Internetgebruik van huishoudens en personen
Nederlanders zijn digitaal actiever dan ooit. Van de Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder was 87 procent dagelijks online in 2020. Bellen, nieuws lezen en televisiekijken via internet nam sterk toe. In de eerste helft van 2020 kochten zeven op de tien, ongeveer 10,7 miljoen mensen, iets online. Dit is 11 procent meer dan een jaar eerder. Slimme apparaten zijn in steeds meer huizen te vinden.
3.1Internettoegang en -gebruik
Internet speelt een belangrijke rol in het dagelijks leven van Nederlanders. Veel mensen gebruiken internet niet alleen thuis of op het werk, maar vrijwel overal. De coronacrisis heeft de digitalisering nog eens versneld. Dankzij de goede kwaliteit van de Nederlandse ICT-infrastructuur kan men vrijwel altijd online zijn.
Het CBS doet jaarlijks onderzoek naar het ICT- en internetgebruik van de Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder. Deze paragraaf beschrijft de toegankelijkheid van internet thuis en de mate waarin internet wordt gebruikt. Trends vanaf 2015 worden weergegeven.
Enquête ‘ICT-gebruik van huishoudens en personen’
Om informatie te verkrijgen over hoe huishoudens en personen ICT en internet gebruiken, voert het CBS sinds 2005 jaarlijks de enquête ‘ICT-gebruik van huishoudens en personen’ uit. Jaarlijks nemen gemiddeld 5 duizend personen deel aan dit onderzoek. In 2020 deden 6 500 personen mee.
De onderzoekspopulatie bestaat uit alle inwoners van Nederland in de leeftijd van 12 jaar of ouder. In dit hoofdstuk wordt gesproken over ‘Nederlanders’, waar het eigenlijk gaat om inwoners van Nederland, ongeacht hun nationaliteit. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van leesbaarheid.
De lidstaten van de Europese Unie (EU) zijn overeengekomen dat zij het ICT-onderzoek geharmoniseerd uitvoeren: alle landen gebruiken (in principe) dezelfde vragen en dezelfde definities. Het Europese onderzoek richt zich op de bevolking van 16 tot 75 jaar. Het CBS werkt dus met een uitgebreidere populatie voor Nederland, namelijk inwoners vanaf 12 jaar. Hierdoor kunnen de Nederlandse cijfers in internationale vergelijkingen iets afwijken van de cijfers die het CBS publiceert.
Het CBS vraagt in eerste instantie of de deelnemers de vragenlijst via internet willen invullen. Bij degenen die geen gehoor geven aan deze uitnodiging, neemt het CBS de vragenlijst, indien mogelijk, telefonisch af.
Nederlandse huishoudens in 2020 Europees koploper met internet thuis
Nederland is koploper in de EU met de meeste huishoudens met toegang tot internet. Volgens de Europese onderzoeksafbakening (onderzoekspopulatie 16- tot 75‑jarigen) hadden in 2020 bijna alle Nederlandse huishoudens thuis internet; 97 procent had een internetaansluiting (figuur 3.1.1). Door de hoge penetratiegraad neemt dit percentage niet veel meer toe; in 2015 bedroeg het al 96 procent. Andere EU-landen waar het overgrote deel van de huishoudens internettoegang heeft, zijn Finland en Duitsland (beide 96 procent), en Denemarken en Spanje (beide 95 procent). In veel Zuid- en, met name, Oost-Europese landen is het aandeel huishoudens met internet thuis kleiner. Vooral de Oost-Europese landen maakten de laatste jaren wel een inhaalslag. Zo had in Bulgarije 79 procent van de huishoudens in 2020 een internetaansluiting, terwijl dit in 2015 nog 59 procent was. In de gehele EU-27 had gemiddeld 91 procent van de huishoudens in 2020 een internetaansluiting. In 2015 was dat nog 81 procent.
Land | Thuis toegang tot internet |
---|---|
Nederland | 97 |
Finland | 96 |
Duitsland | 96 |
Denemarken | 95 |
Spanje | 95 |
Zweden | 94 |
Luxemburg | 94 |
Cyprus | 93 |
Ierland | 92 |
België | 91 |
Oostenrijk | 90 |
Polen | 90 |
Estland | 90 |
Letland | 90 |
Malta | 90 |
Slovenië | 90 |
Italië | 88 |
Tsjechië | 88 |
Hongarije | 88 |
Roemenië | 86 |
Slowakije | 86 |
Kroatië | 85 |
Portugal | 84 |
Litouwen | 82 |
Griekenland | 80 |
Bulgarije | 79 |
Frankrijk¹⁾ | . |
Bron: Eurostat | |
1)Geen gegevens. | |
2)Particuliere huishoudens met ten minste één persoon van 16 tot 75 jaar. | |
Bijna alle Nederlandse huishoudens met internettoegang thuis hebben een breedbandverbinding (97 procent). Ook daarmee stond Nederland in 2020 bovenaan de Europese ranglijst. Gemiddeld had 89 procent van de huishoudens in de EU een breedbandverbinding. Bulgarije (79 procent) en Griekenland (80 procent) scoorden het laagst.
Cijfers over breedbandverbindingen in huishoudens voor meer Europese landen zijn te vinden in deze Eurostat-tabel.
Bijna 9 op de 10 dagelijks online
In 2020 was 87 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder dagelijks of vrijwel dagelijks online (figuur 3.1.2). In 2015 was dat 81 procent. Vooral 12- tot 55‑jarigen gebruiken het internet dagelijks: van hen was 94 procent elke dag online. Het dagelijks internetgebruik van 65‑plussers neemt ook toe. In 2020 ging 78 procent van de personen van 65 tot 75 jaar dagelijks het web op, tegen 62 procent in 2015. Van de 75‑plussers internette 49 procent dagelijks in 2020, terwijl dat in 2015 nog 30 procent was.
12 jaar of ouder)Verberg tabel3.1.2 Dagelijks online (% personen van
12 jaar of ouder)
Leeftijd | 2020 | 2015 |
---|---|---|
Totaal | 87 | 81 |
Leeftijd | . | . |
12 tot 25 jaar | 94 | 93 |
25 tot 35 jaar | 93 | 95 |
35 tot 45 jaar | 94 | 89 |
45 tot 55 jaar | 94 | 86 |
55 tot 65 jaar | 88 | 83 |
65 tot 75 jaar | 78 | 62 |
75 jaar of ouder | 49 | 30 |
Hoogopgeleiden zijn vaker dagelijks online dan lager opgeleiden. In 2020 (evenals in 2019) was 96 procent van de hoogopgeleiden dagelijks online tegen 76 procent van de laagopgeleiden. Met name onder laagopgeleiden is het aandeel personen dat dagelijks het internet gebruikt sterk gegroeid: in 2015 bedroeg het nog 66 procent.
Nederland staat samen met Denemarken, Finland, Zweden en Luxemburg in de top-5 EU-landen met inwoners die dagelijks internetten. Volgens de Europese onderzoeksafbakening gebruikten in 2020 ruim 9 op de 10 Nederlanders van 16 tot 75 jaar dagelijks het internet. Het EU-gemiddelde bedroeg 80 procent.
