Foto omschrijving: Leerlingen van de VMBO Penta College Oude Maas zijn op stage.

School

Jongeren in het voortgezet onderwijs

Auteurs: Brigitta Struijkenkamp, Marijke Hartgers

In het schooljaar 2019/’20 volgde ruim de helft van de leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs een vmbo-opleiding. In de loop der jaren is het aandeel leerlingen in vmbo-b teruggelopen en in havo en vwo gestegen. In de voorexamenjaren was het aandeel zittenblijvers op de havo hoger dan op vmbo en vwo. Leerlingen met een migratieachtergrond bleven achter in slagingspercentages. Bijna alle vmbo-geslaagden blijven het volgende schooljaar onderwijs volgen.

5.1Vmbo’ers in het derde leerjaar

In het schooljaar 2019/’20 zaten bijna 194 duizend leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs (exclusief praktijkonderwijs). Ruim 51 procent van deze leerlingen zat op het vmbo. Het aantal leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs daalde in de afgelopen jaren. In 2015/’16 telde het derde leerjaar nog ruim 206 duizend leerlingen. De daling gaat samen met een daling van het aantal 14- en 15‑jarigen in de bevolking.

100 000 vmbo’ers in de derde klas Buitenvorm Binnenvorm

Het vmbo bestaat uit vier leerwegen: de basisberoepsgerichte leerweg (vmbo-b), de kaderberoepsgerichte leerweg (vmbo-k), de gemengde leerweg (vmbo-g) en de theoretische leerweg (vmbo-t). In het schooljaar 2019/’20 zaten bijna 100 duizend leerlingen in het derde leerjaar op het vmbo, iets meer dan de helft van alle leerlingen in het derde leerjaar. In 2003/’04 volgde nog bijna 59 procent van de leerlingen in de derde klas van het vo een vmbo-opleiding, in 2015/’16 was dat 54 procent. De daling in het aandeel vmbo-leerlingen is vooral te zien bij vmbo-b. In 2003/’04 zat 19 procent van de leerlingen in de derde klas van het vo op vmbo-b, terwijl dit in 2015/’16 11 procent en in 2019/’20 9 procent was. Het aandeel leerlingen op vmbo-k bleef in deze periode vrijwel gelijk en het aandeel op vmbo-g en vmbo-t nam licht toe. Vmbo-g en vmbo-t hebben een vergelijkbaar niveau en vormen het hoogste niveau binnen het vmbo. In tegenstelling tot vmbo-t, volgen leerlingen op vmbo-g ook een beroepsgericht vak.

5.1.1 Onderwijspositie van leerlingen in leerjaar 3 (x 1 000)
leerjaar Vmbo-b Vmbo-k Vmbo-g Vmbo-t Havo Havo-vwo Vwo
2003/'04 37,166 28,670 12,195 37,007 37,247 6,172 37,454
2004/'05 35,220 30,345 13,487 37,468 38,465 6,698 39,424
2005/'06 32,946 31,452 14,582 37,610 39,474 6,468 41,040
2006/'07 30,022 30,680 15,180 37,133 40,521 6,254 41,695
2007/'08 28,177 29,852 15,350 35,948 39,995 6,399 41,846
2008/'09 26,476 29,416 15,816 35,520 39,734 6,641 42,815
2009/'10 24,844 28,258 15,387 35,574 40,566 6,800 42,758
2010/'11 23,683 28,012 15,441 35,252 40,865 5,863 42,765
2011/'12 22,689 28,533 15,941 36,981 41,496 6,669 43,061
2012/'13 22,718 28,878 16,408 37,461 43,227 6,318 42,970
2013/'14 22,260 30,067 17,095 39,323 44,366 6,152 42,987
2014/'15 22,504 30,538 17,523 40,236 44,751 5,641 43,552
2015/'16 22,678 30,503 17,209 41,351 45,158 4,909 44,417
2016/'17 21,709 30,610 17,277 39,679 44,826 4,992 44,455
2017/'18 19,969 30,225 16,925 40,062 46,255 5,222 45,255
2018/'19 18,623 29,471 16,190 39,533 44,967 5,502 44,931
2019/'20* 17,332 28,434 15,743 38,083 44,600 5,554 44,075
*voorlopige cijfers

Ongeveer 23 procent van de leerlingen in het derde leerjaar van het voorgezet onderwijs in 2019/’20 volgde een havo-opleiding. Ditzelfde aandeel zat op het vwo. Een klein aandeel van de leerlingen, 3 procent, zat in een gemengde havo/vwo-klas. In 2003/’04 was het aandeel leerlingen in zowel havo als in vwo nog 19 procent; in 2015/’16 was dat voor beide 22 procent. Het aandeel leerlingen in een gemengde havo/vwo-klas bleef ongeveer gelijk.

