Nederlanders zijn digitaal actiever dan ooit

Foto omschrijving: Jonge vrouw op haar laptop bezig bij de beveiligde website van haar bank in te loggen met een e dentifier

Internetgebruik van huishoudens en personen

Auteur: Judit Arends

Nederlanders zijn digitaal actiever dan ooit. Van de Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder was 87 procent dagelijks online in 2020. Bellen, nieuws lezen en televisiekijken via internet nam sterk toe. In de eerste helft van 2020 kochten zeven op de tien, ongeveer 10,7 miljoen mensen, iets online. Dit is 11 procent meer dan een jaar eerder. Slimme apparaten zijn in steeds meer huizen te vinden.

3.1Internettoegang en -gebruik

Internet speelt een belangrijke rol in het dagelijks leven van Nederlanders. Veel mensen gebruiken internet niet alleen thuis of op het werk, maar vrijwel overal. De coronacrisis heeft de digitalisering nog eens versneld. Dankzij de goede kwaliteit van de Nederlandse ICT-infrastructuur kan men vrijwel altijd online zijn.

Het CBS doet jaarlijks onderzoek naar het ICT- en internetgebruik van de Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder. Deze paragraaf beschrijft de toegankelijkheid van internet thuis en de mate waarin internet wordt gebruikt. Trends vanaf 2015 worden weergegeven.

Enquête ‘ICT-gebruik van huishoudens en personen’

Om informatie te verkrijgen over hoe huishoudens en personen ICT en internet gebruiken, voert het CBS sinds 2005 jaarlijks de enquête ‘ICT-gebruik van huishoudens en personen’ uit. Jaarlijks nemen gemiddeld 5 duizend personen deel aan dit onderzoek. In 2020 deden 6 500 personen mee.

 

De onderzoekspopulatie bestaat uit alle inwoners van Nederland in de leeftijd van 12 jaar of ouder. In dit hoofdstuk wordt gesproken over ‘Nederlanders’, waar het eigenlijk gaat om inwoners van Nederland, ongeacht hun nationaliteit. Hiervoor is gekozen uit oogpunt van leesbaarheid.

 

De lidstaten van de Europese Unie (EU) zijn overeengekomen dat zij het ICT-onderzoek geharmoniseerd uitvoeren: alle landen gebruiken (in principe) dezelfde vragen en dezelfde definities. Het Europese onderzoek richt zich op de bevolking van 16 tot 75 jaar. Het CBS werkt dus met een uitgebreidere populatie voor Nederland, namelijk inwoners vanaf 12 jaar. Hierdoor kunnen de Nederlandse cijfers in internationale vergelijkingen iets afwijken van de cijfers die het CBS publiceert.

 

Het CBS vraagt in eerste instantie of de deelnemers de vragenlijst via internet willen invullen. Bij degenen die geen gehoor geven aan deze uitnodiging, neemt het CBS de vragenlijst, indien mogelijk, telefonisch af.

Nederlandse huishoudens in 2020 Europees koploper met internet thuis

Nederland is koploper in de EU met de meeste huishoudens met toegang tot internet. Volgens de Europese onderzoeksafbakening (onderzoekspopulatie 16- tot 75‑jarigen) hadden in 2020 bijna alle Nederlandse huishoudens thuis internet; 97 procent had een internetaansluiting (figuur 3.1.1). Door de hoge penetratiegraad neemt dit percentage niet veel meer toe; in 2015 bedroeg het al 96 procent. Andere EU-landen waar het overgrote deel van de huishoudens internettoegang heeft, zijn Finland en Duitsland (beide 96 procent), en Denemarken en Spanje (beide 95 procent). In veel Zuid- en, met name, Oost-Europese landen is het aandeel huishoudens met internet thuis kleiner. Vooral de Oost-Europese landen maakten de laatste jaren wel een inhaalslag. Zo had in Bulgarije 79 procent van de huishoudens in 2020 een internetaansluiting, terwijl dit in 2015 nog 59 procent was. In de gehele EU-27 had gemiddeld 91 procent van de huishoudens in 2020 een internetaansluiting. In 2015 was dat nog 81 procent.

3.1.1 Thuis toegang tot internet, EU-27, 2020 (% van huishoudens2))
Land Thuis toegang tot internet
Nederland 97
Finland 96
Duitsland 96
Denemarken 95
Spanje 95
Zweden 94
Luxemburg 94
Cyprus 93
Ierland 92
België 91
Oostenrijk 90
Polen 90
Estland 90
Letland 90
Malta 90
Slovenië 90
Italië 88
Tsjechië 88
Hongarije 88
Roemenië 86
Slowakije 86
Kroatië 85
Portugal 84
Litouwen 82
Griekenland 80
Bulgarije 79
Frankrijk¹⁾ .
Bron: Eurostat
1)Geen gegevens.
2)Particuliere huishoudens met ten minste één persoon van 16 tot 75 jaar.

Bijna alle Nederlandse huishoudens met internettoegang thuis hebben een breedbandverbinding (97 procent). Ook daarmee stond Nederland in 2020 bovenaan de Europese ranglijst. Gemiddeld had 89 procent van de huishoudens in de EU een breedbandverbinding. Bulgarije (79 procent) en Griekenland (80 procent) scoorden het laagst.

Cijfers over breedbandverbindingen in huishoudens voor meer Europese landen zijn te vinden in deze Eurostat-tabel.

Bijna 9 op de 10 dagelijks online

In 2020 was 87 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder dagelijks of vrijwel dagelijks online (figuur 3.1.2). In 2015 was dat 81 procent. Vooral 12- tot 55‑jarigen gebruiken het internet dagelijks: van hen was 94 procent elke dag online. Het dagelijks internetgebruik van 65‑plussers neemt ook toe. In 2020 ging 78 procent van de personen van 65 tot 75 jaar dagelijks het web op, tegen 62 procent in 2015. Van de 75‑plussers internette 49 procent dagelijks in 2020, terwijl dat in 2015 nog 30 procent was.

3.1.2 Dagelijks online (% personen van
12 jaar of ouder)
Leeftijd 2020 2015
Totaal 87 81
Leeftijd . .
12 tot 25 jaar 94 93
25 tot 35 jaar 93 95
35 tot 45 jaar 94 89
45 tot 55 jaar 94 86
55 tot 65 jaar 88 83
65 tot 75 jaar 78 62
75 jaar of ouder 49 30

Hoogopgeleiden zijn vaker dagelijks online dan lager opgeleiden. In 2020 (evenals in 2019) was 96 procent van de hoogopgeleiden dagelijks online tegen 76 procent van de laagopgeleiden. Met name onder laagopgeleiden is het aandeel personen dat dagelijks het internet gebruikt sterk gegroeid: in 2015 bedroeg het nog 66 procent.