Cijfers over dagelijks internetgebruik voor meer Europese landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.
Zes procent nooit op internet
Van de Nederlanders van 12 jaar of ouder gaf 6 procent in 2020 aan nog nooit internet te hebben gebruikt (figuur 3.1.3). Dat zijn 916 duizend mensen. In 2015 was 8 procent nog nooit online geweest. Met name onder ouderen daalde het aandeel dat nog nooit online was. Van de 75‑plussers had in 2015 de helft nog nooit internet gebruikt. In 2020 gaf 29 procent van hen dit aan. Ook onder 65- tot 75‑jarigen nam het aandeel dat nog nooit online was geweest fors af, namelijk van 15 procent in 2015 tot 6 procent in 2020. Personen in de leeftijd van 12 tot 65 jaar maken bijna allemaal gebruik van het internet: 3 procent deed dat niet in 2020.
12 jaar of ouder)Verberg tabel3.1.3 Nooit internet gebruikt (% personen van
12 jaar of ouder)
Leeftijd | 2020 | 2015 |
---|---|---|
Totaal | 6 | 8 |
Leeftijd | . | . |
12 tot 25 jaar | 3 | 1 |
25 tot 45 jaar | 3 | 2 |
45 tot 65 jaar | 3 | 4 |
65 tot 75 jaar | 6 | 15 |
75 jaar of ouder | 29 | 50 |
Onder 75‑plussers zijn het vaker vrouwen dan mannen die geen internet gebruiken. In 2020 gaf 36 procent van de vrouwen en 21 procent van de mannen van 75 jaar of ouder aan nog nooit online te zijn geweest. Laagopgeleide 75‑plussers behoren vaker tot de groep niet-internetters dan hoogopgeleide leeftijdsgenoten (41 tegen 9 procent). Ook in de andere leeftijdscategorieën zijn het vooral laagopgeleiden die aangeven niet op het web te surfen.
Meer informatie over personen die nog nooit online waren, is opgenomen in deze StatLine-tabel.
3.2Communiceren via internet
Internet wordt veel gebruikt voor communicatie. Het kan gaan om het versturen van berichten, bellen via internet of deelnemen aan een sociaal netwerk. In deze paragraaf komen deze vormen van online communicatie aan bod.
E-mail en tekstberichten meest populaire vormen van online communicatie
E-mailen is net als in eerdere jaren de meest voorkomende vorm van online communicatie. In 2020 gebruikte, net zoals in 2019, 89 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder e-mail (tabel 3.2.1). Dit is een lichte toename ten opzichte van 2015 (85 procent). Behalve e-mail wordt vooral het versturen van directe tekstberichten vaak gebruikt: 86 procent van de 12‑plussers wisselden in 2020 berichten uit via een dienst als WhatsApp (2015: 68 procent). Ook zijn steeds meer mensen actief op sociale netwerken. In 2015 nam 56 procent van de Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder deel aan een sociaal netwerk zoals Facebook, Twitter, Instagram of Snapchat. In 2020 is dit aandeel toegenomen tot 67 procent. Nederlanders gebruiken het internet ook vaker om te bellen. Het aandeel 12‑plussers dat telefoneert via internet steeg van 31 procent in 2015 naar 79 procent in 2020.
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|---|---|---|
% personen van 12 jaar of ouder | ||||||
E-mailen | 85 | 85 | 88 | 88 | 89 | 89 |
Tekstberichten versturen, bijv. met WhatsApp | 68 | 75 | 80 | 81 | 84 | 86 |
Deelnemen aan een sociaal netwerk | 56 | 58 | 63 | 62 | 63 | 67 |
Telefoneren via internet | 31 | 35 | 43 | 55 | 58 | 79 |
Bron:CBS
Vooral jongeren bellen via internet
Van de 12- tot 25‑jarigen belde 90 procent in 2020 via internet. Van de 75‑plussers deed 38 procent dit (figuur 3.2.2). Hoogopgeleiden telefoneren vaker via internet dan laagopgeleiden, respectievelijk 90 tegen 68 procent in 2020. Mannen en vrouwen maakten even vaak gebruik van bellen via internet.
12 jaar of ouder)Verberg tabel3.2.2 Bellen via internet (% personen van
12 jaar of ouder)
Kenmerk | 2020 | 2019 | 2015 |
---|---|---|---|
Totaal | 79 | 58 | 31 |
Leeftijd | . | . | . |
12 tot 25 jaar | 90 | 78 | 49 |
25 tot 45 jaar | 89 | 69 | 39 |
45 tot 65 jaar | 81 | 55 | 24 |
65 tot 75 jaar | 65 | 41 | 18 |
75 jaar of ouder | 38 | 18 | 5 |
Opleidingsniveau | . | . | . |
Laag | 68 | 48 | 25 |
Middelbaar | 81 | 57 | 29 |
Hoog | 90 | 69 | 41 |
Nederland loopt voorop met bellen via internet in de EU
Nederland staat met 83 procent, na Cyprus, tweede op de ranglijst van EU-landen als het gaat om het aandeel inwoners van 16 tot 75 jaar dat belt via internet (figuur 3.2.3). Finland en Spanje volgen met 78 procent. De meeste daaropvolgende landen staan dicht bij elkaar, met percentages variërend van 60 tot 70 procent. Het aandeel personen dat belt via internet was het kleinst in Tsjechië en Slovenië (beide 52 procent). Het EU-gemiddelde bedroeg 63 procent.
16 tot 75 jaar)Verberg tabel3.2.3 Online bellen, EU-27, 2020 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Land | Online bellen |
---|---|
Cyprus | 85 |
Nederland | 83 |
Finland | 78 |
Spanje | 78 |
Luxemburg | 76 |
Zweden | 73 |
Denemarken | 70 |
België | 68 |
Hongarije | 68 |
Ierland | 67 |
Duitsland | 65 |
Italië | 65 |
Litouwen | 64 |
Estland | 63 |
Slowakije | 63 |
Malta | 63 |
Letland | 61 |
Oostenrijk | 60 |
Bulgarije | 59 |
Kroatië | 57 |
Griekenland | 57 |
Roemenië | 56 |
Portugal | 55 |
Polen | 55 |
Tsjechië | 52 |
Slovenië | 52 |
Frankrijk¹⁾ | . |
Bron: Eurostat | |
1) Geen gegevens. | |
Steeds meer ouderen maken gebruik van direct messaging en sociale netwerken
Onder alle leeftijdsgroepen nam het gebruik van direct messaging – tekstberichten versturen – de laatste jaren fors toe, maar de grootste groei is te zien bij ouderen. Onder 65- tot 75‑jarigen nam het aandeel gebruikers tussen 2015 en 2020 toe van 35 naar 76 procent en onder 75‑plussers, in dezelfde periode, van 7 naar 44 procent (figuur 3.2.4). In de leeftijdsgroep van 12 tot 45 jaar deed vrijwel iedereen aan direct messaging in 2020 (94 procent). Met name onder 25- tot 45‑jarigen nam het gebruik niet veel meer toe. Tussen mannen en vrouwen is er geen verschil in het aandeel dat gebruikmaakte van direct messaging.
