ICT-gebruik bij bedrijven
De rol van ICT in het Nederlandse bedrijfsleven blijft groeien. Vrijwel alle Nederlandse bedrijven hadden in 2020 toegang tot internet en beschikten veelal over snellere internetverbindingen dan gemiddeld in Europa. Driekwart van de werkzame personen gebruikte internet voor het werk. Ook relatief nieuwe ICT-toepassingen vinden hun weg bij bedrijven. Een kwart van de bedrijven voerde big data-analyses uit. Door 1 op de 5 bedrijven werd Artificial Intelligence gebruikt.
4.1Internettoegang en -gebruik
Informatie- en communicatietechnologieën (ICT) zijn de laatste decennia in hoog tempo doorgedrongen in het Nederlandse bedrijfsleven. De coronapandemie heeft de inzet van ICT nog eens versneld. Mede dankzij de kwaliteit van de Nederlandse ICT-infrastructuur konden bedrijven schakelen tussen het fysieke en digitale domein. Veelal wordt ICT als cruciaal geacht voor het behalen van concurrentievoordeel. Bijvoorbeeld door nieuwe producten en processen te ontwikkelen of bestaande te optimaliseren. Bedrijfstakken verschillen in de manieren waarop zij ICT gebruiken. Een transportbedrijf kan bijvoorbeeld veel baat hebben bij technologie die de locatie van objecten zichtbaar maakt, terwijl voor veel hotels een website met boekingsmogelijkheid van vitaal belang is. Dergelijke strategische en bedrijfseconomische afwegingen bepalen hoe een bedrijf ICT inzet. Ook tussen grote en kleine bedrijven bestaan verschillen in de manier waarop ICT van toegevoegde waarde is, zoals zal blijken in het vervolg van dit hoofdstuk.
Enquête ‘ICT-gebruik bedrijven’
De enquête ‘ICT-gebruik bedrijven’ verzamelt jaarlijks gegevens over de automatisering en de toepassing van ICT bij bedrijven in Nederland. Ze beschrijft onder andere het computer- en internetgebruik, in- en verkoop via elektronische netwerken, software en ICT-applicaties. De enquête ‘ICT-gebruik bedrijven’ hanteert een steekproef van ruim 13 duizend bedrijven. De onderzoekspopulatie bestaat uit bedrijven met 10 of meer werkzame personen. De laatste jaren is dit onderzoek, met een iets minder uitgebreide vragenlijst, ook uitgevoerd onder bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen.noot1 Deze enquête onder kleinere bedrijven hanteert een steekproef van 8,6 duizend bedrijven.
Niet alle bedrijfstakken behoren tot de onderzoekspopulatie van het onderzoek; landbouwbedrijven vallen hier bijvoorbeeld niet onder. De onderstaande tabel geeft een overzicht van de bedrijfstakken die de enquête ‘ICT-gebruik bedrijven’ omvat. De tabel bevat per bedrijfstak ook de korte benaming van de bedrijfstak die in dit hoofdstuk gebruikt is om de tekst leesbaarder te maken.
Naam in deze publicatie | Bedrijfstakken volgens SBI 2008 |
---|---|
Industrie | C Industrie |
Energie en water | D Productie en distributie van elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht, E Winning en distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering |
Bouw | F Bouwnijverheid |
Handel | G Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s |
Transport | H Vervoer en opslag |
Horeca | I Logies-, maaltijd- en drankverstrekking |
Informatie en communicatie | J Informatie en communicatie |
ICT-sector | 261–264, 268, 465, 582, 61, 62, 631, 951noot2 |
Financiële instellingen | K Financiële instellingennoot3 |
Onroerend goed | L Verhuur van en handel in onroerend goed |
Advies en onderzoek | M Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening |
Researchinstellingen | 72 Research |
Overige dienstverlening | N Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening |
Gezondheidszorg | Q Gezondheids- en welzijnszorg |
De meeste vragen in de enquête gaan over de actuele situatie in een bedrijf. Omdat het onderzoek in 2020 is gehouden heeft in dat geval het cijfer betrekking op het verslagjaar 2020. Andere vragen gaan over het laatste volledige kalenderjaar. Het verslagjaar is dan 2019. Dit is bijvoorbeeld van toepassing als de vraag te maken heeft met een afgerond boekjaar, zoals bij vragen over e-commerce. Doordat ICT-toepassingen zich zeer snel ontwikkelen, wijzigt de inhoud van de enquête ‘ICT-gebruik bedrijven’ vrijwel jaarlijks. Waar in de jaren 80 centraal stond of bedrijven überhaupt computers en automatiseringspersoneel hadden, ligt in recente jaren de nadruk meer op onderwerpen zoals internet, e-commerce en toepassingen van software. Deze sterk inhoudelijke veranderingen zorgen ervoor dat lange tijdreeksen niet beschikbaar zijn. Het is wel mogelijk Nederland te vergelijken met andere landen in de Europese Unie (EU) doordat EU-lidstaten hebben afgesproken het onderzoek geharmoniseerd uit te voeren; er is afgestemd welke populatie en definities worden gebruikt en welke vragen in de enquête worden opgenomen. Naast deze internationaal afgesproken populatie heeft het CBS voor een breder beeld nog enkele extra bedrijfstakken in het onderzoek betrokken, namelijk de financiële instellingen en de gezondheidszorg. Door dit methodologische verschil kunnen de totaaluitkomsten van Nederland bij de internationale vergelijkingen in dit hoofdstuk, afwijken van het nationale beeld.
Toegang tot internet vanzelfsprekend
Toegang tot internet is voor bedrijven in Nederland al jaren vanzelfsprekend. Praktisch alle bedrijven met 10 of meer werkzame personen gebruiken een hoogwaardige vaste of mobiele internetverbinding zoals glasvezel, kabel, DSL of 3G/4G. Verbindingen met een snelheid van ten minste 30 Mbit per seconde zijn tegenwoordig de standaard bij bedrijven. Waar 36 procent van de bedrijven in 2012 over een dergelijke snelle verbinding beschikte, was dit aandeel in 2020 gegroeid naar 88 procent (figuur 4.1.1). Bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen beschikte 98 procent van de bedrijven over een internetverbinding van ten minste 30 Mbit per seconde. Bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen was dit aandeel 86 procent. Van de kleinste bedrijven, met 2 tot 10 werkzame personen, had 78 procent een verbinding sneller dan 30 Mbit per seconde in 2020.
Jaar | Bedrijven met snel internet |
---|---|
2012 | 36 |
2014 | 44 |
2016 | 52 |
2018 | 70 |
2020 | 88 |
1)Vaste internetverbinding met een downloadsnelheid van ten minste 30 Mbit/sec volgens het abonnement/contract. |
Ruim 1 op de tien bedrijven beschikte in 2020 over een internetverbinding met een downloadsnelheid van ten minste 1 Gbit per seconde. Vooral grote bedrijven met 500 werkzame personen of meer hadden dergelijke verbindingen (31 procent). Bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen bedroeg het aandeel 8 procent.
