegen kleiner; van de totale web-omzet die bedrijven in 2020 behaalden, werd 38 procent gerealiseerd door verkopen aan Nederlandse consumenten. Dit aandeel was voor een gemiddeld bedrijf, zonder te wegen met de web-omzet, 50 procent.

4.4Clouddiensten en slimme apparaten

Clouddiensten en Internet of Things (IoT) zijn vormen van relatief nieuwe ICT-toepassingen die inmiddels hun weg hebben gevonden in het ICT-landschap van bedrijven. Bij clouddiensten gebruiken bedrijven bijvoorbeeld opslagcapaciteit, software of rekenkracht via internet in plaats van lokaal op eigen bedrijfsservers of –computers. Internet of Things verwijst naar het inzetten van apparaten of systemen die via een netwerk aan elkaar verbonden zijn, vaak aangeduid met het voorvoegsel ‘smart’ of ‘slim’. Deze apparaten en systemen verzamelen gegevens en wisselen gegevens uit en kunnen via internet gemonitord of bediend worden.

Twee van drie bedrijven maakt gebruik van clouddiensten

In 2021 maakte 66 procent van de bedrijven gebruik van betaalde clouddiensten (figuur 4.4.1). De meest gebruikte vormen van clouddiensten zijn opslag van bestanden, opslag (hosting) van databases van het bedrijf en e-mail. Voor elk van deze clouddiensten geldt, dat ze in 2021 door ruim 5 op de 10 bedrijven werden gebruikt. Het gebruik van rekenkracht om software te draaien in de cloud, kwam minder vaak voor. 18 procent van de bedrijven gebruikte deze clouddienst.

4.4.1 Clouddiensten gebruikt1), 2021 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Clouddiensten naar type
Clouddiensten gebruikt 66
.
E-mail (als clouddienst) 54
Bestanden opslaan (als clouddienst) 53
Opslag databases 51
Office software 48
Software voor boekhouding 44
Veiligheidssoftware 43
Software klantinformatiebeheer 33
ERP-software 23
Rekenplatform 19
Rekenkracht voor software bedrijf 18
1)Betaalde clouddiensten.

Grotere bedrijven maken verhoudingsgewijs vaker gebruik van de cloud dan kleinere bedrijven. Van de bedrijven met meer dan 250 werkzame personen gebruikte 90 procent clouddiensten. Bij bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen was dat bij 62 procent het geval. Van de kleinste bedrijven, met 2 tot 10 werkzame personen, gebruikte 39 procent clouddiensten.

66% van de bedrijven gebruikt clouddiensten Buitenvorm Binnenvorm

Bijna 9 van de 10 bedrijven in de bedrijfstak informatie en communicatie gebruikten clouddiensten in 2021. Ook in de ICT-sector was het aandeel relatief hoog (86 procent). In de horeca maakten veel minder bedrijven gebruik van cloud-computing: het betrof 40 procent van de bedrijven.

Meer cijfers over het gebruik van clouddiensten, naar bedrijfstak en het soort clouddienst dat werd gebruikt, zijn opgenomen in deze StatLine-tabel.

‘Slimme’ systemen gebruikt door 20 procent bedrijven

In 2021 werd door 20 procent van de bedrijven gebruikgemaakt van Internet of Things (figuur 4.4.2). Met name bedrijven actief in de energiesector en in informatie en communicatie gebruikten Internet of Things (respectievelijk 39 en 26 procent van de bedrijven). Bij grote bedrijven – met meer dan 500 werkzame personen – maakte 47 procent van de bedrijven gebruik van slimme apparaten of systemen, terwijl dit 16 procent bedroeg bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen.