Leeftijd | Tekstberichten versturen | Sociale netwerken gebruiken |
---|---|---|
Totaal (12 jaar of ouder) |
86 | 67 |
12 tot 25 jaar | 94 | 89 |
25 tot 45 jaar | 94 | 81 |
45 tot 65 jaar | 91 | 66 |
65 tot 75 jaar | 76 | 43 |
75 jaar of ouder | 44 | 20 |
9 op de 10 jongeren actief op sociale netwerken
Vooral jongeren zijn actief op sociale netwerken; het gold voor 89 procent van de 12- tot 25‑jarigen. De laatste jaren zijn ook steeds meer ouderen actief op bijvoorbeeld Facebook of Twitter. Onder 65- tot 75‑jarigen steeg het aandeel gebruikers tussen 2015 en 2020 van respectievelijk 29 naar 43 procent; onder 75‑plussers van 12 naar 20 procent. Laagopgeleiden namen in 2020 minder vaak deel aan sociale netwerken dan hoog- en middelbaar opgeleiden. Vrouwen zijn vaker deelnemer aan sociale netwerken dan mannen.
Meer informatie over communiceren via internet is opgenomen in deze StatLine-tabel.
3.3Informatie zoeken en vermaak
Internet is ook een belangrijke bron van informatie en vermaak. Deze paragraaf beschrijft welk soort informatie wordt gezocht, gaat in op het gebruik van nieuwssites en behandelt hoe internet als bron van vermaak wordt gebruikt.
Nederland tweede in EU met informatie zoeken over goederen en diensten
In 2020 zocht 89 procent van de Nederlanders van 16 tot 75 jaar op internet naar informatie over goederen en diensten (figuur 3.3.1). Denemarken scoorde nipt hoger en is koploper in de EU met 90 procent. Ook in Zweden en Duitsland was het aandeel inwoners dat op internet informatie zoekt relatief hoog (respectievelijk 88 en 87 procent). Het EU-gemiddelde bedroeg 69 procent. Bulgarije, Italië en Roemenië scoorden met een aandeel van 50 procent of minder het laagst.
16 tot 75 jaar)Verberg tabel3.3.1 Online informatie zoeken over goederen en diensten, EU-27, 2020 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Land | Online informatie zoeken over goederen en diensten |
---|---|
Denemarken | 90 |
Nederland | 89 |
Zweden | 88 |
Duitsland | 87 |
Finland | 85 |
Estland | 81 |
België | 78 |
Spanje | 78 |
Cyprus | 78 |
Slowakije | 78 |
Tsjechië | 77 |
Malta | 77 |
Slovenië | 77 |
Hongarije | 76 |
Litouwen | 73 |
Ierland | 72 |
Letland | 71 |
Kroatië | 71 |
Griekenland | 69 |
Luxemburg | 68 |
Portugal | 68 |
Oostenrijk | 67 |
Polen | 63 |
Bulgarije | 50 |
Italië | 48 |
Roemenië | 46 |
Frankrijk¹⁾ | . |
Bron: Eurostat | |
1) Geen gegevens. |
Vaker online op zoek naar gezondheidsinformatie
Nederlanders zoeken steeds vaker informatie over gezondheid en leefstijl op internet. In 2020 was 72 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder online op zoek naar informatie over ziekten, voeding of beweging (figuur 3.3.2). In 2015 was dit nog 57 procent; in 2019 was het 69 procent. Het percentage vrouwen (75 procent) dat op internet naar dit soort informatie zocht, was hoger dan het percentage mannen (69 procent).
12 jaar of ouder)Verberg tabel3.3.2 Online gezondheidsinformatie zoeken, 2020 (% personen van
12 jaar of ouder)
Kenmerk | Online zoeken naar gezondheidsinformatie |
---|---|
Totaal | 72 |
Geslacht | . |
Man | 69 |
Vrouw | 75 |
Leeftijd | . |
12 tot 25 jaar | 69 |
25 tot 45 jaar | 82 |
45 tot 65 jaar | 76 |
65 tot 75 jaar | 67 |
75 jaar of ouder | 39 |
Opleidingsniveau | . |
Laag | 57 |
Middelbaar | 76 |
Hoog | 84 |
Het zijn vooral 25- tot 45‑jarigen die online zoeken naar informatie over gezondheid; 82 procent van de personen in deze leeftijdsgroep deed dit in 2020. Van de Nederlanders van 45 tot 65 jaar zocht ruim drie kwart online naar gezondheidsinformatie; van de jongeren van 12 tot 25 jaar deed bijna 70 procent dit. Ouderen gebruikten het internet minder vaak om informatie over gezondheid op te zoeken (65- tot 75‑jarigen: 67 procent; 75‑plussers: 39 procent). Het aandeel personen dat op internet gezondheidsinformatie zoekt, was onder hoogopgeleide Nederlanders (84 procent) groter dan onder middelbaaropgeleiden (76 procent). Onder middelbaaropgeleiden was dat weer groter dan onder laagopgeleiden (57 procent).
Nederlanders voorop in EU met online gezondheidsinformatie zoeken
Nederlanders lopen samen met de Finnen voorop in het gebruik van internet bij het zoeken van informatie over gezondheid (figuur 3.3.3). Volgens de Europese onderzoeksafbakening deed 76 procent van de Nederlanders van 16 tot 75 jaar dit in 2020. Finland scoorde nipt hoger: 77 procent. Het EU-gemiddelde was 56 procent.
16 tot 75 jaar)Verberg tabel3.3.3 Online gezondheidsinformatie zoeken, EU-27, 2020 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Land | Gezondheidsinformatie zoeken |
---|---|
Finland | 77 |
Nederland | 76 |
Denemarken | 72 |
Duitsland | 70 |
Zweden | 67 |
Spanje | 67 |
Malta | 64 |
Hongarije | 63 |
Tsjechië | 62 |
Cyprus | 61 |
Ierland | 60 |
Slovenië | 58 |
Kroatië | 58 |
Estland | 58 |
Litouwen | 57 |
Oostenrijk | 56 |
Slowakije | 56 |
Luxemburg | 53 |
Griekenland | 52 |
België | 51 |
Portugal | 49 |
Letland | 49 |
Italië | 46 |
Polen | 43 |
Bulgarije | 29 |
Roemenië | 28 |
Frankrijk¹⁾ | . |
Bron: Eurostat | |
1) Geen gegevens. | |
Internet belangrijke nieuwsbron
In 2020 las ruim drie kwart van de Nederlanders van 12 jaar of ouder online nieuws (tabel 3.3.4). Dit aandeel is flink gestegen ten opzichte van 2015, toen nog de helft online nieuwsberichten, -bladen of kranten las of downloadde. Ook in vergelijking met 2019 is er sprake van een stijging; toen las 70 procent online nieuws. Van de 18- tot 65‑jarigen nam ruim 80 procent nieuws via internet tot zich in 2020. Jongeren van 12 tot 18 jaar deden dit veel minder vaak: 56 procent. Ook onder 75‑plussers was het aandeel dat op internet nieuws leest veel lager dan gemiddeld (39 procent).
