Foto omschrijving: Eindhoven, Een verpleegkundige sluit een beademingsapparaat aan bij een patient met covid-19.

Verschillen tussen bevolkingsgroepen in COVID-19‑ziekenhuis­opnamen in 2020

8.1Inleiding

In 2020, het eerste jaar van de coronapandemie, zijn in Nederland 41 duizend patiënten wegens een COVID-19‑besmetting in het ziekenhuis opgenomen. Er is inmiddels in meerdere landen onderzocht of de impact van corona anders was bij verschillende bevolkingsgroepen. Uit de meeste studies komt naar voren dat mensen met een lagere sociaaleconomische status en buitenlandse herkomst, hogere risico’s hebben op infectie, ziekenhuisopname en overlijden door COVID-19 (Agyeman et al 2021; Khanijahani et al., 2021). Ook voor Nederland zijn dit soort verschillen gevonden (Coyer et al 2021).

Uit twee studies op integrale bevolkingsdata van Nederland (Visser et al., 2020; Stoeldraijer et al., 2021) bleek dat de sterfte aan COVID-19 in Nederland hoger was bij inwoners met een herkomst buiten Nederland, met name bij inwoners met een Turkse, Marokkaanse of Surinaamse herkomst. De verschillen zijn deels toe te schrijven aan het lagere welvaartsniveau van deze groepen en aan het feit dat zij vaak in grotere huishoudens wonen. Dit zijn factoren die samenhangen met hogere COVID-19 sterfte.

In deze studie zijn de verschillen in ziekenhuisopnamen voor COVID-19 tussen bevolkingsgroepen in kaart gebracht. Voor alle personen die op 1 maart 2020 in Nederland woonden, is nagegaan of ze gedurende de rest van 2020 met een COVID-19‑besmetting in het ziekenhuis zijn opgenomen. Omdat er alleen naar ziekenhuisopnamen in 2020 is gekeken, speelt vaccinatie in deze cijfers nog geen rol. De analyse richt zich op verschillen tussen migranten, de tweede generatie en inwoners met een Nederlandse herkomst.

8.2Data en analyse

Data

Voor dit onderzoek is van alle inwoners van Nederland op 1 maart 2020 nagegaan of ze in de rest van 2020 in het ziekenhuis zijn opgenomen voor COVID-19. Dit is bepaald aan de hand van gegevens uit de Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg. Inwoners die hierin staan geregistreerd met ICD-10 code U07.1 of U07.2—hoofddiagnose COVID-19, al dan niet bevestigd door laboratoriumtest—zijn aangemerkt als opgenomen voor COVID-19. Degenen die voor een andere diagnose zijn opgenomen en in het ziekenhuis COVID-19 bleken te hebben, vallen hier buiten. Als iemand in de onderzochte periode meerdere keren werd opgenomen voor COVID-19 telt dat voor deze analyse als één opname. Ziekenhuisopnamen voor COVID-19 eerder dan 1 maart 2020 ontbreken in deze analyse, evenals ziekenhuisopnamen in 2020 waarvan de einddatum na 2020 viel.

In de analyse zijn de volgende sociaal-demografische kenmerken opgenomen:

  • geslacht;
  • leeftijdsgroep (jonger dan 20 jaar, 20 tot 40 jaar, 40 tot 50 jaar, vijfjaarsgroepen voor personen van 50–94 jaar, 95 jaar of ouder);
  • type zorg (geen langdurige zorg, thuiszorg, institutionele zorg);
  • welvaartsniveau van het huishouden (indeling in kwintielen);
  • herkomst (Nederland, Europanoot1, Turkije, Marokko, Suriname, Nederlandse Cariben, Indonesië, Overig Buiten-Europa);
  • voor inwoners met herkomst buiten Nederland: geboren in Nederland of in het buitenland (migrant of tweede generatie);
  • voor de tweede generatie: aantal in buitenland geboren ouders (1 of 2);
  • huishoudensgrootte (1, 2, 3, 4, 5 of meer personen).

Op regionaal niveau is gebruikgemaakt van de indeling in 25 Gemeentelijke Gezondheidsdiensten (GGD-regio’s). Op basis van de verspreiding van het nieuwe coronavirus in Nederland zijn deze regio’s geaggregeerd tot een indeling in twee samengestelde gebieden:

  • GGD-regio’s vier grote steden (GGD-regio’s Amsterdam, Haaglanden, Rotterdam-Rijnmond, Utrecht);
  • Rest van Nederland (alle overige GGD-regio’s).