Nederlandse bedrijven hebben sneller internet dan gemiddeld in EU
Nederlandse bedrijven met 10 of meer werkzame personen beschikken over snellere internetverbindingen dan gemiddeld in de EU. Bijna 9 op de 10 bedrijven (88 procent) hadden een internetverbinding met een snelheid van ten minste 30 Mbit per seconde in 2020 (figuur 4.1.2). Gemiddeld was dit 76 procent in de EU in dat jaar. In Denemarken was het aandeel bedrijven met een internetverbinding van minstens 30 Mbit/sec het grootst: 94 procent. Waar het gaat om gigabit-verbindingen is Portugal het land met het grootste aandeel bedrijven dat hierover beschikte: 20 procent. Internetverbindingen sneller dan 30 Mbit per seconde komen steeds meer voor in Europa. In 2019 had van de bedrijven in Nederland 75 procent een verbinding sneller dan 30 Mbit; in de EU bedroeg dit percentage gemiddeld 50 procent in dat jaar.
werkzame personen
(excl. financiële instellingen
en gezondheidszorg))Verberg tabel4.1.2 Snelheid internetverbinding1)2), 2020 (% bedrijven met 10 of meer
werkzame personen
(excl. financiële instellingen
en gezondheidszorg))
Landen | Ten minste 1 Gbit/sec | 500 Mbit/sec tot 1 Gbit/sec | 100 tot 500 Mbit/sec | 30 tot 100 Mbit/sec | Minder dan 30 Mbit/sec |
---|---|---|---|---|---|
Portugal | 20 | 11 | 34 | 23 | 7 |
Denemarken | 19 | 15 | 42 | 18 | 6 |
Litouwen | 16 | 11 | 31 | 27 | 8 |
Luxemburg | 15 | 16 | 32 | 25 | 7 |
Zweden | 14 | 10 | 45 | 17 | 8 |
België | 13 | 18 | 37 | 23 | 6 |
Frankrijk | 13 | 14 | 21 | 24 | 23 |
Nederland | 12 | 17 | 33 | 26 | 7 |
Malta | 11 | 12 | 34 | 16 | 22 |
Italië | 10 | 7 | 16 | 38 | 23 |
Ierland | 9 | 10 | 30 | 36 | 7 |
Polen | 9 | 10 | 24 | 26 | 16 |
Roemenië | 9 | 15 | 33 | 20 | 3 |
Spanje | 9 | 18 | 34 | 20 | 10 |
EU-27 | 9 | 11 | 26 | 30 | 16 |
Slovenië | 8 | 6 | 27 | 32 | 22 |
Bulgarije | 7 | 6 | 24 | 41 | 7 |
Cyprus | 7 | 5 | 20 | 37 | 27 |
Hongarije | 7 | 8 | 21 | 24 | 24 |
Oostenrijk | 7 | 6 | 27 | 33 | 14 |
Duitsland | 6 | 10 | 29 | 36 | 15 |
Slowakije | 6 | 11 | 14 | 33 | 22 |
Tsjechië | 6 | 5 | 23 | 36 | 27 |
Verenigd Koninkrijk | 6 | 2 | 19 | 36 | 16 |
Letland | 5 | 8 | 29 | 33 | 11 |
Estland | 3 | 4 | 30 | 48 | 11 |
Kroatië | 0 | 1 | 11 | 34 | 47 |
Finland³⁾ | . | . | . | . | . |
Griekenland³⁾ | . | . | . | . | . |
Bron: Eurostat | |||||
1)Exclusief mobiele internetverbindingen. | |||||
2) Percentages tellen niet op tot 100 doordat niet alle bedrijven over een (vaste) internetverbinding beschikken. | |||||
3)Geen gegevens. |
Ruim 2 op 3 bedrijven verstrekten apparatuur voor mobiel internet
In 2020 verschafte 67 procent van de bedrijven met 10 of meer werkzame personen draagbare apparatuur aan het personeel, waarmee via mobiel breedband (zoals 3G of 4G) kon worden geïnternet voor het werk (tabel 4.1.3).noot4 Bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen is dit anno 2020 vrijwel gemeengoed; 95 procent van de bedrijven verstrekte een smartphone, tablet of laptop. Bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen verschafte 56 procent een apparaat met mobiel internet aan het personeel in dat jaar. Dit betekent overigens niet dat alle werkzame personen van een bedrijf over een door de werkgever verstrekt apparaat beschikten (zie figuur 4.2.2).
% bedrijven met 10 of meer werkzame personen | |
Totaal | 67 |
Bedrijfsomvang | |
10 tot 20 werkzame personen | 56 |
20 tot 50 werkzame personen | 71 |
50 tot 100 werkzame personen | 81 |
100 tot 250 werkzame personen | 89 |
250 tot 500 werkzame personen | 93 |
500 of meer werkzame personen | 95 |
Bron:CBS
Merendeel Nederlandse bedrijven heeft website
In 2020 had 84 procent van de Nederlandse bedrijven met 10 of meer werkzame personen een eigen website. Daarmee scoorde Nederland hoger dan het EU-gemiddelde, dat 77 procent bedroeg. In Finland was het aandeel bedrijven met een website het grootst: 96 procent. Denemarken, Zweden en Oostenrijk scoorden ook hoog. Van de Deense bedrijven had 93 procent een website, van de Zweedse en Oostenrijkse bedrijven 90 procent. In Roemenië en Bulgarije was dit aandeel flink lager: respectievelijk 46 en 52 procent. Cijfers over websites voor meer Europese landen zijn te vinden in deze Eurostat-tabel.
Bedrijven met 10 of meer werkzame personen gebruiken de website vaak om hun goederen of diensten te beschrijven of prijzen te tonen. Ruim zeven op de tien Nederlandse bedrijven hadden in 2020 een overzicht van producten en prijzen online geplaatst (figuur 4.1.4). Bedrijven gebruikten hun website ook vaak om te verwijzen naar hun pagina op sociale media (57 procent). Bij bijna een derde van de bedrijven bood de website de mogelijkheid om online te bestellen, boeken of reserveren. Bij 10 procent konden klanten via de website ook de voortgang van hun bestelling volgen, of was informatie over de status van de bestelling beschikbaar. Ruim een kwart van de bedrijven gebruikte de website om klantspecifieke informatie voor reguliere bezoekers aan te bieden. De functionaliteit die klanten in staat stelt zelf hun product te ontwerpen of aan te passen via de website werd maar door weinig bedrijven aangeboden (7 procent).
met 10 of meer
werkzame personen)Verberg tabel4.1.4 Mogelijkheden website, 2020 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Categorie | Mogelijkheden website |
---|---|
Beschrijvingen van producten, prijslijst | 72 |
Verwijzing naar sociale media | 57 |
Online bestellen, boeken of reserveren | 31 |
Klantspecifieke info voor vaste bezoeker | 27 |
Bestelling online volgen | 10 |
Productaanpassing door klant | 7 |
Kleine bedrijven hebben minder vaak een eigen website dan grote. Van de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen had 67 procent een website tegen 85 procent van de bedrijven met 10 werkzame personen of meer. In 2020 had 55 procent van de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen een overzicht van producten en prijzen online geplaatst. Zij gebruikten hun website niet vaak om te verwijzen naar een pagina op sociale media (34 procent).
Meer informatie over websites en het gebruik ervan door kleine bedrijven is opgenomen in deze StatLine-tabel.
Hoe een website wordt ingezet is sterk afhankelijk van de bedrijfstak waartoe het bedrijf behoort. Onder bedrijven met 10 of meer werkzame personen bieden websites van hotels e.d. (logiesaccommodaties) en bedrijven actief in de reisbranche het vaakst de mogelijkheid om te boeken, reserveren of bestellen (respectievelijk 81 en 72 procent in 2020). Het beschrijven van producten en tonen van prijzen op de website kwam eveneens veel voor bij logiesaccommodaties (88 procent), maar ook bedrijven in de verzekeringsbranche (90 procent) hadden deze informatie relatief vaak op de websites staan. Bijna 6 op de tien bedrijven actief in verzekeringen boden klantspecifieke informatie voor vaste bezoekers. Verwijzen naar een profiel op sociale media kwam relatief vaak voor bij uitgeverijen en telecommunicatiebedrijven.
Meer informatie over het bezit en gebruik van websites door bedrijven met 10 of meer werkzame personen, naar bedrijfstak, is opgenomen in deze StatLine-tabel.
4.2Personeel en ICT
Bedrijven kunnen ICT gebruiken om zich als aantrekkelijk werkgever te presenteren, bijvoorbeeld door het aanbieden van telewerkfaciliteiten of het verstrekken van mobiele apparatuur. Dit kan een voordeel zijn bij het werven van personeel. Bedrijven hebben nog altijd moeite om ICT-vacatures te vervullen.