% personen van 12 jaar of ouder | |
Totaal | 76 |
Geslacht | |
Man | 79 |
Vrouw | 74 |
Opleidingsniveau | |
Lager onderwijs | 59 |
Middelbaar onderwijs | 81 |
Hoger onderwijs | 91 |
% personen | |
Leeftijd | |
12 tot 25 jaar | 72 |
waarvan | |
12 tot 18 jaar | 56 |
18 tot 25 jaar | 84 |
25 tot 45 jaar | 88 |
45 tot 65 jaar | 82 |
65 tot 75 jaar | 69 |
75 jaar of ouder | 39 |
Bron:CBS
Nederland staat met Denemarken, Finland en Zweden in de EU-top-5 met nieuwsberichten, kranten, nieuwsbladen op internet lezen of downloaden. Volgens de Europese onderzoeksafbakening gebruikten ruim 8 op de 10 Nederlanders van 16 tot 75 jaar het internet hiervoor. Het EU-gemiddelde bedroeg 66 procent.
Cijfers over online nieuws lezen of downloaden voor meer Europese landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.
Steeds vaker televisiekijken via internet
Online televisiekijken heeft de laatste jaren een hoge vlucht genomen. 65 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder keek in 2020 televisie via internet (figuur 3.3.5). In 2015 was dat nog 45 procent. Televisiekijken via internet is nagenoeg even populair onder 12- tot 25‑jarigen als onder 25- tot 45‑jarigen. Van de mensen in deze leeftijdscategorieën keek respectievelijk 77 en 76 procent in 2020 televisie via internet. Onder 75‑plussers was dit 30 procent.
Bijna 8 op de 10 personen vanaf 12 jaar keken naar filmpjes of video’s via een videowebsite of -app zoals YouTube in 2020. Bijna 2 op de 3 (64 procent) keek on demand films, series of programma’s via diensten zoals Netflix. Van de 12- tot 25‑jarigen keek 85 procent films of series on demand. Ook video’s of filmpjes kijken via een video sharing service is populair bij jongeren; 93 procent van deze groep deed dat.
Leeftijd | TV | On demand service | Videowebsite of -app |
---|---|---|---|
Totaal (12 jaar of ouder) |
65 | 64 | 78 |
12 tot 25 jaar | 77 | 85 | 93 |
25 tot 45 jaar | 76 | 82 | 90 |
45 tot 65 jaar | 66 | 64 | 81 |
65 tot 75 jaar | 48 | 32 | 60 |
75 jaar of ouder | 30 | 13 | 28 |
Ook het online muziek luisteren of downloaden, of spelletjes (af)spelen via internet of downloaden is toegenomen: van 57 procent in 2015 naar 75 procent in 2020. Onder jongeren is deze activiteit zeer populair: 92 procent van de 12- tot 25‑jarigen deed dat in 2020.
3.4Diensten op internet: overheidswebsites, gezondheidsdiensten en internetbankieren
Deze paragraaf beschrijft in welke mate overheidswebsites en gezondheidsdiensten zijn gebruikt in 2020. Ook internetbankieren komt aan bod.
Gebruik overheidswebsites verder toegenomen
In 2020 maakte 86 procent van de Nederlandse bevolking van 16 tot 75 jaar minstens één keer per jaar gebruik van overheidswebsites (figuur 3.4.1). Een jaar eerder was dat nog 81 procent. De sites werden vooral gebruikt om informatie te zoeken en om officiële documenten te versturen.
16 tot 75 jaar)Verberg tabel3.4.1 Gebruik overheidswebsites, EU-27, 2020 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Land | Gebruik overheidswebsites |
---|---|
Denemarken | 91 |
Finland | 88 |
Nederland | 86 |
Zweden | 86 |
Estland | 80 |
Letland | 76 |
Oostenrijk | 72 |
Slovenië | 67 |
Duitsland | 66 |
Luxemburg | 63 |
Spanje | 63 |
Ierland | 62 |
Slowakije | 62 |
België | 61 |
Hongarije | 60 |
Litouwen | 58 |
Tsjechië | 57 |
Malta | 55 |
Griekenland | 53 |
Cyprus | 53 |
Portugal | 45 |
Polen | 42 |
Kroatië | 41 |
Italië | 29 |
Bulgarije | 27 |
Roemenië | 13 |
Frankrijk¹⁾ | . |
Bron: Eurostat | |
1) Geen gegevens. |
Overheidswebsites en websites van publieke instanties
Onder overheidswebsites vallen websites van overheidsinstanties, zoals websites voor het doen van belastingaangifte, aanvragen van uitkeringen en subsidies, doorgeven van adreswijzigingen of maken van een afspraak voor bijvoorbeeld een paspoort of rijbewijs. Websites van publieke instanties, zoals waterleveranciers, gezondheids- of onderwijsinstellingen of van bibliotheken, worden ook tot overheidssites gerekend.
Nederland behoort tot de kopgroep van EU-landen met het grootste aandeel inwoners dat de digitale overheid gebruikt. Nederland stond in 2020, samen met Zweden, op de derde plaats van landen in de EU-27. Alleen Denemarken en Finland scoorden hoger (met respectievelijk 91 en 88 procent). Het gebruik van de digitale overheid was het laagst in Zuid- en Oost-Europa. Het EU-27‑gemiddelde was 57 procent.
Overheidswebsites vooral gebruikt om informatie te zoeken
Nederlanders maken vooral gebruik van overheidssites om informatie op te zoeken. In 2020 deed 81 procent dit (figuur 3.4.2). Ook bezocht bijna drie kwart overheidssites om documenten in te vullen en te versturen. Verder downloadde of printte 59 procent een document van een overheidswebsite. Het versturen van documenten via een overheidswebsite nam het meest toe: van 58 procent in 2019 naar 73 procent een jaar later.
16 tot 75 jaar)Verberg tabel3.4.2 Gebruik overheidswebsites in Nederland (% personen van
16 tot 75 jaar)
Soort gebruik | 2020 | 2019 |
---|---|---|
Totaal | 86 | 81 |
Informatie zoeken |
81 | 76 |
Ingevulde documenten versturen |
73 | 58 |
Documenten downloaden |
59 | 52 |
Vooral 25- tot 55‑jarigen en hoogopgeleiden gebruiken overheidswebsites
Bijna 90 procent van de 25- tot 55‑jarigen maakte in 2020 gebruik van een overheidswebsite. Jongeren (16- tot 25‑jarigen) en 55- tot 65‑jarigen deden dat iets minder vaak (85 procent). Het aandeel gebruikers van de digitale overheid was met 77 procent het laagst onder de 65- tot 75‑jarigen (figuur 3.4.3).