Analyse

Het doel van deze studie is om verschillen in COVID-19‑ziekenhuisopname naar herkomstgroep in kaart te brengen en, voor zover mogelijk, te duiden. Verschillen in leeftijds- en geslachtsopbouw tussen herkomstgroepen kunnen het beeld vertekenen, daarom zijn alle cijfers naar leeftijd uitgesplitst, of voor het effect van deze verschillen gecorrigeerd.

Om voor verschillen in leeftijds- en geslachtsopbouw tussen groepen te corrigeren zijn indirect gestandaardiseerde opnamekansen berekend. Deze geven een schatting van de relatieve kans om voor COVID-19 opgenomen te worden voor mensen uit de betreffende groep vergeleken met hun leeftijds- en geslachtsgenoten in een standaardpopulatie (de totale Nederlandse bevolking, of de bevolking met Nederlandse herkomst). Dit wordt berekend door het aantal opgenomen personen in de groep te delen door het aantal dat opgenomen zou zijn als de opnamekans naar leeftijd en geslacht voor mensen in die groep hetzelfde was geweest als voor die in de standaardpopulatie. Een indirect gestandaardiseerde kans van 1 betekent dus dat de kans om opgenomen te worden even groot is als voor mensen in de standaardpopulatie.

Verschillen tussen herkomstgroepen kunnen ook samenhangen met verschillen in andere kenmerken dan geslacht en leeftijd. Voor deze studie is gekeken naar verschillen in welvaartsniveau, huishoudensomvang en woonregio. Om te analyseren hoe deze verschillen bijdragen aan de verschillen in opnamen tussen herkomstgroepen zijn risk ratio’s berekend met een loglineair regressiemodel. Wanneer in dat model alleen geslacht en leeftijd zijn opgenomen, geven de risk ratio’s net als de indirect gestandaardiseerde opnamekansen een schatting van de relatieve opnamekans vergeleken met leeftijds- en geslachtsgenoten in de referentiegroep, maar volgens een wat andere methode en voorzien van onzekerheidsmarges. Daarnaast zijn risk ratio’s berekend waarbij ook rekening werd gehouden met verschillen in woonregio en huishoudensgrootte tussen de groepen, en risk ratio’s waarbij daarnaast ook rekening werd gehouden met verschillen in welvaartsniveau. De verandering van de risk ratio’s wanneer in het model met extra kenmerken wordt rekening gehouden, laat zien wat de invloed van verschillen in die kenmerken is op de verschillen in de opnamekansen.

Om na te gaan hoe de algemene gezondheidstoestand van de verschillende herkomstgroepen doorwerkt in de verschillen in COVID-19‑opnamen is een deel van de analyses apart uitgevoerd voor mensen die geen langdurige zorg, thuiszorg, of instellingszorg ontvingen. Om dezelfde reden is in sommige analyses het aantal voor COVID-19 opgenomen mensen vergeleken met het totale aantal dat werd opgenomen in de periode maart–december 2020, ongeacht de diagnose.

8.3Resultaten

COVID-19‑opnamen: verschillen naar leeftijd en geslacht

Meer COVID-19‑opnamen onder ouderen en mannen

Van de 17,4 miljoen inwoners van Nederland op 1 maart 2020 zijn er, van 1 maart tot en met 31 december 2020, 34 duizend inwoners minstens één keer wegens COVID-19 in het ziekenhuis opgenomen. In totaal zijn er in deze periode 1,28 miljoen mensen minstens één keer in het ziekenhuis opgenomen. Van 1 maart tot en met 31 december 2020 is 0,2 procent van de Nederlandse bevolking opgenomen voor COVID-19.

Het aandeel ziekenhuisopnamen voor COVID-19 is bij mannen hoger dan bij vrouwen. Bij 50’ers is het aandeel onder mannen 1,5 maal hoger dan onder vrouwen, bij 80‑plussers ruim 2 maal hoger. Het aandeel ziekenhuisopnamen is het hoogst in de leeftijdsgroep 85–89 jaar.

8.3.1 Personen opgenomen voor COVID-19, 2020 (%)
leeftijd Mannen Vrouwen
0-19 jaar 0,01 0,01
20-39 jaar 0,03 0,04
40-49 jaar 0,13 0,09
50-54 jaar 0,23 0,15
55-59 jaar 0,31 0,19
60-64 jaar 0,39 0,24
65-69 jaar 0,46 0,28
70-74 jaar 0,60 0,33
75-79 jaar 0,90 0,49
80-84 jaar 1,12 0,59
85-89 jaar 1,30 0,61
90-94 jaar 1,13 0,48
95 + jaar 0,83 0,33

Mannen hebben over het algemeen een hoger risico dan vrouwen om in het ziekenhuis opgenomen te worden, maar bij COVID-19 in 2020 is dat verschil groter dan gemiddeld. Het aandeel personen opgenomen voor COVID-19 als aandeel van alle personen die in het ziekenhuis werden opgenomen, is daardoor hoger voor mannen dan voor vrouwen (zie figuur 8.3.2). Van de opgenomen mensen jonger dan 40 jaar is minder dan 1 procent opgenomen vanwege COVID-19, onder 75‑plussers is dit ruim 4 procent.

