Foto omschrijving: Vrouw zit een vergadering voor in een kantoor

Man-vrouw­verhoudingen in de Raad van Bestuur en de bedrijfsprestaties van Nederlandse bedrijven

Auteurs: Christiaan Visser, Robin Konietzny, Loe Franssen, Tim Peeters, Janneke Rooyakkers

Internationaal ondernemen is een belangrijke manier voor bedrijven om te groeien. Vrouwelijke ondernemers kunnen echter additionele handelsbarrières ondervinden waardoor zij niet altijd in staat zijn om de voordelen van internationaal ondernemen te behalen. Veel is echter nog onbekend over de relatie tussen geslacht en internationalisering. In dit hoofdstuk gaan we daarom in op de man-vrouwverdeling in de Raad van Bestuur van bedrijven in Nederland en de gevolgen daarvan op internationalisering. Inzicht hierin kan helpen bij het maken van beleid voor vrouwelijk ondernemerschap en leiderschap en bijdragen aan inclusieve economische groei.

1.1Inleiding

Internationale handel is een belangrijke motor van economische groei. Exporterende bedrijven maken meer winst, betalen hogere lonen en groeien sneller dan bedrijven die niet exporteren (Bernard & Jensen, 1995; Melitz, 2003). Onderzoek suggereert echter wel dat vrouwelijke bestuurders en ondernemers zich doorgaans minder vaak op de internationale markt begeven (bv. Korinek et al., 2023). Maar als vrouwelijke ondernemers wel die stap op de internationale markt succesvol weten te zetten, behalen zij vervolgens wel een grotere productiviteitsbonus dan mannelijke ondernemers (Krenz, 2024).

Dat vrouwelijke bestuurders en ondernemers minder op de internationale markt actief zijn kan te maken hebben met handelsbarrières die met name – maar niet uitsluitend – vrouwen in ontwikkelingslanden raken blijkt uit de literatuur. Zo kan toegang tot informatie over buitenlandse markten, maar ook toegang tot financiering restrictiever zijn voor vrouwen (Görg & Jakel, 2024). Maar ook bepaalde maatschappelijke normen of stereotypes, zoals het idee dat vrouwen zich met name zouden moeten richten op het gezinsleven, kunnen ertoe bijdragen dat vrouwen zich minder op internationale markten begeven (bv. Campos & Gassier, 2017). Ook zouden vrouwen meer risicomijdend gedrag vertonen dan mannen, waardoor ze minder snel de mogelijk risicovolle stap zouden zetten naar internationale markten (Farooq et al., 2023). Dit is natuurlijk niet per se negatief. Een claim die daarbij tot de verbeelding spreekt is dat als de Lehman Brothers eigenlijk de Lehman Sisters waren geweest, de financiële crisis van 2008 niet gebeurd zou zijn, aldus Neelie Kroes, voormalig Vicevoorzitter van de Europese Commissie (Europese Commissie, 2009). Overigens een claim die inmiddels door een onderzoek van Adams en Ragunathan (2017) is weerlegd. Zij vinden juist een positiever verband tussen vrouwelijke bestuurders en het nemen van risico’s in de financiële sector dan in de andere sectoren.

Wat de precieze redenen ook zijn, in veel gevallen blijven de voordelen van internationalisering veelal buiten bereik van vrouwelijke ondernemers. In een open economie zoals Nederland, waarin internationale handel cruciaal is voor economische groei, is het in het kader van inclusiviteit des te belangrijker om met het inzetten van beleid de rol van vrouwen in het bestuur te versterken. Te meer omdat is aangetoond dat het verhogen van het aandeel vrouwelijke bestuurders een positief effect heeft op de productiviteit, met name bij bedrijven met een aanvankelijk laag aantal vrouwelijke bestuurders (Kogel et al., 2023). De Nederlandse overheid heeft naast een streefcijferregeling (minimaal 30 procent man/vrouw in de Raad van Bestuur (RvB) en Raad van Commissarissen (RvC) van ‘grote’ vennootschappen), wat na een lopende periode van 2013 tot en met 2022, in 2022 een wettelijke verplichting werd voor de RvC, de afgelopen jaren verschillende instrumenten ingezet om de man-vrouwdiversiteit in de top van het bedrijfsleven te stimuleren. Zo is er het beleidsprogramma ‘Vrouwen naar de top’, de extra beleidsimpuls voor de top 200 grootste bedrijven en de database Topvrouwen met hooggekwalificeerde, board ready vrouwen (Pouwels & Brink, 2020).