Ruim driekwart werkzame personen gebruikt internet
In 2020 gebruikte 76 procent van het personeel bij bedrijven met 10 of meer werkzame personen geregeld een computer met internet voor het werk. Dit aandeel is ten opzichte van het jaar ervoor toegenomen (2019: 72 procent). In 2008 werkte nog 57 procent van de werkzame personen met een internet-pc.noot5 De verschillen tussen bedrijfstakken zijn groot (figuur 4.2.1). In de bedrijfstak informatie en communicatie en ICT-sector werkte vrijwel al het personeel met internet (respectievelijk 98 en 97 procent). In de horeca was dit aandeel veel kleiner: 46 procent.
werkzaam bij bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)Verberg tabel4.2.1 Gebruik computer met internet op het werk, 2020 (% personen
werkzaam bij bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Categorie | Gebruik van computer met internet op het werk |
---|---|
Totaal | 72 |
Bedrijfstak | . |
Informatie en communicatie | 98 |
ICT-sector | 97 |
Onroerend goed | 95 |
Financiële instellingen | 97 |
Advies en onderzoek | 95 |
wo. researchinstellingen | 95 |
Energie & water | 77 |
Gezondheidszorg | 88 |
Overige dienstverlening | 81 |
Bouw | 73 |
Handel | 62 |
Industrie | 59 |
Transport | 66 |
Horeca | 46 |
Bedrijfsomvang | . |
10 tot 20 werkzame personen | 74 |
20 tot 50 werkzame personen | 71 |
50 tot 100 werkzame personen | 72 |
100 tot 250 werkzame personen | 74 |
250 tot 500 werkzame personen | 74 |
500 of meer werkzame personen | 79 |
Van het personeel bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen gebruikte 74 procent in 2020 geregeld een computer met toegang tot het internet. Bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen was dit aandeel 79 procent. Bij bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen was dit aandeel bijna even hoog: 78 procent. Deze bedrijven hebben voor een deel vaker een eigen kantoor aan huis, waar dergelijke voorzieningen noodzakelijk of al beschikbaar zijn.
Nederland: meer internetgebruik voor het werk dan gemiddeld in EU
In Nederland werkt een aanzienlijk groter deel van de werkzame personen met internet dan gemiddeld in de EU. Het gemiddelde van de 27 EU-landen bedroeg 56 procent in 2020; in Nederland was dit 72 procent (volgens de Europese meetmethode). Ook in de Scandinavische landen was het aandeel personen dat voor het werk gebruikmaakt van het internet relatief hoog. Roemenië (35 procent) en Bulgarije (34 procent) scoorden aanzienlijk lager dan het EU-gemiddelde. Deze verschillen tussen landen hangen sterk samen met nationale economische structuren. In bepaalde bedrijfstakken zoals de zakelijke dienstverlening en ICT-sector is het immers meer vanzelfsprekend dat het personeel internet gebruikt dan in andere. Daardoor scoren landen met veel industriële bedrijven bijvoorbeeld lager dan landen met een grote dienstverlenende sector.
Cijfers over het gebruik van computers met internet voor meer Europese landen zijn te vinden in deze Eurostat-tabel.
Ruim derde werkzame personen heeft mobiel apparaat van het werk
In 2020 had 36 procent van het personeel van Nederlandse bedrijven met 10 of meer werkzame personen een laptop, tablet of smartphone met mobiel internet van het bedrijf (figuur 4.2.2). Ruim twee derde van de bedrijven verstrekte dergelijke draagbare apparatuur voor mobiel internet in dat jaar (zie tabel 4.1.3). De bedrijfstak onroerend goed had het grootste aandeel werkzame personen dat de beschikking had over een apparaat waarmee mobiel kon worden geïnternet: 71 procent. Bij energie- en waterbedrijven en bedrijven actief in advies en onderzoek had respectievelijk 57 en 56 procent van de werkzame personen mobiele apparaten verstrekt door het bedrijf. In de horeca is dit cijfer veel lager: 13 procent.
werkzaam bij bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)Verberg tabel4.2.2 Personeel in bezit van apparaat1) voor mobiel internet, 2020 (% personen
werkzaam bij bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Bedrijfstak | Heeft door bedrijf verstrekt apparaat voor mobiel internet |
---|---|
Totaal | 36 |
Bedrijfstak | . |
Onroerend goed | 71 |
Energie & water | 57 |
Advies en onderzoek | 56 |
wo. researchinstellingen | 51 |
Financiële instellingen | 55 |
Informatie en communicatie | 54 |
ICT-sector | 54 |
Bouw | 52 |
Overige dienstverlening | 37 |
Transport | 36 |
Gezondheidszorg | 34 |
Industrie | 27 |
Handel | 24 |
Horeca | 13 |
1)Door het bedrijf verstrekte draagbare apparatuur, zoals draagbare computers of smartphones, waarmee voor het eigen werk een mobiele verbinding gelegd kan worden met het internet. Wanneer de verbinding uitsluitend via wifi gelegd kan worden, en niet via mobiele telefoonnetwerken, wordt deze apparatuur niet meegeteld. |
Bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen beschikte 38 procent van het personeel over een smartphone of laptop van het bedrijf. Bij kleine bedrijven, met 10 tot 20 werkzame personen, lag dit percentage op 28 procent in 2020.
Meer informatie over toegang tot en gebruik van mobiel internet is opgenomen in deze StatLine-tabel.
Telewerken kan bij bijna 8 op de 10 van de bedrijven
In 2020 ondersteunde 77 procent van de bedrijven met 10 of meer werkzame personen telewerken (figuur 4.2.3). Telewerken betekent hier dat medewerkers regelmatig buiten de bedrijfsvestiging werken en van daaruit toegang hebben tot het ICT-systeem van het bedrijf. Het gaat daarbij niet alleen om toegang tot e-mail, maar ook om toegang tot bestanden en/of programmatuur.
met 10 of meer
werkzame personen)Verberg tabel4.2.3 Telewerken, 2020 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Categorie | Telewerken ondersteunt |
---|---|
Totaal | 77 |
Bedrijfstak | . |
ICT-sector | 93 |
Informatie en communicatie | 92 |
Onroerend goed | 92 |
Advies en onderzoek | 91 |
wo. researchinstellingen | 94 |
Financiële instellingen | 86 |
Gezondheidszorg | 86 |
Energie & water | 79 |
Handel | 78 |
Industrie | 77 |
Overige dienstverlening | 76 |
Transport | 72 |
Bouw | 71 |
Horeca | 45 |
Bedrijfsomvang | . |
10 tot 20 werkzame personen | 68 |
20 tot 50 werkzame personen | 80 |
50 tot 100 werkzame personen | 90 |
100 tot 250 werkzame personen | 94 |
250 tot 500 werkzame personen | 97 |
500 of meer werkzame personen | 98 |
Vooral in de ICT-sector, informatie- en communicatiebranche en onroerendgoedsector wordt telewerken ondersteund. Bijna alle bedrijven in deze bedrijfstakken hadden een mogelijkheid om toegang te krijgen tot het ICT-systeem van buiten de bedrijfsvestiging. Bij horecabedrijven is telewerken minder gebruikelijk; toch bood bijna 1 op de 2 bedrijven telewerken aan.
Grote bedrijven ondersteunen vaker telewerken dan kleine; van de bedrijven met meer dan 500 werkzame personen bood 98 procent de mogelijkheid tot telewerken tegen 68 procent van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen. Bij de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen ondersteunde 53 procent de mogelijkheid tot telewerken.
Telewerken door bijna 4 op 10 werkzame personen
Als een bedrijf telewerken ondersteunt, hebben vaak niet alle medewerkers die mogelijkheid. Het type werk laat dat immers niet altijd toe. In 2020 werkten bijna vier op de tien werkzame personen regelmatig buiten de bedrijfsvestiging en hadden van daaruit toegang tot het ICT-systeem van het bedrijf (figuur 4.2.4). Het aandeel telewerkers verschilt sterk per bedrijfstak. Vooral bij bedrijven in de informatie- en communicatiebranche en ICT-sector kunnen relatief veel medewerkers telewerken (respectievelijk 71 en 70 procent). In de horeca was dit 12 procent.