Nederland staat samen met Denemarken, Finland, Zweden en Luxemburg in de top-5 EU-landen met inwoners die dagelijks internetten. Volgens de Europese onderzoeksafbakening gebruikten in 2020 ruim 9 op de 10 Nederlanders van 16 tot 75 jaar dagelijks het internet. Het EU-gemiddelde bedroeg 80 procent.

Cijfers over dagelijks internetgebruik voor meer Europese landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.

Zes procent nooit op internet

Van de Nederlanders van 12 jaar of ouder gaf 6 procent in 2020 aan nog nooit internet te hebben gebruikt (figuur 3.1.3). Dat zijn 916 duizend mensen. In 2015 was 8 procent nog nooit online geweest. Met name onder ouderen daalde het aandeel dat nog nooit online was. Van de 75‑plussers had in 2015 de helft nog nooit internet gebruikt. In 2020 gaf 29 procent van hen dit aan. Ook onder 65- tot 75‑jarigen nam het aandeel dat nog nooit online was geweest fors af, namelijk van 15 procent in 2015 tot 6 procent in 2020. Personen in de leeftijd van 12 tot 65 jaar maken bijna allemaal gebruik van het internet: 3 procent deed dat niet in 2020.

3.1.3 Nooit internet gebruikt (% personen van
12 jaar of ouder)
Leeftijd 2020 2015
Totaal 6 8
Leeftijd . .
12 tot 25 jaar 3 1
25 tot 45 jaar 3 2
45 tot 65 jaar 3 4
65 tot 75 jaar 6 15
75 jaar of ouder 29 50

Onder 75‑plussers zijn het vaker vrouwen dan mannen die geen internet gebruiken. In 2020 gaf 36 procent van de vrouwen en 21 procent van de mannen van 75 jaar of ouder aan nog nooit online te zijn geweest. Laagopgeleide 75‑plussers behoren vaker tot de groep niet-internetters dan hoogopgeleide leeftijdsgenoten (41 tegen 9 procent). Ook in de andere leeftijdscategorieën zijn het vooral laagopgeleiden die aangeven niet op het web te surfen.

Meer informatie over personen die nog nooit online waren, is opgenomen in deze StatLine-tabel.

3.2Communiceren via internet

Internet wordt veel gebruikt voor communicatie. Het kan gaan om het versturen van berichten, bellen via internet of deelnemen aan een sociaal netwerk. In deze paragraaf komen deze vormen van online communicatie aan bod.

E-mail en tekstberichten meest populaire vormen van online communicatie

E-mailen is net als in eerdere jaren de meest voorkomende vorm van online communicatie. In 2020 gebruikte, net zoals in 2019, 89 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder e-mail (tabel 3.2.1). Dit is een lichte toename ten opzichte van 2015 (85 procent). Behalve e-mail wordt vooral het versturen van directe tekstberichten vaak gebruikt: 86 procent van de 12‑plussers wisselden in 2020 berichten uit via een dienst als WhatsApp (2015: 68 procent). Ook zijn steeds meer mensen actief op sociale netwerken. In 2015 nam 56 procent van de Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder deel aan een sociaal netwerk zoals Facebook, Twitter, Instagram of Snapchat. In 2020 is dit aandeel toegenomen tot 67 procent. Nederlanders gebruiken het internet ook vaker om te bellen. Het aandeel 12‑plussers dat telefoneert via internet steeg van 31 procent in 2015 naar 79 procent in 2020.

3.2.1Communiceren via internet
2015 2016 2017 2018 2019 2020
% personen van 12 jaar of ouder
E-mailen 85 85 88 88 89 89
Tekstberichten versturen, bijv. met WhatsApp 68 75 80 81 84 86
Deelnemen aan een sociaal netwerk 56 58 63 62 63 67
Telefoneren via internet 31 35 43 55 58 79

Bron:CBS

79% van Nederlandse bevolking belt via internet Buitenvorm Binnenvorm

Vooral jongeren bellen via internet

Van de 12- tot 25‑jarigen belde 90 procent in 2020 via internet. Van de 75‑plussers deed 38 procent dit (figuur 3.2.2). Hoogopgeleiden telefoneren vaker via internet dan laagopgeleiden, respectievelijk 90 tegen 68 procent in 2020. Mannen en vrouwen maakten even vaak gebruik van bellen via internet.

3.2.2 Bellen via internet (% personen van
12 jaar of ouder)
Kenmerk 2020 2019 2015
Totaal 79 58 31
Leeftijd . . .
12 tot 25 jaar 90 78 49
25 tot 45 jaar 89 69 39
45 tot 65 jaar 81 55 24
65 tot 75 jaar 65 41 18
75 jaar of ouder 38 18 5
Opleidingsniveau . . .
Laag 68 48 25
Middelbaar 81 57 29
Hoog 90 69 41

Nederland loopt voorop met bellen via internet in de EU

Nederland staat met 83 procent, na Cyprus, tweede op de ranglijst van EU-landen als het gaat om het aandeel inwoners van 16 tot 75 jaar dat belt via internet (figuur 3.2.3). Finland en Spanje volgen met 78 procent. De meeste daaropvolgende landen staan dicht bij elkaar, met percentages variërend van 60 tot 70 procent. Het aandeel personen dat belt via internet was het kleinst in Tsjechië en Slovenië (beide 52 procent). Het EU-gemiddelde bedroeg 63 procent.

3.2.3 Online bellen, EU-27, 2020 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Land Online bellen
Cyprus 85
Nederland 83
Finland 78
Spanje 78
Luxemburg 76
Zweden 73
Denemarken 70
België 68
Hongarije 68
Ierland 67
Duitsland 65
Italië 65
Litouwen 64
Estland 63
Slowakije 63
Malta 63
Letland 61
Oostenrijk 60
Bulgarije 59
Kroatië 57
Griekenland 57
Roemenië 56
Portugal 55
Polen 55
Tsjechië 52
Slovenië 52
Frankrijk¹⁾ .
Bron: Eurostat
1) Geen gegevens.

Steeds meer ouderen maken gebruik van direct messaging en sociale netwerken

Onder alle leeftijdsgroepen nam het gebruik van direct messaging – tekstberichten versturen – de laatste jaren fors toe, maar de grootste groei is te zien bij ouderen. Onder 65- tot 75‑jarigen nam het aandeel gebruikers tussen 2015 en 2020 toe van 35 naar 76 procent en onder 75‑plussers, in dezelfde periode, van 7 naar 44 procent (figuur 3.2.4). In de leeftijdsgroep van 12 tot 45 jaar deed vrijwel iedereen aan direct messaging in 2020 (94 procent). Met name onder 25- tot 45‑jarigen nam het gebruik niet veel meer toe. Tussen mannen en vrouwen is er geen verschil in het aandeel dat gebruikmaakte van direct messaging.