8.3.2 Personen opgenomen voor COVID-19, aandeel van totaal opgenomen personen, 2020 (%)
leeftijd Mannen Vrouwen
0-19 jaar 0,20 0,20
20-39 jaar 1,17 0,46
40-49 jaar 2,99 1,58
50-54 jaar 3,76 2,31
55-59 jaar 3,86 2,50
60-64 jaar 3,83 2,65
65-69 jaar 3,54 2,57
70-74 jaar 3,81 2,50
75-79 jaar 4,73 3,17
80-84 jaar 5,47 3,58
85-89 jaar 6,04 3,69
90-94 jaar 5,56 3,21
95 + jaar 5,03 2,74

COVID-19‑opnamen: verschillen naar andere kenmerken

Meer COVID-19‑opnamen onder personen met een lagere welvaart

Mensen met een herkomst van buiten Nederland hebben gemiddeld een lagere welvaart, wonen vaker in een grote stad en wonen vaker alleen (migranten), of met 5 of meer personen in één huishouden (tweede generatie). Op oudere leeftijd wonen migranten minder vaak in een instelling (zie ook tabel B8.1).

Figuur 8.3.3 toont de relatieve kans om wegens COVID-19 in het ziekenhuis opgenomen te worden naar de verschillende achtergrondkenmerken. De kansen zijn berekend met indirecte standaardisatie naar leeftijd en geslacht, waarbij de totale bevolking van Nederland als standaardpopulatie is genomen. Mensen met een lagere welvaart, een groot huishouden, of die in de GGD-regio van een grote stad wonen, hebben een verhoogde kans om wegens COVID-19 opgenomen te worden. Dit geldt zowel voor mensen met een Nederlandse herkomst als voor mensen met een herkomst buiten Nederland.

Mensen die thuiszorg ontvingen hebben een meer dan 3 keer hogere kans op ziekenhuisopname wegens COVID-19 dan op grond van hun leeftijd en geslacht te verwachten is. Voor mensen die instellingszorg ontvangen, is dit minder dan 1,5 keer zo hoog. Hoewel instellingsbewoners doorgaans een slechtere gezondheid hebben dan mensen met thuiszorg, is hun kans op ziekenhuisopname daarmee minder verhoogd.

8.3.3 Relatieve kans COVID-19-opnamen1), 2020
Kenmerk Relatieve kans COVID-19-opnamen, 2020
Zorg .
Geen langdurige zorg 0,92
Thuiszorg 3,48
Institutionele zorg 1,44
Regio .
GGD regio's vier grote steden 1,32
Overige regio's 0,90
Huishoudensgrootte .
1 1,01
2 0,92
3 1,09
4 1,08
5 of meer 1,56
Welvaart .
Hoogste 20% 0,67
0,81
Middelste 20% 0,95
1,11
Laagste 20% 1,45
1) Referentie: totale bevolking.

COVID-19‑opnamen bij migranten

Meer COVID-19 opnamen onder Buiten-Europese migranten

Het aandeel ziekenhuisopnamen voor COVID-19 is bij de meeste herkomstgroepen hoger dan bij mensen van Nederlandse herkomst. Er zijn verschillen bij alle leeftijdsgroepen (zie figuur 8.3.4). De kans is het sterkst verhoogd bij Marokkaanse, Turkse of Surinaamse migranten (zie figuur 8.3.5). Europese migranten hebben juiste een verlaagde kans op opname.

Marokkaanse, Turkse, Surinaamse en Nederlands-Caribische migranten hebben ook in het algemeen een verhoogde kans op ziekenhuisopnamen, maar beduidend minder sterk dan bij opnamen voor COVID-19. Bij Europese migranten is de kans op een ziekenhuisopname in het algemeen ten opzichte van mensen met een Nederlandse herkomst sterker verlaagd dan de kans op ziekenhuisopname voor COVID-19.

De verschillen met mensen van Nederlandse herkomst hangen deels samen met verschillen in de huishoudensgrootte en de woonregio van de groepen. Wordt hiervoor in een regressieanalyse gecontroleerd, dan nemen de verschillen met ongeveer 10 procent af (zie ook tabel B8.2 in de bijlage).