Bij grote bedrijven is het aandeel telewerkers hoger dan bij kleine. Het aandeel bij bedrijven met 500 of meer werkzame personen was 43 procent in 2020; bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen 31 procent.
werkzaam bij bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)Verberg tabel4.2.4 Telewerkers, 2020 (% personen
werkzaam bij bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Categorie | Telewerkers |
---|---|
Totaal | 38 |
Bedrijfstak | . |
Informatie en communicatie | 71 |
ICT-sector | 70 |
Advies en onderzoek | 62 |
wo. researchinstellingen | 59 |
Onroerend goed | 60 |
Financiële instellingen | 59 |
Energie & water | 50 |
Overige dienstverlening | 42 |
Gezondheidszorg | 40 |
Bouw | 39 |
Transport | 33 |
Industrie | 25 |
Handel | 25 |
Horeca | 12 |
Bedrijfsomvang | . |
10 tot 20 werkzame personen | 31 |
20 tot 50 werkzame personen | 32 |
50 tot 100 werkzame personen | 35 |
100 tot 250 werkzame personen | 36 |
250 tot 500 werkzame personen | 38 |
500 of meer werkzame personen | 43 |
Bijna kwart bedrijven heeft ICT-specialisten in loondienst
In 2019 had 24 procent van de bedrijven met 10 of meer werkzame personen één of meer ICT-specialisten in loondienst (figuur 4.2.5). ICT-specialisten zijn medewerkers voor wie ICT hun belangrijkste werk vormt. Zij kunnen bijvoorbeeld ICT-systemen ontwerpen, ontwikkelen, installeren en beheren. Of bedrijven ICT-specialisten in loondienst hebben, verschilt sterk per bedrijfstak. Vooral bij bedrijven in de informatie- en communicatiebranche en ICT-sector werken relatief vaak ICT-specialisten (respectievelijk 74 en 73 procent in 2019). In de horeca en bouw kwam dit veel minder voor. Niet alleen de bedrijfstak maar ook de bedrijfsomvang speelt een rol bij het in dienst hebben van ICT-specialisten. Van de grote bedrijven, met 500 of meer werkzame personen, had 84 procent minstens één ICT-specialist in loondienst tegenover 12 procent van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen. Bij de bedrijven tot 10 werkzame personen was het aandeel ICT-specialisten nog iets lager (8 procent).
met 10 of meer
werkzame personen)Verberg tabel4.2.5 ICT-specialisten in loondienst, 2019 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Categorie | ICT-specialisten in loondienst |
---|---|
Totaal | 24 |
Bedrijfstak | . |
Informatie en communicatie | 74 |
ICT-sector | 73 |
Financiële instellingen | 41 |
Advies en onderzoek | 32 |
wo. researchinstellingen | 49 |
Onroerend goed | 30 |
Energie & water | 33 |
Handel | 23 |
Gezondheidszorg | 22 |
Industrie | 25 |
Transport | 20 |
Overige dienstverlening | 17 |
Bouw | 12 |
Horeca | 4 |
Bedrijfsomvang | . |
10 tot 20 werkzame personen | 12 |
20 tot 50 werkzame personen | 23 |
50 tot 100 werkzame personen | 41 |
100 tot 250 werkzame personen | 62 |
250 tot 500 werkzame personen | 76 |
500 of meer werkzame personen | 84 |
ICT-vacatures vaak moeilijk te vervullen
In 2019 had 11 procent van de bedrijven vacatures voor ICT-specialisten (figuur 4.2.6). Deze bedrijven hebben personeel aangenomen, of hadden dat willen doen, voor functies waarvoor specifieke ICT-vaardigheden vereist waren. Ruim zeven op de tien bedrijven met ICT-vacatures hadden moeite deze te vervullen.
met 10 of meer
werkzame personen)Verberg tabel4.2.6 Vacatures ICT-specialisten1), 2019 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Categorie | ICT-vacatures | Moeilijk vervulbare ICT-vacatures |
---|---|---|
Totaal | 11 | 8 |
Bedrijfstak | . | . |
Informatie en communicatie | 54 | 45 |
ICT-sector | 52 | 44 |
Financiële instellingen | 21 | 14 |
Energie & water | 22 | 16 |
Advies en onderzoek | 15 | 10 |
wo. researchinstellingen | 21 | 14 |
Gezondheidszorg | 10 | 6 |
Handel | 10 | 7 |
Onroerend goed | 13 | 9 |
Overige dienstverlening | 7 | 4 |
Industrie | 8 | 4 |
Transport | 8 | 4 |
Bouw | 4 | 2 |
Horeca | 1 | 0 |
Bedrijfsomvang | . | . |
10 tot 20 werkzame personen | 5 | 4 |
20 tot 50 werkzame personen | 11 | 7 |
50 tot 100 werkzame personen | 16 | 11 |
100 tot 250 werkzame personen | 28 | 17 |
250 tot 500 werkzame personen | 49 | 31 |
500 of meer werkzame personen | 61 | 46 |
1)Bedrijven die ICT-specialisten hebben aangenomen, of hadden willen aannemen. |
Ruim de helft van de bedrijven in zowel de bedrijfstak informatie en communicatie als de ICT-sector had ICT-vacatures in 2019. Bedrijven in deze sectoren hadden vaak moeite om de ICT-vacatures te vervullen. Ruim 4 op de 10 bedrijven in de sector informatie en communicatie en ICT-sector hadden in 2019 ICT-vacatures die moeilijk te vervullen waren, terwijl dit aandeel voor alle bedrijfstakken gemiddeld 8 procent bedroeg.
Grote bedrijven hebben veel vaker ICT-vacatures dan kleine bedrijven; in 2019 wierf 61 procent van de bedrijven met ten minste 500 werkzame personen ICT-specialisten, tegen 5 procent van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen. Bij bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen had 3 procent ICT-vacatures. Ook het aandeel moeilijk vervulbare vacatures is hoger bij grotere bedrijven; 46 procent van de bedrijven met ten minste 500 werkzame personen had in 2019 moeite om ICT-vacatures te vervullen, terwijl dit aandeel bij kleine bedrijven (10 tot 20 werkzame personen) 4 procent bedroeg. Bij bedrijven die minder dan 10 werkzame personen in dienst hadden, was dit 1 procent.
Nederland: relatief veel bedrijven met ICT-vacatures
In vergelijking met andere Europese landen kende Nederland in 2019 relatief veel bedrijven met ICT-vacatures (figuur 4.2.7). Het aandeel was in Nederland, met 12 procent, aanzienlijk hoger dan het EU-gemiddelde van 9 procent. In België en Denemarken was het aandeel bedrijven met ICT-vacatures het grootst. In Spanje hadden relatief weinig bedrijven moeite ICT-vacatures in te vullen. In Nederland was dat anders; daar had bijna driekwart van de bedrijven met ICT-vacatures moeite deze te vervullen.
of meer werkzame personen
(exclusief financiële instellingen
en gezondheidszorg))Verberg tabel4.2.7 ICT-vactures1), 2019 (% bedrijven met 10
of meer werkzame personen
(exclusief financiële instellingen
en gezondheidszorg))
Land | Makkelijk vervulbare ICT-vacatures | Moeilijk vervulbare ICT-vacatures |
---|---|---|
België | 7 | 11 |
Denemarken | 6 | 8 |
Malta | 5 | 9 |
Finland | 5 | 8 |
Spanje | 10 | 3 |
Luxemburg | 4 | 8 |
Nederland | 3 | 9 |
Cyprus | 6 | 4 |
Ierland | 5 | 5 |
Verenigd Koninkrijk | 5 | 5 |
Bulgarije | 6 | 3 |
Duitsland | 3 | 6 |
Frankrijk | 4 | 5 |
Kroatië | 3 | 6 |
Litouwen | 4 | 5 |
Oostenrijk | 2 | 7 |
Zweden | 4 | 5 |
EU-27 | 4 | 5 |
Tsjechië | 2 | 6 |
Estland | 3 | 4 |
Hongarije | 3 | 4 |
Portugal | 4 | 3 |
Slovenië | 2 | 5 |
Griekenland | 4 | 2 |
Polen | 3 | 2 |
Slowakije | 2 | 3 |
Italië | 2 | 2 |
Letland | 2 | 2 |
Roemenië | 1 | 2 |
Bron: Eurostat | ||
1)Bedrijven die ICT-specialisten hebben aangenomen, of hadden willen aannemen. |
4.3E-commerce
Paragraaf 3.5 van deze publicatie geeft een beschrijving van de wijze waarop personen online winkelen. Naast de websites die consumenten gebruiken om goederen te bestellen, bestaan ook andere vormen van ‘e-commerce’. Bedrijven handelen bijvoorbeeld ook elektronisch met elkaar. Dit gebeurt via websites, maar ook via andere elektronische kanalen zoals EDI.
