Voetafdruk van de invoer
Terwijl de uitstoot van de Nederlandse industrie en het landgebruik van de agrarische sector binnen Nederland al jaren ter discussie staan, blijft de druk die de Nederlandse invoer op de wereld uitoefent stijgen. We kunnen echter niet zonder invoer. Zo zijn bepaalde grondstoffen niet of nauwelijks beschikbaar in Nederland. Daarnaast kan het voor een bedrijf in Nederland efficiënter zijn om niet alles zelf te doen en sommige activiteiten in het buitenland te concentreren. In het voorgaande hoofdstuk is aangetoond hoe cruciaal invoer is voor de Nederlandse economie. Het is echter belangrijk om ook de impact van deze invoer te onderzoeken. Hoeveel land wordt er bijvoorbeeld gebruikt ten behoeve van de Nederlandse invoer? En hoeveel grondstoffen zijn er nodig? Wat is de broeikasgasuitstoot van de productie in andere landen van goederen die naar Nederland geëxporteerd worden?
8.1Belangrijkste bevindingen
Landvoetafdruk van de Nederlandse invoer
- De totale landvoetafdruk van de Nederlandse invoer is ongeveer 43 miljoen hectare, bijna 13 keer de landoppervlakte van Nederland. Slechts 12 miljoen hectare van deze voetafdruk behoort aan invoer die in Nederland blijftnoot1, nog steeds bijna 4 keer de landoppervlakte van Nederland.
- Van de totale landvoetafdruk van de invoer is ruim 53 procent akkers, voor invoer die uiteindelijk Nederland verlaatis dat bijna 57 procent. Daarna volgt bos met 26 procent en weiland met bijna 20 procent. Landgebruik voor mijnbouw heeft een aandeel van minder dan 1 procent.
- De voedings- en genotmiddelenindustrie, die veel landbouwproducten importeert, heeft met een landgebruik van ongeveer 11 miljoen hectare het grootste aandeel in de landvoetafdruk van de intermediaire invoer, gevolgd door deze van de hout-, papier-, en grafische industrie met bijna 2 miljoen hectare.
- De landvoetafdruk van de (intermediaire) invoer voor directe en indirecte binnenlandse bestedingen is qua akkers relatief sterk geconcentreerd in Duitsland en qua bos in Rusland. Deze van de intermediaire invoer voor export en van de invoer voor wederuitvoer heeft een sterkere concentratie van akkergebruik in Argentinië en Brazilië en Braziliaanse bossen. Het weilandgebruik van alle invoerstromen kent een relatief hoge concentratie in China.
Grondstofvoetafdruk van de Nederlandse invoer
- De grondstofvoetafdruk van de invoer was 1 687 miljard kilogram (megaton). Hiervan was 32 procent fossiele energiedragers, 31 procent overige minerale grondstoffen (alle niet-metaal mineralen, waaronder zand, grind en klei), 27 procent biomassa en 11 procent metalen.
- Het grootste gedeelte van deze grondstoffen werd gebruikt voor intermediaire invoer, 867 megaton, met name bestaande uit overige mineralen (324 megaton) en fossiele energiedragers (318 megaton). In de invoer voor wederuitvoer (673 megaton) en voor binnenlandse bestedingen (147 megaton) was het grootste deel biomassa. Van de totale metaalvoetafdruk van de invoer was het grootste gedeelte bestemd voor de wederuitvoer.
- De aardolie-industrie heeft het grootste aandeel in de grondstofvoetafdruk van de intermediaire invoer voor export: meer dan 150 megaton, voornamelijk ruwe aardolie en aardgas. De bouw heeft het grootste aandeel in de grondstofvoetafdruk van de intermediaire invoer voor de binnenlandse productie: meer dan 150 megaton, met name overige mineralen.
- De biomassavoetafdruk van de invoer is relatief sterk verspreid, met een betrekkelijke concentratie in Duitsland en in mindere mate Brazilië. Het gebruik van fossiele energiedragers kende in 2020 voor alle invoerstromen een sterke concentratie in Rusland. Dat van metalen en overige mineralen was voor de invoer voor directe binnenlandse bestedingen alsook de invoer voor wederuitvoer relatief sterk geconcentreerd in China, maar voor de intermediaire invoer lag dit gebruik respectievelijk meer in Zuid-Amerika en Duitsland.
Broeikasgasvoetafdruk van de Nederlandse invoer
- De totale broeikasgasvoetafdruk van de Nederlandse invoer bedroeg 505 megaton CO2‑eq. (ongeveer 1 procent van het wereldtotaal in 2020, Ritchie et al., 2024). Hierbij zijn de uitstoot van koolstofdioxide (264 megaton CO2‑eq.), koolstofdioxide uit biomassa als energiebron (74 megaton CO2‑eq.), lachgas (60 megaton CO2‑eq.) en methaan (107 megaton CO2‑eq.) meegenomen.
- Het grootste gedeelte van de broeikasgasvoetafdruk wordt veroorzaakt door invoer bestemd voor het buitenland: 232 megaton CO2‑eq. voor invoer voor wederuitvoer en 145 megaton CO2‑eq. voor intermediaire invoer bestemd voor de uitvoer. De invoer voor directe binnenlandse bestedingen had de kleinste broeikasgasvoetafdruk (55 megaton CO2‑eq.). Voor intermediaire invoer bestemd voor binnenlandse bestedingen was de voetafdruk 71 megaton CO2‑eq.
- De voedings- en genotmiddelenindustrie heeft met een vijfde van het totaal het grootste aandeel in de broeikasgasvoetafdruk van de totale intermediaire invoer. Het aandeel van de bouw in de broeikasgasvoetafdruk van de intermediaire invoer voor het binnenland is relatief groot (bijna 21 procent); voor de chemische industrie geldt dit juist voor het aandeel intermediaire invoer voor de export (15 procent).
- De broeikasgasvoetafdruk van de invoer kent een hoge concentratie in China: ruim 18 procent van de uitstoot gerelateerd aan de invoer voor directe binnenlandse bestedingen, bijna negen procent van deze gerelateerd aan de intermediaire invoer, en bijna 16 procent van de broeikasgasuitstoot gerelateerd aan de invoer voor wederuitvoer vindt in dit land plaats.
Leeswijzer
In paragraaf 8.2 wordt uitgelegd wat de invoervoetafdruk is en over welke voetafdrukken we in dit hoofdstuk rapporteren. In de volgende paragrafen wordt steeds één type milieuvoetafdruk behandeld. In paragraaf 8.3 is dat de landgebruik voetafdruk. Daarna volgt de grondstofvoetafdruk in paragraaf 8.4 en dan de broeikasgasvoetafdruk in paragraaf 8.5. De beschrijving van de data en de methode is te vinden in paragraaf 8.6.
8.2Uitleg en verantwoording
Invoervoetafdruk: wat is dat eigenlijk?
Klimaatverandering en klimaatdoelen staan al jaren hoog op de politieke agenda (Rijksoverheid, 2022). Om te zorgen dat de planeet aarde leefbaar blijft, dienen we zuiniger met haar om te gaan. Bij klimaatdoelen gaat het in eerste instantie om wat er binnen de landsgrenzen gebeurt: wat wordt er in Nederland bijvoorbeeld aan CO2 uitgestoten en hoe kunnen we dat verminderen. Maar als Nederlander ben je niet alleen verantwoordelijk voor wat er in Nederland gebeurt. Vrijwel iedere Nederlander is in het bezit van een heleboel spullen die niet of niet volledig in Nederland zijn gemaakt. De gevolgen van de productie in het buitenland tellen niet mee binnen de Nederlandse klimaatdoelen, maar zijn minstens zo belangrijk. In het nationale klimaatakkoord (Rijksoverheid, 2019) wordt opgemerkt dat de Nederlandse milieudruk op het buitenland onderbelicht is en meer onderzocht zou moeten worden.