Ondanks de inzet van verschillende beleidsinstrumenten blijven vrouwen in Nederland ondervertegenwoordigd in de RvB (Lückerath-Rovers, 2023). Daarnaast is er überhaupt nog maar weinig bekend over de relatie tussen geslachtsdiversiteit in de Raad van Bestuur, internationalisering en andere bedrijfsprestaties, zowel in Nederland als in het buitenland. Dit hoofdstuk schetst daarom een profiel van verschillende RvB-samenstellingen van bedrijven in Nederland en onderzoekt de relatie met internationale handel en investeringen. We kijken daarbij alleen naar bedrijven die een besloten of naamloze vennootschap (bv’s en nv’s) zijn met ten minste 10 werkzame personen.

Leeswijzer

In dit hoofdstuk brengen we de relatie tussen de samenstelling van bestuursraden en het betreden van de internationale markt in beeld. In paragraaf 1.2 wordt eerst beschreven wat de Raad van Bestuur is, hoe deze verweven is in de bedrijfsstructuur en wat voor regelgeving er momenteel geldt voor de samenstelling van het bestuur. Paragraaf 1.3 schetst een beeld van de bestuursraden voor een selectie van bedrijven actief in Nederland. Eerst kijken we naar de persoonskenmerken van bestuurders, en vervolgens kijken we naar de samenstelling van de Raad van Bestuur op basis van bedrijfskenmerken. Paragraaf 1.4 introduceert de link met internationalisering op beschrijvende wijze, terwijl paragraaf 1.5 een econometrisch model gebruikt waarbij we kunnen controleren voor andere zaken die deze relatie mogelijk beïnvloeden. Het hoofdstuk sluiten we af met een samenvatting van de voorgaande paragrafen. Een toelichting van de gebruikte data en methoden is te lezen in paragraaf 1.7.

18,1% van de leden van de Raad van Bestuur was in 2022 een vrouw
15% gemiddeld hogere exportwaarde bij startende goederenhandelaren met ten minste de helft vrouwelijke bestuurders

1.2Wat is de rol van de Raad van Bestuur?

Hoe een onderneming georganiseerd is, kan vrij complex zijn. Bij een startende onderneming is de bedrijfsstructuur vaak nog overzichtelijk. Naarmate een onderneming groeit en er meer werknemers bijkomen, komen er ook meer niveaus van zeggenschap bij. Al deze niveaus hebben invloed op de besluitvorming en de richting die de onderneming opgaat. In figuur 1.2.1 zijn de verschillende niveaus die binnen een onderneming aanwezig kunnen zijn schematisch weergegeven, met aan de top van de keten de Raad van Bestuur.

Organisatorische bedrijvenstructuur en hun zeggenschap op Raad van Bestuur (RvB). De Raad van commissarissen, aandeelhouders en ondernemingsraad zijn niet-uitvoerend (toezichthoudend) en hebben respectievelijk toezicht op en advies voor de RvB; hebben medezeggenschap over de benoeming van de RvB en hebben feedback voor de RvB. De RvB, het managementteam en het personeel zijn uitvoerend. De RvB stuurt het managementteam aan dat vervolgens het personeel aanstuurt; het managementteam rapporteert aan de RvB. Uitvoerend Niet-uitvoerend (toezichthoudend) Raad van bestuur (RvB)* Raad van commissarissen (RvC) Aandeelhouders* Managementteam* Personeel Ondernemingsraad (OR) rapporteren Feedback op o.a selectiebeleid aansturen aansturen De aandeelhouders en Raad van Bestuur zijn vaak dezelfde personen, vooral bij kleine bedrijven. Net zoals dat het managementteam ook vaak uit dezelfde leden als de Raad van Bestuur bestaat. *

De Raad van Bestuur (RvB), ook wel bestuur of bestuursraad genoemd, is het hoogste leidinggevende orgaan van een bedrijf en is verantwoordelijk voor de strategie en richting van de onderneming. De samenstelling van een bestuur kan variëren afhankelijk van de grootte en complexiteit van de onderneming. Grote ondernemingen hebben vaak een CEO (Chief Executive Officer), een CFO (Chief Financial Officer) en een CTO (Chief Technology Officer) in de RvB. Bij kleine ondernemingen is de CEO vaak het enige lid.

De omvang van de Raden van Bestuur in de Nederlandse bedrijvenpopulatie bestaande uit bv’s en nv’s met minimaal 10 werkzame personen varieerde in 2022 van één tot 235 bestuursleden, met een mediaan van 2 bestuursleden. De grootste groep bedrijven (46 procent) had in 2022 een bestuur bestaande uit één persoon. In figuur 1.2.2 is te zien dat het eenkoppige bestuur ook bij de allergrootste bedrijven voorkomt: 11 procent van de bestuursraden bij bedrijven met 2 000 werkzame personen of meer bestond uit 1 persoon. Andersom geldt ook maar in minder grote aantallen, waarbij bijna 1 procent van de bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen een bestuur heeft met 10 of meer leden. In de meeste gevallen wordt de RvB groter met de grootte van het bedrijf voor wat betreft het aantal werknemers.