Wat is e-commerce?
E-commerce staat voor handel via elektronische netwerken, zoals internet. De OESO definieert e-commerce als volgt: ‘het verkopen of kopen van goederen of diensten via computernetwerken, met methoden die specifiek ontworpen zijn voor het ontvangen of plaatsen van orders’ (OESO, 2011). Statistiekbureaus waren betrokken bij het opstellen van die definitie en sluiten zich bij deze definitie aan als ze e-commerce meten.
Niet alleen goederen maar ook diensten komen voor e-commerce in aanmerking. Wanneer een consument bijvoorbeeld online een verzekering afsluit, is dit ook een vorm van e-commerce. Een bestelling via e-mail valt niet onder e-commerce. E-mail is immers niet specifiek ontworpen om bestellingen te plaatsen.
Websites waarop bedrijven producten verkopen, zijn de bekendste vorm van e-commerce. Het verkopende bedrijf hoeft daarbij niet de eigenaar van de website te zijn. Intermediairs die via hun website meerdere aanbieders in contact brengen met een grote groep klanten, vervullen ook een belangrijke rol in de e-commerce-markt. Veel consumenten winkelen online, maar ook bedrijven kunnen klanten zijn van webwinkels. Ook als de koper niet elektronisch betaalt, valt verkoop via een website onder e-commerce. Het maakt ook niet uit welk apparaat een koper gebruikt om zijn bestelling te plaatsen: een desktop, laptop, tablet of smartphone.
Een minder bekende vorm van onlinehandel die ook tot e-commerce gerekend wordt is EDI: Electronic Data Interchange. Met EDI wordt hier bedoeld: het zenden of ontvangen van informatie in een afgesproken format dat automatische verwerking mogelijk maakt, bijvoorbeeld EDIFACT, XML, UBL of XBRL.
De cijfers in deze paragraaf betreffen alleen e-commerce van bedrijven die in Nederland gevestigd zijn. Bestellingen van Nederlandse consumenten bij bedrijven in het buitenland zijn niet meegenomen. Andersom zijn aankopen van buitenlandse consumenten bij Nederlandse bedrijven wel meegeteld in de cijfers.
Bijna kwart bedrijven verkoopt via e-commerce
In 2019 heeft 24 procent van de Nederlandse bedrijven elektronisch verkocht (figuur 4.3.1). Verkoop via een website is gebruikelijker dan verkoop via EDI; 20 procent van de bedrijven verkocht goederen of diensten via een website, tegen 6 procent via EDI. Het aandeel elektronisch verkopende bedrijven is sinds 2013 nauwelijks toegenomen: het bedroeg toen 23 procent.
met 10 of meer
werkzame personen)Verberg tabel4.3.1 Elektronische verkopen, 2019 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Categorie | Via een website en/of EDI | Via een website | Via EDI |
---|---|---|---|
Totaal | 24 | 20 | 6 |
Bedrijfstak | . | . | . |
Handel | 43 | 37 | 12 |
Transport | 27 | 18 | 14 |
Industrie | 25 | 18 | 11 |
wo. voedings- en genotmiddelenindustrie | 53 | 34 | 24 |
Horeca | 22 | 22 | 1 |
wo. logiesverstrekking | 54 | 54 | 3 |
ICT-sector | 21 | 20 | 4 |
Informatie en communicatie | 21 | 20 | 3 |
Energie & water | 18 | 16 | 2 |
Financiële instellingen | 17 | 16 | 2 |
Onroerend goed | 16 | 15 | 4 |
Overige dienstverlening | 15 | 14 | 2 |
wo. reisbureaus | 62 | 62 | 3 |
Advies en onderzoek | 13 | 11 | 2 |
wo. researchinstellingen | 14 | 14 | 1 |
Gezondheidszorg | 12 | 9 | 5 |
Bouw | 9 | 8 | 1 |
Bedrijfsomvang | . | . | . |
10 tot 50 werkzame personen | 22 | 20 | 5 |
50 tot 250 werkzame personen | 29 | 22 | 13 |
250 of meer werkzame personen | 37 | 27 | 19 |
Vooral reisbureaus en logiesaccommodaties verkopen elektronisch
Vooral bedrijven actief in de toeristische sector kennen een relatief groot aandeel bedrijven dat elektronisch verkoopt. Van de logiesaccommodaties, zoals hotels en campings, verkocht 54 procent via e-commerce in 2019. Van de reisbureaus zelfs 62 procent. Hiervoor werden hoofdzakelijk websites gebruikt. Ook in de voedings- en genotmiddelenindustrie verkopen veel bedrijven elektronisch; het ging om 53 procent van de bedrijven in deze bedrijfstak in 2019.
Elektronisch verkopen is gangbaarder onder grote dan onder kleine bedrijven. In 2019 deed 37 procent van de bedrijven met 250 of meer werkzame personen aan elektronische verkoop, tegen 22 procent van de bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen. Van de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen verkocht 18 procent via elektronische verkoop.
De verschillen tussen grote en kleine bedrijven zijn vooral zichtbaar bij verkopen via EDI. Van de grote bedrijven verkocht 19 procent via EDI tegen 5 procent van de kleine (met 10 tot 50 werkzame personen). Van de bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen verkocht 2 procent via EDI. Daarentegen zijn websites om elektronisch te verkopen laagdrempeliger. Daarom maken ook veel kleine bedrijven gebruik van webwinkels, van henzelf of van intermediairs zoals online platformen. Het verschil tussen het aandeel bedrijven dat aan e-commerce deed via websites is dan ook kleiner. Het bedroeg 20 procent voor bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen en 27 procent voor grote (met meer dan 250 werkzame personen) De bedrijven met 2 tot 10 werkzame personen bleven hierbij wel iets achter (17 procent).