Bijna alle hoogopgeleiden (96 procent) gebruikten een overheidswebsite in 2020. Onder middelbaar opgeleiden bedroeg dit aandeel 89 procent, onder laagopgeleiden 73 procent. Het aandeel mannen dat gebruikmaakt van de digitale overheid is iets groter dan dat van vrouwen: 88 tegen 84 procent in 2020.
16 tot 75 jaar)Verberg tabel3.4.3 Gebruik overheidswebsites in Nederland, naar kenmerken, 2020 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Kenmerk | Overheidswebsite gebruikt |
---|---|
Leeftijd | . |
16 tot 25 jaar | 85 |
25 tot 35 jaar | 89 |
35 tot 45 jaar | 89 |
45 tot 55 jaar | 90 |
55 tot 65 jaar | 85 |
65 tot 75 jaar | 77 |
Opleidingsniveau | . |
Laag | 73 |
Middelbaar | 89 |
Hoog | 96 |
Geen documenten verstuurd omdat het niet nodig was
Van de Nederlanders die geen overheidsdocumenten via internet verstuurden, was voor 74 procent een reden dat zij helemaal geen documenten hoefden in te dienen. Daarnaast gaf 17 procent aan dat een ander de documenten voor hen indiende. 4 procent wist niet hoe een overheidsdocument via internet moest worden verstuurd.
Bijna een derde maakt zorgafspraak via internet
In 2020 gebruikte 31 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder het internet om een afspraak te maken met een huisarts of medisch specialist. In 2015 deed 15 procent dat. Het waren vooral 25- tot 65‑jarigen die online een afspraak maakten met een zorgverlener (35 procent). Onder 65‑plussers was het aandeel 27 procent. Van de jongeren van 12 tot 25 jaar maakte 23 procent een medische afspraak via internet.
Of mensen via internet een afspraak maken met een zorgverlener verschilt sterk naar opleidingsniveau. Zo was het percentage hoogopgeleiden (38 procent) dat online een afspraak maakte bijna twee keer zo hoog als van laagopgeleiden (21 procent). Middelbaaropgeleiden zaten hier met 34 procent weer tussenin. Er is op dit punt weinig verschil tussen mannen en vrouwen.
Meer dan een kwart vraagt online consult aan
Meer dan een kwart van de Nederlanders van 12 jaar of ouder gebruikten online diensten van de huisarts of het gezondheidscentrum in 2020. Het gaat hierbij om het aanvragen van een herhaalrecept of krijgen van een online consult. Vooral Nederlanders van 45 jaar of ouder gebruikten deze online diensten (30 procent). Bijna een vijfde bekeek medische gegevens van henzelf of gezinsleden online.
Internetbankieren onverminderd populair
Internetbankieren is gemeengoed onder Nederlanders. In 2020 internetbankierde, net als in 2019, 84 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder (figuur 3.4.4). In 2015 deed 77 procent dat. Bijna alle personen tussen de 25 en 45 jaar maken gebruik van internetbankieren: 92 procent van hen deed online bankzaken in 2020. Van de 75‑plussers internetbankierde iets meer dan de helft. Mannen deden vaker aan internetbankieren dan vrouwen (86 tegen 82 procent). Hoog- en middelbaaropgeleiden maken met respectievelijk 96 en 90 procent vaker gebruik van internetbankieren dan laagopgeleiden (67 procent).
12 jaar of ouder)Verberg tabel3.4.4 Internetbankieren, 2020 (% personen van
12 jaar of ouder)
Kenmerk | Internetbankieren |
---|---|
Totaal | 84 |
Geslacht | . |
Man | 86 |
Vrouw | 82 |
Leeftijd | . |
12 tot 25 jaar | 78 |
25 tot 45 jaar | 92 |
45 tot 65 jaar | 90 |
65 tot 75 jaar | 81 |
75 jaar of ouder | 51 |
Opleidingsniveau | . |
Laag | 67 |
Middelbaar | 90 |
Hoog | 96 |
Nederland op derde plaats met internetbankieren in de EU
Nederland heeft, na Denemarken (94 procent) en Finland (92 procent), het hoogste percentage inwoners van 16 tot 75 jaar dat internetbankiert in de EU. In 2020 deed 89 procent van de Nederlanders bankzaken online (figuur 3.4.5). Inwoners van Roemenië en Bulgarije internetbankieren nauwelijks (respectievelijk 12 en 13 procent). Het EU-gemiddelde was 58 procent.
16 tot 75 jaar)Verberg tabel3.4.5 Internetbankieren, EU-27, 2020 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Land | Internetbankieren |
---|---|
Denemarken | 94 |
Finland | 92 |
Nederland | 89 |
Zweden | 85 |
Estland | 80 |
Letland | 76 |
België | 75 |
Luxemburg | 71 |
Tsjechië | 70 |
Ierland | 69 |
Litouwen | 68 |
Oostenrijk | 66 |
Duitsland | 65 |
Spanje | 62 |
Malta | 60 |
Slowakije | 58 |
Cyprus | 52 |
Slovenië | 52 |
Hongarije | 51 |
Kroatië | 50 |
Polen | 49 |
Portugal | 47 |
Italië | 39 |
Griekenland | 37 |
Bulgarije | 13 |
Roemenië | 12 |
Frankrijk¹⁾ | . |
Bron: Eurostat | |
1) Geen gegevens. | |
3.5Online winkelen
Nederlanders kopen steeds vaker en meer via internet. Deze paragraaf gaat in op het winkelen via internet.
Ruim 7 op de 10 winkelt online
In de eerste helft van 2020 kocht 71 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder, omgerekend ongeveer 10,7 miljoen mensen, iets online. In 2019 deed 64 procent dit (figuur 3.5.1). Het gaat om mensen die aangaven in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek iets online gekocht te hebben.
Jaar | Internetaankopen in drie maanden voorafgaand aan het onderzoek |
---|---|
2015 | 54,0 |
2016 | 57,2 |
2017 | 62,0 |
2018 | 63,8 |
2019 | 64,0 |
2020 | 71,2 |
Vooral kleding, schoenen en accessoires online aangeschaft
Nederlanders van 12 jaar of ouder kochten via internet het vaakst (sport)kleding, schoenen of accessoires zoals tassen en sieraden (48 procent). 35 procent bestelde maaltijden bij een restaurant, fastfoodketen of cateraar. Ongeveer 20 procent kocht meubels, woonaccessoires en tuinartikelen, sportartikelen, computers, tablets, mobiele telefoon, cosmetica en gedrukte boeken (figuur 3.5.2).