4.4.2 Internet of things, 2021 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Gebruik IoT
Totaal 20
Bedrijfstak .
Energie & water 39
Informatie en communicatie 26
ICT-sector 26
Bouw 24
Onroerend goed 23
Transport 22
Handel 22
Industrie 21
Advies en onderzoek 18
wo. Researchinstellingen 31
Horeca 17
Gezondheidszorg 17
Financiële instellingen 14
Overige dienstverlening 14
Bedrijfsomvang .
10 tot 20 werkzame personen 16
20 tot 50 werkzame personen 21
50 tot 100 werkzame personen 24
100 tot 250 werkzame personen 30
250 tot 500 werkzame personen 36
500 of meer werkzame personen 47

Internet of Things (IoT) werd het vaakst toegepast voor beveiliging en energiebesparing (respectievelijk 15 en 12 procent). Het kan bij beveiliging bijvoorbeeld gaan om slimme alarmsystemen, slimme rookmelders, deursloten of bewakingscamera’s om het bedrijfsterrein te beveiligen. Bij energiebesparing kan het bijvoorbeeld gaan om de inzet van slimme meters, lampen of thermostaten om het energieverbruik te optimaliseren. IoT werd door 6 procent van de bedrijven gebruikt voor klantdienstverlening (door bijvoorbeeld gebruik van sensoren en RFID) en het onderhoud van voertuigen en machines (door bijvoorbeeld toepassing van bewegings- of onderhoudssensoren).

Meer cijfers over het gebruik van Internet of Things bij bedrijven, onder andere over het aantal IoT-toepassingen, zijn opgenomen in deze StatLine-tabel.

4.5Invloed van corona op het ICT-gebruik

De coronacrisis heeft in 2020 en 2021 invloed gehad op het ICT-gebruik bij bedrijven in Nederland. Vooral bedrijven in de horeca gaven aan dat ze een toename zagen van de online verkoop als gevolg van de tijdelijke gedwongen sluitingen tijdens de corona-epidemie. Daarnaast namen telewerken en online vergaderen toe.

Corona stimuleerde vooral in de horeca de online verkoop

In 2020 steeg het percentage bedrijven (met 10 of meer werkzame personen) dat omzet heeft uit online verkoop van 20 naar 23 procent. Deze stijging was voornamelijk te vinden in de horeca (van 22 naar 43 procent) en de handel (van 38 naar 44 procent), zie figuur 4.5.1. Horecabedrijven meldden relatief het vaakst een toename: 1 op de 3 horecaondernemingen verkocht in 2020 meer online dan in 2019.

4.5.1 Bedrijven met omzet uit online verkoop (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
2020 2019 2018 2017 2016
Totaal 23 20 22 22 21
ICT-sector 19 20 19 20 20
Gezondheid 7 9 9 9 9
Handel 44 38 42 39 36
Industrie 19 18 19 20 17
Horeca 43 22 27 31 28

1 op de 5 horecabedrijven haalt minimaal kwart omzet online

Het percentage bedrijven dat minimaal een kwart van de omzet uit online verkoop haalt, steeg ook het sterkst in de horeca, van 11 procent in 2019 naar 19 procent in 2020. Uiteraard speelt de sluiting van de horeca tijdens meerdere perioden in 2020 hier mee: als de normale omzet voor een groot deel wegvalt, leidt dat ook tot verhoudingsgewijs meer omzet uit de online verkoop. Het gaat bij online verkoop om verkopen via een online winkel (webshop), via webformulieren op een website of extranet, of via een app. Hier vallen ook websites of apps onder van derde partijen. De online omzet bij de handel is ook behoorlijk toegenomen met 17 procent van de bedrijven met minimaal een kwart van de omzet uit de online verkoop in 2019 naar 22 procent in 2020, maar deze stijgende trend was voor de handel ook in het jaar voor corona al ingezet.

4.5.2 Bedrijven met minimaal een kwart van de omzet uit online verkoop (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
2020 2019 2018 2017 2016
Totaal 10 8 7 5 4
ICT-sector 9 9 7 3 4
Zorg 2 2 3 0 1
Handel 22 17 15 9 8
Industrie 5 4 3 2 3
Horeca 19 11 10 9 10

Gemiddeld 50 procent telewerkers

In het eerste coronajaar nam het aantal werkzame personen dat telewerkt bij bedrijven toe tot gemiddeld 50 procent begin 2021. Begin 2020, toen corona nog nauwelijks invloed had op Nederland, werkte nog 38 procent op afstand. Ook nam het aantal bedrijven waar telewerken voorkomt toe, van 77 procent van de bedrijven begin 2020 naar 83 procent in 2021. Met telewerken wordt bedoeld dat werknemers buiten de bedrijfsvestiging toegang hebben tot ICT‐systemen van het bedrijf om e-mail, documenten of bedrijfsapplicaties te kunnen gebruiken. Wanneer alleen applicaties voor communicatie worden gebruikt, zoals Skype, Teams en Zoom, telt dit niet mee als telewerken. De cijfers hebben betrekking op bedrijven met 10 of meer werkzame personen.