In dit hoofdstuk staat de voetafdruk van de invoer centraal. De invoervoetafdruk van een product bevat alles wat er in de productieketen van dit product gebeurt totdat een bedrijf of persoon in Nederland eigenaar wordt van dit product. Voor de voetafdruk van een ingevoerd pak geroosterde koffiebonen wordt dus onder meer gekeken naar het telen en oogsten van de bonen, het roosteren van de bonen en het vervoeren en bewaren van de bonen totdat de bonen in Nederlandse handen komen. Wat er daarna nog in Nederland gebeurt, wordt niet meer meegeteld in de invoervoetafdruk. De invoer kan worden uitgesplitst naar gebruik en daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen invoer die in Nederland blijft en invoer die Nederland weer verlaat. Hoewel er beargumenteerd kan worden dat producten Nederland na invoer ook weer verlaten niet onze verantwoordelijkheid zijn, kan er ook beargumenteerd worden dat Nederland indirect bijdraagt aan deze uitstoot. Immers, aan elke euro wederuitvoer verdiende Nederland 11 cent in 2022. Zie hiervoor ook hoofdstuk 6 in deze publicatie.
De invoer die in Nederland blijft, wordt ook meegenomen in de Nederlandse consumptievoetafdruk: de totale voetafdruk van alles wat door Nederlands ingezetenen geconsumeerd wordt. Deze consumptievoetafdruk is gelijk aan de totale voetafdruk binnen Nederland plus de invoervoetafdruk minus de voetafdruk van de uitvoer. De invoervoetafdruk minus de uitvoervoetafdruk wordt ook wel de emissiehandelsbalans genoemd. Landen waarbij de invoervoetafdruk groter is dan de uitvoervoetafdruk worden netto importeurs genoemd. Wanneer bijvoorbeeld de CO2‑emissies ingebed in de handel bekeken wordt, is Nederland een netto importeur en is de EU wereldwijd de grootste netto importeur (Global Carbon Budget, 2023). Het CBS doet ook onderzoek naar de consumptievoetafdruk (Walker et al., 2017; Walker et al., 2023).
Verschillende meetbare effecten: verschillende voetafdrukken
Er zijn veel verschillende neveneffecten van een productieproces die invloed hebben op de wereld om ons heen. Een deel van deze neveneffecten kan worden gemeten. Misschien wel het bekendste voorbeeld is de emissie van CO2. Voor ieder meetbaar neveneffect van een productieproces kan een voetafdruk bepaald worden. In dit hoofdstuk gaat het over drie meetbare effecten:
- Landgebruik: hoeveel oppervlakte land is er nodig én wat voor soort landgebruik? Bos, gewassen, weiland of landgebruik voor mijnbouw? Dit noemen we de landvoetafdruk.
- Grondstoffengebruik: hoeveel grondstoffen zijn er nodig? Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen het gebruik van biomassa, fossiele energiedragers (primair), metalen en overige mineralen. Dit noemen we de grondstofvoetafdruk.
- Uitstoot van broeikasgassen: emissies van CO2 (uit biomassa en fossiele energiedragers) N2O (lachgas) en CH4 (methaan) worden meegenomen in de broeikasgasvoetafdruk.
Interpretatie van dit onderzoek
In dit hoofdstuk doen we onderzoek naar de land-, grondstof-, en broeikasgasvoetafdruk die gepaard gaat met de Nederlandse invoer. Op het detailniveau waar dit onderzoek zich op richt zijn vooralsnog alleen cijfers beschikbaar van het jaar 2020. Het is op dit moment dus niet mogelijk om een trend te laten zien van de impact die de Nederlandse invoer heeft op het buitenland. Wat wel kan op basis van de nu beschikbare data, is om op detailniveau inzicht te krijgen van deze voetafdrukken en de onderlinge verschillen. Waar in het buitenland heeft de Nederlandse invoer impact? En welke bedrijfstakken zijn daarvoor verantwoordelijk? We onderzoeken hier de heterogeniteit binnen de Nederlandse invoer, de totaalwaarde is in dit onderzoek minder belangrijk. Voor meer detail over de data en methode zie paragraaf 8.6.
Het is de eerste keer dat het CBS het de grondstof- en landvoetafdruk van de invoer op deze wijze en detail berekend. Eerder heeft het CBS wel al op basis van andere data de broeikasgasvoetafdruk van de Nederlandse invoer onderzocht (Aerts et al., 2023). Dat onderzoek ging over 2015–2021. Daaruit bleek dat de Nederlandse invoervoetafdruk van broeikasgassen stijgt. Dat heeft met name te maken met de groeiende hoeveelheid invoer. Deze groei wordt grotendeels veroorzaakt door de invoer van goederen en diensten die uiteindelijk bestemd zijn voor het buitenland.
8.3Landvoetafdruk van de invoer
De landvoetafdruk van de totale Nederlandse consumptie wordt geschat op 12,4 miljoen hectare (ha), waarvan 80 procent in het buitenland ligt (CBS, PBL, RIVM, WUR, 2024).noot2 De landvoetafdruk van de invoer – die per definitie in het buitenland ligt – beslaat dus het grootste deel van de consumptievoetafdruk.
In figuur 8.3.1 is duidelijk te zien dat akkerland het grootste aandeel heeft in de Nederlandse invoervoetafdruk. Dit wordt met name veroorzaakt door de invoer van zowel bewerkte als onbewerkte landbouwproducten. Dit volgt niet de wereldwijde verdeling tussen akker en weiland. Ongeveer een derde van de totale landoppervlakte van de wereld wordt gebruikt voor de landbouw. Maar daarvan is bijna twee derde weiland en slechts een derde akkerland (FAO, 2023). Dit kan worden verklaard doordat in Nederland veel veehouderij plaatsvindt, maar er niet genoeg land beschikbaar is om al deze dieren van eten te voorzien.
| Invoer voor directe binnenlandse bestedingen | Intermediaire invoer voor binnenland | Intermediaire invoer voor export | Invoer voor wederuitvoer | |
|---|---|---|---|---|
| Akkers | 2,3 | 3,2 | 8,1 | 9,3 |
| Bos | 1,1 | 2,9 | 2,6 | 4,8 |
| Mijnbouw | 0 | 0 | 0,1 | 0,2 |
| Weiland | 1,7 | 1,0 | 1,8 | 3,9 |
| Bron: CBS, PBL (2024) | ||||
In het vervolg van deze paragraaf worden de landvoetafdrukken van de Nederlandse invoer voor directe binnenlandse bestedingen, voor intermediair gebruik en voor wederuitvoer beschreven.
Landgebruik invoer voor directe binnenlandse bestedingen ruim 1,5 keer de landoppervlakte van Nederland
Invoer voor directe binnenlandse bestedingen bestaat met name uit finale producten direct voor een consument – denk aan kleding, auto’s, voedingsmiddelen – en finale producten die gebruikt worden door bedrijven – denk aan auto’s, computers en machines.
Voor de Nederlandse invoer voor directe binnenlandse bestedingen is bijna 5,2 miljoen hectare nodig, oftewel 52 duizend km2. Dat is ruim 1,5 keer de landoppervlakte van Nederland van bijna 3,4 miljoen hectare. Het grootste deel hiervan, net geen 2,3 miljoen hectare, bestaat uit akkers. Ruim 1,7 miljoen hectare bestaat uit weilanden en ruim 1,1 miljoen hectare uit bos, zie ook figuur 8.3.2. Slechts 12,4 duizend hectare beslaat land gebruikt voor mijnbouw. Dat is minder dan 1 procent van de totale landvoetafdruk.