3.2.4 Tekstberichten versturen en sociale netwerken gebruiken, 2020 (% per leeftijdsgroep)
Leeftijd Tekstberichten versturen Sociale netwerken gebruiken
Totaal
(12 jaar of ouder)
86 67
12 tot 25 jaar 94 89
25 tot 45 jaar 94 81
45 tot 65 jaar 91 66
65 tot 75 jaar 76 43
75 jaar of ouder 44 20

9 op de 10 jongeren actief op sociale netwerken

Vooral jongeren zijn actief op sociale netwerken; het gold voor 89 procent van de 12- tot 25‑jarigen. De laatste jaren zijn ook steeds meer ouderen actief op bijvoorbeeld Facebook of Twitter. Onder 65- tot 75‑jarigen steeg het aandeel gebruikers tussen 2015 en 2020 van respectievelijk 29 naar 43 procent; onder 75‑plussers van 12 naar 20 procent. Laagopgeleiden namen in 2020 minder vaak deel aan sociale netwerken dan hoog- en middelbaar opgeleiden. Vrouwen zijn vaker deelnemer aan sociale netwerken dan mannen.

Meer informatie over communiceren via internet is opgenomen in deze StatLine-tabel.

3.3Informatie zoeken en vermaak

Internet is ook een belangrijke bron van informatie en vermaak. Deze paragraaf beschrijft welk soort informatie wordt gezocht, gaat in op het gebruik van nieuwssites en behandelt hoe internet als bron van vermaak wordt gebruikt.

Nederland tweede in EU met informatie zoeken over goederen en diensten

In 2020 zocht 89 procent van de Nederlanders van 16 tot 75 jaar op internet naar informatie over goederen en diensten (figuur 3.3.1). Denemarken scoorde nipt hoger en is koploper in de EU met 90 procent. Ook in Zweden en Duitsland was het aandeel inwoners dat op internet informatie zoekt relatief hoog (respectievelijk 88 en 87 procent). Het EU-gemiddelde bedroeg 69 procent. Bulgarije, Italië en Roemenië scoorden met een aandeel van 50 procent of minder het laagst.

3.3.1 Online informatie zoeken over goederen en diensten, EU-27, 2020 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Land Online informatie zoeken over goederen en diensten
Denemarken 90
Nederland 89
Zweden 88
Duitsland 87
Finland 85
Estland 81
België 78
Spanje 78
Cyprus 78
Slowakije 78
Tsjechië 77
Malta 77
Slovenië 77
Hongarije 76
Litouwen 73
Ierland 72
Letland 71
Kroatië 71
Griekenland 69
Luxemburg 68
Portugal 68
Oostenrijk 67
Polen 63
Bulgarije 50
Italië 48
Roemenië 46
Frankrijk¹⁾ .
Bron: Eurostat
1) Geen gegevens.

Vaker online op zoek naar gezondheidsinformatie

Nederlanders zoeken steeds vaker informatie over gezondheid en leefstijl op internet. In 2020 was 72 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder online op zoek naar informatie over ziekten, voeding of beweging (figuur 3.3.2). In 2015 was dit nog 57 procent; in 2019 was het 69 procent. Het percentage vrouwen (75 procent) dat op internet naar dit soort informatie zocht, was hoger dan het percentage mannen (69 procent).

3.3.2 Online gezondheidsinformatie zoeken, 2020 (% personen van
12 jaar of ouder)
Kenmerk Online zoeken naar gezondheidsinformatie
Totaal 72
Geslacht .
Man 69
Vrouw 75
Leeftijd .
12 tot 25 jaar 69
25 tot 45 jaar 82
45 tot 65 jaar 76
65 tot 75 jaar 67
75 jaar of ouder 39
Opleidingsniveau .
Laag 57
Middelbaar 76
Hoog 84

Het zijn vooral 25- tot 45‑jarigen die online zoeken naar informatie over gezondheid; 82 procent van de personen in deze leeftijdsgroep deed dit in 2020. Van de Nederlanders van 45 tot 65 jaar zocht ruim drie kwart online naar gezondheidsinformatie; van de jongeren van 12 tot 25 jaar deed bijna 70 procent dit. Ouderen gebruikten het internet minder vaak om informatie over gezondheid op te zoeken (65- tot 75‑jarigen: 67 procent; 75‑plussers: 39 procent). Het aandeel personen dat op internet gezondheidsinformatie zoekt, was onder hoogopgeleide Nederlanders (84 procent) groter dan onder middelbaaropgeleiden (76 procent). Onder middelbaaropgeleiden was dat weer groter dan onder laagopgeleiden (57 procent).

Nederlanders voorop in EU met online gezondheidsinformatie zoeken

Nederlanders lopen samen met de Finnen voorop in het gebruik van internet bij het zoeken van informatie over gezondheid (figuur 3.3.3). Volgens de Europese onderzoeksafbakening deed 76 procent van de Nederlanders van 16 tot 75 jaar dit in 2020. Finland scoorde nipt hoger: 77 procent. Het EU-gemiddelde was 56 procent.

3.3.3 Online gezondheidsinformatie zoeken, EU-27, 2020 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Land Gezondheidsinformatie zoeken
Finland 77
Nederland 76
Denemarken 72
Duitsland 70
Zweden 67
Spanje 67
Malta 64
Hongarije 63
Tsjechië 62
Cyprus 61
Ierland 60
Slovenië 58
Kroatië 58
Estland 58
Litouwen 57
Oostenrijk 56
Slowakije 56
Luxemburg 53
Griekenland 52
België 51
Portugal 49
Letland 49
Italië 46
Polen 43
Bulgarije 29
Roemenië 28
Frankrijk¹⁾ .
Bron: Eurostat
1) Geen gegevens.

Internet belangrijke nieuwsbron

In 2020 las ruim drie kwart van de Nederlanders van 12 jaar of ouder online nieuws (tabel 3.3.4). Dit aandeel is flink gestegen ten opzichte van 2015, toen nog de helft online nieuwsberichten, -bladen of kranten las of downloadde. Ook in vergelijking met 2019 is er sprake van een stijging; toen las 70 procent online nieuws. Van de 18- tot 65‑jarigen nam ruim 80 procent nieuws via internet tot zich in 2020. Jongeren van 12 tot 18 jaar deden dit veel minder vaak: 56 procent. Ook onder 75‑plussers was het aandeel dat op internet nieuws leest veel lager dan gemiddeld (39 procent).