De toename van het telewerken in 2020 verschilt per bedrijfstak: bedrijven waar telewerken voor de coronapandemie al vaker voorkwam, lieten de sterkste stijging zien. Zo steeg het aandeel telewerkers in de ICT‐sector van 62 procent begin 2020 naar 85 procent aan het begin van 2021, terwijl in de horeca deze stijging veel bescheidener was: van 13 procent begin 2020 naar 15 procent in 2021. Uiteraard speelt hier een rol dat telewerken in de horeca meestal niet mogelijk is.

4.5.3 Werknemers die telewerken1) (% telewerkers)
2021 2020 2019 2018 2017
Totaal 50 38 34 34 33
ICT-sector 85 65 59 64 61
Zorg 49 40 37 32 32
Handel 36 25 20 20 22
Industrie 37 27 22 24 23
Horeca 15 13 7 9 12
1) Situatie aan het begin van het genoemde jaar.

Meer telewerken gaat ook gepaard met meer online vergaderen. Bijna driekwart van de bedrijven (72 procent) meldde dat in 2020 meer online vergaderingen gehouden werden dan het jaar daarvoor. Net als bij het telewerken loopt ook hier de ICT‐sector voorop, met meer dan 9 van de 10 bedrijven die hier een toename voor meldden. Voor de horeca was dit ongeveer 3 op de 10 bedrijven.

4.6ICT-gebruik door zzp’ers

Vanaf 2021 onderzoekt het CBS ook het ICT-gebruik bij zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). Zzp’ers maken soms op een andere manier gebruik van ICT dan werknemers in loondienst. Zakelijk en privé-gebruik van bijvoorbeeld laptop, telefoon of tablet gaan vaak in elkaar over. Bijna driekwart van de zzp’ers gebruikte in 2021 de apparaten zowel zakelijk als privé.

Zzp’ers maakten regelmatig gebruik van de ICT-voorzieningen van een opdrachtgever. In 2021 gebruikte 27 procent van de zzp’ers ICT-voorzieningen van een of meerdere bedrijven waarvoor zij opdrachten uitvoerden. De zzp’er werkte bijvoorbeeld op locatie op de ICT-systemen van een klant, of logde van buitenaf in op de ICT-systemen van de klant. Hier wordt vaak niet de volledige tijd gebruik van gemaakt; 80 procent van deze zzp’ers voerde minder dan 10 procent van de tijd werkzaamheden uit via de ICT-systemen van een opdrachtgever.

Bijna 8 van de tien zzp’ers heeft vast internet

Van de zzp’ers beschikte slechts 79 procent over een eigen vaste internetverbinding in 2021 (figuur 4.6.1). Dat is minder dan bij bedrijven met personeel. Bij bedrijven van 250 of meer werkzame personen is een vaste verbinding gemeengoed (99 procent). Bij bedrijven van 2 tot 10 personen werd door 91 procent van de bedrijven over een vaste internetverbinding beschikt.

Openbare wifi werd door 17 procent van de zzp’ers gebruikt voor zakelijke werkzaamheden. Zij gebruikten de wifi in openbare ruimtes, zoals koffietentjes, de trein, of bijvoorbeeld de bibliotheek.