Bijna de helft, ruim 2,5 miljoen hectare, van de landvoetafdruk van de invoer voor directe binnenlandse bestedingen is toe te schrijven aan de invoer van voedingsmiddelen. Onder voedingsmiddelen vallen bewerkte landbouwproducten, zoals bijvoorbeeld kalfs- en rundsvlees en chocola, zie figuur 8.3.3. Voor de productie van deze goederen wordt relatief veel land gebruikt. Nog eens ruim 12,5 procent, ruim 655 duizend hectare, van deze voetafdruk is gerelateerd aan de invoer van (onbewerkte) landbouwproducten, zoals groenten, fruit en bloemen. De invoer voor directe binnenlandse bestedingen van hout (ruim 254 duizend hectare), dranken (243 duizend hectare), meubels (240 duizend hectare) en kleding (ruim 174 duizend hectare) draagt eveneens bij aan deze voetafdruk.
Uit figuur 8.3.3 komt naar voren dat, van de verschillende productgroepen, de invoer van voedingsmiddelen voor directe binnenlandse bestedingen in vrijwel elk land tot de grootste landvoetafdruk leidt. De enige uitzondering hierop is China, waar invoer van computers en andere elektronica voor directe binnenlandse bestedingen in Nederland gepaard gaat met landgebruik van ongeveer 42 duizend hectare, een oppervlakte van ruim 2,5 keer de gemeente Amsterdam of ruim 4,5 keer Terschelling.
Meer dan de helft landgebruik intermediaire invoer voor export is akkerland
Voor de intermediaire invoer, dat is de invoer van goederen en diensten die in Nederland bewerkt worden, wordt een landoppervlakte van bijna 19,7 miljoen hectare benut. Dat is bijna zes keer de landoppervlakte van Nederland. Hiervan wordt ruim 12,5 miljoen hectare, bijna vier keer Nederland, gebruikt voor de intermediaire invoer, die wordt bewerkt voor de export. Het overige deel, ruim 7,1 miljoen hectare, meer dan tweemaal Nederland, wordt gebruikt voor de intermediaire invoer, die wordt bewerkt voor de binnenlandse markt.
Het totale landgebruik in samenhang met de intermediaire invoer bestaat voor ruim 57 procent uit akkers, voor bijna 28 procent uit bos, ruim 14 procent uit weiland en voor een half procent uit mijnen. De verhoudingen tussen de verschillende typen landgebruik van de intermediaire invoer voor bewerking voor de export (figuur 8.3.4) en deze voor binnenlandse bestedingen (figuur 8.3.5) verschillen echter duidelijk. Het landgebruik van de invoer voor binnenlandse bestedingen bestaat voor een relatief groot deel uit bos. Dit kan verklaard worden met het betrekkelijke grote aandeel van de bedrijfstakken hout-, papier- en grafische industrie, bouw en meubelindustrie in de landvoetafdruk van de intermediaire invoer voor het binnenland (tabel 8.3.6).
Het landgebruik voor de totale intermediaire invoer wordt voor 46 procent veroorzaakt door de invoer van onbewerkte landbouwproducten. Een vijfde komt door de invoer van voedingsmiddelen voor intermediair gebruik. Het is dan ook niet verassend dat de voedings- en genotmiddelenindustrie de bedrijfstak is met het grootste aandeel in deze landvoetafdruk (tabel 8.3.6). Het landgebruik van de intermediaire invoer van deze sector beslaat een oppervlakte van ongeveer 11,1 miljoen hectare, meer dan driemaal Nederland.
| Landgebruik intermediair | waarvan | Landgebruik intermediair | waarvan | |||
|---|---|---|---|---|---|---|
| voor export | voor binnenland | voor export | voor binnenland | |||
| miljoen hectare | % | |||||
| Voedings- en genotmiddelenindustrie | 11,1 | 8,4 | 2,6 | 56 | 67 | 37 |
| Hout-, papier- en grafische industrie | 1,6 | 0,8 | 0,9 | 8 | 6 | 12 |
| Bouw | 1,0 | 0,1 | 0,9 | 5 | 1 | 12 |
| Landbouw, bosbouw, visserij | 1,0 | 0,7 | 0,2 | 5 | 6 | 3 |
| Horeca | 0,6 | 0,1 | 0,5 | 3 | 1 | 7 |
| Quartaire sector | 0,5 | 0,0 | 0,5 | 3 | 0 | 7 |
| Zakelijke dienstverlening | 0,5 | 0,2 | 0,2 | 2 | 2 | 3 |
| Groothandel en handelsbemiddeling | 0,4 | 0,3 | 0,1 | 2 | 2 | 2 |
| Chemische industrie | 0,3 | 0,3 | 0,0 | 2 | 3 | 0 |
| Meubelindustrie | 0,3 | 0,1 | 0,2 | 1 | 1 | 3 |
Bron:PBL, FIGARO (2024)
Groot deel landgebruik invoer voor wederuitvoer in Brazilië
Met de invoer voor wederuitvoer hangt een landoppervlakte samen van ongeveer 18,1 miljoen hectare, meer dan vijfmaal Nederland. Meer dan de helft hiervan is akker, 26 procent bos en 22 procent weiland. Minder dan één procent van dit landgebruik bestaat uit mijnbouw. Hoewel dit erg weinig lijkt, is dit bijna 60 procent van de totale mijnbouwvoetafdruk van de Nederlandse invoer, terwijl van de totale landvoetafdruk ‘slechts’ 42 procent aan de invoer voor wederuitvoer toe te schrijven is.
Zoals blijkt uit figuur 8.3.8 hangt een groot deel van het landgebruik voor de invoer voor wederuitvoer samen met landbouwproducten en voedingsmiddelen. Uitzonderingen hierop zijn China en in mindere mate Rusland. In China wordt relatief veel land gebruikt voor de Nederlandse wederuitvoer van geïmporteerde computers en elektronica en andere industrieproducten. In Rusland wordt in samenhang met deze invoerstroom relatief veel land gebruikt voor hout, de productie van papier en voor de productie van andere industrieproducten.
8.4Grondstofvoetafdruk van de invoer
De grondstofvoetafdruk is de meest volatiele van de drie voetafdrukken in dit hoofdstuk. Afhankelijk van de gekozen databron en methode kunnen de resultaten erg verschillen (Giljum et al., 2019). Eerder gepubliceerde resultaten (bijvoorbeeld CBS, 2023a) verschillen aanzienlijk van de resultaten in dit hoofdstuk. Enerzijds heeft dat te maken met methodeverbeteringen, anderzijds komt dit doordat er in dit hoofdstuk met gedetailleerde data is gewerkt om de verdeling binnen de grondstofvoetafdruk te kunnen duiden.
Het wereldwijde gebruik van natuurlijke grondstoffen stijgt nog steeds. De grondstoffenextractie zit sinds 2022 boven de 100 miljard ton per jaar (United Nations Environment Programme & International Resource Panel, 2024). Ongeveer de helft hiervan betreft overige minerale grondstoffen. Dat zijn alle niet-metallische grondstoffen zoals zand, grind of klei. De EU en Nederland zijn netto-importeurs van grondstoffen. Het grootste deel van de Nederlandse grondstofvoetafdruk ligt dan ook in het buitenland.