Elektronisch verkopen Nederland boven EU-gemiddelde
Volgens de Europese meetmethode heeft 25 procent van de Nederlandse bedrijven elektronisch verkocht in 2019. Het EU-gemiddelde bedroeg 21 procent in 2019 (figuur 4.4.2). In Ierland was het aandeel bedrijven met elektronische verkoop het grootst: 39 procent. Nederlandse bedrijven verkopen vaker via websites dan gemiddeld in de 27 EU-lidstaten: respectievelijk 21 tegen 18 procent. Het aandeel bedrijven dat via EDI verkoopt, was in Nederland (7 procent) nipt groter dan gemiddeld in de EU (6 procent).
of meer werkzame personen
(excl. financiële instellingen
en gezondheidszorg))Verberg tabel4.3.2 Elektronische verkopen, 2019 (% bedrijven met 10
of meer werkzame personen
(excl. financiële instellingen
en gezondheidszorg))
Land | Via een website en/of EDI | Via een website | Via EDI |
---|---|---|---|
Ierland | 39 | 33 | 17 |
Denemarken | 38 | 32 | 14 |
Zweden | 35 | 26 | 15 |
Kroatië | 31 | 9 | 25 |
Tsjechië | 31 | 14 | 23 |
Litouwen | 29 | 6 | 26 |
Oostenrijk | 29 | 7 | 25 |
Verenigd Koninkrijk | 29 | 25 | 7 |
Spanje | 27 | 24 | 6 |
België | 26 | 21 | 11 |
Malta | 26 | 6 | 24 |
Nederland | 25 | 21 | 7 |
Slovenië | 25 | 6 | 21 |
Finland | 22 | 18 | 8 |
Portugal | 21 | 8 | 15 |
EU-27 | 21 | 18 | 6 |
Duitsland | 20 | 16 | 6 |
Estland | 20 | 6 | 17 |
Slowakije | 20 | 5 | 17 |
Roemenië | 19 | 4 | 18 |
Frankrijk | 17 | 13 | 5 |
Cyprus | 16 | 3 | 15 |
Hongarije | 16 | 4 | 14 |
Italië | 16 | 14 | 4 |
Letland | 16 | 4 | 13 |
Polen | 16 | 15 | 3 |
Luxemburg | 13 | 3 | 12 |
Bulgarije | 11 | 2 | 10 |
Griekenland¹⁾ | . | . | . |
Bron: Eurostat | |||
1)Geen gegevens. |
Meeste web-verkoop aan consumenten
In 2019 behaalde een gemiddeld bedrijf 43 procent van de totale web-omzet door verkoop aan Nederlandse consumenten en 8 procent door de verkoop aan buitenlandse consumenten (figuur 4.4.3). Verkoop aan andere bedrijven en overheden was goed voor respectievelijk 46 en 3 procent van de totale web-omzet van een gemiddeld Nederlands bedrijf. In 2019 vormde de internethandel tussen bedrijven onderling dus een iets kleinere markt dan de verkoop aan consumenten.
van bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)Verberg tabel4.3.3 Verkoop via websites per type klant, 2019 (% van web-omzet1)
van bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
categorie | Nederlandse consumenten | Buitenlandse consumenten | Bedrijven | Overheidsorganisaties |
---|---|---|---|---|
Gewogen met web-omzet* | 46 | 8 | 40 | 6 |
Via een website, niet gewogen met web-omzet | 43 | 8 | 46 | 3 |
1)De totale omzet die een bedrijf heeft behaald door verkopen via websites. | ||||
*voorlopige cijfers |
Twee verschillende ‘gemiddelden’
In deze paragraaf worden onderwerpen die samenhangen met de omzet uit e-commerce, soms op twee verschillende manieren weergegeven.
- Gewogen met het aantal bedrijven. Deze methode houdt geen rekening met de omzet van een bedrijf. Een klein bedrijf met weinig omzet telt hierbij even zwaar mee als een grote multinational. Deze cijfers zeggen iets over het percentage e-commerce in de omzet van een ‘gemiddeld bedrijf’.
- Gewogen met de omzet. Deze methode houdt wél rekening met de omzet van een bedrijf. Een bedrijf met veel omzet weegt daardoor zwaarder mee in het gemiddelde dan een bedrijf met weinig omzet. Deze insteek levert informatie op over het aandeel van e-commerce in de totale omzet van alle bedrijven in de onderzoekspopulatie.
De cijfers over e-commerce worden sterk beïnvloed door de bedrijven met de grootste omzet. Cijfers volgens deze twee weegmethoden vertellen elk dus een ander verhaal. In het ene geval zijn deze cijfers gewogen met het aantal bedrijven, in het andere geval met de totale verkoopwaarde van bedrijven via websites en EDI. Ook daar leveren beide invalshoeken een iets ander beeld op.
Als bedrijven met veel web-omzet zwaarder in de cijfers meewegen dan bedrijven met weinig web-omzet, ontstaat een iets ander beeld. Het aandeel van bedrijven is vanuit dit perspectief kleiner; van de totale web-omzet die bedrijven in 2019 hebben behaald, werd 40 procent gerealiseerd door te verkopen aan andere bedrijven. Dit aandeel was voor een gemiddeld bedrijf, zonder te wegen met de web-omzet, groter: 46 procent. Het aandeel van overheidsorganisaties is vanuit dit perspectief daarentegen groter; van de totale web-omzet die bedrijven in 2019 behaalden, werd 6 procent gerealiseerd door verkopen aan overheden. Dit aandeel was voor een gemiddeld bedrijf, zonder te wegen met de web-omzet, 3 procent.
4.4Big data en Artificial Intelligence
Big data en Artificial Intelligence zijn nauw met elkaar verbonden. Het inzetten van Artificial Intelligence voor data-analyse kan leiden tot innovatie, brengt wetenschap op een hoger niveau en kan zelfs herhalende delen van ons werk overnemen. In de huidige wereldwijde economie wordt het analyseren van big data voor groei en innovatie steeds belangrijker. Door verdergaande digitalisering wordt steeds meer data geproduceerd en geregistreerd. Deze grote hoeveelheden data kunnen bedrijven kansen bieden door deze data met elkaar te combineren, te integreren en te analyseren met nieuwe hardware en analytische toepassingen. Dit soort big data kunnen nieuwe inzichten opleveren, met tal van mogelijkheden voor bedrijven om processen in te richten en beslissingen te nemen.
Big data
Met ‘big data’ wordt hier bedoeld informatie die wordt gegenereerd uit elektronische activiteiten van gebruikers, en uit onderlinge communicatie tussen apparaten (machine-to-machine). Het gaat bijvoorbeeld om gegevens die voortkomen uit het gebruik van sociale media en uit productieprocessen in een bedrijf. Big data bevatten doorgaans grote hoeveelheden gegevens die een hoge diversiteit kennen. ‘Big data-analyse’ is het gebruik van technieken, technologieën en softwaretools voor analyse van big data uit het eigen bedrijf, of uit andere gegevensbronnen.
Artificial Intelligence
Artificial Intelligence (AI) verwijst naar systemen die intelligent gedrag vertonen door hun omgeving te analyseren en – met een zekere mate van zelfstandigheid – acties te ondernemen om bepaalde doelen te bereiken. Deze AI-systemen kunnen volledig op software gebaseerd zijn (bijvoorbeeld spraak- en gezichtsherkenningssystemen), maar ook ‘embedded’ zijn in apparaten (bijvoorbeeld zelfstandige robots zoals zelfrijdende auto’s, autonome drones, autonome magazijnsysteem, etc).
Bedrijven: 27 procent analyseert big data
In 2019 gebruikte 27 procent van de bedrijven big data-analyse. Het kan daarbij gaan om analyses die bedrijven zelf uitvoeren met het eigen personeel, of om analyses die zij uitbesteden aan andere bedrijven (figuur 4.4.1). Veel bedrijven in de informatie- en communicatiesector gebruikten big data-analyse: 44 procent. Ook bij financiële instellingen en bedrijven in de ICT-sector vond relatief vaak big data-analyse plaats (respectievelijk 40 en 39 procent). De bouw is de sector met het kleinste aandeel bedrijven dat big data-analyse gebruikt. Toch deed ruim 1 op de 5 bouwbedrijven aan big data-analyse in 2019.
met 10 of meer
werkzame personen)Verberg tabel4.4.1 Big data-analyse gebruikt1), 2019 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Categorie | Big data-analyse gebruikt |
---|---|
Totaal | 27 |
Bedrijfstak | . |
Informatie en communicatie | 44 |
Financiële instellingen | 40 |
ICT-sector | 39 |
Energie & water | 37 |
Onroerend goed | 32 |
Advies en onderzoek | 31 |
wo. researchinstellingen | 37 |
Transport | 30 |
Handel | 27 |
Overige dienstverlening | 26 |
Industrie | 23 |
Gezondheidszorg | 23 |
Horeca | 22 |
Bouw | 21 |
Bedrijfsomvang | . |
10 tot 20 werkzame personen | 22 |
20 tot 50 werkzame personen | 27 |
50 tot 100 werkzame personen | 33 |
100 tot 250 werkzame personen | 42 |
250 tot 500 werkzame personen | 50 |
500 of meer werkzame personen | 59 |
1)Zelf uitgevoerd en/of laten uitvoeren door een extern bedrijf. |
Bij grote bedrijven is big data-analyse gebruikelijker dan bij kleine bedrijven. Van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen analyseerde 22 procent big data. Onder bedrijven met 500 of meer werkzame personen was het aandeel veel groter: 59 procent. Van de kleinste bedrijven, met 2 tot 10 werkzame personen, analyseerde 20 procent big data.