12 jaar of ouder)Verberg tabel3.5.2 Online gekochte goederen, eerste helft 2020 (% personen van
12 jaar of ouder)
Goederen | Online aangekocht |
---|---|
Kleding, schoenen, accessoires | 48,4 |
Maaltijden besteld | 35,4 |
Meubels, woonaccessoires, tuinartikelen | 23,0 |
Sportartikelen | 22,9 |
Computers, tablets, mobiele telefoon | 21,7 |
Cosmetica, parfum, schoonheidsproducten | 21,4 |
Gedrukte boeken, tijdschriften, kranten | 21,2 |
Etenswaren, drank | 17,7 |
Elektronica, huishoudelijke apparatuur | 17,2 |
Schoonmaakmiddelen, verzorgingsartikelen | 14,5 |
Medicijnen, vitaminepillen | 14,0 |
Speelgoed, babyspullen | 12,9 |
Voertuigen of onderdelen | 8,7 |
Van de onderzochte personen heeft 20 procent één of meer van de goederen online gekocht van een particulier persoon, bijvoorbeeld via Marktplaats.
Goederen en online producten of diensten
Er is een onderscheid gemaakt tussen fysieke (tastbare) geleverde goederen, zoals meubels, kleding, gedrukte boeken en online geleverde producten of diensten, zoals e-books, online spellen, online kaartjes en apps. Een voorbeeld: gedrukte boeken horen bij goederen en e-books bij online producten of diensten.
Films en series van alle online diensten het vaakst gekocht
Van de online producten of diensten werden films of series via een streamingdienst of als download het vaakst gekocht (42 procent). Rond de 30 procent kocht muziek via een streamingdienst of download, een abonnement voor internet of mobiele telefoon, of kaartjes voor de bioscoop, concert of cultureel evenement (figuur 3.5.3).
12 jaar of ouder)Verberg tabel3.5.3 Gekochte online producten of diensten, eerste helft 2020 (% personen van
12 jaar of ouder)
Diensten | Online aangekocht |
---|---|
Films, series via streamingsdienst | 41,7 |
Muziek via streamingsdienst of download | 32,2 |
Abonnement voor internet of telefoon | 30,4 |
Kaartjes bioscoop, culturele evenement | 28,7 |
Online spellen, games of download | 16,7 |
E-books, online tijdschriften, kranten | 16,3 |
Computersoftware of software upgrades | 14,9 |
Andere betaalde apps | 8,8 |
Kaartjes sportevenementen | 6,9 |
Betaalde gezondheids- of sportapps | 4,0 |
Huishoudelijke diensten, zoals schoonmaak, oppas, klussen | 4,0 |
Vaker online aankopen voor een hoger bedrag
Niet alleen doen steeds meer mensen online aankopen, ook het totale aankoopbedrag van goederen en diensten in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek lag in 2020 hoger. 21 procent deed online aankopen voor 500 euro of meer. Een jaar eerder was dat 19 procent (figuur 3.5.4). Mannen geven meer geld uit aan online aankopen dan vrouwen; 25 procent van de mannen en 17 procent van de vrouwen gaf in totaal 500 euro of meer uit.
Het bedrag dat op internet werd besteed lag het vaakst tussen 100 en 500 euro; 41 procent deed in de eerste helft van 2020 aankopen in die prijsklasse. Ook de aankoopfrequentie is toegenomen; 34 procent van de Nederlanders kocht zes keer of vaker iets via internet. In 2019 was dat 30 procent.
12 jaar of ouder)Verberg tabel3.5.4 Uitgaven aan online aankopen (% e-shoppers van
12 jaar of ouder)
Jaar | Minder dan 50 euro | 50 tot 100 euro | 100 tot 500 euro | 500 tot 1000 euro | 1000 euro of meer | Weet niet |
---|---|---|---|---|---|---|
2020 | 13,2 | 19,9 | 41,2 | 12,2 | 8,9 | 4,6 |
2019 | 13,1 | 22,3 | 40,1 | 11,2 | 8,0 | 5,4 |
E-shoppen populairst onder 25- tot 45‑jarigen
Vooral 25- tot 45‑jarigen kopen via internet; in 2020 kocht 86 procent van hen online goederen of diensten. De groei was het grootst bij 65‑plussers. Winkelde in de eerste helft van 2020 59 procent van de 65- tot 75‑jarigen online, in 2019 was dat nog 45 procent (figuur 3.5.5). Van de 75‑plussers deed 25 procent in 2020 online aankopen, tegen 17 procent een jaar eerder.
Leeftijd | 2020 | 2019 |
---|---|---|
Totaal | 71,2 | 64,0 |
12 tot 25 jaar | 72,7 | 66,8 |
25 tot 45 jaar | 85,5 | 80,4 |
45 tot 65 jaar | 75,7 | 68,2 |
65 tot 75 jaar | 58,9 | 44,6 |
75 jaar of ouder | 24,8 | 17,5 |
Mensen met weinig inkomen winkelen minder vaak online
Tussen mensen met een hoog en laag gestandaardiseerd inkomennoot1 bestaan grote verschillen wat betreft online winkelen. Van de mensen in de hoogste inkomensgroep (vierde kwartiel) winkelde 83 procent online in 2020. Onder mensen in de laagste inkomensgroep (eerste kwartiel) bedroeg dit aandeel 57 procent.
Mannen zijn actievere e-shoppers dan vrouwen. 73 procent van de mannen winkelde online, bij vrouwen was dat 70 procent.
Veel e-shoppers in Nederland
Nederland kent relatief meer e-shoppers dan veel andere EU-landen. In Nederland winkelde 77 procent van de 16- tot 75‑jarigen in de eerste helft van 2020 online; het EU-gemiddelde bedroeg 54 procent. Alleen in Denemarken is online winkelen nog populairder dan in Nederland: 79 procent van de Denen deed dit.
Cijfers over e-shoppen voor meer Europese landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.
Verkopen van goederen of diensten: de andere kant van e-commerce
Met 37 procent staat Nederland (volgens de Europese onderzoeksafbakening) eerste op de ranglijst van EU-landen in het online verkopen van goederen of diensten via sites als Marktplaats en eBay. Duitsland en Malta volgen met 33 procent. Bijna 30 procent van de inwoners van Zweden en Finland verkocht goederen of diensten online. Inwoners van Cyprus (2 procent), Roemenië en Griekenland (beide 4 procent) gebruiken het internet nauwelijks voor dit doel. Het EU-gemiddelde bedroeg 19 procent in 2020.
Cijfers over het verkopen via internet voor meer Europese landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.
3.6Privacy op internet
Doordat Nederlanders het internet steeds vaker gebruiken, neemt ook kans op blootstelling aan online risico’s toe. Deze paragraaf gaat in op hoe internetgebruikers hun persoonlijke gegevens beschermen.