1.2.2 Omvang Raad van Bestuur in relatie tot bedrijfsomvang, 2022
grootteklasse 1 bestuurslid 2 bestuursleden 3 bestuursleden 4 tot 7 bestuursleden 7 tot 10 bestuursleden 10 of meer bestuursleden
10 tot 50
werkzame personen
13645 8311 2509 1423 150 57
50 tot 100
werkzame personen
3166 2464 1136 983 178 69
100 tot 150
werkzame personen
945 757 418 424 116 36
150 tot 200
werkzame personen
433 370 238 245 68 27
200 tot 250
werkzame personen
221 219 113 151 44 21
250 tot 500
werkzame personen
411 360 223 292 74 44
500 tot 1000
werkzame personen
165 173 117 160 52 44
1000 tot 2000
werkzame personen
44 57 53 67 31 20
2000 of meer
werkzame personen
25 51 38 59 26 32

De Raad van Commissarissen is het toezichthoudende orgaan van bedrijven, zie figuur 1.2.1. Als onafhankelijk orgaan kunnen zij namens de belanghebbenden (bijvoorbeeld aandeelhouders) tegenwicht bieden en toezicht houden op de RvB en het managementteam, de eerste hiërarchische laag onder de RvB. De leden van de Raad van Bestuur zijn per definitie geen onderdeel van de Raad van Commissarissen, omdat een RvB-lid in het eerste geval in dienst is van het bedrijf. In het tweede geval gaat het om een nevenfunctie en hebben de Commissarissen dus geen direct belang in de onderneming.

Het inpassen van een Raad van Bestuur en een Raad van Commissarissen in het dagelijks bestuur van een bedrijf kan op twee manieren. Traditioneel kent Nederland de zogenaamde ‘two-tier board’ bestaande uit twee aparte organen met de RvC als adviserende en controlerende rol en de RvB als uitvoerende rol. Bij buitenlandse ondernemingen zoals in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk zie je voornamelijk een ‘one-tier board’. Hierbij vormen de uitvoerende en niet-uitvoerende (toezichthoudende) leden samen het bestuur.

Naast de Raad van Bestuur en Raad van Commissarissen hebben de aandeelhouders en het personeel ook zeggenschap binnen de onderneming. De aandeelhouders, bestaande uit de eigenaren van de onderneming, hebben een zelfde rol als de RvC. Het verschil is dat aandeelhouders via de jaarlijkse algemene vergadering direct invloed hebben op de besluitvorming, terwijl de RvC een controlerende en adviserende rol heeft. Het personeel, de mensen die de dagelijkse werkzaamheden uitvoeren om de goederen en diensten van de onderneming produceren, verhandelen en/of leveren, heeft invloed op de besluitvorming door middel van feedback. Bij ondernemingen met meer dan 50 werknemers is er dan de verplichte Ondernemingsraad waarmee het personeel een stem krijgt. Doordat de ondernemingsraad invloed kan uitoefenen op wijzigingen in het wervings- en selectiebeleid, de benoeming van nieuwe bestuurders of bij het voordragen van commissarissen, kunnen zij een belangrijke rol spelen bij de samenstelling van de bestuurslagen en het voldoen aan de wettelijke verplichtingen.

Regelgeving voor meer man-vrouwdiversiteit binnen de Raad van Bestuur

Het onderwerp vrouwen in bestuursfuncties staat de laatste tijd volop in de schijnwerpers, zowel in het bedrijfsleven als in de media. De groeiende aandacht komt voort uit het achterblijvende aantal vrouwen in de RvB ten opzichte van mannen, wat leidt tot discussie over gelijkheid en inclusiviteit. Ter bevordering van de man-vrouwdiversiteit in de top van het bedrijfsleven is vanaf 1 januari 2022 de Wet Ingroeiquotum en zijn er streefcijfers ingevoerd voor Raden van Commissarissen in Nederland. Dat een quotum werkt, zien we terug in andere Europese landen zoals België, Duitsland, Frankrijk, IJsland, Noorwegen en Italië (Europese Commissie, 2016). In relatief korte tijd heeft het quota bij deze landen geleid tot de gewenste verhoging van het aandeel vrouwen in de top. Niet gemonitorde streefcijfers, zoals voor de RvB, blijken minder effectief. Uit onderzoek naar het Duitse quotum en de streefcijferwet bleek dat bij bedrijven die zelf streefcijfers moesten formuleren voor de samenstelling van de RvB, het effect minimaal was (Kienbaum, 2020). Of de wettelijke norm in Nederland gevolgen heeft voor de man/vrouw-diversiteit bespreken we in de volgende paragraaf.