Welvaartsverschillen tussen de groepen spelen een rol. Als ook hiervoor wordt gecontroleerd, nemen de verschillen in de kans op ziekenhuisopname verder af. Bij Indonesische migranten verklaart dit slechts een klein deel van het verschil, bij de overige buiten Europa geboren groepen verklaart het 14 procent (Suriname) tot 26 procent (overig Buiten-Europa). Bij Europese migranten wordt het verschil juist groter als er rekening mee gehouden wordt dat een verhoudingsgewijs groot deel van deze groep een lage welvaart heeft.

Gecorrigeerd voor de verschillen naar huishoudensgrootte, woonregio en welvaart is de kans op ziekenhuisopnamen bij Marokkaanse en Turkse migranten nog ongeveer 4 keer zo groot als bij mensen met een Nederlandse herkomst (zie figuur 8.3.6). Bij de andere groepen migranten is het verschil kleiner. De marges in figuur 8.3.6 geven een 95 procent-onzekerheidsinterval weer.

Bij de groep die geen langdurige zorg ontvangt zijn de verschillen tussen migranten van buiten Europa en personen van Nederlandse herkomst groter dan wanneer ook personen met langdurige zorg in de analyse worden meegenomen. Wanneer de analyse wordt beperkt tot mensen die thuiszorg of institutionele zorg ontvangen, worden de verschillen met de groep met een Nederlandse herkomst voor de meeste migrantengroepen kleiner, maar verdwijnen niet (tabel B8.3 in de bijlage).

8.3.4 Wegens COVID-19 opgenomen personen, geboren in buitenland of Nederlandse herkomst, 2020 (%)
Herkomst 0 tot 40 jaar 40 tot 60 jaar 60 tot 80 jaar 80+ jaar
Nederland 0,01 0,13 0,37 0,75
Europa ¹⁾ 0,02 0,10 0,34 0,68
Turkije 0,11 0,62 1,80 4,05
Marokko 0,14 0,65 2,27 4,78
Suriname 0,15 0,57 1,27 1,87
Nederlandse Cariben 0,07 0,40 0,73 1,31
Indonesië 0,08 0,30 0,66 0,76
Overig Buiten-Europa 0,04 0,25 0,68 1,39
1) Europa excl. Nederland
8.3.5 Relatieve kans ziekenhuisopname, geboren in buitenland¹⁾, 2020
COVID-19-opnamen Alle opnamen
Turkije 5,16 1,13
Marokko 5,87 1,12
Suriname 3,93 1,11
Nederlandse Cariben 2,61 1,11
Indonesië 1,47 0,84
Europa ²⁾ 0,95 0,79
Overig Buiten-Europa 2,17 0,89
1) Referentie: Nederlandse herkomst
2) Europa excl. Nederland.
8.3.6 Risk ratio COVID-19-opname, geboren in buitenland1), 2020 ( )
Gecontroleerd voor leeftijd, geslacht Gecontroleerd voor leeftijd, geslacht (marge) (low) Gecontroleerd voor leeftijd, geslacht (marge) (high) Gecontroleerd voor leeftijd, geslacht, regio, huishoudensgrootte, welvaart Gecontroleerd voor leeftijd, geslacht, regio, huishoudensgrootte, welvaart (marge) (low) Gecontroleerd voor leeftijd, geslacht, regio, huishoudensgrootte, welvaart (marge) (high)
Europa ²⁾ 0,94 0,88-101 0,88-101 0,87 0,81-093 0,81-093
Turkije 5,12 4,86-539 4,86-539 3,97 3,76-419 3,76-419
Marokko 5,87 5,58-616 5,58-616 4,24 4,02-447 4,02-447
Suriname 3,92 3,71-414 3,71-414 3,23 3,05-342 3,05-342
Nederlandse Cariben 2,58 2,31-288 2,31-288 2,21 1,98-247 1,98-247
Indonesië 1,49 1,38-161 1,38-161 1,44 1,33-156 1,33-156
Overig Buiten-Europa 2,13 2,02-224 2,02-224 1,75 1,66-185 1,66-185
1) Referentie: Nederlandse herkomst. De haken geven het 95%-betrouwbaarheidsinterval aan.
2) Europa excl. Nederland.