3.3.4Nieuwsberichten, kranten, nieuwsbladen op internet lezen of downloaden, 2020
% personen van 12 jaar of ouder
Totaal 76
Geslacht
Man 79
Vrouw 74
Opleidingsniveau
Lager onderwijs 59
Middelbaar onderwijs 81
Hoger onderwijs 91
% personen
Leeftijd
12 tot 25 jaar 72
waarvan
12 tot 18 jaar 56
18 tot 25 jaar 84
25 tot 45 jaar 88
45 tot 65 jaar 82
65 tot 75 jaar 69
75 jaar of ouder 39

Bron:CBS

Nederland staat met Denemarken, Finland en Zweden in de EU-top-5 met nieuwsberichten, kranten, nieuwsbladen op internet lezen of downloaden. Volgens de Europese onderzoeksafbakening gebruikten ruim 8 op de 10 Nederlanders van 16 tot 75 jaar het internet hiervoor. Het EU-gemiddelde bedroeg 66 procent.

Cijfers over online nieuws lezen of downloaden voor meer Europese landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.

Steeds vaker televisiekijken via internet

Online televisiekijken heeft de laatste jaren een hoge vlucht genomen. 65 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder keek in 2020 televisie via internet (figuur 3.3.5). In 2015 was dat nog 45 procent. Televisiekijken via internet is nagenoeg even populair onder 12- tot 25‑jarigen als onder 25- tot 45‑jarigen. Van de mensen in deze leeftijdscategorieën keek respectievelijk 77 en 76 procent in 2020 televisie via internet. Onder 75‑plussers was dit 30 procent.

78% gebruikt videowebsite of -app Buitenvorm Binnenvorm

Bijna 8 op de 10 personen vanaf 12 jaar keken naar filmpjes of video’s via een videowebsite of -app zoals YouTube in 2020. Bijna 2 op de 3 (64 procent) keek on demand films, series of programma’s via diensten zoals Netflix. Van de 12- tot 25‑jarigen keek 85 procent films of series on demand. Ook video’s of filmpjes kijken via een video sharing service is populair bij jongeren; 93 procent van deze groep deed dat.

3.3.5 Gebruik van online TV, on demand service en videowebsite, 2020 (%)
Leeftijd TV On demand service Videowebsite of -app
Totaal
(12 jaar of ouder)
65 64 78
12 tot 25 jaar 77 85 93
25 tot 45 jaar 76 82 90
45 tot 65 jaar 66 64 81
65 tot 75 jaar 48 32 60
75 jaar of ouder 30 13 28

Ook het online muziek luisteren of downloaden, of spelletjes (af)spelen via internet of downloaden is toegenomen: van 57 procent in 2015 naar 75 procent in 2020. Onder jongeren is deze activiteit zeer populair: 92 procent van de 12- tot 25‑jarigen deed dat in 2020.

3.4Diensten op internet: overheids­websites, gezondheidsdiensten en internet­bankieren

Deze paragraaf beschrijft in welke mate overheidswebsites en gezondheidsdiensten zijn gebruikt in 2020. Ook internetbankieren komt aan bod.

Gebruik overheidswebsites verder toegenomen

In 2020 maakte 86 procent van de Nederlandse bevolking van 16 tot 75 jaar minstens één keer per jaar gebruik van overheidswebsites (figuur 3.4.1). Een jaar eerder was dat nog 81 procent. De sites werden vooral gebruikt om informatie te zoeken en om officiële documenten te versturen.

3.4.1 Gebruik overheidswebsites, EU-27, 2020 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Land Gebruik overheidswebsites
Denemarken 91
Finland 88
Nederland 86
Zweden 86
Estland 80
Letland 76
Oostenrijk 72
Slovenië 67
Duitsland 66
Luxemburg 63
Spanje 63
Ierland 62
Slowakije 62
België 61
Hongarije 60
Litouwen 58
Tsjechië 57
Malta 55
Griekenland 53
Cyprus 53
Portugal 45
Polen 42
Kroatië 41
Italië 29
Bulgarije 27
Roemenië 13
Frankrijk¹⁾ .
Bron: Eurostat
1) Geen gegevens.

Overheidswebsites en websites van publieke instanties

Onder overheidswebsites vallen websites van overheidsinstanties, zoals websites voor het doen van belastingaangifte, aanvragen van uitkeringen en subsidies, doorgeven van adreswijzigingen of maken van een afspraak voor bijvoorbeeld een paspoort of rijbewijs. Websites van publieke instanties, zoals waterleveranciers, gezondheids- of onderwijsinstellingen of van bibliotheken, worden ook tot overheidssites gerekend.

Nederland behoort tot de kopgroep van EU-landen met het grootste aandeel inwoners dat de digitale overheid gebruikt. Nederland stond in 2020, samen met Zweden, op de derde plaats van landen in de EU-27. Alleen Denemarken en Finland scoorden hoger (met respectievelijk 91 en 88 procent). Het gebruik van de digitale overheid was het laagst in Zuid- en Oost-Europa. Het EU-27‑gemiddelde was 57 procent.

Overheidswebsites vooral gebruikt om informatie te zoeken

Nederlanders maken vooral gebruik van overheidssites om informatie op te zoeken. In 2020 deed 81 procent dit (figuur 3.4.2). Ook bezocht bijna drie kwart overheidssites om documenten in te vullen en te versturen. Verder downloadde of printte 59 procent een document van een overheidswebsite. Het versturen van documenten via een overheidswebsite nam het meest toe: van 58 procent in 2019 naar 73 procent een jaar later.

3.4.2 Gebruik overheidswebsites in Nederland (% personen van
16 tot 75 jaar)
Soort gebruik 2020 2019
Totaal 86 81
Informatie
zoeken
81 76
Ingevulde
documenten
versturen
73 58
Documenten
downloaden
59 52

Vooral 25- tot 55‑jarigen en hoogopgeleiden gebruiken overheidswebsites

Bijna 90 procent van de 25- tot 55‑jarigen maakte in 2020 gebruik van een overheidswebsite. Jongeren (16- tot 25‑jarigen) en 55- tot 65‑jarigen deden dat iets minder vaak (85 procent). Het aandeel gebruikers van de digitale overheid was met 77 procent het laagst onder de 65- tot 75‑jarigen (figuur 3.4.3).

Bijna alle hoogopgeleiden (96 procent) gebruikten een overheidswebsite in 2020. Onder middelbaar opgeleiden bedroeg dit aandeel 89 procent, onder laagopgeleiden 73 procent. Het aandeel mannen dat gebruikmaakt van de digitale overheid is iets groter dan dat van vrouwen: 88 tegen 84 procent in 2020.

3.4.3 Gebruik overheidswebsites in Nederland, naar kenmerken, 2020 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Kenmerk Overheidswebsite gebruikt
Leeftijd .
16 tot 25 jaar 85
25 tot 35 jaar 89
35 tot 45 jaar 89
45 tot 55 jaar 90
55 tot 65 jaar 85
65 tot 75 jaar 77
Opleidingsniveau .
Laag 73
Middelbaar 89
Hoog 96

Geen documenten verstuurd omdat het niet nodig was

Van de Nederlanders die geen overheidsdocumenten via internet verstuurden, was voor 74 procent een reden dat zij helemaal geen documenten hoefden in te dienen. Daarnaast gaf 17 procent aan dat een ander de documenten voor hen indiende. 4 procent wist niet hoe een overheidsdocument via internet moest worden verstuurd.

Bijna een derde maakt zorgafspraak via internet

In 2020 gebruikte 31 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder het internet om een afspraak te maken met een huisarts of medisch specialist. In 2015 deed 15 procent dat. Het waren vooral 25- tot 65‑jarigen die online een afspraak maakten met een zorgverlener (35 procent). Onder 65‑plussers was het aandeel 27 procent. Van de jongeren van 12 tot 25 jaar maakte 23 procent een medische afspraak via internet.

Of mensen via internet een afspraak maken met een zorgverlener verschilt sterk naar opleidingsniveau. Zo was het percentage hoogopgeleiden (38 procent) dat online een afspraak maakte bijna twee keer zo hoog als van laagopgeleiden (21 procent). Middelbaaropgeleiden zaten hier met 34 procent weer tussenin. Er is op dit punt weinig verschil tussen mannen en vrouwen.

Meer dan een kwart vraagt online consult aan

Meer dan een kwart van de Nederlanders van 12 jaar of ouder gebruikten online diensten van de huisarts of het gezondheidscentrum in 2020. Het gaat hierbij om het aanvragen van een herhaalrecept of krijgen van een online consult. Vooral Nederlanders van 45 jaar of ouder gebruikten deze online diensten (30 procent). Bijna een vijfde bekeek medische gegevens van henzelf of gezinsleden online.

Internetbankieren onverminderd populair

Internetbankieren is gemeengoed onder Nederlanders. In 2020 internetbankierde, net als in 2019, 84 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder (figuur 3.4.4). In 2015 deed 77 procent dat. Bijna alle personen tussen de 25 en 45 jaar maken gebruik van internetbankieren: 92 procent van hen deed online bankzaken in 2020. Van de 75‑plussers internetbankierde iets meer dan de helft. Mannen deden vaker aan internetbankieren dan vrouwen (86 tegen 82 procent). Hoog- en middelbaaropgeleiden maken met respectievelijk 96 en 90 procent vaker gebruik van internetbankieren dan laagopgeleiden (67 procent).

3.4.4 Internetbankieren, 2020 (% personen van
12 jaar of ouder)
Kenmerk Internetbankieren
Totaal 84
Geslacht .
Man 86
Vrouw 82
Leeftijd .
12 tot 25 jaar 78
25 tot 45 jaar 92
45 tot 65 jaar 90
65 tot 75 jaar 81
75 jaar of ouder 51
Opleidingsniveau .
Laag 67
Middelbaar 90
Hoog 96

Nederland op derde plaats met internetbankieren in de EU

Nederland heeft, na Denemarken (94 procent) en Finland (92 procent), het hoogste percentage inwoners van 16 tot 75 jaar dat internetbankiert in de EU. In 2020 deed 89 procent van de Nederlanders bankzaken online (figuur 3.4.5). Inwoners van Roemenië en Bulgarije internetbankieren nauwelijks (respectievelijk 12 en 13 procent). Het EU-gemiddelde was 58 procent.

3.4.5 Internetbankieren, EU-27, 2020 (% personen van
16 tot 75 jaar)
Land Internetbankieren
Denemarken 94
Finland 92
Nederland 89
Zweden 85
Estland 80
Letland 76
België 75
Luxemburg 71
Tsjechië 70
Ierland 69
Litouwen 68
Oostenrijk 66
Duitsland 65
Spanje 62
Malta 60
Slowakije 58
Cyprus 52
Slovenië 52
Hongarije 51
Kroatië 50
Polen 49
Portugal 47
Italië 39
Griekenland 37
Bulgarije 13
Roemenië 12
Frankrijk¹⁾ .
Bron: Eurostat
1) Geen gegevens.

3.5Online winkelen

Nederlanders kopen steeds vaker en meer via internet. Deze paragraaf gaat in op het winkelen via internet.

Ruim 7 op de 10 winkelt online

In de eerste helft van 2020 kocht 71 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder, omgerekend ongeveer 10,7 miljoen mensen, iets online. In 2019 deed 64 procent dit (figuur 3.5.1). Het gaat om mensen die aangaven in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek iets online gekocht te hebben.

3.5.1 Internetaankopen in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek (% personen van 12 jaar of ouder)
Jaar Internetaankopen in drie maanden voorafgaand aan het onderzoek
2015 54,0
2016 57,2
2017 62,0
2018 63,8
2019 64,0
2020 71,2

Vooral kleding, schoenen en accessoires online aangeschaft

Nederlanders van 12 jaar of ouder kochten via internet het vaakst (sport)kleding, schoenen of accessoires zoals tassen en sieraden (48 procent). 35 procent bestelde maaltijden bij een restaurant, fastfoodketen of cateraar. Ongeveer 20 procent kocht meubels, woonaccessoires en tuinartikelen, sportartikelen, computers, tablets, mobiele telefoon, cosmetica en gedrukte boeken (figuur 3.5.2).

3.5.2 Online gekochte goederen, eerste helft 2020 (% personen van
12 jaar of ouder)
Goederen Online aangekocht
Kleding, schoenen, accessoires 48,4
Maaltijden besteld 35,4
Meubels, woonaccessoires, tuinartikelen 23,0
Sportartikelen 22,9
Computers, tablets, mobiele telefoon 21,7
Cosmetica, parfum, schoonheidsproducten 21,4
Gedrukte boeken, tijdschriften, kranten 21,2
Etenswaren, drank 17,7
Elektronica, huishoudelijke apparatuur 17,2
Schoonmaakmiddelen, verzorgingsartikelen 14,5
Medicijnen, vitaminepillen 14,0
Speelgoed, babyspullen 12,9
Voertuigen of onderdelen 8,7

Van de onderzochte personen heeft 20 procent één of meer van de goederen online gekocht van een particulier persoon, bijvoorbeeld via Marktplaats.

Goederen en online producten of diensten

Er is een onderscheid gemaakt tussen fysieke (tastbare) geleverde goederen, zoals meubels, kleding, gedrukte boeken en online geleverde producten of diensten, zoals e-books, online spellen, online kaartjes en apps. Een voorbeeld: gedrukte boeken horen bij goederen en e-books bij online producten of diensten.

Films en series van alle online diensten het vaakst gekocht

Van de online producten of diensten werden films of series via een streamingdienst of als download het vaakst gekocht (42 procent). Rond de 30 procent kocht muziek via een streamingdienst of download, een abonnement voor internet of mobiele telefoon, of kaartjes voor de bioscoop, concert of cultureel evenement (figuur 3.5.3).

3.5.3 Gekochte online producten of diensten, eerste helft 2020 (% personen van
12 jaar of ouder)
Diensten Online aangekocht
Films, series via streamingsdienst 41,7
Muziek via streamingsdienst of download 32,2
Abonnement voor internet of telefoon 30,4
Kaartjes bioscoop, culturele evenement 28,7
Online spellen, games of download 16,7
E-books, online tijdschriften, kranten 16,3
Computersoftware of software upgrades 14,9
Andere betaalde apps 8,8
Kaartjes sportevenementen 6,9
Betaalde gezondheids- of sportapps 4,0
Huishoudelijke diensten, zoals schoonmaak, oppas, klussen 4,0

Vaker online aankopen voor een hoger bedrag

Niet alleen doen steeds meer mensen online aankopen, ook het totale aankoopbedrag van goederen en diensten in de drie maanden voorafgaand aan het onderzoek lag in 2020 hoger. 21 procent deed online aankopen voor 500 euro of meer. Een jaar eerder was dat 19 procent (figuur 3.5.4). Mannen geven meer geld uit aan online aankopen dan vrouwen; 25 procent van de mannen en 17 procent van de vrouwen gaf in totaal 500 euro of meer uit.

Het bedrag dat op internet werd besteed lag het vaakst tussen 100 en 500 euro; 41 procent deed in de eerste helft van 2020 aankopen in die prijsklasse. Ook de aankoopfrequentie is toegenomen; 34 procent van de Nederlanders kocht zes keer of vaker iets via internet. In 2019 was dat 30 procent.

3.5.4 Uitgaven aan online aankopen (% e-shoppers van
12 jaar of ouder)
Jaar Minder dan 50 euro 50 tot 100 euro 100 tot 500 euro 500 tot 1000 euro 1000 euro of meer Weet niet
2020 13,2 19,9 41,2 12,2 8,9 4,6
2019 13,1 22,3 40,1 11,2 8,0 5,4

E-shoppen populairst onder 25- tot 45‑jarigen

Vooral 25- tot 45‑jarigen kopen via internet; in 2020 kocht 86 procent van hen online goederen of diensten. De groei was het grootst bij 65‑plussers. Winkelde in de eerste helft van 2020 59 procent van de 65- tot 75‑jarigen online, in 2019 was dat nog 45 procent (figuur 3.5.5). Van de 75‑plussers deed 25 procent in 2020 online aankopen, tegen 17 procent een jaar eerder.

3.5.5 Online winkelen, naar leeftijd (%)
Leeftijd 2020 2019
Totaal 71,2 64,0
12 tot 25 jaar 72,7 66,8
25 tot 45 jaar 85,5 80,4
45 tot 65 jaar 75,7 68,2
65 tot 75 jaar 58,9 44,6
75 jaar of ouder 24,8 17,5

Mensen met weinig inkomen winkelen minder vaak online

Tussen mensen met een hoog en laag gestandaardiseerd inkomennoot1 bestaan grote verschillen wat betreft online winkelen. Van de mensen in de hoogste inkomensgroep (vierde kwartiel) winkelde 83 procent online in 2020. Onder mensen in de laagste inkomensgroep (eerste kwartiel) bedroeg dit aandeel 57 procent.

Mannen zijn actievere e-shoppers dan vrouwen. 73 procent van de mannen winkelde online, bij vrouwen was dat 70 procent.

Veel e-shoppers in Nederland

Nederland kent relatief meer e-shoppers dan veel andere EU-landen. In Nederland winkelde 77 procent van de 16- tot 75‑jarigen in de eerste helft van 2020 online; het EU-gemiddelde bedroeg 54 procent. Alleen in Denemarken is online winkelen nog populairder dan in Nederland: 79 procent van de Denen deed dit.

Cijfers over e-shoppen voor meer Europese landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.

Verkopen van goederen of diensten: de andere kant van e‍-‍commerce

Met 37 procent staat Nederland (volgens de Europese onderzoeksafbakening) eerste op de ranglijst van EU-landen in het online verkopen van goederen of diensten via sites als Marktplaats en eBay. Duitsland en Malta volgen met 33 procent. Bijna 30 procent van de inwoners van Zweden en Finland verkocht goederen of diensten online. Inwoners van Cyprus (2 procent), Roemenië en Griekenland (beide 4 procent) gebruiken het internet nauwelijks voor dit doel. Het EU-gemiddelde bedroeg 19 procent in 2020.

 

Cijfers over het verkopen via internet voor meer Europese landen zijn opgenomen in deze Eurostat-tabel.

3.6Privacy op internet

Doordat Nederlanders het internet steeds vaker gebruiken, neemt ook kans op blootstelling aan online risico’s toe. Deze paragraaf gaat in op hoe internetgebruikers hun persoonlijke gegevens beschermen.

9 op de 10 internetgebruikers beschermen persoonsgegevens

Van de internetgebruikers van 12 jaar of ouder gaf 90 procent aan in 2020 maatregelen te hebben genomen om persoonlijke gegevens op internet te beschermen. In 2016 was dat 79 procent (figuur 3.6.1). Naar eigen zeggen had 77 procent in 2020 de toegang tot locatiegegevens beperkt of geweigerd, en stond 74 procent niet toe dat persoonlijke gegevens werden gebruikt voor commerciële doeleinden. In 2016 had minder dan de helft de toegang tot locatiegegevens beperkt of geweigerd, en stond 62 procent niet toe dat persoonlijke gegevens voor commerciële doeleinden werden gebruikt.

3.6.1 Beschermen persoonlijke gegevens op internet (% internetgebruikers
van 12 jaar of ouder)
Beschermingsmaatregel 2020 2016
Totaal maatregelen 90 79
Toegang tot locatiegegevens beperken 77 49
Commercieel gebruik niet toestaan 74 62
Toegang tot profielgegevens beperken 64 54
Veiligheid website controleren 64 55
Privacy statement lezen 46 40

Ruim 60 procent van de Nederlanders gaf beperkt toegang tot profielgegevens en controleerde de veiligheid van de website voordat hij of zij persoonlijke gegevens achterliet. Daarnaast las 46 procent het privacy statement vóór het invullen van persoonlijke gegevens.