4.6.1 Vaste internetverbinding en eigen website, 2021 (%)
Vaste internetverbinding Eigen website
Zzp'ers 79 47
2 tot 10 werkzame personen 91 75
10 tot 50 werkzame personen 97 92
50 tot 250 werkzame personen 98 95
250 of meer werkzame personen 99 97

Bijna de helft van de zzp’ers heeft een eigen website

Van de zzp’ers beschikte in 2021 47 procent over een eigen website. Dat is minder dan bij bedrijven met personeel. Bijna alle bedrijven van 250 of meer werkzame personen hadden in 2021 een eigen website (97 procent). Bij bedrijven van 2 tot 10 personen beschikte driekwart van de bedrijven over een eigen website.

Bedrijven met personeel hebben waarschijnlijk vaker dan zzp’ers de middelen om een eigen bedrijfswebsite te bouwen en te onderhouden. Daarnaast is het goed mogelijk dat zzp’ers meer gebruikmaken van online platformen om hun diensten of goederen te adverteren.

Gebruik van clouddiensten door zzp’ers

In 2021 maakte 28 procent van de zzp’ers gebruik van (betaalde) clouddiensten (figuur 4.6.2). Zij sloegen bijvoorbeeld bestanden op in de cloud (23 procent), of gebruikten office software, zoals tekstverwerkers of spreadsheets, die draaide in de cloud (15 procent).

Zzp’ers maakten minder gebruik van clouddiensten dan bedrijven met personeel. Bij bedrijven van 250 of meer werkzame personen gebruikten 9 van de 10 bedrijven clouddiensten. Bij bedrijven van 2 tot 10 personen werkte 39 procent met clouddiensten. In deze cijfers gaat het om betaalde clouddiensten. Het is mogelijk dat zzp’ers vaker gratis clouddiensten gebruiken. Clouddiensten zijn soms voor personen en kleinzakelijk gebruik gratis. Alleen grotere bedrijven moeten dan voor de clouddienst betalen.

Meer cijfers over het ICT-gebruik van zzp’ers, met een uitsplitsing naar bedrijfstak, zijn te vinden in deze StatLine-tabel.

4.6.2 Gebruik betaalde clouddiensten, 2021 (%)
cloudddiensten
Zzp'ers 28
2 tot 10 werkzame personen 39
10 tot 50 werkzame personen 62
50 tot 250 werkzame personen 75
250 of meer werkzame personen 90

4.7Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

OESO (2011). Guide to measuring the information economy 2011. Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, Parijs.

CBS (2014). Standaard Bedrijfsindeling (SBI).

CBS (2021). Themapagina bedrijven: ICT en e-commerce 2018–2021. Statline.

CBS (2021). Themapagina MKB-bedrijven: Digitalisering 2020–2021. MKB-Statline.

Eurostat (2021). ICT usage in enterprises. Eurostat metadata.

Eurostat (2022). ICT usage in enterprises. Statistics.

Noten

Enkele uitkomsten uit het onderzoek onder kleine bedrijven (met 2 tot 10 werkzame personen) zijn in dit hoofdstuk opgenomen. Voor meer cijfers over deze groep bedrijven, zie StatLine: ICT-gebruik bij kleine bedrijven 2017, 2018, 2019, 2020 en 2021.

Een persoon die voor eigen rekening of risico arbeid verricht in een eigen bedrijf of praktijk (zelfstandig ondernemer) en geen personeel in dienst heeft.

In hoofdstuk 2 (tabel 2.1.1) zijn de omschrijvingen van de SBI 2008-groepen in de ICT-sector opgenomen.

Alleen SBI 2008-groepen 6419, 6492, 651, 652, 6612 en 6619. Zie Standaard Bedrijfsindeling (SBI).

Wanneer de verbinding uitsluitend via wifi gelegd kan worden, en niet via mobiele telefoonnetwerken, telt deze apparatuur niet mee.

Een tijdreeks met kerncijfers van 2002 tot en met 2021 is opgenomen in deze StatLine-tabel.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Judit Arends

Rogier Goedhart

Ron de Heij

Raymond Kleingeld

Danny Pronk

Rik van Roekel

Overige bijdragen

Math Akkermans

Marloes Dijksma

Henk Florie

David Gies

Cor Kragt

Rick de Kruijff

Ilham Malkaoui

Shirley Ortega Azurduy

Eelco van Vliet

Eric Wassink

Eindredactie

Ron de Heij

Danny Pronk