Hoog aandeel vmbo’ers in Pekela, Gennep en op Terschelling

Het aandeel vmbo-leerlingen in het derde leerjaar verschilt sterk per woongemeente. Pekela, Gennep en Terschelling kenden het grootste aandeel vmbo’ers, met respectievelijk 72, 70 en 70 procent. De gemeenten Heemstede, Oegstgeest en Bloemendaal telden het laagste aandeel vmbo-leerlingen, met respectievelijk 21, 22 en 23 procent. In deze gemeenten was het aandeel hoogopgeleiden in de bevolking ook groter dan gemiddeld.

Drenthe en Flevoland zijn de provincies met het grootste aandeel vmbo’ers. Van de Drentse en Flevolandse leerlingen in het derde leerjaar ging in 2019/’20 respectievelijk 58 en 57 procent naar het vmbo. Ook in Friesland en Overijssel ging het om een dergelijk aandeel (56 procent). In de provincie Utrecht waren naar verhouding juist relatief weinig leerlingen die een vmbo-opleiding volgden, dat geldt ook voor Noord-Holland. In die provincies ging het om respectievelijk 44 en 47 procent van alle leerlingen in het derde leerjaar.

In de grote steden Utrecht, Amsterdam en Den Haag zat respectievelijk 42 procent, 45 procent en 49 procent van de leerlingen uit het derde leerjaar op het vmbo. Ook in de omliggende gemeenten van deze grote steden is het percentage vmbo’ers relatief laag. In Rotterdam is het aandeel vmbo-leerlingen met 59 procent hoger.