COVID-opnamen bij de tweede generatie

COVID-19‑opnamen ook verhoogd onder de tweede generatie

Bij 5 van de 7 buitenlandse herkomstgroepen die in de analyse worden onderscheiden, zijn er weinig mensen van de tweede generatie ouder dan 65 jaar en weinig migranten jonger dan 20 jaar (tabel B8.1 in de bijlage). Om het verschil in de impact van COVID-19 op migranten en de tweede generatie te kunnen vergelijken, is de analyse van ziekenhuisopnamen bij de tweede generatie beperkt tot 20- tot 50‑jarigen. Figuur 8.3.7 toont het relatieve risico op ziekenhuisopname voor COVID-19 voor 20- tot 50‑jarigen per herkomstgroep. De cijfers zijn berekend met indirecte standaardisatie, waarbij de bevolking met Nederlandse herkomst als standaard is gebruikt.

Mensen van de tweede generatie met een herkomst buiten Europa hebben ten opzichte van inwoners met een Nederlandse herkomst van dezelfde leeftijd en hetzelfde geslacht een verhoogd risico om voor COVID-19 opgenomen te worden. Bij de Nederlands-Caribische tweede generatie is deze verhoging niet significant (tabel B8.4 in de bijlage). Met uitzondering van Marokko wordt bij alle herkomstgroepen een sterker verhoogd risico gevonden bij migranten dan bij de tweede generatie. Overigens is voor migranten het risico in de leeftijdsgroep 20- tot 50‑jaar in het algemeen relatief sterker verhoogd dan wanneer naar alle leeftijden wordt gekeken (figuur 8.3.5).

Als er voor verschillen in woonregio en aantal personen in het huishouden wordt gecontroleerd, neemt het verschil in de opnamekans tussen de tweede generatie (20 tot 50 jaar) en mensen van Nederlandse herkomst voor de meeste groepen met een herkomst buiten Europa met ongeveer 10 procent af. Bij de Nederlands-Marokkaanse tweede generatie is de afname het sterkst (14 procent), bij de Nederlands-Indonesische het kleinst (3 procent). Welvaartsverschillen verklaren slechts een klein deel van de verschillen tussen de tweede generatie en mensen van Nederlandse herkomst: 2 procent bij de Nederlands-Indonesische tweede generatie en 5 tot 9 procent bij de andere groepen waar het verschil significant is (tabel B8.4 in de bijlage).

Na controle voor deze factoren is het risico op ziekenhuisopname voor de Nederlands-Marokkaanse tweede generatie nog 5,7 keer hoger ten opzichte van mensen van Nederlandse herkomst en bij de Nederlands-Turkse tweede generatie 4,7 keer hoger (figuur 8.3.8).

8.3.7 Relatieve kans ziekenhuisopname mensen met een buitenlandse herkomst
land COVID-19-opnamen Alle opnamen
Turkije 5,16 1,13
Marokko 5,87 1,12
Suriname 3,93 1,11
Nederlands-Caribisch gebied 2,61 1,11
Indonesië 1,47 0,84
Europa, exc. Nederland 0,95 0,79
Rest van de wereld 2,17 0,89
1)Standaardpopulatie: totale bevolking. Opgenomen in periode maart tot en met december 2020
8.3.8 Risk ratio COVID-19-opname 20- tot 50-jarigen, herkomst buiten Nederland1), 2020
Geboren in buitenland Geboren in buitenland (marge) (low) Geboren in buitenland (marge) (high) Geboren in Nederland, één of twee ouders geboren in buitenland Geboren in Nederland, één of twee ouders geboren in buitenland (marge) (low) Geboren in Nederland, één of twee ouders geboren in buitenland (marge) (high)
Europa²⁾ 0,94 0,8-111 0,8-111 1,16 0,91-148 0,91-148
Turkije 5,14 4,51-585 4,51-585 4,65 3,97-545 3,97-545
Marokko 4,52 3,92-521 3,92-521 5,73 4,89-672 4,89-672
Suriname 5,03 4,27-593 4,27-593 3,78 3,16-452 3,16-452
Nederlandse Cariben 3,61 2,85-457 2,85-457 1,34 0,79-227 0,79-227
Indonesië 3,1 2,05-468 2,05-468 1,81 1,46-225 1,46-225
Overig Buiten-Europa 2,14 1,91-24 1,91-24 2,15 1,7-272 1,7-272
1) Referentie: Nederlandse herkomst. Gecontroleerd voor leeftijd, geslacht, regio, huishoudensgrootte en welvaart. De haken geven het 95%-betrouwbaarheidsinterval aan.
2) Europa excl. Nederland.