9 op de 10 internetgebruikers beschermen persoonsgegevens
Van de internetgebruikers van 12 jaar of ouder gaf 90 procent aan in 2020 maatregelen te hebben genomen om persoonlijke gegevens op internet te beschermen. In 2016 was dat 79 procent (figuur 3.6.1). Naar eigen zeggen had 77 procent in 2020 de toegang tot locatiegegevens beperkt of geweigerd, en stond 74 procent niet toe dat persoonlijke gegevens werden gebruikt voor commerciële doeleinden. In 2016 had minder dan de helft de toegang tot locatiegegevens beperkt of geweigerd, en stond 62 procent niet toe dat persoonlijke gegevens voor commerciële doeleinden werden gebruikt.
van 12 jaar of ouder)Verberg tabel3.6.1 Beschermen persoonlijke gegevens op internet (% internetgebruikers
van 12 jaar of ouder)
Beschermingsmaatregel | 2020 | 2016 |
---|---|---|
Totaal maatregelen | 90 | 79 |
Toegang tot locatiegegevens beperken | 77 | 49 |
Commercieel gebruik niet toestaan | 74 | 62 |
Toegang tot profielgegevens beperken | 64 | 54 |
Veiligheid website controleren | 64 | 55 |
Privacy statement lezen | 46 | 40 |
Ruim 60 procent van de Nederlanders gaf beperkt toegang tot profielgegevens en controleerde de veiligheid van de website voordat hij of zij persoonlijke gegevens achterliet. Daarnaast las 46 procent het privacy statement vóór het invullen van persoonlijke gegevens.
Meeste Nederlanders beschermen ook gegevens op smartphone
In 2020 gebruikte 85 procent van de Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder een smartphone voor privégebruik. Veel Nederlandse smartphonegebruikers namen maatregelen vanwege zorgen om de veiligheid en privacy: 70 procent heeft bij het installeren of gebruik van een app de toegang tot persoonlijke gegevens zoals locatie, foto’s of een lijst met contactpersonen geweigerd.
Met 80 procent zijn 18- tot 45‑jarigen het meest actief in het beschermen van persoonlijke gegevens bij het installeren of gebruik van een app op smartphones. Van de 75‑plussers deed 29 procent dat. Ruim een derde van de 75‑plussers gaf aan niet te weten dat zoiets kan.
Ouderen beschermen persoonsgegevens minder vaak
Internetgebruikers van 65 jaar of ouder beschermen persoonsgegevens op internet minder vaak dan gebruikers jonger dan 65. Van de 65‑plussers is 77 procent actief bezig met de bescherming van persoonlijke informatie. Bij 12- tot 65‑jarigen meldde 93 procent dit. Internetgebruikers van 75 jaar of ouder doen het minst vaak aan bescherming van persoonlijke informatie op internet: 70 procent, tegen 81 procent onder 65- tot 75‑jarigen (figuur 3.6.2).
van 12 jaar of ouder)Verberg tabel3.6.2 Beschermen persoonlijke gegevens op internet, naar leeftijd, 2020 (% internetgebruikers
van 12 jaar of ouder)
Leeftijd | Beschermen persoonlijke gegevens op internet |
---|---|
Totaal | 90 |
12 tot 18 jaar | 91 |
18 tot 25 jaar | 95 |
25 tot 35 jaar | 94 |
35 tot 45 jaar | 94 |
45 tot 55 jaar | 93 |
55 tot 65 jaar | 89 |
65 tot 75 jaar | 81 |
75 jaar of ouder | 70 |
Mensen die aangeven veel ervaring te hebben met internet, computers, tablets of smartphones troffen vaker maatregelen om persoonsgegevens op internet te beschermen dan mensen die weinig ervaring met internet en dergelijke apparatuur hebben.
Nederland Europees koploper beperking toegang persoonsgegevens op internet
Nederland had in 2020 van alle EU-27 landen het hoogste percentage internetgebruikers van 16 tot 75 jaar dat maatregelen nam om persoonlijke informatie op internet te beschermen (92 procent). Het EU-27 gemiddelde was 76 procent. Oostenrijk en Finland scoorden met 90 en 89 procent ook hoog, Roemenië met 52 procent het laagst (figuur 3.6.3).
16 tot 75 jaar)Verberg tabel3.6.3 Beschermen persoonlijke gegevens op internet, EU-27, 2020 (% internetgebruikers van
16 tot 75 jaar)
Land | Beschermen persoonlijke gegevens op internet |
---|---|
Nederland | 92 |
Oostenrijk | 90 |
Finland | 89 |
Duitsland | 88 |
Portugal | 87 |
Kroatië | 85 |
Tsjechië | 85 |
Denemarken | 84 |
Malta | 84 |
Spanje | 80 |
Zweden | 75 |
Ierland | 75 |
Cyprus | 73 |
Hongarije | 72 |
Griekenland | 69 |
Letland | 68 |
Italië | 67 |
Estland | 66 |
Slowakije | 66 |
Polen | 64 |
Slovenië | 64 |
Litouwen | 64 |
België | 61 |
Bulgarije | 60 |
Luxemburg | 57 |
Roemenië | 52 |
Frankrijk¹⁾ | . |
Bron: Eurostat | |
1)Geen gegevens. |
Van de Nederlandse internetgebruikers van 16 tot 75 jaar had 80 procent de toegang tot locatiegegevens beperkt of geweigerd. Dit is verreweg het hoogste percentage binnen de EU, waar het gemiddelde 50 procent was.
Ook staan Nederlanders vaak niet toe dat persoonlijke gegevens voor commerciële doeleinden worden gebruikt. Vorig jaar had 77 procent van de Nederlanders dat niet toegestaan, het EU-27 gemiddelde bedroeg 56 procent. Nederland loopt daarmee ook voorop in Europa.
Merendeel Nederlanders voelt zich veilig op internet
Bijna drie kwart (72 procent) van de Nederlanders van 12 jaar of ouder gaf aan zich in 2020 veilig te voelen bij het gebruik van internet. Dit aandeel is toegenomen: in 2019 was dat 68 procent. Slechts 3 procent voelde zich onveilig, 25 procent voelde zich niet veilig of onveilig. De ruime meerderheid van degenen die zich veilig voelen op het internet is dagelijks online, en is jong (12 tot 25 jaar).
3.7Internet der dingen in 2020
‘Internet der dingen’ (‘Internet of Things’) is op dit moment actueler dan ooit. Steeds meer mensen bezitten slimme apparaten voor hun huis, en hebben auto’s, huishoudelijke apparaten en wearables die met internet zijn verbonden en online gegevens kunnen verzenden. Deze paragraaf gaat over het gebruik van ‘internet der dingen’, voor het eerst gemeten door het CBS in 2020.
Internet of Things
‘Internet of Things’ is een netwerk van apparaten en sensoren die een connectie hebben met het internet. Deze things (dingen; zoals een smartwatch of slimme speaker) versturen en ontvangen gegevens zonder menselijke tussenkomst. Auto’s, koelkasten, ovens, slimme speakers, verlichting en nog veel meer kan verbonden zijn met het internet. Alles bij elkaar wordt dit ‘Internet of Things’ genoemd of ‘Internet of Everything’. De letterlijke Nederlandse vertaling is ‘internet der dingen’.