5.1.2 Leerlingen derde leerjaar vo op vmbo, 2019/'20*
Gemeente Aandeel
Ameland .
Schiermonnikoog .
Pekela 72
Gennep 70
Terschelling 70
Bergen (L.) 69
Appingedam 69
Urk 68
Oldambt 68
Baarle-Nassau 67
Weststellingwerf 66
Reimerswaal 66
Hoogeveen 66
Schiedam 66
Oude IJsselstreek 65
Almelo 65
Twenterand 65
Emmen 65
Zwartewaterland 65
Den Helder 65
Delfzijl 65
Hulst 65
Maassluis 65
Montferland 64
Scherpenzeel 64
Kerkrade 64
Vlaardingen 63
Landgraaf 63
Hollands Kroon 63
Harlingen 63
Westerwolde 62
Nissewaard 62
Elburg 62
Putten 62
Mill en Sint Hubert 62
Opmeer 62
Oirschot 62
Venlo 61
Medemblik 61
Dinkelland 61
Hardenberg 61
Rijssen-Holten 61
Smallingerland 61
Lelystad 61
Achtkarspelen 61
Cuijk 61
Stede Broec 61
Tholen 61
1966 60
Heerlen 60
Horst aan de Maas 60
Dantumadiel 60
Laarbeek 60
Veenendaal 59
De Wolden 59
Steenwijkerland 59
Texel 59
Tiel 59
Bergeijk 59
Hattem 59
Coevorden 59
Maasgouw 59
Rotterdam 59
Zevenaar 59
Midden-Groningen 59
Oost Gelre 59
Ooststellingwerf 59
Berkelland 59
Aalten 59
Midden-Drenthe 59
Heerde 58
Stadskanaal 58
Steenbergen 58
Sluis 58
Doesburg 58
Veendam 58
Zaanstad 58
Rucphen 58
Enschede 58
De Fryske Marren 58
Heerhugowaard 58
Roerdalen 58
Koggenland 58
Edam-Volendam 58
Westland 58
Oss 58
Purmerend 58
Staphorst 58
Woensdrecht 58
Oldebroek 58
Landerd 58
Brunssum 58
Losser 58
1959 58
Enkhuizen 57
Geertruidenberg 57
Echt-Susteren 57
Almere 57
Boekel 57
Olst-Wijhe 57
Bronckhorst 57
Vlieland .
Brummen 57
Neder-Betuwe 57
Cranendonck 57
Schagen 57
Venray 57
Bunschoten 57
Aa en Hunze 56
Westerveld 56
Heemskerk 56
1969 56
Winterswijk 56
Valkenswaard 56
Assen 56
Hof van Twente 56
Moerdijk 56
Borne 56
Barneveld 56
Beesel 56
Zaltbommel 56
Boxmeer 56
Hellendoorn 56
Epe 56
Tilburg 56
Opsterland 56
Vlissingen 56
Noordoostpolder 56
Drimmelen 56
Oosterhout 56
Capelle aan den IJssel 55
Schouwen-Duiveland 55
Krimpen aan den IJssel 55
Oudewater 55
Zwijndrecht 55
Drechterland 55
Dordrecht 55
Waddinxveen 55
Tytsjerksteradiel 55
Ommen 55
Druten 55
Lopik 55
1961 55
Waalwijk 55
Meierijstad 55
Waadhoeke 55
Kampen 55
Hardinxveld-Giessendam 55
Bergen op Zoom 55
Sint Anthonis 55
Sliedrecht 55
Bladel 55
Brielle 55
Dalfsen 55
Beverwijk 55
Reusel-De Mierden 54
Helmond 54
Langedijk 54
Wormerland 54
Wijchen 54
Wierden 54
Zundert 54
1970 54
Someren 54
Nunspeet 54
Haaksbergen 54
Deventer 54
Raalte 54
Dongen 54
Nijkerk 54
Súdwest-Fryslân 54
1978 54
Papendrecht 54
Borger-Odoorn 54
Ridderkerk 54
Hoorn 54
Doetinchem 54
Uden 54
1963 54
Roosendaal 53
Meppel 53
Velsen 53
Ede 53
Bernheze 53
Berg en Dal 53
Terneuzen 53
Westervoort 53
Goeree-Overflakkee 53
Renswoude 53
Asten 53
Voorst 53
Lisse 53
Deurne 53
Nieuwegein 53
Gorinchem 53
Peel en Maas 53
Beemster 53
Simpelveld 53
Zoetermeer 53
Gemert-Bakel 53
Krimpenerwaard 52
Beek 52
Leudal 52
Woudenberg 52
Noordenveld 52
Katwijk 52
West Maas en Waal 52
Alkmaar 52
Oisterwijk 52
Apeldoorn 52
Duiven 52
Middelburg 52
Roermond 52
Loppersum 52
Wijk bij Duurstede 51
Alblasserdam 51
Eemnes 51
Harderwijk 51
Hillegom 51
Borsele 51
Eindhoven 51
Noord-Beveland 51
51
Geldrop-Mierlo 51
Gilze en Rijen 51
Hellevoetsluis 50
Zutphen 50
Weert 50
Best 50
Montfoort 50
Oldenzaal 50
Beuningen 50
Zandvoort 50
Buren 50
Heusden 50
Maasdriel 50
Rhenen 50
Hengelo 49
Lingewaard 49
Goes 49
Tubbergen 49
Etten-Leur 49
Leeuwarden 49
Zwolle 49
Alphen aan den Rijn 49
s-Gravenhage 49
Loon op Zand 49
Kaag en Braassem 49
Sittard-Geleen 49
Alphen-Chaam 49
Barendrecht 49
Grave 48
s-Hertogenbosch 48
1960 48
Dronten 48
Veldhoven 48
Vaals 48
Delft 48
Oostzaan 48
Heerenveen 48
Arnhem 48
Albrandswaard 48
Eersel 47
Haaren 47
Ermelo 47
Breda 47
Overbetuwe 47
Rheden 47
1954 47
Culemborg 47
Haarlemmermeer 46
Zeewolde 46
Woerden 46
Halderberge 46
Boxtel 46
Rijswijk 46
Diemen 46
Nijmegen 45
Stein 45
Amsterdam 45
IJsselstein 45
Nieuwkoop 45
Zuidplas 45
Uithoorn 45
Heumen 45
Hendrik-Ido-Ambacht 45
Nuenen, Gerwen en Nederwetten 45
Leidschendam-Voorburg 45
Heeze-Leende 45
Bodegraven-Reeuwijk 45
Leusden 45
Midden-Delfland 44
Uitgeest 44
Goirle 44
Voerendaal 44
Tynaarlo 44
Veere 44
Aalsmeer 44
Teylingen 44
Lansingerland 44
Noordwijk 44
Huizen 44
Kapelle 44
Lochem 43
Nederweert 43
Gouda 43
Amersfoort 43
Meerssen 43
Son en Breugel 43
Stichtse Vecht 43
Mook en Middelaar 43
Groningen 43
Soest 43
Wijdemeren 43
Utrecht 42
Bergen (NH.) 42
Waterland 41
Hilvarenbeek 41
Pijnacker-Nootdorp 41
Haarlem 41
Maastricht 41
Weesp 40
Baarn 40
Westvoorne 40
Leiderdorp 40
Landsmeer 39
Hilversum 39
Castricum 39
Sint-Michielsgestel 39
Renkum 39
Zoeterwoude 39
Wageningen 38
Leiden 38
Valkenburg aan de Geul 38
Gulpen-Wittem 37
Waalre 37
De Ronde Venen 36
Utrechtse Heuvelrug 36
Bunnik 33
Zeist 32
Houten 32
Eijsden-Margraten 31
Heiloo 31
Vught 30
De Bilt 30
Wassenaar 27
Gooise Meren 27
Amstelveen 27
Voorschoten 26
Laren 26
Ouder-Amstel 26
Blaricum 24
Bloemendaal 23
Oegstgeest 22
Heemstede 21
Rozendaal .
*voorlopige data

Leerlingen met eerste generatie migratieachtergrond vaker op vmbo-b

In zowel schooljaar 2003/’04 als 2019/’20 zaten leerlingen met een migratieachtergrond die niet in Nederland geboren zijn (eerste generatie) in het derde leerjaar verhoudingsgewijs vaker op het vmbo dan leerlingen zonder migratieachtergrond of leerlingen met een migratieachtergrond die wel in Nederland geboren zijn (tweede generatie). In 2019/’20 zat 60 procent van de vo-leerlingen in het derde leerjaar met een eerste generatie migratieachtergrond op het vmbo, tegen respectievelijk 49 en 56 procent van de leerlingen zonder migratieachtergrond of met een tweede generatie migratieachtergrond. In 2003/’04 was het voor alle drie de groepen hoger en ging het om respectievelijk 71, 54 en 64 procent.

Binnen het vmbo volgden leerlingen met een eerste generatie migratieachtergrond in zowel 2003/’04 als in 2019/’20 vaker vmbo-b ten opzichte van leerlingen met een tweede generatie migratieachtergrond of een Nederlandse achtergrond. Het omgekeerde is van toepassing op het aandeel leerlingen dat vmbo-g/t volgt. Het aandeel leerlingen op vmbo-k binnen het vmbo is ongeveer gelijk ongeacht de migratieachtergrond.

In vergelijking met 2003/’04 is het aandeel leerlingen op vmbo-b in alle drie de onderscheiden groepen in 2019/’20 afgenomen, maar voor de groep van eerste generatie migratieachtergrond relatief minder dan voor de overige twee onderscheiden groepen. In vergelijking met leerlingen met een Nederlandse achtergrond gaan leerlingen met een migratieachtergrond, eerste én tweede generatie, sinds 2003/’04 relatief iets vaker naar vmbo-g of vmbo-t. De achterstand qua vmbo-niveau op leerlingen met een Nederlandse achtergrond is voor de leerlingen met een tweede generatie migratieachtergrond daarmee duidelijk afgenomen. Voor de groep leerlingen met een eerste generatie achtergrond lijkt de achterstand in deze periode eveneens iets te zijn afgenomen.

5.1.3 Leerlingen vmbo 3 naar migratieachtergrond (%)
achtergrond schooljaar Vmbo-b Vmbo-k Vmbo-g Vmbo-t
Nederlandse
achtergrond
2003/'04, Nederlandse
achtergrond
27,7 24,8 11,8 35,7
Nederlandse
achtergrond
2019/'20*, Nederlandse
achtergrond
15,2 28,5 18,4 37,9
1e generatie
migratie
achtergrond
2003/'04, 1e generatie
migratie
achtergrond
47,9 21,0 5,8 25,3
1e generatie
migratie
achtergrond
2019/'20*, 1e generatie
migratie
achtergrond
32,1 29,0 9,0 29,9
2e generatie
migratie
achtergrond
2003/'04, 2e generatie
migratie
achtergrond
38,5 23,1 7,4 31,1
2e generatie
migratie
achtergrond
2019/'20*, 2e generatie
migratie
achtergrond
20,9 28,6 9,2 41,3
*voorlopige cijfers

5.2Door- en uitstroom voortgezet onderwijs

Van schooljaar 2018/’19 op 2019/’20 bleef gemiddeld 7 procent van de vo-leerlingen in leerjaar 3 of hoger zitten in hetzelfde leerjaar van het onderwijsniveau dat zij al volgden; 84 procent ging over naar een volgend leerjaar. Daarnaast stroomde een kleine 5 procent af naar een niveau lager en 1 procent stroomde op naar een hoger niveau. Bijna 3 procent ging door naar ander onderwijs en een kleine 1 procent stroomde uit het (bekostigd) onderwijs.

Van de leerlingen in het derde leerjaar van vmbo-b bleef 6 procent zitten, 82 procent stroomde door naar vmbo-b 4 en ruim 2 procent stroomde op naar vmbo-k. In totaal ging bijna 8 procent naar ander onderwijs: praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs en mbo. Binnen het mbo was vooral de drempelloze entreeopleiding populair.noot1 Iets meer dan 1 procent stroomde uit het (bekostigd) onderwijs.

Vanuit het derde leerjaar van vmbo-k en vmbo-gt ging bijna 9 van de 10 leerlingen over naar het examenjaar. Daarnaast stroomde vanuit vmbo-k relatief veel leerlingen af naar vmbo-b (5 procent) en deden vanuit vmbo-gt relatief veel leerlingen het jaar een keer over (7 procent).

77% van havo 4 leerlingen volgend schooljaar in havo 5 Buitenvorm Binnenvorm

Veel zittenblijvers en uitstroom havo 4

Op havo en vwo bleven de leerlingen het vaakst zitten in het voorexamenjaar; ruim 14 procent van de leerlingen op de havo en 7 procent van de leerlingen op het vwo. Daarnaast stroomde vanuit vwo 5 ruim 3 procent van de leerlingen af naar vooral havo 5. Havo 4 kende naast zittenblijvers relatief veel leerlingen die doorstroomden naar vavo of mbo (respectievelijk 1 en 6 procent). Leerlingen die vanuit havo 4 doorstromen naar het mbo zullen meestal geen overgangsbewijs naar havo 5 hebben behaald. Met een overgangsbewijs van havo 3 naar havo 4 kan al worden ingestroomd in het mbo.

Het laagste aandeel zittenblijvers was te vinden in het derde leerjaar van het vwo (2 procent). De afstroom vanuit vwo 3 was wel relatief groot. Ruim 10 procent van de leerlingen in vwo 3 vertrok naar met name havo 4. Ook vanuit havo 3 was de afstroom relatief hoog; bijna 9 procent van de leerlingen stroomde voor het merendeel af naar vmbo‍-‍t 4. De opstroom die te zien is vanuit havo 3 zal voor een deel geen opstroom zijn, maar doorstroom van een algemeen leerjaar havo/vwo naar vwo 4.

5.2.1 Door- en uitstroom per leerjaar, 2018/'19 op 2019/'20* (%)
leerjaar Over (hoger leerjaar/zelfde niveau) Opstroom (hoger niveau) Zittenblijven (zonder afstroom) 1) Afstroom (lager niveau) Overig onderwijs Uit (bekostigd) onderwijs
Vwo 5 87,2 . 6,8 3,4 1,7 1,0
Vwo 4 86,0 . 5,7 7,0 0,6 0,6
Vwo 3 86,9 . 2,2 10,3 0,3 0,3
Havo 4 77,3 0,2 14,4 0,1 7,0 1,0
Havo 3 2) 78,9 4,0 6,4 8,6 1,6 0,6
Vmbo-gt 3 87,7 0,3 7,2 2,5 1,9 0,4
Vmbo-k 3 87,3 0,4 4,2 5,1 2,6 0,4
Vmbo-b 3 82,4 2,4 6,3 . 7,6 1,2
*voorlopige cijfers
1) Zittenblijven is in het volgend schooljaar in hetzelfde leerjaar (of lager) van hetzelfde onderwijsniveau, d.w.z. exclusief de vertraagde afstroom.
2) Havo leerjaar 3 is inclusief algemeen leerjaar 3 (meest havo/vwo); de doorstroom van havo/vwo 3 naar vwo 4 wordt gerekend tot opstroom.

Slagingspercentage lager onder leerlingen met migratieachtergrond

Het percentage eindexamenkandidaten dat een diploma behaalt verschilt naar onderwijsniveau en naar migratieachtergrond. De slagingspercentages zijn het hoogst voor vmbo-b en vmbo-k, met in 2018/’19 respectievelijk 98 en 96 procent, en met 88 procent het laagst voor de havo. Leerlingen met een Nederlandse achtergrond laten bij elke onderwijssoort het hoogste slagingspercentage zien. De eindexamen­kandidaten met een eerste of tweede generatie migratieachtergrond blijven hierbij achter; de verschillen tussen de generaties zijn klein.

Op havo en vwo waren de verschillen naar (migratie-)achtergrond het grootst, op vmbo-b en vmbo-k het kleinst. In 2018/’19 haalde 92 procent van de vwo-examenkandidaten met een Nederlandse achtergrond het diploma tegen 84 procent van de vwo-examenkandidaten met een migratieachtergrond (zowel eerste als tweede generatie).

5.2.2 Geslaagden naar migratieachtergrond, 2018/'19* (%)
achtergrond Vmbo-b Vmbo-k Vmbo-g/t Havo Vwo
Nederlandse achtergrond 99 97 94 90 92
1e generatie migratieachtergrond 96 94 87 83 84
2e generatie migratieachtergrond 97 93 89 82 84
*voorlopige cijfers

Bijna alle vmbo-geslaagden bleven het volgende schooljaar onderwijs volgen

Bijna alle vmbo-geslaagden bleven het volgende schooljaar onderwijs volgen. Dit komt omdat leerlingen met een vmbo-diploma nog geen startkwalificatie hebben behaald (een diploma op minimaal havo-, vwo- of mbo 2‑niveau). Van de vmbo-b/k/g-gediplomeerden uit het schooljaar 2018/’19 volgde 94 tot 98 procent in het schooljaar 2019/’20 een mbo-opleiding. Na het afronden van vmbo-t koos 82 procent voor het mbo, terwijl 16 procent naar de havo ging. Van de havo- en vwo-geslaagden stroomden de meeste leerlingen door naar het hoger onderwijs. Van de havo-geslaagden ging 74 naar het hbo, terwijl van de vwo-geslaagden 9 procent naar het hbo en 72 procent naar de universiteit ging. Respectievelijk 17 procent (havo) en 18 procent (vwo) volgde een jaar na het afronden van havo of vwo geen (bekostigd) onderwijs. Uit eerder onderzoek onder havo- en vwo-geslaagden uit schooljaar 2009/’10 bleek dat meer dan de helft van de schoolverlaters na één tussenjaar weer een opleiding volgde.

*voorlopige cijfers
1) Overig onderwijs bestaat uit praktijkonderwijs (pro), voortgezet speciaal onderwijs (vso) en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo).

5.2.3 Door- en uitstroom gediplomeerden voortgezet onderwijs, 2018/'19* op 2019/'20*
Doorstroom (van) Doorstroom (naar) Doorstroom (gewicht)
vwo wo 25310
vwo hbo 3122
vwo mbo 25
vwo vo 0
vwo overig 165
vwo niet 6464
havo wo 0
havo hbo 35716
havo mbo 1356
havo vo 2386
havo overig 495
havo niet 8190
vmboT wo 0
vmboT hbo 0
vmboT mbo 34018
vmboT vo 6527
vmboT overig 166
vmboT niet 790
vmboG wo 0
vmboG hbo 0
vmboG mbo 10374
vmboG vo 490
vmboG overig 16
vmboG niet 137
vmboK wo 0
vmboK hbo 0
vmboK mbo 27004
vmboK vo 78
vmboK overig 26
vmboK niet 558
vmboB wo 0
vmboB hbo 0
vmboB mbo 15752
vmboB vo 458
vmboB overig 11
vmboB niet 439
*voorlopige cijfers
1) Overig onderwijs bestaat uit praktijkonderwijs (pro), voortgezet speciaal onderwijs (vso) en voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo).

5.3Begrippen

Afstroom

Er is sprake van afstroom wanneer een leerling in het volgende schooljaar in een lager niveau zit, ongeacht het leerjaar. Van vertraagde afstroom is sprake wanneer een leerling in het volgende schooljaar een niveau lager zit van hetzelfde leerjaar of een leerjaar lager. Hierbij is de volgende indeling van onderwijssoort aangehouden, waarbij vmbo-b het laagste niveau is en vwo het hoogste niveau:

  • vmbo-b
  • vmbo-k
  • vmbo-g/t
  • havo (inclusief algemeen leerjaar 3)
  • vwo

In de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs is geen niveauverandering bepaald. De indeling naar niveau is in deze brugperiode niet betrouwbaar.

Havo

De havo is een onderwijssoort in het voortgezet onderwijs die vooral bedoeld is als voorbereiding op het hoger beroepsonderwijs. Met een havo-diploma is het tevens mogelijk om door te stromen naar het vijfde leerjaar van het vwo. De havo heeft vijf leerjaren. In de tweede fase (leerjaren 4 en 5) kiezen leerlingen uit vier profielen.

Middelbaar beroepsonderwijs (mbo)

Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) leidt op voor een beroep. Mbo’ers combineren school met stages in de praktijk. Dit gebeurt via de beroepsopleidende leerweg (bol) of de beroepsbegeleidende leerweg (bbl). Bij de bol zit de student het grootste deel van de opleiding op school. Bij de bbl werkt een student en volgt deze een of twee dagen per week school.

Er zijn opleidingen op vier niveaus. Voor elk niveau gelden verschillende vooropleidingseisen. Ook de opleidingsduur verschilt. Het gaat om de volgende opleidingen:

  1. De entreeopleiding is bedoeld voor jongeren zonder een diploma van een vooropleiding. De opleiding duurt meestal een jaar.
  2. De basisberoepsopleiding (niveau 2) duurt een tot twee jaar. Vooropleiding: vmbo‍-‍b, -‍k, -‍g, of -‍t, of de entreeopleiding van het mbo.
  3. De vakopleiding (niveau 3) duurt twee tot drie jaar. Vooropleiding: vmbo-k, -g of -t, havo, of mbo niveau 2.
  4. De middenkaderopleiding (niveau 4) duurt meestal drie jaar. Voor sommige opleidingen geldt een maximum van vier jaar. Studenten die deze opleiding afronden, kunnen verder studeren op het hbo. Vooropleiding: vmbo-k, -g of -t, havo of mbo niveau 2 of 3.
  5. De specialistenopleiding (niveau 4) is bedoeld voor mbo’ers die al een diploma vakopleiding (niveau 3) voor eenzelfde beroep of beroepscategorie hebben. De specialistenopleiding duurt dan nog een jaar.

Onderwijssoorten

vso= voortgezet speciaal onderwijs

vmbo = voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs

havo = hoger algemeen voortgezet onderwijs

vwo = voorbereidend wetenschappelijk onderwijs

mbo = middelbaar beroepsonderwijs

vavo = voortgezet algemeen volwassenenonderwijs

hbo = hoger beroepsonderwijs

wo = wetenschappelijk onderwijs

Opstroom

Er is sprake van opstroom wanneer een leerling in het volgende schooljaar in een hoger niveau zit, ongeacht het leerjaar. Van vertraagde opstroom is sprake wanneer een leerling in het volgende schooljaar een niveau hoger zit van hetzelfde leerjaar of lager. Hierbij is de volgende indeling van onderwijssoort aangehouden, waarbij vmbo-b het laagste niveau en vwo het hoogste niveau is:

  • vmbo-b
  • vmbo-k
  • vmbo-g/t
  • havo (inclusief algemeen leerjaar 3)
  • vwo

In de eerste twee leerjaren van het voortgezet onderwijs is geen niveauverandering bepaald. De indeling naar niveau is in deze brugperiode niet betrouwbaar.

Persoon met migratieachtergrond

Persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen personen die zelf in het buitenland zijn geboren (de eerste generatie) en personen die in Nederland zijn geboren (de tweede generatie). De herkomstgroepering wordt bepaald aan de hand van het geboorteland van de persoon zelf of dat van de moeder, tenzij de moeder in Nederland is geboren. In dat geval geldt het geboorteland van de vader.

Persoon met Nederlandse achtergrond

Persoon van wie de beide ouders in Nederland zijn geboren, ongeacht het land waar men zelf is geboren.

Praktijkonderwijs

Praktisch onderwijs, aansluitend op het basisonderwijs, dat bestemd is voor leerlingen die niet in staat worden geacht om een diploma te behalen in het vmbo.

Startkwalificatie

Een startkwalificatie is een diploma op minimaal havo, vwo of mbo niveau 2. Een startkwalificatie wordt gezien als het minimale niveau dat nodig is om een volwaardige plaats op de arbeidsmarkt te veroveren. Wanneer jongeren zonder startkwalificatie van school gaan, wordt verwacht dat ze problemen krijgen op de arbeidsmarkt.

Vmbo – basisberoepsgerichte leerweg (vmbo-b)

Leerweg binnen het vmbo. Vooropleiding voor de basisberoepsopleiding, niveau 2 van de kwalificatiestructuur van het mbo.

Vmbo – gemengde leerweg (vmbo-g)

Leerweg binnen het vmbo. Heeft hetzelfde niveau als de theoretische leerweg van het vmbo, maar heeft ook een beroepsgericht vak. Dit programma geeft toegang tot de middenkaderopleiding, niveau 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Het is na diplomering, met een extra vak, tevens mogelijk om door te stromen naar het vierde leerjaar van de havo.

Vmbo – kaderberoepsgerichte leerweg (vmbo-k)

Leerweg binnen het vmbo. De minimale vooropleiding voor de vakopleiding en de middenkaderopleiding, respectievelijk op niveau 3 en 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo.

Vmbo – theoretische leerweg (vmbo-t)

Leerweg binnen het vmbo. Geeft toegang tot de middenkaderopleiding, niveau 4 van de kwalificatiestructuur van het mbo. Het is na diplomering, met een extra vak, tevens mogelijk om door te stromen naar het vierde leerjaar havo.

Vwo

Het vwo is een onderwijssoort in het voortgezet onderwijs, die vooral bedoeld is als voorbereiding op het wetenschappelijk onderwijs (wo). Het vwo heeft zes leerjaren. Leerlingen kunnen in de tweede fase (leerjaren 4, 5 en 6) kiezen uit vier profielen.

Het vwo kent twee onderwijssoorten: het atheneum en het gymnasium. Op het gymnasium krijgen alle leerlingen Grieks en Latijn in de onderbouw en minimaal één van deze klassieke talen in de bovenbouw.

Zittenblijven (zonder afstroom)

In dit hoofdstuk wordt een zittenblijver gezien als een leerling die in het volgende schooljaar in hetzelfde leerjaar zit van hetzelfde onderwijsniveau. Een enkele leerling zal in een lager leerjaar zitten van hetzelfde niveau. Leerlingen in de examenjaren worden niet meegerekend in het zittenblijven. Deze definitie wijkt af van wat in andere onderzoeken gebruikelijk is. Daar wordt namelijk ook de vertraagde afstroom (naar hetzelfde of lager leerjaar van een lager niveau) tot zittenblijven gerekend.

5.4Meer informatie en literatuur

Meer informatie

Onderwijscijfers van de groep tot 25 jaar zijn te vinden in Jeugdmonitor StatLine.

Cijfers over het aantal en percentage vmbo’ers in het derde leerjaar per gemeente zijn te vinden in Jeugdmonitor StatLine.

Cijfers over gediplomeerden in het voortgezet onderwijs zijn te vinden in Jeugdmonitor Statline.

Cijfers over het onderwijsniveau van de bevolking per provincie en gemeente zijn te vinden in StatLine.

Cijfers over examenkandidaten en slagingspercentages in het voortgezet onderwijs zijn te vinden in StatLine.

Cijfers over door- en uitstroom in het voortgezet onderwijs zijn te vinden in StatLine.

Voor meer informatie over kenmerken van schoolverlaters en de arbeidspositie vijf jaar later zie Kenmerken schoolverlaters en arbeidspositie vijf jaar later.

Noten

Een aantal leerlingen stroomde volgens de registerdata vanuit het derde leerjaar van vmbo-b door naar mbo niveau 2. Dit zijn zeer waarschijnlijk leerlingen die de doorlopende leerroute vmbo-mbo volg(d)en.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
Nihil
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2019–2020 2019 tot en met 2020
2019/2020 Het gemiddelde over de jaren 2019 tot en met 2020
2019/’20 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2019 en eindigend in 2020
2017/’18–2019/’20 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2017/’18 tot en met 2019/’20

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

1. Inleiding

Ruud van Herk (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport)

2. Jongeren in Nederland

Dominique van Roon

3. Ontwikkeling van de jeugdzorg 2015–2019

Rudi Bakker

4. Opgroeien in bijstand

Daniël Herbers

5. School

Brigitta Struijkenkamp en Marijke Hartgers

6. Werk

Willem Gielen

7. Middelengebruik en gezondheid

Christianne Hupkens

8. Criminaliteit

Lisanne Jong en Willem Gielen

9. Jongeren in Caribisch Nederland

Suzanne Loozen, Carel Harmsen en Mark Ramaekers

10. Welzijn van jongeren

Moniek Coumans

11. Trends in gebruik speciale onderwijsvoorzieningen

Tom van Yperen, Afke Donker en Chaja Deen (Nederlands Jeugdinstituut)

12. Gemeenten zien meer beleidseffecten

Jaap van Sandijk (Freelance journalist)

Redactie

Astrid Pleijers

Martijn Souren

Robert de Vries

Linda Fernandez Beiro

Eindredactie

Karolien van Wijk