Big data-analyse meestal door eigen medewerkers
Bedrijven kunnen big data analyseren door hun eigen personeel hieraan te laten werken en/of door dit werk uit te besteden aan andere bedrijven. In 2019 gebruikte 7 procent van de bedrijven die big data analyseerden, daarbij geen eigen personeel (figuur 4.4.2). Zij besteedden dus al hun big data-analyse uit aan andere bedrijven. De overige 93 procent zette wel eigen medewerkers in, voor ten minste een deel van de big datawerkzaamheden.
met 10 of meer
werkzame personen
met big data-analyse)Verberg tabel4.4.2 Big data-analyse per uitvoerende partij, 2019 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen
met big data-analyse)
Categorie | Met eigen personeel | Niet met eigen personeel | Uitbesteed | Niet uitbesteed |
---|---|---|---|---|
Uitgevoerd met eigen personeel¹⁾ | 93 | 7 | . | . |
Uitbesteed²⁾ | . | . | 19 | 81 |
1)Analyses uitgevoerd door medewerkers van het eigen bedrijf, inclusief moeder-, dochter- of zustermaatschappijen. | ||||
2)Analyses laten uitvoeren door andere bedrijven. |
Van de bedrijven die big data analyseerden, besteedde bijna een vijfde deel de werkzaamheden hiervoor uit in 2019 (19 procent). Het merendeel van de bedrijven voerde hun big data-analyses volledig zelf uit. Het komt ook veelvuldig voor dat bedrijven zowel met het eigen personeel als met hulp van andere bedrijven big data analyseren.
Meer cijfers over big data bij bedrijven, o.a. over big databronnen en -technieken, zijn opgenomen in deze StatLine-tabel.
Bedrijven: 12 procent gebruikt AI-technologie
In 2019 gebruikte 12 procent van de bedrijven 1 of meer AI-technologieën, zoals spraakherkenning, machine learning en patroon- of gezichtsherkenning. Bij grote bedrijven is het inzetten van AI-technologie gebruikelijker dan bij kleine bedrijven. Van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen gebruikte 8 procent 1 of meer AI-technologieën. Onder bedrijven met 500 of meer werkzame personen was dat aandeel veel groter: 45 procent.
met 10 of meer
werkzame personen)Verberg tabel4.4.3 Gebruik Artificial Intelligence, 2019 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Categorie | AI-technologie gebruikt |
---|---|
Totaal | 12 |
Bedrijfsomvang | . |
10 tot 20 werkzame personen | 8 |
20 tot 50 werkzame personen | 12 |
50 tot 100 werkzame personen | 16 |
100 tot 250 werkzame personen | 23 |
250 tot 500 werkzame personen | 33 |
500 of meer werkzame personen | 45 |
Machine learning was de meest gebruikte AI-technologie door bedrijven in 2019 (6 procent). Bij deze vorm van AI maakt een bedrijf gebruik van zelflerende algoritmes die data-analyse uitvoeren. Robot-ondersteunde procesautomatisering en patroon- of gezichtsherkenning werd door 4 procent van de bedrijven gebruikt. Bij robot-ondersteunde procesautomatisering worden technologieën gebruikt die menselijke handelingen nabootsen, omwille van het automatiseren ervan. Bij patroon- of gezichtsherkenning gebruikt het bedrijf technologieën die op basis van patronen objecten of beelden identificeren.
Meer cijfers over welke AI-technologieën door bedrijven worden gebruikt, zijn opgenomen in deze StatLine-tabel.
4.5Innovatieve ICT-toepassingen
Cloud-computing, robotica, 3D-printing, en Internet of Things (IoT) zijn vormen van relatief nieuwe ICT-toepassingen die inmiddels hun weg hebben gevonden in het ICT-landschap van bedrijven. Bij cloud-computing gebruiken bedrijven bijvoorbeeld opslagcapaciteit, software of rekenkracht via internet in plaats van lokaal op eigen bedrijfsservers of -computers. 3D-printing verwijst naar het gebruik van speciale printers, voor het creëren van driedimensionale fysieke objecten. Onder robotica worden niet alleen robots verstaan die kunnen worden ingezet in industrieel geautomatiseerde applicaties, maar ook service robots die kunnen werken in een omgeving waarin interactie met personen, objecten of andere apparaten vereist kan zijn. Net als personen (paragraaf 3.7) kunnen ook bedrijven gebruikmaken van Internet of Things. Internet of Things verwijst naar het inzetten van apparaten of systemen die via een netwerk aan elkaar verbonden zijn, vaak aangeduid met het voorvoegsel ‘smart’ of ‘slim’. Deze apparaten en systemen verzamelen gegevens en wisselen gegevens uit en kunnen via internet gemonitord of bediend worden.
Ruim helft bedrijven maakt gebruik van cloud-diensten
In 2020 maakte 53 procent van de bedrijven gebruik van betaalde cloud-diensten (figuur 4.5.1). De meest gebruikte vormen van cloud-diensten zijn opslag van bestanden, opslag (hosting) van databases van het bedrijf en e-mail. Voor elk van deze cloud-diensten geldt, dat ze in 2020 door ruim 4 op de 10 bedrijven werden gebruikt. Het gebruik van rekenkracht om software te draaien in de cloud, kwam minder vaak voor. 17 procent van de bedrijven gebruikte deze cloud-dienst.
met 10 of meer
werkzame personen)Verberg tabel4.5.1 Cloud-diensten1) gebruikt, 2020 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Soort | Cloud-dienst gebruikt |
---|---|
Totaal | 53 |
Cloud-diensten gebruikt voor: | . |
Bestanden opslaan | 42 |
Opslag databases | 41 |
41 | |
Office software | 37 |
Software voor boekhouding | 36 |
Software klantinformatiebeheer | 28 |
Rekenkracht voor software bedrijf | 17 |
1)Betaalde cloud-diensten. |
Grotere bedrijven maken verhoudingsgewijs vaker gebruik van de cloud dan kleinere bedrijven. Van de bedrijven met meer dan 250 werkzame personen gebruikte 83 procent cloud-diensten. Bij bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen was dat bij 50 procent het geval. Van de kleinste bedrijven, met 2 tot 10 werkzame personen, gebruikte 36 procent cloud-diensten.
Bijna 8 van de 10 bedrijven in de bedrijfstak informatie en communicatie gebruikten cloud-diensten in 2020. Ook in de ICT-sector was het aandeel relatief hoog (76 procent). In de horeca maakten veel minder bedrijven gebruik van cloud-computing: het betrof 34 procent van de bedrijven.
Meer cijfers over het gebruik van cloud-diensten, naar bedrijfstak en het type servers dat werd gebruikt, zijn opgenomen in deze StatLine-tabel.
Robots gebruikt bij 6 procent bedrijven
In 2020 gebruikte 6 procent van de bedrijven robots (tabel 4.5.2). In de industrie zette 1 op de 4 bedrijven een industriële of service robot in. Ook researchinstellingen gebruikten relatief vaak robots (10 procent). In andere bedrijfstakken zoals in de onroerend goed branche, horeca en ICT-gerelateerde bedrijfstakken werd maar zeer beperkt gebruikgemaakt van robots in het bedrijfsproces. Bij middelgrote tot grote bedrijven – met 250 tot 500 werkzame personen – kwam robotica het vaakst voor (18 procent). Van de bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen zette 3 procent een industriële of service robot in.