Bijna drie kwart gebruikt slim apparaat
Bijna drie kwart (72 procent) van de Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder gaf aan in 2020 een slim apparaat en systeem voor thuis te gebruiken (figuur 3.7.1). 59 procent had een slimme water-, gas- of elektriciteitsmeter thuis. Ruim een kwart gebruikte een slimme thermostaat en twee op de tien een virtuele assistent (zoals Siri, Google Home, Amazon Alexa, Bixby) via een app of smart speaker. Verlichting, slimme stekkers of andere systemen voor slim wonen en rookmelders, beveiligingscamera’s of andere veiligheidssystemen zijn minder in gebruik; respectievelijk 14 en 11 procent gaf aan zulke systemen thuis te gebruiken. 6 procent had thuis huishoudelijke apparaten, zoals een robotstofzuiger, koelkast of koffiezetapparaat die met internet zijn verbonden.
12 jaar of ouder)Verberg tabel3.7.1 Internet der dingen thuis, 2020 (% personen van
12 jaar of ouder)
Toepassing | Gebruik |
---|---|
Totaal | 72 |
Slimme water-, gas- of elektriciteitsmeter | 59 |
Slimme thermostaat | 27 |
Virtuele assistent via een app of smart speaker | 20 |
Verlichting, slimme stekkers of andere systemen voor slim wonen | 14 |
Rookmelders, beveiligingscamera's of andere veiligheidssystemen | 11 |
Huishoudelijke apparaten | 6 |
Deel heeft geen behoefte aan slimme apparaten
Sommigen beschouwen het internet der dingen als een technische stap vooruit, anderen tonen terughoudendheid. Voor mensen die aangaven thuis geen slimme apparaten of systemen te gebruiken, was de voornaamste reden dat zij er geen behoefte aan hebben (77 procent). Daarnaast gaf meer dan een kwart als reden dat zij slimme systemen of apparaten te duur vinden. Nog eens 25 procent maakte zich zorgen over de privacy of de beveiliging. Minder vaak voorkomende redenen waren: onbekendheid met dergelijke apparaten en systemen, onbekendheid met het gebruik ervan, zorg over eigen veiligheid en gezondheid en dat andere apparaten in huis er niet op aangesloten konden worden (figuur 3.7.2).
apparaat thuis)Verberg tabel3.7.2 Redenen geen slimme apparaten thuis (% personen van 12 jaar of ouder zonder slim
apparaat thuis)
Reden | Reden geen slim apparaat in huis |
---|---|
Geen behoefte | 77 |
Te duur | 29 |
Zorgen over privacy en beveiliging | 25 |
Wist niet van het bestaan | 10 |
Weet niet hoe te gebruiken | 6 |
Gevaar voor gezondheid | 5 |
Andere apparaten niet aansluiten | 3 |
Smartwatch en bewegingsmeter in trek
Naast slimme apparaten en systemen voor het huis, gebruikten bijna twee op de tien mensen slimme accessoires, zoals een smartwatch of een bewegingsmeter (bijvoorbeeld een Fitbit). Een op de tien mensen had een auto met een ingebouwde internetverbinding. Zes procent gebruikte in 2020 slimme apparaten voor gezondheid, zoals een weegschaal of bloeddrukmeter. 3 procent had speelgoed dat is verbonden met internet, zoals robots of poppen.
3.8Bekendheid en bezit van digitale radio DAB+
DAB+ is de digitale opvolger van FM. Met DAB+ is het mogelijk via de digitale ether naar radio te luisteren. Deze paragraaf gaat in op de bekendheid met DAB+ en het bezit van een DAB+-apparaat.
Helft Nederlanders bekend met DAB+
In 2020 had 50 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder weleens van DAB+ gehoord (tabel 3.8.1). Dit aandeel is flink groter dan in 2015, toen 26 procent bekend was met DAB+. In eerdere jaren genoot digitale radio nog minder bekendheid.
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | |
---|---|---|---|---|---|---|
% personen van 12 jaar of ouder | ||||||
Totaal | 26 | 29 | 37 | 41 | 45 | 50 |
Geslacht | ||||||
Mannen | 37 | 41 | 53 | 55 | 59 | 62 |
Vrouwen | 15 | 17 | 22 | 28 | 32 | 38 |
Leeftijd | ||||||
12 tot 25 jaar | 21 | 22 | 28 | 32 | 35 | 36 |
25 tot 45 jaar | 30 | 35 | 47 | 48 | 54 | 58 |
45 tot 65 jaar | 29 | 32 | 43 | 48 | 53 | 58 |
65 tot 75 jaar | 24 | 30 | 30 | 39 | 39 | 50 |
75 jaar of ouder | 14 | 13 | 14 | 19 | 21 | 25 |
Opleidingsniveau | ||||||
Lager onderwijs | 19 | 19 | 22 | 26 | 29 | 34 |
Middelbaar onderwijs | 30 | 34 | 45 | 46 | 50 | 57 |
Hoger onderwijs | 32 | 37 | 46 | 53 | 56 | 61 |
Bron:CBS
1)Heeft wel eens van DAB+ gehoord.
DAB+ geniet aanzienlijk meer bekendheid onder mannen dan onder vrouwen: 62 procent van de mannen kende DAB+, tegen 38 procent van de vrouwen in 2020. Daarnaast zijn er verschillen naar opleidingsniveau: onder personen met een middelbare of hogere opleiding was rond 60 procent bekend met DAB+; bij personen met alleen lager onderwijs was dat 34 procent.
Digitale radio: betere kwaliteit en meer mogelijkheden
Digitale radio biedt voordelen boven het traditionele analoge (FM-)signaal, vergelijkbaar met de voordelen van digitale televisie. Het digitale signaal levert doorgaans een betere geluidskwaliteit op en biedt meer mogelijkheden dan analoge radio. Er bestaan verschillende manieren om digitaal naar radiozenders te luisteren, bijvoorbeeld online op een computer, smartphone, of tablet, al dan niet via een app. Sinds 2004 zenden radiostations in een groot deel van Nederland ook digitale radio via de ether uit, naast de traditionele FM of middengolf. Tot medio 2013 werd in Nederland veelal het T-DAB-signaal gebruikt voor digitale radio via de ether. Sindsdien maken vrijwel alle publieke en commerciële radiozenders met een landelijke etherfrequentie gebruik van het nieuwere DAB+. Om uitzendingen via het DAB+-signaal te kunnen beluisteren, is een specifieke ontvanger nodig. Sinds 2013 bestaat een samenwerkingsverband tussen onder andere publieke en commerciële zenders, en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat met als doel DAB+ en digitale radio meer onder de aandacht te brengen.
DAB+-apparaat in 18 procent van de huishoudens
In 2020 was 18 procent van de Nederlandse huishoudens in het bezit van een DAB+- apparaat. Het kan dan gaan om een apparaat in huis, maar ook om een DAB+-radio in de auto. Dit aandeel is bijna drie keer zo groot als in 2015, toen het DAB+-apparaat bezit 6 procent bedroeg.
Meer informatie over DAB+ is opgenomen in deze CBS-maatwerktabel.
Noten
Het gestandaardiseerd huishoudensinkomen is toegekend aan alle personen in het huishouden als een maat voor de welvaart. De huishoudens zijn naar hoogte van hun gestandaardiseerd inkomen in vier groepen (inkomenskwartielgroepen) met een gelijk aantal huishoudens verdeeld. Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden.