Foto omschrijving: Zakenvrouw en ondernemer ondertekenen documenten, opstellen van een contract.

Kenmerken van internationaal handelende bedrijven

Auteurs: Daniël Herbers, Bart Loog, Tim Peeters, Iryna Rud

In 2020 waren er bijna 11 duizend startende exporteurs in de specialistische zakelijke dienstverlening, waarvan 25 procent born globals. Dynamiek van (alle) exporteurs, 2020 Bedrijven in de specialistische zakelijke dienstverlening Bedrijven in de groot- en detailhandel Bedrijven in de informatie en communicatie Startende exporteurs Born globals Startende exporteurs Born globals 9 445 8 590 2 380 3 790 1 045 2 465

Dit hoofdstuk gaat in op de vraag wat de kenmerken zijn van bedrijven én ondernemers die internationaal handelen. Eerst wordt het Nederlandse bedrijfsleven vanuit handelsperspectief besproken: in hoeverre exporteren bedrijven, importeren ze of doen ze beide? In hoeverre behoren internationaal handelende bedrijven tot het zelfstandig mkb of het grootbedrijf, en hoe verschilt dit naar bedrijfstak? Daarna wordt de goederen- en dienstenhandel vanuit bedrijfsoogpunt apart besproken. Vervolgens worden de internationaal handelende ondernemers uitgelicht: in welke mate bestaat de populatie van internationaal handelende ondernemers uit vrouwen en hoe verschilt dat per leeftijdscategorie en bedrijfstak? Tot slot vergelijken we personeelskenmerken van bedrijven die voor hun productieproces of omzet in meer of mindere mate afhankelijk zijn van goedereninvoer of -uitvoer.

5.1Belangrijkste bevindingen

Minder internationaal handelende bedrijven in 2020

In 2020 verhandelden 406 duizend Nederlandse bedrijven goederen of diensten met het buitenland, ofwel 30 procent van het totale Nederlandse bedrijfsleven. Dat waren er 37 duizend minder dan in 2019, een daling van ruim 8 procent. Bijna twee derde van de internationale handelaren importeerde alleen goederen en/of diensten, en 11 procent was uitsluitend exporteur. Het resterende kwart had zowel import als export van goederen en/of diensten (two-way traders). Van alle bedrijven die internationaal handelen is bijna 1 op de 3 actief in de bedrijfstak groot- en detailhandel.

Een klein deel van de internationale handelaren is verantwoordelijk voor een groot deel van de handelswaarde. De 25 procent two-way traders vertegenwoordigde meer dan 97 procent van de totale exportwaarde en 92 procent van de importwaarde. Het grootste deel van deze waarden is binnen de groep two-way traders bovendien geconcentreerd bij het grootbedrijf en bedrijven behorend tot het zelfstandig mkb die dochters hebben in het buitenland.

Internationale handel in goederen

Na een dip in 2020 herstelde de goederenuitvoer zich weer in 2021. In bijna alle bedrijfstakken nam de goederenexport toe, met de grootste stijging in de bedrijfstak vervoer en opslag (77 procent). Het grootbedrijf exporteerde in 2021 ruim drie keer zo veel als het zelfstandig mkb. De sterkste groei van de goederenuitvoer werd gerealiseerd door reeds exporterende bedrijven die meer gingen exporteren van bestaande producten naar bestaande bestemmingslanden, en dus niet door bedrijven die voor het eerst begonnen met exporteren.

Ook de goedereninvoer herstelde zich in 2021 van een dip in 2020. De groei van de invoerwaarde van het zelfstandig mkb zonder dochters in het buitenland was daarbij tweemaal groter dan die van het grootbedrijf.

Internationale handel in diensten

De totale waarde van de dienstenexport nam in 2020 met 4 procent af. Bij de import was de afname nog wat groter (6 procent). Het aantal bedrijven dat diensten importeerde daalde met 17 procent, tot 236 duizend. Het aantal dienstenexporteurs bleef daarentegen gelijk (75 duizend). Meer dan negen op de tien bedrijven die diensten importeren doen dat uitsluitend uit andere EU-landen. Van de bedrijven die behoren tot het zelfstandig mkb handelt slechts 5 procent in diensten met landen buiten de EU. Voor de dienstenexport geldt een vergelijkbaar patroon.

Gemiddeld exporteren Nederlandse bedrijven meer diensten dan ze importeren. Net als bij de goederenhandel zien we dat het grootste deel van de export- en importwaarde van diensten wordt verhandeld door een kleine groep handelaren. De gemiddelde verhandelde waarde per bedrijf was bovendien vele malen groter voor exporterende bedrijven dan voor importerende bedrijven.

Ondernemers en personeel bij internationaal handelende bedrijven

In totaal waren er in 2020 binnen het Nederlandse bedrijfsleven circa 411 duizend ondernemers die aan het roer stonden van een bedrijf met internationale goederen- en/of dienstenhandel. Dit komt neer op ongeveer 30 procent van alle ondernemers in het Nederlandse bedrijfsleven, een daling van 4 procentpunt ten opzichte van 2019.

Van alle mannelijke ondernemers in het bedrijfsleven handelde in 2020 zo’n 30 procent met het buitenland, terwijl dat aandeel onder vrouwen 31 procent bedroeg. De kans dat een ondernemer internationaal handelt lijkt dus niet sterk afhankelijk van geslacht. De mediane waarde van de door vrouwelijke ondernemers uitgevoerde goederen was in 2020 wel bijna 13 duizend euro lager dan die van mannen.

In 2020 werkten er in totaal 2,5 miljoen voltijdequivalenten (vte’s) bij bedrijven met invoer en 1,8 miljoen vte’s bij bedrijven met uitvoer. Werknemers bij bedrijven met een relatief hoge verhouding goedereninvoer of -uitvoer ten opzichte van de omzet verdienen gemiddeld hogere lonen dan de werknemers bij bedrijven met een lagere handelsintensiteit.

5.2Nederlandse bedrijfsleven vanuit handelsperspectief

In 2020 bestond het Nederlandse bedrijfsleven (zie leeskader voor meer uitleg) uit ruim 1,3 miljoen bedrijven. Dat zijn er 68 duizend meer dan in 2019. Die groep kan onderverdeeld worden in bedrijven die uitsluitend importeren, uitsluitend exporteren, two-way trader zijn (bedrijven die importeren én exporteren) en bedrijven die geen goederen- of dienstenhandel hebben en dus niet internationaal handelen.noot1 Bedrijven behorend tot deze laatste categorie ‘geen internationaal handelaar’ zijn uitsluitend op de binnenlandse markt gericht.

Wat is het Nederlandse (niet-financiële) bedrijfsleven?

Tot het Nederlandse bedrijfsleven worden bedrijven gerekend in het Algemeen Bedrijven Register (ABR) met een activiteit die tot de secties B tot en met N, exclusief K en plus divisie S95. Deze afbakening wordt internationaal aangeduid als de ‘non-financial business economy’. Deze categorie is een samenstelling van de volgende bedrijfstakkennoot2:

  • B Delfstoffenwinning;
  • C Industrie;
  • D Energie;
  • E Water en afvalbeheer;
  • F Bouwnijverheid;
  • G Groot- en detailhandel;
  • H Vervoer en opslag;
  • I Horeca;
  • J Informatie en communicatie;
  • L Verhuur en handel in onroerend goed;
  • M Specialistische zakelijke diensten;
  • N Verhuur en overige zakelijke diensten;
  • S95 Reparatie van consumentenartikelen.

Drie op tien bedrijven uit Nederlandse bedrijfsleven handelt internationaal

In 2020 was 30 procent van het Nederlandse bedrijfsleven (oftewel ongeveer 406 duizend bedrijven) een internationale goederen en/of dienstenhandelaar. Dat zijn er bijna 37 duizend minder dan het jaar ervoor, terwijl het aantal internationaal handelende bedrijven de afgelopen jaren juist groeide, tot 442 duizend (één op de drie) in 2019. Als gevolg van de coronacrisis waren bedrijven in 2020 beperkter in hun internationale handelsactiviteiten, wat mogelijk heeft geleid tot de terugval in het aantal handelende bedrijven. In de Internationaliseringsmonitor van het tweede kwartaal van 2022 is uitgebreid stilgestaan bij de belemmeringen en ontwikkelingen van de diensthandel in 2020 en 2021 (CBS, 2022b). Van de internationaal handelende bedrijven in 2020 had 64 procent uitsluitend import, 11 procent uitsluitend export en was 25 procent een two-way trader, zie figuur 5.2.1.

5.2.1 Aantal bedrijven naar handelsstatus (1 000 bedrijven)
Jaar Importeur Exporteur Two-way trader Geen internationaal handelaar
2020 260 46 100 957
2019 295 47 101 852
2015 231 41 83 738

Toename aantal niet-handelaren in 2020

In 2020 telde het Nederlandse bedrijfsleven ruim 68 duizend bedrijven meer dan een jaar eerder, zie figuur 5.2.1. Dat is een toename van 5,3 procent. Net als in de voorgaande jaren bestaat het Nederlandse bedrijfsleven voor het grootste deel uit niet-handelaren. Deze laatste groep groeide in 2020 met ruim 100 duizend bedrijven, tot 957 duizend. Daarmee handelden zeven op de tien Nederlandse bedrijven in 2020 niet met het buitenland. Ten opzichte van 2019 is de samenstelling naar handelsstatus (of bedrijven wel of niet internationaal handelen) enigszins veranderd. Het aantal bedrijven dat alleen importeert is gedaald (35 duizend minder) terwijl het aantal two-way-traders en uitsluitend exporterende bedrijven vrijwel onveranderd is gebleven.

Aantal handelaren groeide minder hard dan Nederlandse bedrijfsleven

Vergeleken met 2015 is in 2020 het totaal aantal bedrijven in het Nederlandse bedrijfsleven met 25 procent toegenomen. Door het dalende aantal internationale handelaren in het laatste jaar, groeide het aantal handelaren over de gehele periode (2015–2020) minder hard (+14 procent) dan het aantal niet-handelaren (+30 procent).

Ondanks de krimp van het aantal importeurs in 2020 is deze groep handelaren tussen 2015 en 2020 in aantal het sterkst gegroeid. Procentueel nam ten opzichte van 2015 het aantal bedrijven dat zowel importeert als exporteert het hardst toe (+20 procent). Als we niet enkel de ontwikkelingen in het laatste jaar als gevolg van de coronacrisis beschouwen, maar kijken naar de gehele periode 2015–2020 dan steeg het aantal bedrijven dat zakendoet met het buitenland. Die groei hangt onder andere samen met het toenemende aantal bedrijven in het Nederlandse bedrijfsleven, maar ook met de groeiende wereldhandel in die periode.

Voor bedrijven is het door ontwikkelingen als toenemende digitalisering makkelijker geworden om hun producten over de grens te verkopen, bijvoorbeeld via online platforms, waar dat voorheen te duur of te ingewikkeld was (Polder & Rooyakkers, 2021). Digitalisering verlaagt de kosten van deelname aan internationale handel, verbindt bedrijven en consumenten wereldwijd, helpt ideeën en technologieën te verspreiden en vergemakkelijkt de coördinatie van mondiale waardeketens (OESO, 2019).

Aandeel bedrijven met internationale handel onder druk

De cijfers van het meest recente rapportagejaar laten zien dat de handelsstromen van bedrijven niettemin kwetsbaar zijn. In 2020 handelde 30 procent van de bedrijven met het buitenland terwijl in voorgaande jaren dat aandeel zo’n 33 procent was. Als gevolg van de grote schok van de coronapandemie werden veel bedrijven (tijdelijk) beperkt in hun internationale activiteiten. Dat zien we in een terugval in het aantal en aandeel Nederlandse bedrijven dat diensten exporteert en/of importeert. Gezien de groei van de goederenhandel in 2021 is het de verwachting dat er in 2021 herstel optreedt in deze cijfers, al zijn er mogelijk ook bedrijven die (de uitbreiding van) hun handelsactiviteiten tijdelijk hebben moeten uitstellen of definitief hebben stopgezet. Als bedrijven eenmaal internationaal handelen is het dus allerminst vanzelfsprekend dat handelsstromen blijven bestaan, met name in economisch onzekere tijden.

Bedrijven in groot- en detailhandel en industrie handelen relatief vaakst internationaal

Van figuur 5.2.1 weten we dat in 2020 circa 30 procent van de bedrijven uit het Nederlandse bedrijfsleven zaken deed met het buitenland. Dat aandeel verschilt echter aanzienlijk tussen de bedrijfstakken, zie figuur 5.2.2. Zo is het aandeel internationale handelaren in de bedrijfstakken groot- en detailhandel, industrie en informatie en communicatie bovengemiddeld hoog. In de groot- en detailhandel was dit 47 procent. Dat is op zich niet verwonderlijk omdat bedrijven in de groothandel een onmisbare schakel vormen tussen leveranciers en afnemers. Deze bedrijfstak levert namelijk ondersteunende diensten en verbindt zodoende vele sectoren in binnen- en buitenland (CBS, 2019b). Van alle bedrijven die internationaal handelen is bijna één op de drie actief in deze bedrijfstak.

Ook de Nederlandse industrie is sterk verweven met het buitenland: 43 procent van de bedrijven in deze bedrijfstak handelde buiten de Nederlandse grenzen in 2020. Zo is de industrie bijvoorbeeld sterk afhankelijk van de export omdat de meeste afnemers van de industrie zich in de andere Europese landen bevinden (de Boeck, 2017). De voedingsmiddelen- en drankenindustrie zijn voorbeelden van bedrijfstakken die steeds afhankelijker van het buitenland zijn geworden wat betreft hun afzet (CBS, 2017). Behalve van de export is de industrie ook sterk afhankelijk van de import van buitenlandse producten (de Boeck, 2017).

Minste handelaren in de bouw

Het aandeel internationale handelaren in de bouwnijverheid was met 16 procent beduidend lager dan in het totale Nederlandse bedrijfsleven. Desondanks is het aantal internationale handelaren in deze bedrijfstak wel sterk gestegen ten opzichte van 2015 (24 procent). Het aantal internationale handelaren in de horeca is ook wat lager dan gemiddeld, maar steeg tussen 2015 en 2019 met 50 procent tot net geen 20 duizend ondernemingen. In 2020 daalde het aantal horecahandelaren met zo’n 2 duizend en handelde 25 procent van de bedrijven in deze sector nog met het buitenland, bijna 5 procentpunt minder dan een jaar eerder.

Tussen de bedrijfstakken zijn er ook aanzienlijke verschillen in het aandeel bedrijven dat uitsluitend importeert, uitsluitend exporteert of zowel importeert als exporteert, zoals te zien in figuur 5.2.2. Van alle bedrijfstakken had de groot- en detailhandel in 2020 met 28 procent relatief gezien de meeste bedrijven die uitsluitend importeerden, voor het totale Nederlandse bedrijfsleven was dat 19 procent. De bedrijfstak met het hoogste percentage bedrijven dat alleen exporteerde, was de sector informatie en communicatie (6 procent).noot3 Voor het totale Nederlandse bedrijfsleven is dat aandeel 3,4 procent. Two-way traders kwamen met bijna 19 procent relatief het vaakst voor in de industrie.

5.2.2 Aandeel type handelaar per bedrijfstak, 2020 (%)
Bedrijfstak Importeurs Exporteurs Two-way trader Geen internationaal handelaar
Industrie 20,9 3,5 18,7 56,8
Bouwnijverheid 12,7 1,1 1,8 84,4
Groot- en detailhandel 28,2 3,3 15,5 53,1
Vervoer en opslag 14,2 4,2 8,7 72,9
Horeca 23,9 0,6 0,7 74,8
Informatie en communicatie 22,6 5,7 9,4 62,4
Verhuur en handel van
onroerend goed
16,1 1,1 1,6 81,2
Specialistische
zakelijke diensten
15,9 4,7 4,4 75,1
Verhuur en overige
zakelijke diensten
15 2,6 3,9 78,4
Overige bedrijfstakken 22,3 1,9 7,1 68,7
. . . .
NL bedrijfsleven 19,1 3,4 7,4 70,2

Binnen alle bedrijfstakken was het aandeel internationaal handelende bedrijven in 2020 gemiddeld zo’n 4 procentpunt lager dan een jaar eerder. Het aantal handelaren is in alle sectoren gedaald en het hardst onder waterbedrijven en afvalbeheer (–‍14 procent) en bedrijven actief in verhuur en overige zakelijke diensten (–‍13 procent). Binnen de sectoren groot- en detailhandel en industrie bleef de daling in het aantal handelende bedrijven juist beperkt met respectievelijk –‍5 en –‍4 procent. Binnen de bedrijfstak groot-en detailhandel valt wel op dat terwijl het aantal handelaren procentueel het minst hard daalde, het aandeel handelaren binnen die sector juist harder afnam dan in de andere bedrijfstakken. Dat komt doordat het aantal niet-handelaren in de groot- en detailhandel in 2020 met 18 procent groeide, tot bijna 148 van de 278 duizend.

47% van bedrijven in groot- en detailhandel handelt met het buitenland Buitenvorm Binnenvorm

Krimp in handelaren in 2020 vooral onder importeurs

In alle grotere bedrijfstakken (industrie, groot- en detailhandel, bouwnijverheid, horeca, informatie en communicatie en specialistische zakelijke diensten) was de daling in het aantal handelende bedrijven het grootst onder bedrijven die uitsluitend importeren. Het aantal exporteurs en two-way traders bleef redelijk stabiel in de bedrijfstakken vervoer en opslag en informatie en communicatie, terwijl het aantal uitsluitend importeurs met respectievelijk 18 en 16 procent daalde. In de horeca daalde het aantal two-way traders en exporteurs even hard als het aantal uitsluitend importeurs (10 a 11 procent). De groei van het aantal bedrijven tussen 2019 en 2020 is in alle sectoren toe te schrijven aan het groeiende aantal niet-handelaren. In 2020 was er zelfs een recordaantal bedrijfsoprichtingen. De grootste toename was te zien in de detailhandel. Dit betrof met name webwinkels (Staat van het MKB, 2021).

Ondanks de terugval in het aantal handelaren tussen 2019 en 2020, is het aantal handelende bedrijven in alle bedrijfstakken nog wel groter dan vijf jaar geleden. Echter, het aandeel handelende bedrijven in het totaal aantal bedrijven is ten opzichte van 2015 wel afgenomen binnen bijna alle sectoren. Dit is voornamelijk toe te schrijven aan de groei van het aantal (nieuwe) niet-handelaren, een trend die binnen veel sectoren ook al in voorgaande jaren zichtbaar was in de cijfers. Alleen in de horeca en onder bedrijven actief in de verhuur en handel van onroerend goed handelde in 2020 een groter aandeel over de grens dan in 2015.

Het zelfstandig midden- en kleinbedrijf

Het Nederlandse bedrijfsleven kan behalve naar activiteit ook opgedeeld worden naar bedrijfsgrootte. Daarbij kan tevens onderscheid gemaakt worden naar de zelfstandigheid van het bedrijf; staat het bedrijf op zichzelf of is het bijvoorbeeld onderdeel van een groter internationaal netwerk? In dit hoofdstuk maken we onderscheid tussen twee typen bedrijven, het grootbedrijf en het zelfstandig mkb. Het zelfstandig midden- en kleinbedrijf omvat alle bedrijven in het Nederlandse bedrijfsleven die in Nederlandse handen zijn en waar minder dan 250 personen werkzaam zijn bij het gehele concern (in Nederland). Het zelfstandig mkb wordt verder onderverdeeld naar bedrijven met en zonder buitenlandse dochterbedrijven. Het grootbedrijf omvat alle bedrijven in het Nederlandse bedrijfsleven die onderdeel uitmaken van een concern met minstens 250 werkzame personen en/of een onderdeel zijn van een concern dat in buitenlandse handen is.

Van de bijna 1,4 miljoen bedrijven uit het totale Nederlandse bedrijfsleven in 2020 behoorden 1,3 miljoen bedrijven tot het zelfstandig mkb waarvan 7 duizend een of meerdere buitenlandse dochterbedrijven hebben. Circa 18 duizend bedrijven behoren tot het grootbedrijf. Ruim 98 procent van de bedrijven behoorde daarmee tot het zelfstandig mkb zonder buitenlandse dochters. Van alle bedrijven die internationaal handelen behoort circa 94 procent tot het zelfstandig mkb zonder buitenlandse dochters (vanaf hier zelfstandig mkb genoemd).

89 op de 100 grote bedrijven handelen internationaal

Het zelfstandig mkb is veel minder vaak actief als internationale handelaar dan het grootbedrijf, zie figuur 5.2.3. Waar in het zelfstandig mkb zeven op de tien bedrijven in 2020 geen zaken deed met het buitenland, was dit voor het grootbedrijf maar 11 procent. Het is algemeen bekend dat kleine bedrijven minder op internationale markten handelen dan grotere bedrijven (Bernard et al., 2007 en 2012). Zowel het grootbedrijf als het zelfstandig mkb ondervindt belemmeringen bij het toetreden tot buitenlandse markten. Zo kost het moeite om lokale partners te vinden, ontbreekt het aan lokale marktkennis, verschilt de wet- en regelgeving, hebben ze minder makkelijk toegang tot financiering en gaat exporteren veelal gepaard met betaal- en valutarisico’s. Grote en productieve bedrijven zijn echter vaker in staat zulke kosten en risico’s te dragen dan zelfstandig mkb-ers. Hoe groter de omvang van het bedrijf, hoe groter de kans dat een bedrijf exporteert (Brakman et al., 2018). In vergelijking met het grootbedrijf doet het zelfstandig mkb meer ‘in eigen beheer’ en is het minder verweven in internationale waardeketens. Hierdoor is het zelfstandig mkb meer op de lokale markt gericht voor zowel hun vraag als aanbod van goederen en diensten en minder gericht op directe verkoop aan buitenlandse markten (Statistics Denmark & OESO, 2017; Chong et al., 2019).

Aantal handelaren onder zelfstandig mkb en grootbedrijf gegroeid sinds 2015

Zowel in het zelfstandig mkb als in het grootbedrijf is het aantal internationale handelaren met 14 procent gegroeid in de periode 2015–2020. Het aantal internationale handelaren in het zelfstandig mkb met buitenlandse dochters groeide met 7 procent in dezelfde periode. Zowel bij het grootbedrijf als het zelfstandig mkb met dochters groeide het aandeel handelaren met een paar procentpunt tussen 2015 en 2020. Het aandeel handelaren binnen het zelfstandig mkb zónder buitenlandse dochters daalde daarentegen.

Tussen de groepen is er voornamelijk een aanzienlijk verschil in het aandeel two-way traders. Van het zelfstandig mkb was 6 procent een two-way trader terwijl dit voor het grootbedrijf 64 procent was en binnen het zelfstandig mkb mét buitenlandse dochters zelfs 71 procent. Dat toont aan dat zelfstandig mkb-ers met dochters in het buitenland qua internationale activiteiten wellicht sterker lijken op grote bedrijven dan op zelfstandig mkb-ers zonder moeder of dochter in het buitenland. Two-way traders zijn per definitie de ondernemingen die het sterkst en direct verweven zijn in wereldwijde waardeketens (Statistics Denmark & OESO, 2017). Two-way trade neemt doorgaans toe met bedrijfsgrootte (Van den Berg, 2013).

Verhouding enkel importeurs en exporteurs varieert naar bedrijfsgrootte

Het totale percentage bedrijven dat alleen exporteert of importeert, is bij de drie groepen vergelijkbaar. De verhouding tussen enkel importeurs en exporteurs varieert echter. Circa 19 procent van de zelfstandig mkb-ers in het Nederlandse bedrijfsleven importeerde alleen goederen en/of diensten in 2020, terwijl dat bij het grootbedrijf 20 procent en bij het zelfstandig mkb met buitenlandse dochters 16 procent was. Bij zowel het zelfstandig mkb met en zonder buitenlandse dochters als het grootbedrijf was 3 tot 5 procent van de bedrijven uitsluitend exporteur.

5.2.3 Verdeling type handelaar naar grootte, 2020 (%)
Grootte Importeurs Exporteurs Two-way trader Geen internationaal handelaar
Zelfstandig mkb
zonder buitenlandse dochters
19,1 3,3 6,2 71,4
Zelfstandig mkb
met buitenlandse dochters
15,8 4,7 70,7 8,8
Grootbedrijf 20,4 3,9 64,2 11,4

Grootbedrijf vaakste zowel importeur als exporteur

Voor zowel het zelfstandig mkb als het grootbedrijf geldt dat de bedrijfstak informatie en communicatie in 2020 relatief gezien de meeste bedrijven met uitsluitend export kende. Bij de two-way traders zien we grote verschillen tussen het zelfstandig mkb en het grootbedrijf. Voor zowel het zelfstandig mkb als het grootbedrijf is de industrie de bedrijfstak met relatief gezien de meeste two-way traders. Bij de industriële bedrijven uit de categorie grootbedrijf gaat het om ruim acht op de tien terwijl bij het zelfstandig mkb zonder buitenlandse dochters dit aandeel op zo’n 15 procent ligt. Binnen het zelfstandig mkb zijn de meeste uitsluitend importeurs actief in de groot- en detailhandel. De horeca spant de kroon binnen het grootbedrijf, zeven op de tien grootbedrijven in de horeca was uitsluitend importeur in 2020.

Kleine groep two-way traders vertegenwoordigt merendeel exportwaarde

Uit figuur 5.2.1 bleek dat two-way traders een klein deel (25 procent) van de populatie internationaal handelende bedrijven vormen. Als echter wordt gekeken naar de waarde die deze bedrijven internationaal verhandelen is dat een veelvoud van de waarde bij enkel exporteurs of enkel importeurs, zie figuur 5.2.4. Two-way traders blijken meer dan 97 procent van de totale exportwaarde (voor zowel goederen als diensten) en ruim 92 procent van de totale importwaarde te vertegenwoordigen.

5.2.4 Handelswaarde naar handelsstatus, 2020 (mld euro)
Handelsstatus Goederen
Goederenhandel .
Uitsluitend
exporteurs
3,6
Export two-way
traders
329,5
Uitsluitend
importeurs
21,2
Import two-way
traders
282,0
Dienstenhandel .
Uitsluitend
exporteurs
9,4
Export two-way
traders
150,1
Uitsluitend
importeurs
13,5
Import two-way
traders
135,2

5.3Internationale handelaren in goederen

In deze paragraaf worden specifiek de bedrijven die internationaal goederen verhandelen besproken. Daarbij wordt zowel ingegaan op de aantallen bedrijven als de waarde die ze verhandelen, en wordt er gekeken naar verschillen tussen het zelfstandig mkb en het grootbedrijf.

Na een dip in 2020 is export en import hersteld en zelfs gegroeid

In totaal werd er in 2021 527 miljard euro aan goederen ingevoerd. Ten opzichte van 2020 is dit een groei van 24 procent. Een vergelijkbare groei was te zien voor de exportwaarde. In 2021 werd er voor 587 miljard euro aan goederen geëxporteerd.

Invoerwaarde van het grootbedrijf blijft hoog, maar stijgt minder hard

De waarde van de goedereninvoer van het Nederlandse bedrijfsleven verschilt substantieel naar bedrijfsgrootte. Het grootbedrijf importeerde in 2021 ruim 267 miljard euro aan goederen. Dat was 2,7 keer zo veel als de totale waarde geïmporteerd door het zelfstandig mkb. Beide groepen bedrijven lieten in 2021 een herstel van de invoerwaarde zien ten opzichte van 2020. De groei van de invoerwaarde van het zelfstandig mkb was daarbij groter dan die van het grootbedrijf, ook ten opzichte van 2019.

Een deel van de export valt niet toe te schrijven aan het zelfstandig mkb of het grootbedrijf. Het betreft hoofdzakelijk handel door buitenlandse bedrijven die een Nederlands btw-nummer hebben om hun internationale handel te rapporteren, maar die geen fysieke aanwezigheid in Nederland hebben in de vorm van bijvoorbeeld een fabriek. Ook dit deel van de export liet in 2021 een groei zien.

5.3.1 Invoerwaarde goederen naar bedrijfsgrootte1) (mld euro)
Bedrijfsgrootte 2021* 2020 2019
Zelfstandig mkb 98 79 83
Grootbedrijf 267 224 250
Niet toe te schrijven 162 120 126
1)Omdat niet alle handelaren te koppelen zijn aan het Algemeen Bedrijven Register (ABR), is een gedeelte van de export niet toe te schrijven aan het zelfstandig mkb of het grootbedrijf.

Uitvoerwaarde goederen van het grootbedrijf fors gegroeid

De totale waarde van de goederenuitvoer van het grootbedrijf bedroeg in 2021 ongeveer 317,5 miljard euro, ruim 3 keer zo veel als de uitvoerwaarde van het zelfstandig mkb, zie figuur 5.3.2. Dat de uitvoerwaarde vaker bij het grootbedrijf is geconcentreerd wordt ook ondersteund door wetenschappelijke literatuur (Bernard & Jensen, 1995; Bernard, 2004). Een van de redenen hiervoor is het gegeven dat de marginale kosten om te exporteren vaak lager zijn voor het grootbedrijf. Tussen 2019 en 2021 steeg de uitvoerwaarde van het grootbedrijf twee keer zo hard als die van het zelfstandig mkb. Net als bij de invoerwaarde zien we bij de uitvoerwaarde van beide soorten bedrijven een dip in 2020, hetgeen onder meer verband houdt met de coronapandemie.

De export van goederen van Nederlandse makelij vormt het grootste deel van de totale uitvoerwaarde. Het aandeel wederuitvoer in de uitvoerwaarde bedraagt ongeveer 40 procent en is vergelijkbaar voor het zelfstandig mkb en het grootbedrijf. Bij het zelfstandig mkb groeide de wederuitvoer in 2021 sterker dan de uitvoer van goederen van Nederlandse makelij. Bij het grootbedrijf was dit andersom.

5.3.2 Uitvoerwaarde goederen naar bedrijfsgrootte en makelij1) (mld euro)
Bedrijfsgrootte Jaar Nederlandse makelij Wederuitvoer
Zelfstandig mkb
zonder dochters
in buitenland
2021*, Zelfstandig mkb
zonder dochters
in buitenland
37 22
Zelfstandig mkb
zonder dochters
in buitenland
2020, Zelfstandig mkb
zonder dochters
in buitenland
33 18
Zelfstandig mkb
zonder dochters
in buitenland
2019, Zelfstandig mkb
zonder dochters
in buitenland
34 17
Zelfstandig mkb
met dochters
in buitenland
2021*, Zelfstandig mkb
met dochters
in buitenland
21 14
Zelfstandig mkb
met dochters
in buitenland
2020, Zelfstandig mkb
met dochters
in buitenland
20 12
Zelfstandig mkb
met dochters
in buitenland
2019, Zelfstandig mkb
met dochters
in buitenland
22 14
Grootbedrijf 2021, Grootbedrijf 189 128
Grootbedrijf 2020, Grootbedrijf 145 106
Grootbedrijf 2019, Grootbedrijf 155 108
Niet toe te schrijven 2021*, Niet toe te schrijven 79 95
Niet toe te schrijven 2020, Niet toe te schrijven 67 82
Niet toe te schrijven 2019, Niet toe te schrijven 76 89
1)Omdat niet alle handelaren te koppelen zijn aan het Algemeen Bedrijven Register (ABR), is een gedeelte van de export niet toe te schrijven aan het zelfstandig mkb of het grootbedrijf.

Zelfstandig mkb met buitenlandse dochters heeft gemiddeld hogere goederenexport

Zoals het leeskader in de vorige paragraaf beschreef, heeft een klein deel van de bedrijven binnen het zelfstandig mkb een of meer dochters in het buitenland. Deze zogenaamde Nederlandse multinationals zijn vaak two-way traders. Dit hangt samen met hun internationale ervaring en kennis van internationale netwerken die ze meer hebben dan zelfstandig mkb-bedrijven zónder buitenlandse dochters. In hoofdstuk 8 wordt dieper ingegaan op de rol van multinationals in de Nederlandse import en export.

Figuur 5.3.2 laat zien dat de totale uitvoerwaarde van het zelfstandig mkb met buitenlandse dochters kleiner is dan die van het zelfstandig mkb zonder buitenlandse dochters. Echter, omdat er veel minder zelfstandig mkb-ers zijn met dochters in het buitenland dan zonder, is de gemiddelde handelswaarde van de groep met buitenlandse dochterbedrijven aanzienlijk groter. Zo had het zelfstandig mkb met dochters in het buitenland een gemiddelde goederenexportwaarde van 8 miljoen euro, ten opzichte van 0,6 miljoen euro voor het zelfstandig mkb zonder dochters.

Goederenuitvoer industrie hersteld van dip in 2020

Figuur 5.3.3 toont dat de Nederlandse goederenexport voor een groot deel is geconcentreerd in twee bedrijfstakken: de groot- en detailhandel (42 procent) en de industrie (40 procent). De goederenuitvoer van de industrie (165,1 miljoen euro) bestaat voor 80 procent uit producten van Nederlandse makelij. Bij de groot- en detailhandel is de wederuitvoer iets groter (92,1 miljoen euro) dan de uitvoer van producten van Nederlandse makelij (82,7 miljoen euro). De goederenexport nam in 2021 in bijna alle bedrijfstakken toe. De grootste stijging was te zien in de bedrijfstak vervoer en opslag (77 procent).noot4

5.3.3 Uitvoerwaarde goederen naar bedrijfstak (mld euro)
Bedrijfstak 2021* 2020 2019
Groot- en detailhandel 175 145 147
Industrie 165 138 151
Vervoer en opslag 30 18 17
Energie 15 6 9
Specialistische
zakelijke
diensten
15 16 16
Informatie en
communicatie
5 4 4
Verhuur en
handel in
onroerend goed
3 2 2
Overig 5 4 4

In figuur 5.3.4 wordt de export van industriële bedrijven nog verder uitgesplitst naar de tien grootste bedrijfstakken qua exportwaarde. De waarde van de goederenuitvoer van de industriële sector herstelde zich in 2021 van een dip in 2020. De grootste stijging was te zien bij de aardolie-industrie (54 procent), welke hand-in-hand ging met de prijsstijging van de in deze bedrijfstak geproduceerde producten.noot5 Ook de chemische industrie (34 procent) en de metaalproductenindustrie (29 procent) lieten een relatief grote exportgroei zien. Sommige (relatief kleine) bedrijfstakken binnen de industrie (niet in de figuur getoond) kenden een daling van de goederenuitvoer. Zo nam de uitvoer van de tabaksindustrie en de industrie voor reparatie en installatie van machines en apparaten met respectievelijk 10 en 4 procent af. De uitvoerwaarde van de kledingindustrie bleef nagenoeg onveranderd.

5.3.4 Uitvoerwaarde goederen naar top-10 industriële subsectoren (mld euro)
Subsector 2021* 2020 2019
Machine-industrie 30 25 26
Voedings-, genot-
middelenindustrie
30 28 28
Chemische industrie 28 21 24
Aardolie-industrie 11 7 12
Metaalproducten-
industrie
8 6 7
Elektrotechnische
industrie
7 7 7
Basismetaalindustrie 7 5 7
Farmaceutische
industrie
6 5 5
Auto- en aanhang-
wagenindustrie
6 5 7
Overige subsectoren
(industrie)
31 28 29

Gemiddelde exportwaarde per bedrijf naar Duitsland blijft hoog

Figuur 5.3.5 laat zien aan welke landen Nederlandse exporteurs hoofdzakelijk goederen leveren. België en Duitsland zijn de belangrijkste handelspartners, zowel voor exporteurs binnen het zelfstandig mkb als het grootbedrijf. Ondanks dat Duitsland in waarde de grootste afzetmarkt is voor Nederlandse goederen, handelen er aanzienlijk meer exporteurs met België.

In totaal exporteerden er in 2021 ruim 63,5 duizend exporteurs goederen naar onze zuiderburen, waarvan 10 procent behoorde tot het grootbedrijf. De export naar Duitsland werd daarentegen gerealiseerd door ongeveer 51 duizend exporteurs, waarvan 12 procent deel uitmaakte van het grootbedrijf.

5.3.5 Aantal exporterende bedrijven naar grootste partnerlanden (o.b.v. exportwaarde), 2021* (1 000 bedrijven)
Land Zelfstandig mkb Grootbedrijf
België 57,377 6,167
Duitsland 44,940 6,040
Verenigd Koninkrijk 11,487 5,121
Frankrijk 20,065 4,616
Spanje 13,405 3,850
Italië 12,806 3,716
Polen 13,343 3,465
Zwitserland 8,096 3,230
Denemarken 11,552 3,215
Zweden 10,099 3,146

Invoerwaarde van meeste sectoren hersteld na krimp in 2020

Ook bij de invoer domineren voornamelijk de industrie en de groot- en detailhandel. Net als bij de export nam de invoerwaarde in 2021, na een krimp in 2020, in de meeste sectoren toe. De grootste groei was te zien bij de bedrijfstak energie (180 procent).

5.3.6 Invoerwaarde goederen naar top-10 bedrijfstakken (mld euro)
Bedrijfstak 2021* 2020 2019
Groot- en detailhandel 198 170 175
Industrie 100 89 105
Energie 21 8 11
Vervoer en opslag 19 15 18
Verhuur en
handel in
onroerend goed
13 10 12
Informatie en
communicatie
5 5 4
Specialistische
zakelijke
diensten
3 3 3
Bouwnijverheid 3 3 3
Water en afvalbeheer 1 1 1
Overige bedrijfstakken 1 1 1

5.4Internationale handelaren in diensten

Minder dienstenimporteurs, aantal exporteurs stabiel

In 2020 waren er 75 duizend exporteurs en 236 duizend importeurs van diensten.noot6 De impact van de coronacrisis op de import van diensten was groot. Ten opzichte van 2019 daalde het aantal bedrijven dat diensten importeerde met 17 procent. Het aantal dienstenexporteurs bleef in die periode daarentegen vrijwel onveranderd. De terugval in het aantal internationaal handelende dienstverleners was enkel te zien in het meest recente jaar (2020). Ten opzichte van 2015 was het aantal bedrijven dat in 2020 diensten exporteerde nog steeds 23 procent groter. Het aantal dienstenimporteurs steeg in die periode met 7 procent.

Meer dan 9 op de 10 dienstenimporteurs behoren tot zelfstandig mkb

Figuur 5.4.1 toont de waarde van de diensten import en export en het aantal importeurs en exporteurs. Van de bijna 236 duizend bedrijven die diensten importeerden in 2020 behoorde 92 procent tot het zelfstandig mkb, 5 procent tot het grootbedrijf en 3 procent tot het zelfstandig mkb mét buitenlandse dochters. Het overgrote deel van de importerende bedrijven voerde alleen diensten in vanuit andere EU-landen (93 procent). Onder het grootbedrijf was het aandeel bedrijven dat enkel, of ook, buiten de EU in diensten handelt aanzienlijk groter (20 procent) dan onder bedrijven in het zelfstandig mkb (6 procent).

5.4.1 Dienstenimport naar intra- en extra-EU en grootte, 2020* (%)
Grootte Waarvan alleen handel binnen EU Waarvan alleen handel buiten EU Beide
Zelfstandig mkb zonder
buitenlandse dochters
. . .
Waarde import 52,7 2,2 45,2
Aantal importeurs 94,5 0,1 5,4
Zelfstandig mkb met
buitenlandse dochters
. . .
Waarde import 30,3 3,4 66,3
Aantal importeurs 83,8 0,4 15,8
Grootbedrijf . . .
Waarde import 14,9 0,8 84,3
Aantal importeurs 80,5 0,5 19,0

Dienstenexport naar andere EU-landen

De 75 duizend Nederlandse bedrijven die diensten exporteerden deden dat veelal enkel binnen de EU, net als bij de dienstenimport. Van de dienstenexporteurs behoorde 85 procent tot het zelfstandig mkb en 10 procent tot het grootbedrijf, zie figuur 5.4.2. Van de exporterende bedrijven deed 87 procent dat alleen naar andere landen binnen de EU, 12 procent exporteerde zowel binnen als buiten de EU. Het aandeel grote bedrijven en bedrijven in het zelfstandig mkb mét buitenlandse dochters dat (ook) buiten de EU-grenzen exporteerde lag met 25 en 22 procent hoger dan dat aandeel onder het zelfstandig mkb (11 procent).

5.4.2 Dienstenexport naar intra- en extra-EU en grootte, 2020* (%)
Grootte Waarvan alleen handel binnen EU Waarvan alleen handel buiten EU Beide
Zelfstandig mkb zonder
buitenlandse dochters
. . .
Waarde export 57,4 0,0 42,6
Aantal exporteurs 89,0 0,4 10,6
Zelfstandig mkb met
buitenlandse dochters
. . .
Waarde export 32,5 0,9 66,7
Aantal exporteurs 78,4 0,4 21,1
Grootbedrijf . . .
Waarde export 16,1 4,3 79,6
Aantal exporteurs 74,7 0,7 24,7

Daling exportwaarde in 2020 ondanks vergelijkbaar aantal dienstenexporteurs

In 2020 werd er door het Nederlandse bedrijfsleven 149 miljard euro aan diensten geëxporteerd en voor 160 miljard euro aan diensten geïmporteerd. Voor de totale exportwaarde waren 75 duizend bedrijven verantwoordelijk. Dat zijn er 161 duizend minder dan voor de totale importwaarde. Dit laat zien dat de gemiddelde handelswaarde per bedrijf, net als in de afgelopen jaren, vele malen groter is voor exporterende bedrijven dan importerende bedrijven. De totale exportwaarde lag in 2020 echter wel 4 procent lager dan in 2019. Omdat het aantal dienstenexporteurs ondanks de coronacrisis tussen 2019 en 2020 ongeveer gelijk bleef, betekent dit dat de gemiddelde exportwaarde per bedrijf lager was. De importwaarde daalde met 6 procent in 2020. Dat is een grotere afname dan bij de exportwaarde, maar relatief gezien een minder harde daling dan die van het aantal importeurs (17 procent minder in 2020).

Beschouwen we een iets langere periode dan blijkt dat de dienstenhandel nog steeds in de lift zit. Tussen 2015 en 2020 steeg de totale exportwaarde van diensten van het Nederlandse bedrijfsleven met 32 procent. De importwaarde nam met 30 procent toe.

Grootbedrijf vertegenwoordigt overgrote deel van de waarde van dienstenhandel

Figuur 5.4.3 laat zien dat bedrijven binnen het zelfstandig mkb met én zonder dochters in het buitenland in 2020 een vergelijkbare waarde aan diensten exporteerden en importeerden. Dit is opvallend aangezien het aantal bedrijven met buitenlandse dochters dat in diensten handelt slechts een fractie is van het aantal handelende bedrijven zonder buitenlandse dochters. Daartegenover staat dat de totale import- en exportwaarde van het grootbedrijf nog vele malen groter is. Ruim 85 procent van de totale handelswaarde komt op conto van het grootbedrijf. 12,5 duizend grote bedrijven importeerden in totaal 131 miljard euro aan diensten en 7,6 duizend grote bedrijven exporteerden diensten voor een totale waarde van bijna 137 miljard euro.

5.4.3 Import- en exportwaarde van diensten naar grootte, 2020* (mld euro)
Import diensten Export diensten
Zelfstandig mkb
zonder buitenlandse dochters
9,3 12,3
Zelfstandig mkb
met buitenlandse dochters
8,8 11,4
Grootbedrijf 131,3 136,6

Gemiddelde handelswaarde grootbedrijf een veelvoud van die van het zelfstandig mkb

Dat grote verschil komt nog beter tot uiting bij het berekenen van de gemiddelde import- en exportwaarde van de dienstenhandel. De gemiddelde importwaarde voor bedrijven in het zelfstandig mkb bedroeg 40 duizend euro in 2020. Zelfstandig mkb’ers met buitenlandse dochters importeerden gemiddeld ruim 35 keer zoveel: 1,5 miljoen euro. De gemiddelde importwaarde van een grootbedrijf was met 10,5 miljoen euro nog een factor 7 groter. Zoals gezegd ligt de gemiddelde exportwaarde van diensten exporterende bedrijven flink hoger, maar ook daar zijn de verschillen tussen de drie bedrijfstypen groot. Het zelfstandig mkb zonder buitenlandse dochters exporteerde gemiddeld voor 270 duizend euro, zelfstandig mkb-exporteurs met dochters over de grens voor 32 miljoen euro en het grootbedrijf een zesvoud van dat bedrag: gemiddeld 192 miljoen euro.

10,5 miljoen euro aan diensten gemiddeld geïmporteerd door grootbedrijf Buitenvorm Binnenvorm

Daarmee wordt duidelijk hoe het belang van dienstenhandel voor Nederland zich verhoudt tussen verschillende bedrijfstypen. Het grootbedrijf legt een enorm gewicht in de schaal; 5 procent van de importerende bedrijven is verantwoordelijk voor 88 procent van de importwaarde en 10 procent van de exporterende bedrijven zorgt voor 85 procent van de totale exportwaarde. Onderaan de streep zijn zowel bedrijven in het zelfstandig mkb als het Nederlandse grootbedrijf netto exporteurs van diensten: de gemiddelde exportwaarde ligt een aantal malen hoger dan de gemiddelde importwaarde voor deze drie groepen. Dat geldt vooral voor het zelfstandig mkb zonder buitenlandse dochters. Een gemiddeld bedrijf van dit type exporteert 4,5 keer zoveel waarde als dat het importeert.

Zelfstandig mkb handelend met EU-landen verantwoordelijk voor aanzienlijk deel waarde

Bedrijven die diensten importeren doen dat voornamelijk enkel uit landen binnen de EU (92 procent). Bedrijven die uitsluitend uit EU-landen importeren vertegenwoordigen echter slechts 20 procent van de totale waarde van dienstenimport. De 8 procent bedrijven die zowel binnen als buiten de EU hun diensten halen, importeerden in 2020 meer dan 80 procent van de dienstenwaarde. Figuur 5.4.1 liet eerder al zien dat het merendeel van het zelfstandig mkb én grootbedrijf enkel uit andere EU-landen diensten invoert. Uit diezelfde figuur blijkt ook dat binnen het zelfstandig mkb de bedrijven die uitsluitend uit de EU importeren (94 procent) verantwoordelijk zijn voor ruim de helft van alle importwaarde. Daartegenover staat dat binnen het grootbedrijf 80 procent van de bedrijven die enkel uit de EU importeren slechts 15 procent bijdraagt aan de importwaarde. Bij het grootbedrijf zijn het dus voornamelijk de bedrijven die importeren uit landen buiten de EU die bijdragen aan de totale importwaarde. Dat geldt eveneens voor het zelfstandig mkb mét buitenlandse dochters.

Sterke concentratie dienstenexport bij kleine groep handelaren

Een vergelijkbaar verhaal is te vertellen voor de waarde van de dienstenexport (zie figuur 5.4.2). Meer dan 85 procent van de bedrijven die diensten exporteren vertegenwoordigt ‘slechts’ 30 procent van de exportwaarde. Circa 13 procent van de bedrijven die zowel binnen als buiten de EU exporteert is goed voor meer dan driekwart van de totaalwaarde.

De verhouding binnen de verschillende bedrijfstypen is vergelijkbaar met de import. Binnen het zelfstandig mkb wordt ruim 55 procent van de exportwaarde gerealiseerd door bedrijven die uitsluitend diensten exporteren naar andere EU-landen, terwijl grote bedrijven die zowel binnen als buiten de EU exporteren juist een enorme bijdrage aan de totale dienstenexport leveren. Een subtiel verschil ten opzichte van de bedrijven die diensten importeren is dat het aandeel bedrijven dat enkel binnen de EU diensten exporteert iets kleiner is. Tegelijkertijd is de waarde die deze groep bedrijven toevoegt aan de totale exportwaarde relatief gezien iets groter dan bij de dienstenimport. Het exporteren van diensten naar uitsluitend EU-landen is dus iets belangrijker voor de totale exportwaarde dan enkel importeren vanuit EU-landen is voor de totale importwaarde. Het blijft echter zo dat een klein aandeel van het totale bedrijfsleven (de grote bedrijven die zowel binnen als buiten de EU in diensten handelen) verantwoordelijk is voor een groot deel van de totale waarde van de dienstenhandel.

Hoogste importwaarde voor grote bedrijven in de groot- en detailhandel

De dienstenimport door bedrijven binnen de bedrijfstak groot- en detailhandel had in 2020 met 35,6 miljard euro de grootste waarde (figuur 5.4.4). De bijdrage van het grootbedrijf in het totaal van deze bedrijfstak is, met 91 procent, enorm. In de dienstenimport van industriële bedrijven is het aandeel van het grootbedrijf nog groter. In die bedrijfstak wordt 20,5 van de 21,6 miljard euro (95 procent) geïmporteerd door het grootbedrijf en slechts een kleine 3 procent door het zelfstandig mkb. Uitzondering op dit patroon onder de grotere sectoren is de bedrijfstak vervoer en opslag. Daarin is het zelfstandig mkb verantwoordelijk voor 15 procent van de totale dienstenimport. In de bouwnijverheid is dat aandeel met 20 procent nog iets hoger, maar ligt de totale waarde wel een stuk lager dan in de andere sectoren (1,7 miljard euro).

5.4.4 Importwaarde diensten naar bedrijfstak en grootte, 2020* (mld euro)
Bedrijfstak Zelfstandig mkb zonder buitenlandse dochters Zelfstandig mkb met buitenlandse dochters Grootbedrijf
Groot- en detailhandel 2,0 1,1 32,5
Informatie en communicatie 1,4 1,3 28,5
Specialistische zakelijke diensten 1,2 1,0 28,8
Industrie 0,6 0,5 20,5
Vervoer en opslag 2,4 2,1 12,0
Verhuur en overige zakelijke diensten 1,0 2,5 6,0

Importwaarde informatie en communicatie licht toegenomen in 2020

In 2020 heeft de totale dienstenimport door het Nederlandse bedrijfsleven flink geleden onder de coronacrisis. In 2020 werd er ruim 6 procent minder geïmporteerd dan in 2019, terwijl er de voorgaande jaren juist een groei waarneembaar was. In 2020 lag de totale importwaarde van de diensten echter nog steeds 30 procent hoger dan in 2015. In figuur 5.4.5 is te zien dat dienstenimport in de bedrijfstakken groot- en detailhandel, industrie en zakelijke diensten is gedaald ten opzichte van 2019 terwijl die in de sector informatie en communicatie met 1 procent toenam. De ICT-diensten blijken in de coronacrisis dus beter bestand tegen de opgelegde beperkingen en ingestelde lockdowns. De lichte groei in importwaarde in deze sector komt door een groei in de handel met landen buiten de EU. Vanuit EU-landen importeerde de ICT-sector in 2020 voor minder waarde aan diensten dan in 2019.

5.4.5 Ontwikkeling importwaarde diensten, top-6 bedrijfstakken naar waarde (mld euro)
Bedrijfstak 2020* 2019 2015
Groot- en detailhandel 35,6 35,6 27,3
Specialistische zakelijke diensten 30,9 32,0 19,3
Informatie en communicatie 30,8 30,7 15,3
Industrie 21,6 24,0 26,1
Vervoer en opslag 16,4 16,3 13,4
Verhuur en overige zakelijke diensten 9,6 14,7 8,2

Zelfstandig mkb groot aandeel in totale exportwaarde vervoersector

De bedrijfstakken informatie en communicatie en de specialistische zakelijke dienstverlening hadden veruit de hoogste dienstenexport in 2020 (zie figuur 5.4.6). In beide sectoren exporteerden bedrijven zo’n 39,5 miljard euro aan diensten. Meer dan 90 procent werd gerealiseerd door het grootbedrijf en slechts 5 procent door het zelfstandig mkb zonder buitenlandse dochters. In de bedrijfstak vervoer en opslag was het zelfstandig mkb verantwoordelijk voor een relatief groot deel van de totale exportwaarde: 16 procent kwam voor rekening van het zelfstandig mkb zonder buitenlandse dochters en 12 procent voor het zelfstandig mkb met dochters in het buitenland.

5.4.6 Exportwaarde diensten naar bedrijfstak en grootte, 2020* (mld euro)
Bedrijfstak Zelfstandig mkb zonder buitenlandse dochters Zelfstandig mkb met buitenlandse dochters Grootbedrijf
Informatie en communicatie 1,7 1,5 36,3
Specialistische zakelijke diensten 2,2 1,7 35,5
Vervoer en opslag 4,4 3,2 20,4
Groot- en detailhandel 1,0 0,8 18,2
Verhuur en overige zakelijke diensten 1,2 3,1 10,2
Industrie 0,8 0,5 11,4

De totale exportwaarde van de diensten in het Nederlandse bedrijfsleven daalde in 2020 met 4 procent ten opzichte van 2019. In vergelijking met vijf jaar eerder is dat nog steeds 32 procent hoger. De exportwaarde was net als in 2019 het grootst in de zakelijke diensten (figuur 5.4.7). Door een groei van 16 procent in de exportwaarde van de sector informatie en communicatie was het verschil nog maar 0,4 miljard euro in 2020. Met name de exportwaarde van de ICT-sector vanuit andere EU-landen is gegroeid ten opzichte van 2019 (20 procent hoger). Ook in de groot- en detailhandel is de waarde van de dienstenexport toegenomen in 2020. De exportwaarde van de sector vervoer en opslag daalde in 2020 en ligt als enige zelfs lager dan het niveau van 2015.

5.4.7 Ontwikkeling exportwaarde diensten, top-6 bedrijfstakken naar waarde (mld euro)
Bedrijfstak 2020* 2019 2015
Specialistische zakelijke diensten 39,4 42,3 27,0
Informatie en communicatie 39,0 33,6 17,7
Vervoer en opslag 27,9 31,6 29,1
Groot- en datailhandel 20,0 19,2 16,5
Industrie 12,6 13,0 11,7
Verhuur en overige zakelijke diensten 14,4 21,4 11,0

Buurlanden belangrijkste herkomst diensten voor zelfstandig mkb

In 2020 waren België en Duitsland de belangrijkste herkomstlanden van de dienstenimport voor het Nederlandse zelfstandig mkb (figuur 5.4.8). Deze groep bedrijven importeerde voor 2,2 miljard euro aan diensten uit Duitsland en ruim 1,5 miljard euro uit België. Ierland volgt op plaats drie. Als we ook naar het grootbedrijf kijken is het Verenigd Koninkrijk een grote speler. In 2020 importeerde het grootbedrijf bijna 20 miljard euro aan diensten uit het VK, veruit de grootste handelswaarde van alle EU-landen.

Hoewel België en Duitsland de meeste waarde aan dienstenimport vertegenwoordigen voor het zelfstandig mkb, zijn het niet deze landen waar het grootste aandeel bedrijven diensten uit invoert. Die lijst wordt aangevoerd door Ierland. Ruim 120 duizend bedrijven in het zelfstandig mkb importeerden diensten uit Ierland. Veel techbedrijven situeren zich namelijk in Ierland, waar Nederlandse bedrijven een kleine hoeveelheid (reclame-) diensten afnemen om hun bedrijfsvoering beter te kunnen doen. In het zelfstandig mkb staan Duitsland en België achter Ierland als landen waar het grootste aantal bedrijven diensten van afneemt. Het zijn slechts zo’n 500 grote bedrijven die in 2020 elk gemiddeld ruim 40 miljoen euro aan diensten importeerden uit het Verenigd Koninkrijk.

5.4.8 Importwaarde naar EU-landen, 2020* (mld euro)
Land Grootbedrijf Zelfstandig mkb
Duitsland 14,3 2,2
Belgie 7,6 1,5
Ierland 7,9 1,4
Polen 2,5 1,3
Verenigd Koninkrijk 20,0 1,1
Spanje 3,0 0,5
Roemenië 1,1 0,4
Frankrijk 7,6 0,4
Luxemburg 1,0 0,3
Italië 3,0 0,3

Grootbedrijf exporteert meest naar Duitsland en VK

Net als bij de dienstenimport zijn België en Duitsland de belangrijkste bestemmingslanden voor Nederlandse diensten van het zelfstandig mkb. Het zelfstandig mkb exporteerde voor bijna 4,5 miljard euro aan diensten naar Duitsland en bijna 3 miljard euro naar België. Op plaatsen drie en vier staan het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. Het contrast tussen de handelswaarde van het grootbedrijf en het zelfstandig mkb is minder groot bij de export- dan bij de importwaarde. Toch exporteerde het grootbedrijf ruim 7 keer zoveel diensten naar het VK als het zelfstandig mkb. Export naar het Verenigd Koninkrijk is dan ook net als dienstenimport voornamelijk iets van het grootbedrijf. Daarnaast is ook de exportwaarde van 15 miljard euro van het grootbedrijf naar Duitsland relatief hoog.

In 2020 waren er bijna 30 duizend bedrijven in het zelfstandig mkb die diensten exporteerden naar België. Gemiddeld exporteerden Nederlandse bedrijven in het zelfstandig mbk voor een hoger bedrag naar Duitsland: 176 duizend euro per bedrijf ten opzichte van bijna 100 duizend euro naar België. De 3,5 duizend grote bedrijven die diensten exporteerden naar het VK deden dat voor gemiddeld 4,5 miljoen euro.

5.4.9 Exportwaarde naar EU-landen, 2020* (mld euro)
Land Grootbedrijf Zelfstandig mkb
Duitsland 14,8 4,5
Belgie 6,2 2,9
Verenigd Koninkrijk 15,8 2,2
Frankrijk 8,0 1,3
Ierland 5,7 0,5
Spanje 2,7 0,5
Italië 3,8 0,5
Zweden 2,6 0,4
Denemarken  2,1 0,4
Polen 1,8 0,4

5.5Dynamiek van exporteurs

De groep bedrijven die goederen of diensten naar het buitenland exporteert, is bijzonder divers en aan flinke dynamiek onderhevig. Jaarlijks begeven zich nieuwe bedrijven op de internationale markt en zijn er bedrijven die al dan niet noodgedwongen hun (internationale) deuren sluiten.

In 2020 begonnen ruim 37 duizend bedrijven met het exporteren van goederen of diensten naar het buitenland.noot7 Dat waren er bijna 3 duizend minder dan in 2019. Vooral het aantal startende goederenexporteurs viel sterk terug. Het aantal startende dienstenexporteurs bleef daarentegen ongeveer gelijk. Redenen om te starten met exporteren kunnen bijvoorbeeld zijn dat er orders uit het buitenland binnenkomen, dat de binnenlandse markt te klein wordt of de concurrentie hen ertoe drijft (CBS, 2019a). Omgekeerd stopten bijna 21 duizend bedrijven in 2020 met exporteren naar het buitenland, 2 500 meer dan een jaar eerder.noot8

De groot- en detailhandel en de specialistische zakelijke diensten zijn de bedrijfstakken waar de meeste bedrijven begonnen met exporteren, zie figuur 5.5.1. Dit zijn dan ook de sectoren met de meeste exporteurs in het totaal aantal internationale handelaren. In verhouding tot het totaal aantal exporteurs was het aantal startende exporteurs het grootst in de horeca (47 procent) en de verhuur en handel van onroerend goed (40 procent). In de industrie was het aandeel met 16 procent het kleinst. Het grootste aandeel stoppende exporteurs zagen we in de horeca (30 procent). Ten opzichte van een jaar eerder stopten er in 2020 13 procent meer bedrijven met exporteren.

5.5.1 Dynamiek van exporteurs naar bedrijfstak, 2020 (1 000 bedrijven)
Sector Dynamiek Stoppende exporteurs Born globals Overige starters
Specialistische
zakelijke
diensten
Stoppen, Specialistische
zakelijke
diensten
7 . .
Specialistische
zakelijke
diensten
Starten, Specialistische
zakelijke
diensten
. 2,5 9,4
Groot- en
detailhandel
Stoppen, Groot- en
detailhandel
5,5 . .
Groot- en
detailhandel
Starten, Groot- en
detailhandel
. 2,4 8,6
Informatie
en
communicatie
Stoppen, Informatie
en
communicatie
2,4 . .
Informatie
en
communicatie
Starten, Informatie
en
communicatie
. 1 3,8
Industrie Stoppen, Industrie 1,6 . .
Industrie Starten, Industrie . 0,5 2,2
Bouw-
nijverheid
Stoppen, Bouw-
nijverheid
1,8 . .
Bouw-
nijverheid
Starten, Bouw-
nijverheid
. 0,4 2,1
Verhuur en
overige
zakelijke
diensten
Stoppen, Verhuur en
overige
zakelijke
diensten
1,1 . .
Verhuur en
overige
zakelijke
diensten
Starten, Verhuur en
overige
zakelijke
diensten
. 0,3 1,4
Vervoer
en
opslag
Stoppen, Vervoer
en
opslag
0,8 . .
Vervoer
en
opslag
Starten, Vervoer
en
opslag
. 0,3 1,2
Horeca Stoppen, Horeca 0,3 . .
Horeca Starten, Horeca . 0,1 0,4
Verhuur en
handel van
onroerend
goed
Stoppen, Verhuur en
handel van
onroerend
goed
0,2 . .
Verhuur en
handel van
onroerend
goed
Starten, Verhuur en
handel van
onroerend
goed
. 0,1 0,3
Overige
sectoren
Stoppen, Overige
sectoren
0,2 . .
Overige
sectoren
Starten, Overige
sectoren
. 0,1 0,3

Een op de vijf startende exporteurs is born global

Voor veel bedrijven is internationaliseren een geleidelijk proces, waarbij ze pas de stap zetten om te trachten ook verkopen in het buitenland te realiseren nadat ze een zekere mate van ontwikkeling hebben doorgemaakt op de binnenlandse markt (Lopez et al., 2009; Sui & Baum, 2014). Er zijn echter ook bedrijven die reeds in het jaar van oprichting starten met het exporteren van goederen of diensten. Dergelijke exporteurs noemen we born globals. Born globals worden gekenmerkt door het vermogen om de initiële barrières te overwinnen die gepaard gaan met het betreden van buitenlandse markten zonder eerst een sterke aanwezigheid op de thuismarkt te vestigen (Ferguson et al., 2021). Ten opzichte van de gemiddelde starter exporteren born globals gemiddeld genomen naar meer bestemmingslanden en hebben ze een hogere exportwaarde dan de doorsnee startende exporteur. Ook groeit de handelswaarde van born globals in de jaren nadien gemiddeld harder en hebben ze een hogere overlevingskans dan andere starters (Cremers et al., 2019).

In 2020 waren er bijna 7 500 van dit soort bedrijven, 20 procent van het totaal aantal bedrijven dat begon met exporteren. Een jaar eerder waren dit er nog 500 meer en vertegenwoordigden born globals nog een kwart van het aantal startende exporteurs. Daarmee daalde het aantal born globals in 2020 voor het eerst sinds 2014.

Born globals komen in aantal het vaakst voor in de specialistische zakelijke dienstverlening (2 465) en de groot- en detailhandel (2 380). Maar liefst twee van de drie bedrijven die reeds in hun oprichtingsjaar begonnen met exporteren, behoorden in 2020 tot een van deze twee bedrijfstakken. Ook in de informatie en communicatie komen in absolute zin vrij veel born globals voor (1 045). Ook relatief gezien zijn er veel born globals in deze drie bedrijfstakken, ongeveer 21 procent van het totaal aantal startende exporteurs. In de horeca is dit type bedrijf het meest schaars (13 procent van de starters).

Bestaande producten en landen belangrijkst voor exportgroei

In voorgaande hoofdstukken bleek dat de goederenuitvoer in 2021 groeide met 21,5 procent ten opzichte van 2020. Welk deel van deze groei wordt echter verklaard door bedrijven die starten met exporteren? Welk deel komt doordat bedrijven nieuwe producten uitvoeren of nieuwe bestemmingslanden aanboren? Of is het eerder de export van bestaande producten naar bestaande bestemmingen die toenam?

De infographic hieronder laat zien dat bedrijven op verschillende manieren exportgroei- en krimp kunnen genereren. Bedrijven die voor het eerst begonnen met exporteren, zorgden voor een groei van de goederenuitvoer van 2,0 procent, terwijl bedrijven die hun exportactiviteiten in het geheel staakten een krimp van 0,8 procent veroorzaakten. Per saldo was er daardoor een exportgroei van 1,2 procent. Het verschil in goederenuitvoer als gevolg van starters en stoppers wordt ook wel de extensieve marge genoemd.

De samenstelling van de 21,5 procent groei van de goederenuitvoer in 2020, met grootste bijdrage op conto van bedrijven waarvan export gegroeid is doordat verkopen aan bestaande klanten toenemen. Saldo nieuwe en afgestoten goede r en +0,4% Groei goederenuitvoer, 2020 Saldo startende en stoppende bedrijven +1,2% V anuit bestaand netwerk goede r en en bestemmingen G r oei goede r enuit v oer (2020) +11,3% +21,5% Saldo nieuwe en afgestoten bestemmingen +2,0% Saldo nieuwe en afgestoten p r oduc t -land- c ombinaties +1,4% Bijd r age aan g r oei onbekend +5,3% a a b b d ? h

De sterkste groei van de goederenuitvoer vond echter plaats langs de intensieve marge, oftewel doordat reeds exporterende bedrijven meer exporteerden van bestaande producten naar bestaande bestemmingen en dus doordat hun verkopen aan bestaande klanten toenamen. Die groei bedroeg 20,8 procent in 2021. Daartegenover stond een exportkrimp van 9,5 procent door bedrijven waarvoor dit soort handel net afnam. Per saldo was er daardoor een goederenexportgroei van 11,3 procent langs de intensieve marge.

Een ander aspect van de intensieve marge is dat er één nieuwe (of afgestoten) dimensie kan zijn. De goederenuitvoer steeg met 7,6 procent als gevolg van bedrijven die een bestaand product naar een nieuw bestemmingsland uitvoerden, en kromp met 5,6 procent door afgestoten bestemmingen. Per saldo komt dit neer op een toename van 2,0 procent. Nieuwe producten naar bestaande bestemmingen zorgden voor een exportgroei van 0,7 procent, ten opzichte van een krimp van 0,3 procent door afgestoten producten. Dat levert per saldo een groei van 0,4 procent op. Nieuwe of afgestoten combinaties van product én bestemming resulteerden per saldo in nog eens 1,4 procent aan exportgroei in 2020.

Niet alle goederenhandel kan echter worden toegewezen aan individuele bedrijven. Dit niet te koppelen gedeelte betreft voornamelijk wederuitvoer door buitenlandse bedrijven die wel een Nederlands btw-nummer hebben waarop ze hun handel rapporteren, maar geen noemenswaardige fysieke aanwezigheid hebben in Nederland in de vorm van bijvoorbeeld een fabriek met werknemers. Veelal gaat het om grote bedrijven die via Nederland hun goederen distribueren over Europa. Het groeiaandeel van deze onbekende groep bedroeg 5,3 procent. Alle groeisaldo’s opgeteld resulteert dit uiteindelijk in een groei van de goederenuitvoer van 21,5 procent in 2021 ten opzichte van 2020.

5.6Internationaal handelende ondernemers uitgelicht

In deze paragraaf gaan we dieper in op de ondernemers achter de internationaal handelende bedrijven.noot9, noot10 In totaal waren er in 2020 binnen het Nederlandse bedrijfsleven circa 411 duizend ondernemers die aan het roer stonden van een bedrijf met internationale goederen- en/of dienstenhandel. Dit komt neer op ongeveer 30 procent van alle ondernemers in het Nederlandse bedrijfsleven. Dit is een daling van 4 procentpunt ten opzichte van 2019, toen nog 34 procent van de ondernemers internationaal handelde. In totaal waren er in 2020 ongeveer 38 duizend internationaal handelende ondernemers minder dan in 2019. Deze afname was voor 65 procent toe te schrijven aan drie bedrijfstakken: de specialistische zakelijke dienstverlening (–‍12 600), de groot- en detailhandel (–‍6 700) en de ICT (–‍4 900).

31% van de vrouwelijke ondernemers handelt internationaal Buitenvorm Binnenvorm

Net als in 2018 en 2019 was ongeveer 27 procent van deze internationaal handelende ondernemers een vrouw. Daarmee is het aandeel vrouwelijke ondernemers een procentpunt hoger dan bij de groep ondernemers in het bedrijfsleven die niet internationaal handelt. De kans dat een ondernemer internationaal handelt lijkt dus niet sterk met geslacht samen te hangen. Dit wordt ook geïllustreerd in figuur 5.6.1; van alle mannelijke ondernemers in het bedrijfsleven handelde in 2020 zo’n 30 procent met het buitenland, terwijl dat aandeel onder vrouwen 31 procent bedroeg. Opvallend is de daling van het aandeel internationaal handelende ondernemers in 2020 ten opzichte van 2019. Deze daling is toe te schrijven aan een (absolute) daling van het aantal internationaal handelende ondernemers, mogelijk als gevolg van de coronacrisis.

Verbijzonderen we de eerder getoonde afname van 38 duizend internationaal handelende ondernemers naar geslacht, dan tellen we in 2020 10 200 minder internationaal handelende vrouwelijke ondernemers, vooral in de specialistische zakelijke dienstverlening (–‍4 500) en de groot- en detailhandel (–‍2 900). Bij de groep mannen daalde het aantal in totaal met 27 300. Hier lieten de specialistische zakelijke dienstverlening en de ICT de grootste afname zien.

5.6.1 Aandeel internationaal handelende mannelijke en vrouwelijke ondernemers (%)
Geslacht 2018 2019 2020
Mannelijke internationaal handelende ondernemers 34,3 34 29,7
Vrouwelijke internationaal handelende ondernemers 35,7 35,3 31,1

Figuur 5.6.2 toont dat er verschillen zijn in de sectoren waarin mannelijke en vrouwelijke ondernemers handelen met het buitenland. Voor zowel mannen als vrouwen geldt dat het grootste deel internationaal handelt in de groot- en detailhandel. Zoals eerder besproken, is dit een sector die dikwijls als intermediaire schakel optreedt in de nationale en internationale handelsketen van bedrijven. Meer dan 38 procent van de vrouwelijke internationaal handelende ondernemers behoorde in 2020 tot de groot- en detailhandel, ten opzichte van 32 procent van de mannelijke ondernemers. Op de tweede plaats staat de specialistische zakelijke dienstverlening; 30 procent van de internationaal handelende vrouwen en 22 procent van de internationaal handelende mannen zijn werkzaam in deze sector.

5.6.2 Aandeel internationaal handelende ondernemers per sector, 2020 (%)
Sector Mannelijke internationaal handelende ondernemers Vrouwelijke internationaal handelende ondernemers
Groot- en
detailhandel
32,3 38,4
Specialistische
zakelijke diensten
21,9 29,7
Horeca 4,8 7,7
Industrie 8,0 6,3
Verhuur en overige
zakelijke diensten
4,4 5,0
Informatie en
communicatie
10,7 4,3
Bouwnijverheid 10,6 3,5
Vervoer en opslag 4,8 3,2
Verhuur en handel
van onroerend goed
1,2 1,0

Figuur 5.6.3 toont dat de mate waarin ondernemers internationaal handel drijven samenhangt met hun leeftijd. Gegeven de leeftijd is de kans dat een ondernemer met het buitenland handelt ongeveer een derde voor zowel mannen als vrouwen tussen de 35 en 65 jaar. Jongere en oudere ondernemers zijn duidelijk minder vaak actief op de internationale markt. Alleen in de leeftijdscategorieën van 25 tot en met 34 jaar en vanaf 65 jaar is er een duidelijk verschil te zien tussen mannen en vrouwen; vrouwelijke ondernemers in deze leeftijdsgroepen handelen relatief vaker met het buitenland dan mannen.

5.6.3 Aandeel internationaal handelende ondernemers naar leeftijd, 2020 (%)
Leeftijdscategorie Mannelijke internationaal handelende ondernemers Vrouwelijke internationaal handelende ondernemers
15-24 jaar 18,8 18,2
25-34 jaar 26,1 28,5
35-44 jaar 31,2 31,9
45-54 jaar 33,8 33,5
55-64 jaar 32,4 33,4
65 jaar en ouder 25,1 28,4

Mannelijke ondernemers gemiddeld grotere transactiewaarde

Figuur 5.6.4 laat zien dat er ook qua handelswaarde verschillen bestaan naar geslacht. De mediane import- en exportwaarde van bedrijven met een vrouwelijke ondernemer aan het roer is lager dan bij mannelijke ondernemers. Dit geldt zowel voor de handel in goederen als diensten. De mediane waarde van de door vrouwelijke ondernemers uitgevoerde goederen was in 2020 bijna 13 duizend euro lager dan die van mannen. Bij de diensteninvoer is het verschil met bijna 10 duizend euro iets kleiner. Bij de invoer van goederen en diensten zien we ook hogere waarden voor internationaal handelende mannelijke ondernemers, maar zijn de verschillen iets kleiner dan bij de uitvoer. De omvang van de goederen- en dienstenuitvoer en -invoer kan natuurlijk samenhangen met de sector waarin de ondernemer actief is. Voor dergelijke verschillen wordt hier niet gecorrigeerd.

5.6.4 Mediane handelswaarde van internationaal handelende ondernemers naar geslacht ondernemer, 2020 (1 000 euro)
Handelsstroom Mannelijke internationaal handelende ondernemers Vrouwelijke internationaal handelende ondernemers
Invoer van goederen 43,52 34,14
Uitvoer van goederen 56,33 43,69
Invoer van diensten 20,13 16,49
Uitvoer van diensten 36,71 26,81

5.7Personeelskenmerken en importafhankelijkheid

In deze paragraaf worden de personeelskenmerken vergeleken van bedrijven die voor hun productieproces of omzet in meer of mindere mate afhankelijk zijn van goedereninvoer of -uitvoer. Daarbij wordt de import- of exportafhankelijkheid van een bedrijf gemeten aan de hand van de zogenaamde import- of exportintensiteit. Deze worden berekend door de totale import- dan wel exportwaarde van goederen te delen door de totale omzet.noot11 Bedrijven zonder invoer of uitvoer worden in deze analyses niet meegenomen.

Meeste werkgelegenheid bij bedrijven met minder dan 25 procent import

In 2020 waren er in totaal 2,5 miljoen voltijdequivalenten (vte’s) bij bedrijven met invoer en 1,8 miljoen vte’s bij bedrijven met uitvoer. Daarvan werkten relatief weinig mensen bij bedrijven waarbij het aandeel invoer of uitvoer ten opzichte van de omzet hoger is dan 25 procent, zie figuur 5.7.1. Bij importeurs situeert de grote meerderheid van de werkgelegenheid, oftewel 79 procent van het aantal vte’s, zich bij bedrijven met een importintensiteit van maximaal 25 procent. Het beeld bij de exportintensiteit is met 74 procent vergelijkbaar. Het grootste deel van de werkende populatie is, met andere woorden, werkzaam bij de categorie bedrijven die ten opzichte van hun totale omzet het minst in- en uitvoeren. Verder toont figuur 5.7.1 dat het aandeel van mannen in het totaal aantal vte’s aanzienlijk hoger is dan dat van vrouwen. Dit geldt bij zowel de invoer als de uitvoer voor alle intensiteitsniveaus. Dit is mogelijk slechts een weerspiegeling van het feit dat mannen in zijn algemeenheid eenmaal meer uren werken dan vrouwen; dit is ook zo binnen bedrijven die importeren en exporteren, onafhankelijk van de intensiteit. Hierdoor zijn de gewerkte uren van mannen ook sterker (direct en indirect) afhankelijk van de uitvoer dan de uren van vrouwen (CBS, 2018).

5.7.1 Aantal voltijdequivalenten naar importintensiteit en geslacht, 2020 (1 000 voltijdequivalenten)
Importintensiteit Vrouwen Mannen
0-25% 574 1389
26-50% 101 255
51-75% 39 86
76-100% 10 25

Lonen hoger bij bedrijven met grote internationale handelscomponent

Werknemers bij bedrijven met een relatief hoge verhouding goedereninvoer of -uitvoer ten opzichte van de omzet verdienen gemiddeld hogere lonen dan de werknemers bij bedrijven met een lagere handelsintensiteit, zie figuur 5.7.2. Het gemiddelde bruto-uurloon bij bedrijven met een importintensiteit van maximaal 25 procent bedroeg ruim 22 euro.noot12 Hiermee vergeleken betaalden bedrijven met een importintensiteit van meer dan 75 procent gemiddeld ruim 4 euro per uur méér. Het beeld bij de uitvoer is vergelijkbaar, hoewel daar het verschil tussen de twee uiterste groepen iets groter is: ongeveer 6 euro per uur. Deze loonverschillen hangen mogelijk samen met verschillen tussen bedrijfstakken, technologische vereisten, schaarste, persoonskenmerken als het opleidingsniveau en verschillen in de arbeidsproductiviteit. Ook leeftijd – doorgaans gecorreleerd met werkervaring – kan hierbij een rol spelen, zoals we in de volgende alinea aantonen.

5.7.2 Gemiddelde bruto-uurloon naar import- en exportintensiteit, 2020 (euro per uur)
Indicator 0-25% 26-50% 51-75% 76-100%
Importintensiteit 22,2 24,4 24,2 26,6
Exportintensiteit 22,7 25,3 25,1 28,5

Personeelsbestand bedrijven met hogere handelsintensiteit ook ouder

Een deel van het loonverschil zou ook een gevolg kunnen zijn van een verschil in de leeftijd van het personeelsbestand, zie figuur 5.7.3. Bedrijven die afhankelijker zijn van (directe) invoer of uitvoer hebben namelijk gemiddeld oudere werknemers in dienst.noot13 Werknemers die werkzaam zijn bij bedrijven met een aandeel van de invoer ten opzichte van de omzet van maximaal 25 procent zijn gemiddeld ruim 2 jaar jonger dan de werknemers bij bedrijven met een importintensiteit van meer dan 75 procent. Bij de verdeling naar exportintensiteit is het verschil met 3 jaar nog iets groter.

5.7.3 Gemiddelde leeftijd naar import- en exportintensiteit, 2020 (jaar)
Indicator 0-25% 26-50% 51-75% 76-100%
Importintensiteit 39,4 40,6 41,3 41,6
Exportintensiteit 39,7 42,2 41,5 42,7

5.8Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Berg, van den, M. (2013). Importing, productivity and SMEs: firm-level evidence from the Netherlands. Discussion Paper Series, nr 13-07. Tjalling C. Koopmans Research Institute.

Bernard, A. & Jensen, J. (1997). Exceptional exporter performance: cause, effect, or both? Journal of International Economics, 47, 1–25.

Bernard, A., Jensen, J., Redding, S. & Schott, P. (2007). Firms in international trade. Journal of Economic Perspectives, 21(3), 105–130.

Bernard, A., Jensen, J., Redding, S. & Schott, P. (2012). The empirics of firm heterogeneity and international trade. Annual Review of Economics 4(1), 283–313.

Boeck, de, G. (2017). De Nederlandse industrie kan niet zonder Europa. RaboResearch – Economisch Onderzoek.

Brakman, S., Garretsen, H., Maarseveen, Van, R. & Zwaneveld, P. (2018). Firm heterogeneity and exports in the Netherlands: Identifying export potentialCPB Discussion Paper, 369. Den Haag: Centraal Planbureau.

CBS (2017). Industrie steeds afhankelijker van export. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2018). Internationaliseringsmonitor 2018, tweede kwartaal: Werkgelegenheid. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2019a). Internationaliseringsmonitor 2019, tweede kwartaal: Patronen in handelsgedrag. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2019b). Internationaliseringsmonitor 2019, derde kwartaal: Groothandel. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2021a). Afzetprijzen industrie bijna 7 procent hoger in maart. Geraadpleegd op 14 juli 2021.

CBS (2022b). Internationaliseringsmonitor 2022, tweede kwartaal: Dienstenhandel: Ontwikkelingen en belemmeringen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Chong, S., Hoekstra, R., Lemmers, O., Beveren, Van, I., Berg, van den, M., Wal, Van Der, R. & Verbiest, P. (2019). The role of small- and medium-sized enterprises in the Dutch economy: an analysis using an extended supply and use table. Journal of Economic Structures, 8(8), 1–24.

Cremers, D., Lammertsma, A. & Roekel, van, R. (2019). Born globals. In M. Jaarsma (Red.), Internationaliseringsmonitor 2019, tweede kwartaal: Patronen in handelsgedrag. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Ferguson, S., Henrekson, M. & Johannesson, L. (2021). Getting the facts right on born globals. Small Business Economics, 56(2), 259–276.

Kaag, S. A. M. (2018, 5 oktober). Handelsagenda [Kamerbrief].

Keller, W. & Yeaple, S. (2003). Multinational Enterprises, International Trade, and Productivity Growth: Firm-Level Evidence from the United States. NBER Working Paper, no. 9504.

Kox, H. & Rojas-Romagosa, H. (2010). Exports and productivity selection effects for Dutch firms. CPB Discussion Paper no. 143. Den Haag: Centraal Planbureau.

Helpman, E., Melitz, M. & Rubinstein, Y. (2008). Estimating trade flows: Trading partners and trading volumes. The quarterly journal of economics, 123(2), 441–487.

Lopez, L. E., Kundu, S. K. & Ciravegna, L. (2009). Born Global or Born Regional? Evidence from an Exploratory Study in the Costa Rican Software Industry. Journal of International Business Studies, 40(7), 1228–1238.

Melitz., M. J. (2003). The impact of trade on intra-industry reallocations and aggregate industry productivity. Econometrica, 71(6), 1695–1725.

OECD (2019). Handbook on Measuring Digital Trade. OECD, WTO and IMF. OECD Publishing: Paris.

Polder, M. & Rooyakkers, J. (2021). Grensoverschrijdende digitale handel: welke informatie is er beschikbaar? Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Statistics Denmark & OESO (2017). Nordic Countries in Global Value Chains. Kopenhagen/Parijs: Statistics Denmark & OESO.

Sui, S. & Baum, M. (2014). Internationalization strategy, firm resources and the survival of SMEs in the export market. Journal of International Business Studies, 45(7), 821–841.

UNCTAD (2021a). Gross domestic product: Total and per capita, current and constant (2015) prices, annual. [Dataset]. Geraadpleegd op 24 juni 2021.

UNCTAD (2021b). Merchandise: Total trade and share, annual. [Dataset]. Geraadpleegd op 24 juni 2021.

UNCTAD (2021c). Services (BPM6): Trade and growth by main service-category, quarterly. [Dataset]. Geraadpleegd op 24 juni 2021.

UNCTAD (2021d). Foreign direct investment: Inward and outward flows and stock, annual. [Dataset]. Geraadpleegd op 24 juni 2021.

Weerden, van, L. & Martens, J. (2018). De positie van de vrouwelijke internationale ondernemer: Een literatuurstudie naar behoeften, motieven en belemmeringen. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Noten

Bij de typering van de internationale handelaren is er geen ondergrens gehanteerd om te filteren voor kleine handelaren. Importeurs (exporteurs) importeren (exporteren) goederen en/of diensten, een two-way trader heeft zowel import als export van goederen en/of diensten.

De landbouw, bosbouw en visserij (A), de financiële instellingen (K), openbaar bestuur (O), onderwijs (P), gezondheidszorg (Q), cultuur, sport en recreatie (R), levensbeschouwelijke en politieke organisaties (divisie 94), wellness en uitvaartbranche (divisie 96), huishoudens (T) en extraterritoriale organisaties en lichamen (U) vallen buiten de populatie van het Nederlandse bedrijfsleven.

De winning van delfstoffen had van alle bedrijfstakken met iets meer dan 6 procent het grootste aandeel dat uitsluitend exporteur was. Al moet er wel benadrukt worden dat dit qua aantal bedrijven een kleine sector is. De delfstoffenwinning telde in 2020 zo’n 585 bedrijven, wat slechts 0,04 procent van het totale Nederlandse bedrijfsleven is.

Hoeveel Nederland daadwerkelijk verdient aan de export per bedrijfstak wordt besproken in Hoofdstuk 6.

Zie CBS (2021a).

De cijfers in deze paragraaf hebben betrekking op het aantal Nederlandse bedrijven met internationale dienstenhandel (zie ook hoofdstuk 4 over de dienstenhandel). Hiervoor is een koppeling gemaakt tussen de internationale dienstenhandel en alle bedrijfseenheden die in het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) van het desbetreffende jaar voorkomen. Aangezien niet alle internationale dienstenhandel te koppelen is aan een in het ABR geregistreerd bedrijf, zijn de totaalcijfers lager dan de waarde van de dienstenhandel in hoofdstuk 4, en lager dan op StatLine staat vermeld. Zo behoren diensten geleverd of ontvangen door personen (bijvoorbeeld reisverkeersdiensten), overheidsinstellingen of financiële stromen van multinationals niet tot de dienstenhandel in deze paragraaf.

Een startende exporteur is een bedrijf dat in 2020 goederen en/of diensten exporteerde naar het buitenland, maar dat in zowel 2019 als 2018 (nog) niet deed, ongeacht of het bedrijf in die jaren wel al bestond.

Een stoppende exporteur is een bedrijf dat in 2020 geen goederen of diensten exporteerde naar het buitenland, dat in 2019 ook niet deed, maar in 2018 wel. Het bedrijf dient nog wel te bestaan in 2020 om als stoppende exporteur te worden gezien.

Een ondernemer is een persoon die arbeid verricht voor eigen rekening of risico in een eigen bedrijf of praktijk (zelfstandig ondernemer) of als directeur in loondienst van een eigen bedrijf (directeur-grootaandeelhouder). Aan ongeveer 250 duizend ondernemingen in Nederland (de helft van het aantal ondernemingen met rechtspersoonlijkheid) kunnen we op dit moment nog geen ondernemer koppelen.

In vorige edities van Nederland Handelsland werd nog een ondergrens van 5 duizend euro gebruikt om te kwalificeren als internationaal handelende ondernemer. Dat is in deze editie niet meer het geval.

Een belangrijke kanttekening is dat deze methode uitsluitend kijkt naar de directe import- en exportafhankelijkheid, en indirecte afhankelijkheden dus buiten beschouwing laat. Een voorbeeld van een indirecte afhankelijkheid is een Nederlands bedrijf dat intermediaire goederen verkoopt aan een ander Nederlands bedrijf dat hiermee goederen fabriceert die het vervolgens wel naar het buitenland exporteert. Een ander voorbeeld is een Nederlands bedrijf dat goederen aanschaft bij een Nederlandse groothandelaar die deze goederen had geïmporteerd uit het buitenland.

Het gemiddelde bruto-uurloon is hier berekend als een gewogen gemiddelde van de mediane bruto-uurlonen bij de verschillende bedrijven. Daarbij zijn de gewichten bepaald op basis van de bedrijfsomvang in voltijdequivalenten. De berekening van het bruto-uurloon houdt ook rekening met vakantiegelden, eindejaarsuitkeringen, het aantal overwerkuren en de compensatie hiervoor.

De gemiddelde leeftijd is een gewogen gemiddelde van de mediane leeftijden bij de verschillende bedrijven. Net als bij het bruto-uurloon is het gewicht bepaald op basis van de bedrijfsomvang in voltijdequivalenten.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Nieke Aerts

Marcel van den Berg

Arjen Berkenbos (DNB)

Timon Bohn

Sarah Creemers

Dennis Dahlmans

Hans Draper

Daniël Herbers

Marjolijn Jaarsma

Bart Loog

Angie Mounir

Tom Notten

Tim Peeters

Leen Prenen

Pascal Ramaekers

Janneke Rooyakkers

Iryna Rud

Anne Maaike Stienstra (DNB)

Khee Fung Wong

Redactie

Sarah Creemers

Daniël Herbers

Marjolijn Jaarsma

Janneke Rooyakkers

Eindredactie

Daniël Herbers

Marjolijn Jaarsma

Dankwoord

We danken de volgende collega’s voor hun constructieve bijdrage aan deze editie

van Nederland Handelsland:

Deirdre Bosch

Elijah Cats

Ellen Dukker

Anniek Erkens

Janneke Hendriks

Lico Hoekema

Richard Jollie

Davey Poulissen

Irene van Kuijk

Jasper Roos

Carla Sebo

Roos Smit

Sandra Vasconcellos

Karolien van Wijk

Hendrik Zuidhoek

CBS Vertaalbureau

We danken ook de volgende medewerkers van het ministerie van Buitenlandse Zaken voor hun feedback op een eerdere versie van Nederland Handelsland:

Denise Brom

Harry Oldersma