De tweede generatie met twee in het buitenland geboren ouders heeft een sterker verhoogde kans op ziekenhuisopname dan met één in het buitenland geboren ouder (figuur 8.3.9). Dit komt deels doordat de Nederlands-Marokkaanse, Nederlands-Turkse en Nederlands-Surinaamse tweede generatie bovengemiddeld vaak twee ouders heeft die buiten Nederland geboren zijn. Dit zijn herkomstgroepen met relatief veel ziekenhuisopnamen. Na controle voor het effect van de verschillen in herkomstverdeling tussen de twee groepen, wordt voor het hebben van één in het buitenland geboren ouder geen significant effect op COVID-19‑opnamen gevonden, vergeleken met personen met een Nederlandse herkomst. Mensen van wie beide ouders in het buitenland geboren zijn hebben een 2,3 keer hogere kans op een COVID-19‑opname.

8.3.9 Risk ratio COVID-19, geboren in Nederland, met één of twee ouders geboren in buitenland1), 2020 ( )
Gecontroleerd voor leeftijd, geslacht, regio, huishoudensgrootte, welvaart Gecontroleerd voor leeftijd, geslacht, regio, huishoudensgrootte, welvaart (marge) (low) Gecontroleerd voor leeftijd, geslacht, regio, huishoudensgrootte, welvaart (marge) (high) Gecontroleerd voor leeftijd, geslacht, regio, huishoudensgrootte, welvaart en herkomst Gecontroleerd voor leeftijd, geslacht, regio, huishoudensgrootte, welvaart en herkomst (marge) (low) Gecontroleerd voor leeftijd, geslacht, regio, huishoudensgrootte, welvaart en herkomst (marge) (high)
Eén in buitenland geboren ouder 1,21 1,02-143 1,02-143 0,91 0,7-118 0,7-118
Twee in buitenland geboren ouders 4,43 3,99-491 3,99-491 2,35 1,76-313 1,76-313
1) 20- tot 50-jarigen. Referentie: Nederlandse herkomst. De haken geven het 95%-betrouwbaarheidsinterval aan.

8.4Belangrijkste resultaten

In 2020 hadden mensen met een herkomst buiten Nederland een hoger risico op ziekenhuisopname voor COVID-19 dan die met een Nederlandse herkomst. Dit gold zowel voor migranten als voor de tweede generatie. De verschillen bij ziekenhuisopnamen voor COVID-19 tussen migranten en de bevolking met een Nederlandse herkomst waren aanmerkelijk groter dan de verschillen bij ziekenhuisopnamen in het algemeen. Verschillen in welvaart, huishoudensgrootte en woonregio verklaarden bij alle onderzochte herkomstgroepen minder dan 35 procent van het verschil in opnamerisico voor COVID-19 vergeleken met de bevolking met een Nederlandse herkomst.

Er waren aanmerkelijke verschillen tussen de herkomstgroepen. Bij mensen met een Marokkaanse, Turkse en Surinaamse herkomst lag de kans op opname 4 tot 6 keer hoger dan voor degenen met een Nederlandse herkomst, zowel bij migranten als bij de tweede generatie. Bij mensen met een Indonesische, Caribische of andere Buiten-Europese herkomst waren de verschillen kleiner. Bij migranten met een Europese herkomst werd—na correctie voor de effecten van welvaart, woonregio en huishoudensgrootte—een verlaagd risico op ziekenhuisopname gevonden.

De tweede generatie had voor sommige herkomstgroepen een hoger risico voor ziekenhuisopname voor COVID-19 dan migranten van dezelfde leeftijd, voor sommigen een lager risico. Het risico op opname was niet significant verhoogd voor mensen van de tweede generatie met één in Nederland geboren ouder.

8.5Discussie

Verschillen in leefsituatie tussen bevolkingsgroepen geven een eerste mogelijke verklaring voor de gevonden verschillen in het risico van ziekenhuisopname voor COVID-19. Bevolkingsgroepen uit landen met een lager welvaartsniveau wonen vaker in dichtbevolkte stedelijke centra en hebben doorgaans grotere huishoudens en een lager huishoudensinkomen, wat hun risico op infectie en een ernstig verloop van ziekten verhoogt (De Visser et al., 2021). In deze studie is gekeken naar de invloed van huishoudensgrootte, woonregio en welvaartsniveau. Verschillen in deze kenmerken tussen herkomstgroepen droegen maar beperkt bij aan de verschillen in het risico van COVID-19‑opname.