De grondstof-consumptievoetafdruk van Europa is vrij stabiel sinds 2012 en per capita gebruiken Nederlanders minder grondstoffen dan het EU-gemiddelde (European Environment Agency, 2023). Voor heel Europa is de consumptievoetafdruk van overige mineralen het grootst, daarna volgen biomassa, fossiele energiedragers en metalen. Uit figuur 8.4.1 blijkt dat de verdeling van de grondstofvoetafdruk van Nederland vergelijkbaar is met die van Europa als geheel wanneer alleen de invoer voor directe binnenlandse bestedingen en intermediaire invoer voor binnenlands gebruik worden meegenomen. Van de Nederlandse grondstoffen-consumptievoetafdruk vindt 92 procent plaats in het buitenland (CBS, 2023a). De grondstofvoetafdruk van de invoer beslaat dus het grootste deel van deze consumptievoetafdruk, net zoals bij de landvoetafdruk. De grondstofvoetafdruk van de invoer was in totaal 1 687 miljard kilogram (megaton), verdeeld over vier grondstoftypen. De invoer van biomassa was veelal bestemd voor wederuitvoer. De invoer van fossiele energiedragers wordt met name gebruikt voor de productie van exportgoederen. Van overige minerale grondstoffen zoals zand, grind en klei, wordt het grootste gedeelte gebruikt voor productie bestemd voor het binnenland.
| Voetafdruk,Invoer voor directe binnenlandse bestedingen,Intermediaire invoer voor binnenland,Intermediaire invoer voor export,Invoer voor wederuitvoerBiomassa,63,51,107,236\nFossiele energiedragers,40,89,229,175\nMetalen,13,21,45,101\nOverige minerale grondstoffen,30,216,109,161\n"},"series":[{"name":"Invoer voor directe binnenlandse bestedingen","isSerie":true,"borderColor":"#FFFFFF","data":[{"y":63,"yString":"63","name":"Biomassa"},{"y":40,"yString":"40","name":"Fossiele energiedragers"},{"y":13,"yString":"13","name":"Metalen"},{"y":30,"yString":"30","name":"Overige minerale grondstoffen"}]},{"name":"Intermediaire invoer voor binnenland","isSerie":true,"borderColor":"#FFFFFF","data":[{"y":51,"yString":"51","name":"Biomassa"},{"y":89,"yString":"89","name":"Fossiele energiedragers"},{"y":21,"yString":"21","name":"Metalen"},{"y":216,"yString":"216","name":"Overige minerale grondstoffen"}]},{"name":"Intermediaire invoer voor export","isSerie":true,"borderColor":"#FFFFFF","data":[{"y":107,"yString":"107","name":"Biomassa"},{"y":229,"yString":"229","name":"Fossiele energiedragers"},{"y":45,"yString":"45","name":"Metalen"},{"y":109,"yString":"109","name":"Overige minerale grondstoffen"}]},{"name":"Invoer voor wederuitvoer","isSerie":true,"borderColor":"#FFFFFF","data":[{"y":236,"yString":"236","name":"Biomassa"},{"y":175,"yString":"175","name":"Fossiele energiedragers"},{"y":101,"yString":"101","name":"Metalen"},{"y":161,"yString":"161","name":"Overige minerale grondstoffen"}]}],"lang":{"downloadJPEG":"Download JPEG afbeelding","downloadPDF":"Download PDF document","downloadPNG":"Download PNG afbeelding","downloadSVG":"Download SVG","drillUpText":"Terug naar {series.name}","loading":"Laden...","noData":"Geen data om weer te geven","printChart":"Afdrukken","resetZoom":"Herstel zoom","resetZoomTitle":"Herstel zoom level 1:1","legend":{"less":"Minder dan","more":"of meer","to":"tot","noData":"Geen data"},"tooltip":{"nullDataMessage":"Data is onbekend of geheim"},"decimalPoint":",","thousandsSep":" "},"cultureSelection":"Dutch","selectedCultureId":"nl"}, function(chart) { Highcharts.setOptions({lang: {decimalPoint: chart.options.lang.decimalPoint,thousandsSep: chart.options.lang.thousandsSep},tooltip: {pointFormatter: cbs.chartTooltipFormatter}}) | Invoer voor directe binnenlandse bestedingen | Intermediaire invoer voor binnenland | Intermediaire invoer voor export | Invoer voor wederuitvoer |
|---|---|---|---|---|
| Biomassa | 63 | 51 | 107 | 236 |
| Fossiele energiedragers | 40 | 89 | 229 | 175 |
| Metalen | 13 | 21 | 45 | 101 |
| Overige minerale grondstoffen | 30 | 216 | 109 | 161 |
| Bron: CBS, PBL (2024) | ||||
Veel grondstoffen in invoer voor directe binnenlandse bestedingen uit China
Met de invoer voor directe binnenlandse bestedingen is bijna 147 megaton aan grondstoffen gemoeid, waarvan ruim 63 megaton biomassa, 40 megaton fossiele energiedragers, 13 megaton metalen, en ruim 30 megaton overige mineralen. Megaton is een eenheid van massa, gelijk aan 1 miljard kilogram.
Uit figuur 8.4.2 blijkt dat de spreiding in de biomassavoetafdruk van de invoer voor directe binnenlandse bestedingen relatief groot is. De overige grondstofvoetafdrukken liggen meer geconcentreerd. Bijna de helft van de voetafdruk van fossiele energiedragers verwerkt in de invoer voor directe binnenlandse bestedingen lag in 2020 in slechts vier landen: Rusland (bijna 18,5 procent), het Verenigd Koninkrijk (bijna 12 procent), China (bijna 9,5 procent) en Noorwegen (ruim 9 procent). Het is de vraag of het aandeel van deze voetafdruk in Rusland sinds het begin van de Russische inval in Oekraïne in februari 2022 is afgenomen, aangezien bijvoorbeeld China sindsdien meer Russische olie is gaan importeren (De Mott, 2024) en Nederland nog steeds veel producten uit China importeert (CBS, 2023b). De grondstofvoetafdruk van metalen gerelateerd aan de invoer voor directe binnenlandse bestedingen kent een relatief grote concentratie in China (16 procent). Ook in Australië ligt een relatief groot deel van deze voetafdruk: bijna 11 procent.
De grondstofvoetafdruk van overige mineralen zoals zand, grind, klei, kalksteen en zout, verwerkt in de invoer voor directe binnenlandse bestedingen is eveneens sterk geconcentreerd in China (bijna 27 procent). Daarnaast ligt in Duitsland een aanzienlijk deel van deze voetafdruk: ruim 12 procent.
Grondstofgebruik intermediaire invoer sterk geconcentreerd in enkele landen
In 2020 zat naar schatting voor 867 megaton, waarvan 159 megaton biomassa, 318 megaton fossiele energiedragers, 66 megaton metalen en 324 megaton overige mineralen verwerkt in de intermediaire invoer. Ongeveer twee derde van deze, al dan niet indirect, geïmporteerde biomassa, fossiele energiedragers en metalen werd gebruikt voor de productie voor het buitenland, een derde voor de productie voor de binnenlandse markt. Bij de intermediaire invoer van overige mineralen zoals zand, grind en klei, lagen deze verhoudingen precies andersom. Dit heeft alles te maken met het gebruik van deze grondstoffen door de bouw en bouwmaterialen-industrie, die hoofdzakelijk voor de binnenlandse markt produceren, zie figuur 8.4.4.
Figuur 8.4.3. toont dat Duitsland van alle individuele landen met ruim 16 procent het grootste aandeel heeft in de biomassa-voetafdruk van de invoer voor intermediair gebruik. Ruim 37 procent van de biomassa gebruikt voor de intermediaire invoer kan niet worden toegewezen aan een bepaald land.noot3 Hiervan komt twee vijfde uit Europese landen en een kwart uit Afrikaanse landen.
In 2020 was Rusland met bijna 17,5 procent het land met het grootste aandeel in fossiele energiedragers verwerkt in de invoer voor intermediair gebruik, zie figuur 8.4.3. Van het gebruik van fossiele energiedragers voor de intermediaire invoer komt echter 54 procent uit hier niet gespecifieerde landen, waarvan drie vijfde uit Afrikaanse landen als Nigeria, Algerije en Angola en bijna een derde uit Aziatische landen, zoals uit Irak of Koeweit.
Van alle metalen verwerkt in de intermediaire invoer komt bijna 16 procent uit Brazilië, krap 8 procent uit Australië en ruim zes procent uit Zweden,. Van de twee vijfde niet aan een land toebedeelde metalen, komt ruim de helft uit Latijns Amerikaanse landen als Chili, Peru en Bolivia.
Van de overige mineralen verwerkt in de intermediaire invoer is Duitsland met bijna 22 procent een belangrijke leverancier. Bijna 38 procent van deze grondstoffen is niet aan een bepaald land toegewezen, waarvan 58 procent uit Afrikaanse landen, zoals Gabon, Libië en Kameroen en 31 procent uit Azië, onder meer uit Taiwan en Irak.
Uit figuur 8.4.4 blijkt dat het grondstofgebruik van de intermediaire invoer zowel verschilt tussen de bedrijfstakken onderling alsook tussen die voor de export en die voor het binnenland. Van alle bedrijfstakken gebruikt de aardolie-industrie bij de productie voor de export, in absolute zin, de grootste hoeveelheid grondstoffen uit het buitenland: meer dan 150 megaton, voornamelijk bestaand uit ruwe aardolie en aardgas (tabel 8.4.5). Bij de invoer voor de binnenlandse productie worden de meeste grondstoffen gebruikt door de Nederlandse bouwsector, eveneens meer dan 150 megaton, gevolgd door de bouwmaterialenindustrie, die voor de productie voor de binnenlandse markt nog eens ruim 40 megaton aan grondstoffen importeert of (in)direct verbruikt. Deze bedrijfstakken gebruiken met name overige minerale grondstoffen zoals zand, grind en klei, maar ook veel fossiele energiedragers en metalen. De voedings- en genotsmiddelenindustrie heeft voor de intermediaire invoer voor de export het op-een-na grootste gebruik van grondstoffen (figuur 8.4.4). Het grondstofgebruik van de intermediaire invoer van deze bedrijfstak voor de binnenlandse productie is veel kleiner. Hetzelfde geldt voor de landbouw, bosbouw en visserij.
Uit tabel 8.4.5 blijkt dat het grondstofgebruik van de intermediaire invoer per grondstof gedomineerd wordt door de invoer van een of twee productgroepen met enige verschillen tussen het gebruik voor de intermediaire invoer voor de export en die voor de binnenlandse markt. Het metaalgebruik voor intermediaire invoer voor de export hangt bijvoorbeeld sterk samen met de invoer van metaalertsen. Voor de binnenlandse markt, bijvoorbeeld door de bouw en bouwmaterialenindustrie, hangt dit sterk samen met de invoer van metalen in primaire vorm. Ook is het biomassagebruik van de intermediaire invoer van chemische producten die verwerkt worden in de export, relatief hoog en dit van hout relatief laag.
| Grondstof | Productgroep | Gebruik totaal | Aandeel | Gebruik export | Gebruik binnenland |
|---|---|---|---|---|---|
| Mt | % | Mt | Mt | ||
| Biomassa | Landbouwproducten | 86 | 54 | 62 | 24 |
| Biomassa | Voedingsmiddelen | 48 | 30 | 32 | 15 |
| Biomassa | Hout, m.u.v. meubelen | 5 | 3 | 2 | 4 |
| Biomassa | Chemische producten | 2 | 1 | 2 | 0 |
| Fossiele energiedragers | Ruwe aardolie en aardgas | 238 | 75 | 181 | 57 |
| Fossiele energiedragers | Andere delfstoffen | 13 | 4 | 4 | 10 |
| Fossiele energiedragers | Cokes en geraffineerde aardolieproducten | 14 | 4 | 11 | 3 |
| Fossiele energiedragers | Chemische producten | 9 | 3 | 8 | 1 |
| Metalen | Metaalertsen | 31 | 48 | 26 | 6 |
| Metalen | Metalen in primaire vorm | 10 | 15 | 5 | 5 |
| Metalen | Computers en elektronica | 4 | 6 | 3 | 1 |
| Metalen | Elektrische apparatuur | 4 | 6 | 2 | 2 |
| Overige mineralen | Andere delfstoffen | 219 | 67 | 60 | 159 |
| Overige mineralen | Andere niet-metaalhoudende minerale producten | 36 | 11 | 7 | 29 |
| Overige mineralen | Metalen in primaire vorm | 14 | 4 | 8 | 6 |
| Overige mineralen | Computers en elektronica | 6 | 2 | 4 | 1 |
Bron:PBL, FIGARO (2024)
Een derde van grondstofgebruik invoer voor wederuitvoer is biomassa
In totaal was er in 2020 voor 673 megaton aan grondstoffen nodig voor de invoer voor wederuitvoer. Hiervan bestond 236 megaton uit biomassa, 175 megaton uit fossiele energiedragers, 101 megaton uit metalen en 161 megaton uit overige minerale grondstoffen.
Van deze biomassa is meer dan de helft niet toegeschreven aan een specifiek land.noot4 Hiervan komt 42 procent uit Afrikaanse landen, 37 procent uit Latijns-Amerikaanse landen, 11 procent uit Azië, en negen procent uit hier niet gespecifieerde Europese landen. Van de wel gespecifieerde landen hebben Brazilië en Duitsland met elk zeven procent (16 megaton) het grootste aandeel, zie figuur 8.4.6.
Van de fossiele energiedragers, gebruikt als grondstof in de invoer voor wederuitvoer, kwam bijna 19 procent uit Rusland, ruim 8 procent uit China en bijna 6 procent het Verenigd Koninkrijk. Ruim 35 procent is niet aan een land toegewezen6. Hiervan kwam ruim twee vijfde uit Azië, bijvoorbeeld het Midden-Oosten, een derde uit Afrika, en ruim een vijfde uit Latijns-Amerika.
De metalen, gebruikt in de invoer voor wederuitvoer, kwamen voor meer dan 56 procent uit overige landen. Hiervan kwam het leeuwendeel (72 procent) uit Latijns-Amerika, met name uit Chili, Bolivia en Peru. Van de individuele landen had China het grootste aandeel met bijna acht procent, gevolgd door Australië (6 procent) en de Verenigde Staten (nog geen 6 procent).
China heeft van alle landen met ruim 19 procent het grootste aandeel in het gebruik van overige minerale grondstoffen van de invoer voor wederuitvoer (figuur 8.4.6). Duitsland volgt met ruim negen procent. Bijna 35 procent kon niet toegeschreven worden aan een individueel land6. Hiervan kwam 43 procent uit Afrika, met name uit Gabon, Marokko en Libië en 38 procent uit Azië, vooral uit Taiwan en Maleisië.
8.5Broeikasgasvoetafdruk van de invoer
In deze paragraaf gaan we dieper in op de broeikasgasvoetafdruk van de invoer. Onder deze voetafdruk valt de totale uitstoot van de broeikasgassen koolstofdioxide (CO2), lachgas (N2O) en methaan (CH4), die vrijkomt in de gehele keten van een product totdat het wordt ingevoerd in Nederland. Om de broeikaswerking van deze gassen bij elkaar op te kunnen tellen, wordt de uitstoot van deze gassen uitgedrukt in CO2‑equivalenten. Eén kg CO2‑equivalenten komt overeen met het effect van één kg CO2‑uitstoot. De uitstoot van 1 kg lachgas (N2O) komt overeen met 265 kg CO2‑equivalenten, en de uitstoot van 1 kg methaan (CH4) is gelijk aan 28 kg CO2‑equivalenten.
In figuur 8.5.1 staat de broeikasgasvoetafdruk van de Nederlandse invoer in 2020 uitgesplitst naar gebruik. Hierbij is vrijwel geen onderscheid te zien in de aandelen naar gebruik per broeikasgas. Dat is interessant omdat het scala aan invoerproducten wel verschilt tussen de verschillende invoerstromen. Net als bij de land- en de grondstofvoetafdruk is ook hier het grootste gedeelte van de invoervoetafdruk verbonden aan producten die uiteindelijk Nederland weer verlaten.
| Voetafdruk,Invoer voor directe binnenlandse bestedingen,Intermediaire invoer voor binnenland,Intermediaire invoer voor export,Invoer voor wederuitvoerCO2 uit biomassa als energiebron,7,9,22,35\nKoolstofdioxide (CO2),30,41,71,122\nLachgas (N2O),6,8,20,28\nMethaan (CH4),12,13,31,46\n"},"series":[{"name":"Invoer voor directe binnenlandse bestedingen","isSerie":true,"borderColor":"#FFFFFF","data":[{"y":7,"yString":"7","name":"CO2 uit biomassa als energiebron"},{"y":30,"yString":"30","name":"Koolstofdioxide (CO2)"},{"y":6,"yString":"6","name":"Lachgas (N2O)"},{"y":12,"yString":"12","name":"Methaan (CH4)"}]},{"name":"Intermediaire invoer voor binnenland","isSerie":true,"borderColor":"#FFFFFF","data":[{"y":9,"yString":"9","name":"CO2 uit biomassa als energiebron"},{"y":41,"yString":"41","name":"Koolstofdioxide (CO2)"},{"y":8,"yString":"8","name":"Lachgas (N2O)"},{"y":13,"yString":"13","name":"Methaan (CH4)"}]},{"name":"Intermediaire invoer voor export","isSerie":true,"borderColor":"#FFFFFF","data":[{"y":22,"yString":"22","name":"CO2 uit biomassa als energiebron"},{"y":71,"yString":"71","name":"Koolstofdioxide (CO2)"},{"y":20,"yString":"20","name":"Lachgas (N2O)"},{"y":31,"yString":"31","name":"Methaan (CH4)"}]},{"name":"Invoer voor wederuitvoer","isSerie":true,"borderColor":"#FFFFFF","data":[{"y":35,"yString":"35","name":"CO2 uit biomassa als energiebron"},{"y":122,"yString":"122","name":"Koolstofdioxide (CO2)"},{"y":28,"yString":"28","name":"Lachgas (N2O)"},{"y":46,"yString":"46","name":"Methaan (CH4)"}]}],"lang":{"downloadJPEG":"Download JPEG afbeelding","downloadPDF":"Download PDF document","downloadPNG":"Download PNG afbeelding","downloadSVG":"Download SVG","drillUpText":"Terug naar {series.name}","loading":"Laden...","noData":"Geen data om weer te geven","printChart":"Afdrukken","resetZoom":"Herstel zoom","resetZoomTitle":"Herstel zoom level 1:1","legend":{"less":"Minder dan","more":"of meer","to":"tot","noData":"Geen data"},"tooltip":{"nullDataMessage":"Data is onbekend of geheim"},"decimalPoint":",","thousandsSep":" "},"cultureSelection":"Dutch","selectedCultureId":"nl"}, function(chart) { Highcharts.setOptions({lang: {decimalPoint: chart.options.lang.decimalPoint,thousandsSep: chart.options.lang.thousandsSep},tooltip: {pointFormatter: cbs.chartTooltipFormatter}}) | Invoer voor directe binnenlandse bestedingen | Intermediaire invoer voor binnenland | Intermediaire invoer voor export | Invoer voor wederuitvoer |
|---|---|---|---|---|
| CO2 uit biomassa als energiebron | 7 | 9 | 22 | 35 |
| Koolstofdioxide (CO2) | 30 | 41 | 71 | 122 |
| Lachgas (N2O) | 6 | 8 | 20 | 28 |
| Methaan (CH4) | 12 | 13 | 31 | 46 |
| Bron: CBS, PBL (2024) | ||||
Vooral voeding draagt bij aan broeikasgasvoetafdruk van invoer voor directe binnenlandse bestedingen
In 2020 werd er bijna 55 megaton CO2‑equivalent uitgestoten in samenhang met de invoer voor directe binnenlandse bestedingen. Hiervan bestond een kleine 55 procent uit koolstofdioxide (CO2), bijna 19 procent uit methaan (CH4), nog geen 14 procent uit CO2‑emissies uit biomassa en ruim 13 procent uit lachgas (N2O). Ruim 18 procent van deze broeikasgasvoetafdruk betreft uitstoot in China, bijna acht procent in Duitsland en bijna vijf procent in India. Van alle productgroepen heeft de invoer van voedingsmiddelen het grootste aandeel in deze broeikasgasvoetafdruk (een kleine 20 procent), gevolgd door de invoer van landbouwproducten (15 procent; figuur 8.5.2). Hoewel het landgebruik in samenhang met de invoer voor directe binnenlandse bestedingen van computers en elektronica relatief beperkt is, is het aandeel in de broeikasgasvoetafdruk van deze handelsstroom relatief groot: 8 procent. Deze uitstoot vindt voor bijna 60 procent in China plaats. Ook een derde van de uitstoot gerelateerd aan de invoer voor directe binnenlandse bestedingen van kleding, 30 procent van die van machines en ruim 17 procent van die van motorvoertuigen vindt in China plaats.
Bouw heeft grootste broeikasgasvoetafdruk van intermediaire invoer voor binnenland
Bij de intermediaire invoer wordt in totaal 216 megaton CO2‑equivalent aan broeikasgassen uitgestoten, waarvan ruim twee derde vrijkomt bij de invoer voor de exportproductie (tabel 8.5.3). Bij de intermediaire invoer, die verwerkt wordt in de export, komt relatief veel methaan en lachgas vrij.
| Intermediaire invoer | Aandeel | waarvan | ||
|---|---|---|---|---|
| voor export | voor binnenland | |||
| Mt CO2‑eq. | % | Mt CO2‑eq. | ||
| Methaan (CH4) | 44 | 20 | 31 | 13 |
| Koolstofdioxide (CO2) | 112 | 52 | 71 | 41 |
| Koolstofdioxide uit biomassa | 32 | 15 | 22 | 9 |
| Lachgas (N2O) | 28 | 13 | 20 | 8 |
| Totaal | 216 | 100 | 144 | 71 |
Bron:PBL, FIGARO (2024)
Net als bij de invoer voor directe binnenlandse bestedingen, is China met bijna negen procent het land met grootste aandeel in de broeikasgasvoetafdruk van de intermediaire invoer (tabel 8.5.4). Ook in Rusland en Duitsland met elk bijna 15 megaton, België en Brazilië met elk bijna 13 megaton en in de Verenigde Staten (11 megaton) vindt een aanzienlijk deel van de uitstoot van broeikasgassen gelinkt aan deze invoerstroom plaats. Het deel hiervan dat aan de intermediaire invoer voor de productie voor binnenlandse bestedingen verbonden is fluctueert per land (tabel 8.5.4). Nog geen derde van deze broeikasgasvoetafdruk vindt plaats in hier niet gespecifieerde landennoot5, met name gelegen in Afrika en Azië waar respectievelijk 42 en 34 procent van deze niet aan een land toegeschreven uitstoot plaatsvindt.
| Intermediaire invoer | waarvan | ||
|---|---|---|---|
| voor export | voor binnenland | ||
| Mt CO2‑eq. | |||
| China | 19 | 11 | 8 |
| Rusland | 15 | 10 | 5 |
| Duitsland | 15 | 8 | 6 |
| België | 13 | 10 | 3 |
| Brazilië | 13 | 10 | 3 |
| Verenigde Staten | 11 | 8 | 3 |
| Verenigd Koninkrijk | 7 | 5 | 2 |
| India | 6 | 4 | 2 |
| Frankrijk | 5 | 3 | 2 |
| Indonesië | 5 | 3 | 1 |
Bron:PBL, FIGARO (2024)
In figuur 8.5.5 is, voor de tien bedrijfstakken met de grootste broeikasgasvoetafdruk van de intermediaire invoer, de verdeling van deze voetafdruk naar de tien productgroepen met de grootste broeikasgasvoetafdruk weergegeven. De intermediaire invoer van deze bedrijfstakken is goed voor bijna driekwart van de totale broeikasgasvoetafdruk van de intermediaire invoer, tevens driekwart van die voor de exportproductie en ongeveer twee derde van die voor de productie voor de binnenlandse markt.
De intermediaire invoer van de voedings- en genotmiddelenindustrie heeft de grootste broeikasgasvoetafdruk, met name veroorzaakt door de invoer van landbouwproducten en voedingsmiddelen. Deze bedrijfstak heeft een aandeel van ruim een vijfde in de totale broeikasgasvoetafdruk van de intermediaire invoer, een kwart van die voor de exportproductie en ruim 14 procent voor de productie voor de binnenlandse markt. Daarna volgen de aardolie-industrie, de chemische industrie en de bouw. De invoer van deze laatste bedrijfstak voor de productie voor de binnenlandse markt heeft een relatief grote broeikasvoetafdruk, terwijl dit voor de Nederlandse chemische industrie juist geldt voor de invoer voor de exportproductie.
Landbouwproducten veroorzaken 20% van BKG-voetafdruk van de invoer voor wederuitvoer
Met de invoer voor wederuitvoer wordt in totaal ruim 230 megaton CO2‑equivalent aan broeikasgassen uitgestoten. Deze broeikasgasvoetafdruk bestaat voor 53 procent uit koolstofdioxide (CO2), een kleine 18 procent uit methaan (CH4), 15 procent uit CO2 uit biomassa, en voor bijna 14 procent uit lachgas (N2O).
Een derde van deze uitstoot vindt plaats in hier niet gespecifieerde landennoot6; waarvan 42 procent in Azië, 26 procent in Afrika, 22 procent in Latijns-Amerika en negen procent in Europa. In China vindt bijna 16 procent van deze uitstoot plaats, in Rusland ruim vijf procent en in Brazilië vijf procent.
Landbouwproducten hebben met ruim 21 procent het grootste aandeel in deze uitstoot, gevolgd door chemische producten (14 procent). Uit figuur 8.5.6 blijkt dat de uitstoot van broeikasgassen gerelateerd aan de invoer voor wederuitvoer van landbouwproducten zeer verspreid plaatsvindt. Wel hebben Zuid-Afrika en Brazilië elk een aandeel van meer dan tien procent in deze voetafdruk. Bijna 16 procent van de uitstoot gekoppeld aan de invoer voor wederuitvoer van voedingsmiddelen vindt eveneens in Brazilië plaats. De uitstoot van broeikasgassen door de invoer voor wederuitvoer van computers en elektronica vindt voor bijna 60 procent plaats in China. Rusland heeft een relatief groot aandeel in de broeikasgasuitstoot gerelateerd aan de invoer voor wederuitvoer van zowel cokes en geraffineerde aardolieproducten alsook metalen in primaire vorm.
8.6Data en methode
Het bepalen van voetafdrukken voor een land is niet eenvoudig. Wellicht zijn de neveneffecten wel meetbaar in grove lijnen, maar niet in detail. Het is bijvoorbeeld vrijwel onmogelijk om te bepalen hoeveel CO2‑uitstoot er met een product gemoeid is wanneer er verschillende producten uit één fabriek komen. Daarnaast zitten er verschillen in de opgaven van bilaterale handel, welke worden gebalanceerd bij het maken van datasets waarin de wereldeconomie vertegenwoordigd is. Er bestaat dus geen dataset waarmee alle voetafdrukken voor alle landen precies berekend kunnen worden. Sterker nog, er zijn vele verschillende datasets beschikbaar welke verschillende resultaten geven. In Giljum et al. (2019) worden deze verschillen onderzocht voor verschillende datasets. De verschillen kunnen erg groot zijn; de grondstofvoetafdruk voor Nederland per inwoner berekend met Eora is bijna dubbel zo groot als berekend met de OECD ICIO. Voor iedere berekening worden er dus keuzes gemaakt: welke dataset en welk type berekening past het beste bij dit onderzoek. Het doel van het onderzoek bepaalt dus mede wat de beste methode en onderliggende data is. Resultaten van verschillende studies, uitgevoerd met verschillende methodes en onderliggende data, kunnen dus niet direct met elkaar vergeleken worden.
In het geval van de invoervoetafdruk zijn we benieuwd naar de heterogeniteit binnen de Nederlandse invoer, de totaalwaarde is in dit onderzoek minder belangrijk. Het is dus belangrijk dat we de daadwerkelijke invoerstromen bekijken. Hiervoor gebruiken we dan ook de data van het CBS. Deze dataset bevat veel informatie over de invoer. Wat wordt er ingevoerd? Waar is dat gemaakt? Waarvoor wordt het gebruikt? Hierbij worden de statistieken Internationale Handel in Goederen en Diensten met de Nationale Rekeningen gecombineerd en zodoende kan de invoer worden uitgesplitst naar gebruik en naar land (Aerts et al., 2021; Lemmers & Wong, 2017).
Anderzijds hebben we de voetafdruk nodig van deze invoer, het liefste op gedetailleerd niveau. Hiervoor gebruiken we de PBL-FIGARO-dataset (In ’t Veld & Wilting, 2024). Dit is een aangepaste Multi-Regional Input Output tabel (MRIO) waarbij de FIGARO MRIO als basis is gebruikt en er met behulp van de GLORIA MRIO meer detail en nieuwe milieudata is aangebracht. In PBL-FIGARO is de uitstoot van broeikasgassen, het landgebruik en het grondstofgebruik per bedrijfstak per land gegeven. Deze MRIO heeft veel verschillende bedrijfstakken maar slechts 45 landen en ‘rest van de wereld’. Deze MRIO is op het moment van schrijven alleen voor 2020 beschikbaar.
Wanneer enkel de invoerstromen uit PBL-FIGARO genomen zouden worden, komen we op een andere invoervoetafdruk. Het grootste verschil zit daarbij in de grondstofvoetafdruk. Alle verschillen zijn te herleiden naar verschillen in de hoogte van de invoer. Verschillende invoerstromen hebben we in detail onderzocht en daarbij hebben we gezien dat de data van het CBS een betere weerspiegeling is van de werkelijkheid dan de invoerdata in PBL-FIGARO, welke overeenkomt met de handelsdata in FIGARO. Dat de Nederlandse handelsdata niet overeenkomt met de data in FIGARO is een bekend probleem, dit wordt met name veroorzaakt doordat de internationale handel gebalanceerd wordt in FIGARO (Remond-Tiedrez & Rueda-Cantuche, 2019, hoofdstuk 13 A/B). Eerder zijn de verschillen tussen FIGARO en de Nederlandse handelsdata al eens onder de loep genomen (Walker et al., 2024).
In dit onderzoek worden de voetafdrukken berekend met behulp van input-output analyse. Dit is een veelgebruikte macro-economische methode voor het berekenen van onder andere milieuvoetafdrukken (Wiedman 2009; Kitzes 2013).
Door de invoer dataset met PBL-FIGARO te combineren kan de voetafdruk van de Nederlandse invoer worden bepaald. Voor meer details over deze methode verwijzen we naar paragraaf 5.7 in de internationaliseringsmonitor ‘Duurzame handel?’ (Aerts et al., 2023).
Voor enkele delen van dit hoofdstuk was het detailniveau in PBL-FIGARO niet toereikend. Met name het deel ‘rest van de wereld’ was in sommige gevallen erg groot. In deze gevallen is gebruik gemaakt van de GLORIA MRIO om meer duiding te geven aan het ‘rest van de wereld’ deel. In GLORIA zitten 164 landen/regio’s en ook hier zijn de uitstoot en het landgebruik en grondstofgebruik per bedrijfstak per land gegeven. We gebruiken de MRIO uit release 057 van de GLORIA global environment-extended multi-region input-output database (Lenzen et al., 2021), gebouwd in het Global MRIO-lab (Lenzen et al., 2017).
8.7Literatuur
Literatuur
Aerts, N., Bohn, T., Lemmers, O., & Wong, K. F. (2021). Linking micro-data to national input-output tables: By whom and from whom are which products imported and to what end? Single Country Trade in Value Added. Centraal Bureau voor de Statistiek.
Aerts, N., Bohn, T., & Wong, K. F. (2023). De Nederlandse invoervoetafdruk onder de loep. In J. Rooyakkers & M. Weusten (Reds.), Internationaliseringsmonitor 2023, tweede editie: Duurzame handel? Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2023a, 7 februari). Grondstofvoetafdruk van consumptie gedaald tot 7 duizend kilo per persoon. Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2023b). Wat importeren we uit China? Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS, PBL, RIVM, WUR (2024, 15 februari). Landvoetafdruk, 1990–2021. Centraal Bureau voor de Statistiek; Planbureau voor de Leefomgeving; Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; en Wageningen University and Research.
De Mott, F. (2024, 19 maart). China importeert fors meer olie uit Rusland nu India zijn aankopen afbouwt door westerse sancties. Business Insider. Geraadpleegd op 15 mei 2024.
European Environment Agency (2023, 5 december). Europe’s material footprint. Geraadpleegd op 15 mei 2024.
FAO (2023). Land use statistics and indicators 2000–2021. Global, regional and country trends. FAOSTAT Analytical Briefs Series, No. 71. Food and Agriculture Organization of the United Nations.
Giljum, S., Wieland, H., Lutter, S., Eisenmenger, N., Schandl, H., & Owen, A. (2019). The impacts of data deviations between MRIO models on material footprints. Journal of Industrial Ecology, 23(4), 946–958.
Global Carbon Budget (2023). CO₂ emissions embedded in trade – GCB. [Dataset]. Global Carbon Project. Geraadpleegd op 21 mei 2024.
Kitzes J. (2013). An Introduction to Environmentally-Extended Input-Output Analysis. Resources, 2(4), 489–503.
Lemmers, O., & Wong, K. F. (2019). Distinguishing Between Imports for Domestic Use and for Re-Exports: A Novel Method Illustrated for the Netherlands. National Institute Economic Review, 249(1), R59‑R67.
Lenzen, M., Geschke, A., Abd Rahman, M. D., Xiao, Y., Fry, J., Reyes, R., Dietzenbacher, E., Inomata, S., Kanemoto, K., Los, B., Moran, D., Schulte in den Baumen, H., Tukker, A., Walmsley, T., Wiedmann, T., Wood, R., & Yamano, N. (2017). The Global MRIO Lab – charting the world economy. Economic Systems Research, 29(2), 158–186.
Lenzen, M., Geschke, A., West, J., Fry, J., Malik, A., Giljum, S., Canals, L. M., Pinero, P., Lutter, S., Wiedmann, T., Li, M., Sevenster, M., Potočnik, J., Teixeira, I., Voore, M. V., Nansai, K., & Schandl, H. (2021). Implementing the Material Footprint to measure progress towards SDGs 8 and 12. Nature Sustainability, 5, 157–166.
Minx, J., Wiedmann, T., Wood, R., Peters, G., Lenzen, M., Owen, A., Scott, K., Barrett, J., Hubacek, K., Baiocchi, G., Paul, A., Dawkins, E, Briggs, J., Guan, D., Suh, S., & Ackermand, F. (2009). Input-output analysis and carbon footprinting: An overview of applications. Economic System Research, 21(3), 187–216.
In ’t Veld, D., & Wilting, H. (2024). PBL-FIGARO 2020. Versie 2: 22 januari 2024. [Ongepubliceerde dataset]. Planbureau voor de Leefomgeving.
Raad van de Europese Unie (2022). Verordening (EU) 2022/576 van de Raad. No. 32022R0576.
Remond-Tiedrez, I., & Rueda-Cantuche, J. M. (Eds.). (2019). EU inter-country supply, use and input-output tables: Full international and global accounts for research in input-output analysis (FIGARO). Publications Office of the European Union.
Rijksoverheid (2019). Klimaatakkoord. Ministerie van Economische Zaken en Klimaat.
Rijksoverheid (2022). Voortgang klimaatdoelen. Geraadpleegd op 21 mei 2024.
Ritchie, H., Rosado, P., & Roser, M. (2024, januari). Greenhouse gas emissions. Which countries emit the most greenhouse gases each year? How do they compare per person? [Dataset]. Jones, M. W., Peters, G. P., Gasser, T., Andrew, R. M., Schwingshackl, C., Gütschow, J., Houghton, R. A., Friedlingstein, P., Pongratz, J., & Le Quéré, C. (2024). National contributions to climate change due to historical emissions of carbon dioxide, methane, and nitrous oxide since 1850. Scientific Data, 10(1), 155. [Originele data]. Geraadpleegd op 3 juni 2024.
United Nations Environment Programme, & International Resource Panel (2024). Global Resources Outlook 2024: Bend the Trend – Pathways to a liveable planet as resource use spikes. United Nations Environment Programme.
Wiedmann, T. (2009). Editorial: Carbon footprint and input-output analysis—An introduction. Economic Systems Research, 21(3), 175–186.
Walker, A., Zult, D., Hoekstra, R., van den Berg, M., & Dingena, G. (2017). Footprint calculations using a Dutch National Accounts Consistent Exiobase. Centraal Bureau voor de Statistiek.
Walker, A., Aerts, N., Kunkels, Y., Lemmers, O. van Leeuwen, E., & Wong, K.F. (2024). Comparing imports based on microdata with FIGARO. Centraal Bureau voor de Statistiek.
Walker, A., Zult, D., Schoenaker, N., & Lemmers, O. (2023). Broeikasgassen- en grondstofvoetafdrukken. [Dataset]. Centraal Bureau voor de Statistiek.
Noten
Dat is invoer voor directe binnenlandse bestedingen en intermediaire invoer gebruikt in producten voor binnenlandse bestedingen. Dus exclusief de intermediaire invoer bestemd voor de export.
Deze publicatie bevat alleen de oneven jaren, in dit geval gaat dit over 2021.
Dit wordt veroorzaakt doordat de brondata, PBL-FIGARO en Eurostat-FIGARO, slechts 45 landen en ‘rest van de wereld’ bevat. Hierbij valt dus een groot deel in ‘rest van de wereld’. Om meer duiding aan dit gedeelte te kunnen geven is de GLORIA MRIO gebruikt. Meer informatie hierover is te vinden in paragraaf 8.6 Data en methode.
Dit wordt veroorzaakt doordat de brondata, PBL-FIGARO en Eurostat-FIGARO, slechts 45 landen en ‘rest van de wereld’ bevat. Hierbij valt dus een groot deel in ‘rest van de wereld’. Om meer duiding aan dit gedeelte te kunnen geven is de GLORIA MRIO gebruikt. Meer informatie hierover is te vinden in paragraaf 8.6 Data en methode.
Dit wordt veroorzaakt doordat de brondata, PBL-FIGARO en Eurostat-FIGARO, slechts 45 landen en ‘rest van de wereld’ bevat. Hierbij valt dus een groot deel in ‘rest van de wereld’. Om meer duiding aan dit gedeelte te kunnen geven is de GLORIA MRIO gebruikt. Meer informatie hierover is te vinden in paragraaf 8.6 Data en methode.
Dit wordt veroorzaakt doordat de brondata, PBL-FIGARO en Eurostat-FIGARO, slechts 45 landen en ‘rest van de wereld’ bevat. Hierbij valt dus een groot deel in ‘rest van de wereld’. Om meer duiding aan dit gedeelte te kunnen geven is de GLORIA MRIO gebruikt. Meer informatie hierover is te vinden in paragraaf 8.6 Data en methode.