Robot(s) gebruikt | Industriële robot | Service robot | |
---|---|---|---|
% bedrijven met 10 of meer werkzame personen | |||
Totaal | 6 | 5 | 1 |
Bedrijfstak | |||
Industrie | 25 | 25 | 3 |
Handel | 5 | 4 | 1 |
Energie & water | 4 | 3 | 0 |
Advies en onderzoek | 4 | 3 | 1 |
waaronder | |||
researchinstellingen | 10 | 9 | 1 |
Transport | 3 | 1 | 3 |
ICT-sector | 3 | 2 | 1 |
Overige dienstverlening | 3 | 2 | 1 |
Bouw | 2 | 2 | 1 |
Informatie en communicatie | 1 | 1 | 1 |
Financiële instellingen | 1 | 0 | 1 |
Gezondheidszorg | 1 | 1 | 1 |
Horeca | 0 | 0 | 0 |
Onroerend goed | 0 | 0 | 0 |
Bedrijfsomvang | |||
10 tot 20 werkzame personen | 3 | 3 | 1 |
20 tot 50 werkzame personen | 6 | 5 | 1 |
50 tot 100 werkzame personen | 10 | 9 | 1 |
100 tot 250 werkzame personen | 15 | 13 | 4 |
250 tot 500 werkzame personen | 18 | 15 | 6 |
500 of meer werkzame personen | 16 | 11 | 8 |
Bron:CBS
Meer cijfers over het gebruik van robots bij bedrijven, onder andere over het soort robots en waarvoor robotica wordt ingezet, zijn opgenomen in deze StatLine-tabel.
3D-printing bij 6 procent bedrijven
In 2019 werd door 6 procent van de bedrijven gebruikgemaakt van 3D-printen (tabel 4.5.2). Met name researchinstellingen gebruikten 3D-printing. Bijna 1 op de 5 bedrijven zette 3D-printers in. Ook bij bedrijven in de industrie en ICT-sector werd relatief veel aan 3D-printing gedaan (respectievelijk 16 en 11 procent van de bedrijven). Bij grote bedrijven – met meer dan 500 werkzame personen – maakte ruim 1 op de 10 bedrijven gebruik van een 3D-printer, terwijl dit 5 procent bedroeg bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen.
3D-printing uitgevoerd | Doel en gebruik | ||||
---|---|---|---|---|---|
prototypes/modellen voor verkoop | prototypes/modellen voor intern gebruik | producten voor verkoop | producten voor intern gebruik | ||
% bedrijven met 10 of meer werkzame personen | |||||
Totaal | 6 | 3 | 4 | 2 | 2 |
Bedrijfstak | |||||
Industrie | 16 | 9 | 12 | 5 | 7 |
ICT-sector | 11 | 4 | 10 | 4 | 5 |
Advies en onderzoek | 9 | 3 | 7 | 2 | 3 |
waaronder | |||||
researchinstellingen | 18 | 7 | 16 | 6 | 11 |
Informatie en communicatie | 7 | 3 | 6 | 3 | 2 |
Handel | 5 | 3 | 4 | 2 | 2 |
Energie & water | 3 | 1 | 1 | 0 | 1 |
Bouw | 3 | 1 | 1 | 1 | 1 |
Financiële instellingen | 3 | 2 | 2 | 2 | 0 |
Gezondheidszorg | 3 | 1 | 2 | 1 | 1 |
Transport | 1 | 0 | 1 | 0 | 0 |
Onroerend goed | 1 | 0 | 0 | 1 | 0 |
Overige dienstverlening | 1 | 0 | 1 | 0 | 0 |
Horeca | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Bedrijfsomvang | |||||
10 tot 20 werkzame personen | 5 | 2 | 3 | 2 | 2 |
20 tot 50 werkzame personen | 6 | 3 | 4 | 2 | 2 |
50 tot 100 werkzame personen | 7 | 3 | 6 | 2 | 3 |
100 tot 250 werkzame personen | 9 | 4 | 8 | 2 | 4 |
250 tot 500 werkzame personen | 8 | 3 | 7 | 3 | 4 |
500 of meer werkzame personen | 11 | 4 | 9 | 2 | 5 |
Bron:CBS
Het merendeel van de bedrijven dat gebruikmaakte van 3D-printing, deed dat om prototypes of modellen te maken. Het maken van modellen voor intern gebruik met behulp van een 3D-printer komt vooral voor bij researchinstellingen. Voor 16 procent van alle researchinstellingen was dit de reden om gebruik te maken van een 3D-printer.
Meer cijfers over het gebruik van 3D-printing bij bedrijven, onder andere over het eigendom van de 3D-printers, zijn opgenomen in deze StatLine-tabel.
‘Slimme’ systemen gebruikt door 16 procent bedrijven
In 2020 werd door 16 procent van de bedrijven gebruik gemaakt van Internet of Things (figuur 4.5.4). Met name bedrijven actief in de energiesector en met informatie en communicatie gebruikten Internet of Things (respectievelijk 28 en 24 procent van de bedrijven). Bij grote bedrijven – met meer dan 500 werkzame personen – maakte 37 procent van de bedrijven gebruik van slimme apparaten of systemen, terwijl dit 13 procent bedroeg bij bedrijven met 10 tot 20 werkzame personen.
met 10 of meer
werkzame personen)Verberg tabel4.5.4 Gebruik Internet of Things (IoT), 2020 (% bedrijven
met 10 of meer
werkzame personen)
Categorie | IoT gebruikt |
---|---|
Totaal | 16 |
Bedrijfstak | . |
Energie & water | 28 |
Informatie en communicatie | 24 |
ICT-sector | 23 |
Industrie | 19 |
Bouw | 19 |
Transport | 18 |
Horeca | 17 |
Onroerend goed | 17 |
Handel | 15 |
Advies en onderzoek | 15 |
wo. researchinstellingen | 24 |
Gezondheidszorg | 13 |
Financiële instellingen | 11 |
Overige dienstverlening | 10 |
Bedrijfsomvang | . |
10 tot 20 werkzame personen | 13 |
20 tot 50 werkzame personen | 17 |
50 tot 100 werkzame personen | 19 |
100 tot 250 werkzame personen | 24 |
250 tot 500 werkzame personen | 28 |
500 of meer werkzame personen | 37 |
Internet of Things (IoT) werd het vaakst toegepast voor energiebesparing (9 procent). Het kan dan bijvoorbeeld gaan om de inzet van slimme meters, lampen of thermostaten om het energieverbruik te optimaliseren. IoT werd door 5 procent van de bedrijven gebruikt voor klantdienstverlening (door bijvoorbeeld gebruik van sensoren en RFID) en het onderhoud van voertuigen en machines (door bijvoorbeeld toepassing van bewegings- of onderhoudssensoren).
Meer cijfers over het gebruik van Internet of Things bij bedrijven, onder andere over het soort en het aantal IoT-toepassingen, zijn opgenomen in deze StatLine-tabel.
4.6Literatuur
Literatuur
OESO (2011). Guide to measuring the information economy 2011. Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, Parijs.
Noten
Enkele uitkomsten uit het onderzoek onder kleine bedrijven (met 2 tot 10 werkzame personen) zijn in dit hoofdstuk opgenomen. Voor meer cijfers over deze groep bedrijven, zie StatLine: ICT-gebruik bij kleine bedrijven 2017, 2018, 2019 en 2020.
In hoofdstuk 2 (tabel 2.1.1) zijn de omschrijvingen van de SBI 2008-groepen in de ICT-sector opgenomen.
Alleen SBI 2008-groepen 6419, 6492, 651, 652, 6612 en 6619.
Wanneer de verbinding uitsluitend via wifi gelegd kan worden, en niet via mobiele telefoonnetwerken, telt deze apparatuur niet mee.
Een tijdreeks met cijfers van 2002 tot en met 2020 is opgenomen in deze StatLine-tabel.