Ouderen met een herkomst buiten Nederland wonen minder vaak in een verpleeghuis dan hun leeftijdsgenoten met een Nederlandse herkomst. Omdat inwoners van verpleeghuizen in het algemeen minder vaak in het ziekenhuis worden opgenomen dan ouderen die thuis zorg ontvangen, kan dit aan de verschillen in COVID-19 opnamen hebben bijgedragen. Gezien het beperkte aandeel instellingsbewoners en het feit dat bij 20- tot 50‑jarigen soortgelijke verschillen worden gevonden als bij ouderen, speelt dit waarschijnlijk geen grote rol.

Het is dus waarschijnlijk dat andere factoren dan waarnaar in deze studie is gekeken een belangrijke rol spelen bij het ontstaan van de verschillen in opnamerisico. Verschillen in werksituatie kunnen een ander risico op besmetting met COVID-19 geven. Verschillen in onderliggende medische aandoeningen zoals diabetes kunnen ook een rol spelen. Uit eerdere studies blijkt dat medische aandoeningen, die mogelijk het risico op een ernstig verloop van een COVID-19 infectie verhogen, in Nederland vaker voorkomen bij groepen met een herkomst buiten Nederland (Verest et al., 2019; Arab et al., 2019; Agyemang et al., 2016). In deze studie worden grotere verschillen naar herkomst gevonden voor het risico van ziekenhuisopnamen voor COVID-19 dan voor ziekenhuisopnamen voor andere aandoeningen. Als onderliggende aandoeningen een belangrijke rol spelen, dan zou hun impact op het opnamerisico voor COVID-19 dus beduidend groter moeten zijn dan op het opnamerisico voor andere aandoeningen. Een nadere analyse waarbij het opnamerisico voor COVID-19 wordt vergeleken met dat voor vergelijkbare infectieziekten kan hier mogelijk meer informatie over geven.

In een eerdere studie naar COVID-19‑sterfte werd ook bij met name mensen van Marokkaanse, Turkse en Surinaamse herkomst een verhoogd risico gevonden (Stoeldraijer et al., 2022; De Visser et al. 2021). Het risico op ziekenhuisopname blijkt bij deze groepen sterker verhoogd dan het risico op sterfte. Dit suggereert dat de verschillen tussen de herkomstgroepen meer impact hebben op het risico dat een COVID-19‑infectie ernstig verloopt dan op het risico dat men er uiteindelijk aan overlijdt.

Omdat de vaccinaties pas begin 2021 op gang kwamen, spelen die in deze analyse nog geen rol. Verschillen in de vaccinatiegraad tussen herkomstgroepen of in de mate waarin vaccinaties bijdragen om ziekenhuisopnamen te voorkomen, kunnen de gevonden verschillen in het opnamerisico dus niet verklaren.

8.6Conclusie

In 2020 lag het risico op ziekenhuisopname voor COVID-19 hoger voor mensen met een herkomst buiten Europa, zowel voor migranten als voor de tweede generatie. Het risico op ziekenhuisopname voor COVID-19 was beduidend sterker verhoogd dan voor andere aandoeningen. De verschillen waren bij alle leeftijden zichtbaar. In deze studie zijn de grootste herkomstgroepen in Nederland apart bekeken. Van deze groepen lag het risico op ziekenhuisopname voor COVID-19 het hoogst bij mensen met een Marokkaanse, Turkse of Surinaamse herkomst. In eerdere studies werd voor deze groepen ook een verhoogde kans op overlijden aan COVID-19 gevonden. Het risico op ziekenhuisopname voor COVID-19 was relatief sterker verhoogd dan het risico om aan de ziekte te overlijden. Verschillen in woonsituatie en welvaartsniveau tussen bevolkingsgroepen verklaren minder dan 35 procent van de gevonden verschillen.

8.7Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Aarab, R., Vijverberg S., Prins, M., Snijder, M., van Ree, R., Fokkens W., Zwinderman, A., Bel, E., Maitland van der Zee, A. (2019). Prevalence of and factors associated with adult-onset asthma in different ethnic groups: the HELIUS study. Respiratory medicine 150:113–9.

Agyemang, C., Richters, A., Jolani, S., Hendriks, S., Zalpuri, S., Yu, E., B. Pijls, M. Prins, K. Stronks, M. P. Zeegers (2021). Ethnic minority status as social determinant for COVID-19 infection, hospitalisation, severity, ICU admission and deaths in the early phase of the pandemic: a meta-analysis. BMJ global health 6(11).

Agyemang, C., Snijder, M.B., Adjei, D.N., Van den Born, B-J.H., Modesti, P.A., Peters, R.J., Stronks, K., Liffert, V. (2016). Ethnic disparities in CKD in the Netherlands: the healthy life in an urban setting (HELIUS) study. American Journal of Kidney Diseases 67(3):391–9.

Bambra, C., R. Riordan, J. Ford, F. Matthews (2020). The COVID-19 pandemic and health inequalities. Journal of Epidemiology and Community Health 74(11):964–8.

Coyer. L,, A. Boyd, J. Schinkel, C. Agyemang, H. Galenkamp, A.D. Koopman et al. (2021). Ethnic disparities in incident SARS-CoV-2 infections became wider during the second wave of SARS-CoV-2 in Amsterdam, the Netherlands: a population-based longitudinal study. The Lancet Regional Health Europe.

Greenaway, C., S. Hargreaves, S. Barkati, C.M. Coyle, F. Gobbi, A. Veizis, P. Douglas (2020). COVID-19: Exposing and addressing health disparities among ethnic minorities and migrants. Journal of travel medicine 27(7).

Harmsen J.H., R.R. Bernsen, M.M. Bruijnzeels, L.L. Meeuwesen (2008). Patients’ evaluation of quality of care in general practice: what are the cultural and linguistic barriers? Patient education and counseling 72(1):155–62.

Khanijahani, A., S. Lezadi, K. Gholipour, S. Azami‑Aghdash and D. Naghibi (2021), A systematic review of racial/ethnic and socioeconomic disparities in COVID-19, International Journal for equity in Health, 20:248 [https://doi.org/10.1186/s12939-021-01582-4].

Khunti, K., L. Platt, A. Routen, K. Abbasi (2020). Covid-19 and ethnic minorities: an urgent agenda for overdue action. British Medical Journal Publishing Group.

Stoeldraijer, L, A. Kunst, F. Chilunga, C. Harmsen (2022). Sociaal-demografische verschillen in COVID-19-sterfte in het eerste jaar van de coronapandemie, CBS, maart 2022.

Verest, W.J., H. Galenkamp, B. Spek, M.B. Snijder, K. Stronks, I.G. van (2019). Do ethnic differences in multimorbidity reflect ethnic differences in socioeconomic status? The HELIUS study. European journal of public health 29(4):687–93.

Visser M. de, A. Kunst, L. Stoeldraijer, C. Harmsen (2021). Sociaal-demografische verschillen in COVID-19‑sterfte tijdens de eerste golf van de corona-epidemie. Statistische Trends, 23 maart 2021.

Noten

Exclusief Nederland.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Redactie

Martine de Mooij, Dion Dieleman, Kirsten van Houdt en Lucille Mattijssen

Eindredactie

Annelie Hakkenes, Karolien van Wijk en Paul de Winden

Opmaak figuren

Saskia Stavenuiter en Karolien van Wijk

Monitordeel

  1. Bevolking
    Han Nicolaas en Dominique van Roon
  2. Wonen
    Dion Dieleman, Mariëtte Goedhuys, Aafke Heringa en Hans Vreeken
  3. Onderwijs
    Sascha de Breij, Frank Linder en Lucille Mattijssen
  4. Sociaaleconomische positie
    Marion van den Brakel, Willem Gielen, Kirsten van Houdt, Noortje Pouwels, Marlou van de Sande, Sander van Schie
  5. Criminaliteit
    Charlotte Brand, Elianne Derksen, Lona Verkooijen en Wim Vissers
  6. Gezondheid
    Elianne Derksen, Kim Knoops, Lucille Mattijssen Floor van Oers en Laura Voorrips
  7. Sociale samenhang en participatie
    Hans Schmeets

Verdiepend deel

  1. Verschillen tussen bevolkingsgroepen in COVID-19‑ziekenhuisopnamen in 2020
    Coen van Duin en Anton Kunst (Amsterdam UMC, Public and Occupational Health)
  2. Schoolloopbanen van de tweede generatie
    Joeke Kuyvenhoven (NIDI) en Marjolijn Das
  3. Inkomensmobiliteit tussen familiegeneraties naar herkomst
    Marion van den Brakel

Erratum

Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, zijn er achteraf enkele onvolkomenheden geconstateerd. Onze excuses hiervoor.

Datum: 23 maart 2023

Tabel 1.9 is aangepast, omdat de cijfers over het aandeel in Nederland geboren onder de totale bevolking onjuist waren. Ook bij overige landen, in de onderste regel, werden verkeerde cijfers genoemd.

Figuur 6.3a is aangepast, omdat het totaalcijfer van personen geboren in Nederland met één of twee ouders geboren in het buitenland onjuist was.

Datum: 29 november 2022

In de tekst over huwelijkspartnerkeuze in hoofdstuk 1 werden twee verkeerde cijfers genoemd. In de longread en de PDF is de tekst aangepast met de juiste cijfers.