46% leest privacy statement vóór invullen persoonsgegevens Buitenvorm Binnenvorm

Meeste Nederlanders beschermen ook gegevens op smartphone

In 2020 gebruikte 85 procent van de Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder een smartphone voor privégebruik. Veel Nederlandse smartphonegebruikers namen maatregelen vanwege zorgen om de veiligheid en privacy: 70 procent heeft bij het installeren of gebruik van een app de toegang tot persoonlijke gegevens zoals locatie, foto’s of een lijst met contactpersonen geweigerd.

Met 80 procent zijn 18- tot 45‑jarigen het meest actief in het beschermen van persoonlijke gegevens bij het installeren of gebruik van een app op smartphones. Van de 75‑plussers deed 29 procent dat. Ruim een derde van de 75‑plussers gaf aan niet te weten dat zoiets kan.

Ouderen beschermen persoonsgegevens minder vaak

Internetgebruikers van 65 jaar of ouder beschermen persoonsgegevens op internet minder vaak dan gebruikers jonger dan 65. Van de 65‑plussers is 77 procent actief bezig met de bescherming van persoonlijke informatie. Bij 12- tot 65‑jarigen meldde 93 procent dit. Internetgebruikers van 75 jaar of ouder doen het minst vaak aan bescherming van persoonlijke informatie op internet: 70 procent, tegen 81 procent onder 65- tot 75‑jarigen (figuur 3.6.2).

3.6.2 Beschermen persoonlijke gegevens op internet, naar leeftijd, 2020 (% internetgebruikers
van 12 jaar of ouder)
Leeftijd Beschermen persoonlijke gegevens op internet
Totaal 90
12 tot 18 jaar 91
18 tot 25 jaar 95
25 tot 35 jaar 94
35 tot 45 jaar 94
45 tot 55 jaar 93
55 tot 65 jaar 89
65 tot 75 jaar 81
75 jaar of ouder 70

Mensen die aangeven veel ervaring te hebben met internet, computers, tablets of smartphones troffen vaker maatregelen om persoonsgegevens op internet te beschermen dan mensen die weinig ervaring met internet en dergelijke apparatuur hebben.

Nederland Europees koploper beperking toegang persoonsgegevens op internet

Nederland had in 2020 van alle EU-27 landen het hoogste percentage internetgebruikers van 16 tot 75 jaar dat maatregelen nam om persoonlijke informatie op internet te beschermen (92 procent). Het EU-27 gemiddelde was 76 procent. Oostenrijk en Finland scoorden met 90 en 89 procent ook hoog, Roemenië met 52 procent het laagst (figuur 3.6.3).

3.6.3 Beschermen persoonlijke gegevens op internet, EU-27, 2020 (% internetgebruikers van
16 tot 75 jaar)
Land Beschermen persoonlijke gegevens op internet
Nederland 92
Oostenrijk 90
Finland 89
Duitsland 88
Portugal 87
Kroatië 85
Tsjechië 85
Denemarken 84
Malta 84
Spanje 80
Zweden 75
Ierland 75
Cyprus 73
Hongarije 72
Griekenland 69
Letland 68
Italië 67
Estland 66
Slowakije 66
Polen 64
Slovenië 64
Litouwen 64
België 61
Bulgarije 60
Luxemburg 57
Roemenië 52
Frankrijk¹⁾ .
Bron: Eurostat
1)Geen gegevens.

Van de Nederlandse internetgebruikers van 16 tot 75 jaar had 80 procent de toegang tot locatiegegevens beperkt of geweigerd. Dit is verreweg het hoogste percentage binnen de EU, waar het gemiddelde 50 procent was.

Ook staan Nederlanders vaak niet toe dat persoonlijke gegevens voor commerciële doeleinden worden gebruikt. Vorig jaar had 77 procent van de Nederlanders dat niet toegestaan, het EU-27 gemiddelde bedroeg 56 procent. Nederland loopt daarmee ook voorop in Europa.

Merendeel Nederlanders voelt zich veilig op internet

Bijna drie kwart (72 procent) van de Nederlanders van 12 jaar of ouder gaf aan zich in 2020 veilig te voelen bij het gebruik van internet. Dit aandeel is toegenomen: in 2019 was dat 68 procent. Slechts 3 procent voelde zich onveilig, 25 procent voelde zich niet veilig of onveilig. De ruime meerderheid van degenen die zich veilig voelen op het internet is dagelijks online, en is jong (12 tot 25 jaar).

3.7Internet der dingen in 2020

‘Internet der dingen’ (‘Internet of Things’) is op dit moment actueler dan ooit. Steeds meer mensen bezitten slimme apparaten voor hun huis, en hebben auto’s, huishoudelijke apparaten en wearables die met internet zijn verbonden en online gegevens kunnen verzenden. Deze paragraaf gaat over het gebruik van ‘internet der dingen’, voor het eerst gemeten door het CBS in 2020.

Internet of Things

‘Internet of Things’ is een netwerk van apparaten en sensoren die een connectie hebben met het internet. Deze things (dingen; zoals een smartwatch of slimme speaker) versturen en ontvangen gegevens zonder menselijke tussenkomst. Auto’s, koelkasten, ovens, slimme speakers, verlichting en nog veel meer kan verbonden zijn met het internet. Alles bij elkaar wordt dit ‘Internet of Things’ genoemd of ‘Internet of Everything’. De letterlijke Nederlandse vertaling is ‘internet der dingen’.

Bijna drie kwart gebruikt slim apparaat

Bijna drie kwart (72 procent) van de Nederlandse bevolking van 12 jaar of ouder gaf aan in 2020 een slim apparaat en systeem voor thuis te gebruiken (figuur 3.7.1). 59 procent had een slimme water-, gas- of elektriciteitsmeter thuis. Ruim een kwart gebruikte een slimme thermostaat en twee op de tien een virtuele assistent (zoals Siri, Google Home, Amazon Alexa, Bixby) via een app of smart speaker. Verlichting, slimme stekkers of andere systemen voor slim wonen en rookmelders, beveiligingscamera’s of andere veiligheidssystemen zijn minder in gebruik; respectievelijk 14 en 11 procent gaf aan zulke systemen thuis te gebruiken. 6 procent had thuis huishoudelijke apparaten, zoals een robotstofzuiger, koelkast of koffiezetapparaat die met internet zijn verbonden.

3.7.1 Internet der dingen thuis, 2020 (% personen van
12 jaar of ouder)
Toepassing Gebruik
Totaal 72
Slimme water-, gas- of elektriciteitsmeter 59
Slimme thermostaat 27
Virtuele assistent via een app of smart speaker 20
Verlichting, slimme stekkers of andere systemen voor slim wonen 14
Rookmelders, beveiligingscamera's of andere veiligheidssystemen 11
Huishoudelijke apparaten 6

Deel heeft geen behoefte aan slimme apparaten

Sommigen beschouwen het internet der dingen als een technische stap vooruit, anderen tonen terughoudendheid. Voor mensen die aangaven thuis geen slimme apparaten of systemen te gebruiken, was de voornaamste reden dat zij er geen behoefte aan hebben (77 procent). Daarnaast gaf meer dan een kwart als reden dat zij slimme systemen of apparaten te duur vinden. Nog eens 25 procent maakte zich zorgen over de privacy of de beveiliging. Minder vaak voorkomende redenen waren: onbekendheid met dergelijke apparaten en systemen, onbekendheid met het gebruik ervan, zorg over eigen veiligheid en gezondheid en dat andere apparaten in huis er niet op aangesloten konden worden (figuur 3.7.2).

3.7.2 Redenen geen slimme apparaten thuis (% personen van 12 jaar of ouder zonder slim
apparaat thuis)
Reden Reden geen slim apparaat in huis
Geen behoefte 77
Te duur 29
Zorgen over privacy en beveiliging 25
Wist niet van het bestaan 10
Weet niet hoe te gebruiken 6
Gevaar voor gezondheid 5
Andere apparaten niet aansluiten 3

Smartwatch en bewegingsmeter in trek

Naast slimme apparaten en systemen voor het huis, gebruikten bijna twee op de tien mensen slimme accessoires, zoals een smartwatch of een bewegingsmeter (bijvoorbeeld een Fitbit). Een op de tien mensen had een auto met een ingebouwde internetverbinding. Zes procent gebruikte in 2020 slimme apparaten voor gezondheid, zoals een weegschaal of bloeddrukmeter. 3 procent had speelgoed dat is verbonden met internet, zoals robots of poppen.

3.8Bekendheid en bezit van digitale radio DAB+

DAB+ is de digitale opvolger van FM. Met DAB+ is het mogelijk via de digitale ether naar radio te luisteren. Deze paragraaf gaat in op de bekendheid met DAB+ en het bezit van een DAB+-apparaat.

Helft Nederlanders bekend met DAB+

In 2020 had 50 procent van de Nederlanders van 12 jaar of ouder weleens van DAB+ gehoord (tabel 3.8.1). Dit aandeel is flink groter dan in 2015, toen 26 procent bekend was met DAB+. In eerdere jaren genoot digitale radio nog minder bekendheid.

3.8.1Bekendheid1) van digitale radio via DAB+
2015 2016 2017 2018 2019 2020
% personen van 12 jaar of ouder
Totaal 26 29 37 41 45 50
Geslacht
Mannen 37 41 53 55 59 62
Vrouwen 15 17 22 28 32 38
Leeftijd
12 tot 25 jaar 21 22 28 32 35 36
25 tot 45 jaar 30 35 47 48 54 58
45 tot 65 jaar 29 32 43 48 53 58
65 tot 75 jaar 24 30 30 39 39 50
75 jaar of ouder 14 13 14 19 21 25
Opleidingsniveau
Lager onderwijs 19 19 22 26 29 34
Middelbaar onderwijs 30 34 45 46 50 57
Hoger onderwijs 32 37 46 53 56 61

Bron:CBS

1)Heeft wel eens van DAB+ gehoord.

DAB+ geniet aanzienlijk meer bekendheid onder mannen dan onder vrouwen: 62 procent van de mannen kende DAB+, tegen 38 procent van de vrouwen in 2020. Daarnaast zijn er verschillen naar opleidingsniveau: onder personen met een middelbare of hogere opleiding was rond 60 procent bekend met DAB+; bij personen met alleen lager onderwijs was dat 34 procent.

Digitale radio: betere kwaliteit en meer mogelijkheden

Digitale radio biedt voordelen boven het traditionele analoge (FM-)signaal, vergelijkbaar met de voordelen van digitale televisie. Het digitale signaal levert doorgaans een betere geluidskwaliteit op en biedt meer mogelijkheden dan analoge radio. Er bestaan verschillende manieren om digitaal naar radiozenders te luisteren, bijvoorbeeld online op een computer, smartphone, of tablet, al dan niet via een app. Sinds 2004 zenden radiostations in een groot deel van Nederland ook digitale radio via de ether uit, naast de traditionele FM of middengolf. Tot medio 2013 werd in Nederland veelal het T-DAB-signaal gebruikt voor digitale radio via de ether. Sindsdien maken vrijwel alle publieke en commerciële radiozenders met een landelijke etherfrequentie gebruik van het nieuwere DAB+. Om uitzendingen via het DAB+-signaal te kunnen beluisteren, is een specifieke ontvanger nodig. Sinds 2013 bestaat een samenwerkingsverband tussen onder andere publieke en commerciële zenders, en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat met als doel DAB+ en digitale radio meer onder de aandacht te brengen.

DAB+-apparaat in 18 procent van de huishoudens

In 2020 was 18 procent van de Nederlandse huishoudens in het bezit van een DAB+- apparaat. Het kan dan gaan om een apparaat in huis, maar ook om een DAB+-radio in de auto. Dit aandeel is bijna drie keer zo groot als in 2015, toen het DAB+-apparaat bezit 6 procent bedroeg.

Meer informatie over DAB+ is opgenomen in deze CBS-maatwerktabel.

Noten

Het gestandaardiseerd huishoudensinkomen is toegekend aan alle personen in het huishouden als een maat voor de welvaart. De huishoudens zijn naar hoogte van hun gestandaardiseerd inkomen in vier groepen (inkomenskwartielgroepen) met een gelijk aantal huishoudens verdeeld. Het gestandaardiseerd inkomen is het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Judit Arends

Ron de Heij

Raymond Kleingeld

Rik van Roekel

Joey Theissen

Laura Wielenga-van der Pijl

Jochem Zweerink

Overige bijdragen

Math Akkermans

John Bechholz

Hugo de Bondt

Linda Bruls

David Gies

Marijke Hartgers

Karolijne van der Houwen

Cor Kragt

Ilham Malkaoui

Francis van der Mooren

Astrid Pleijers

Eelco van Vliet

Eric Wassink

Eindredactie

Ron de Heij