Tussen 1 januari 2013 en 1 januari 2020 gold in Nederland een wettelijke streefcijferregeling voor de top van het bedrijfsleven. Grote vennootschappen moesten bij benoemingen van nieuwe leden voor de Raad van Commissarissen (RvC) en Raad van Bestuur (RvB) streven naar een evenwichtige man-vrouwverdeling, waarbij de RvC voor ten minste 30 procent uit zowel mannen als vrouwen vertegenwoordigd moet bestaan. Bedrijven die dit niet haalden, moesten dit toelichten in hun bestuur verslag. Er waren echter geen sancties voor het niet behalen van het streefcijfer (Jongen et al., 2022).

Op 1 januari 2022 werd de Wet ‘ingroeiquotum en streefcijfers’ ingevoerd. De Wet bestaat uit twee delen, een ingroeiquotum en een streefcijfer- en rapportageregeling. In de tabel hieronder is te lezen welk deel van de wet voor welke ondernemingen geldt.

1.2.3Regelgeving omtrent de Wet ingroeiquotum en streefcijfers
Wetsregeling Betekenis Voor welke type onderneming Voor welke lagen
Ingroeiquotum Bij benoeming of herbenoeming rekening houden met min een derde man/vrouw verhouding Nederlandse beursgenoteerde vennootschappen Two-tier board: RvC
One-tier board: niet-uitvoerende bestuurders
Streefcijfers en plannen van aanpak1) Het verplicht zelf opstellen van passende en ambitieuze streefcijfers voor de man/vrouw-verhouding zoals bijvoorbeeld minimaal één vrouw of man, als het maar niet nul is Grote beursgenoteerde vennootschappen Two-tier board: RvB
One-tier board: uitvoerende bestuurders
Grote niet-beursgenoteerde vennootschappen Two-tier board: RvB en RvC
One-tier board: uitvoerende bestuurders als niet-uitvoerende bestuurders
Rapportage- en transparantieplicht Rapporteren over het al dan niet behalen van de streefcijfer doelen Alle grote vennootschappen, beursgenoteerd en niet-beursgenoteerd Two-tier board: RvB en RvC
One-tier board: uitvoerende bestuurders als niet-uitvoerende bestuurders

Bron:SER (2022)

1)Onder de regeling streefcijfer- en plannen van aanpak vallen alle naamloze en besloten vennootschappen die op twee opeenvolgende balansdata voldoen aan ten minste twee van de drie criteria: (1) de waarde van de activa bedraagt meer dan 20 miljoen euro, (2) de netto-omzet is meer dan 40 miljoen euro en (3) het gemiddeld aantal werknemers is 250 of meer.

Het ingroeiquotum stelt dat wanneer een Raad van Commissarissen (bestaande uit minimaal 2 personen) niet evenwichtig is samengesteld, bij een benoeming of herbenoeming van een commissaris rekening gehouden moet worden met de man-vrouwverhouding in de raad. Dat wil zeggen: ten minste voor een derde uit vrouwen en voor een derde uit mannen bestaat.

De streefcijferregeling houdt in dat ondernemingen worden verplicht zelf passende (afhankelijk van de omvang van de man-vrouwverhouding binnen de bedrijfstop) en ambitieuze (bij een topbestuurslaag zonder vrouw of man moet een bedrijf streven naar de benoeming van ten minste één vrouw of man, als het maar niet nul is) streefcijfers te formuleren voor de man-vrouwverhouding voor de topbestuurslagen. Na het bereiken van een streefcijfer moet een onderneming opnieuw een plan maken indien de mogelijkheid er is voor een nog evenwichtigere verhouding. Daarnaast hebben alle grote (beurs)vennoot­schappen een rapportageplicht over de samenstelling van hun RvB, RvC en de managementlaag en het al dan niet behalen van de streefcijferdoelen (SER, 2022).

1.3Geslachtsdiversiteit binnen Raad van Bestuur en bedrijfskenmerken

In deze paragraaf bekijken we de man-vrouwdiversiteit binnen de Raad van Bestuur van ondernemingen in Nederland. Een dergelijke diversiteit kan immers meerdere voordelen met zich meebrengen voor bedrijven. Zo laat Noland (2016) bijvoorbeeld zien dat meer diversiteit kan leiden tot meer innovatie in het bedrijf, wat weer kan leiden tot betere resultaten. Verder heeft recent onderzoek voor een set van negen OESO-landen aangetoond dat meer vrouwen in het topmanagement van een bedrijf de productiviteit van dat bedrijf ten goede komt (Kögel et al., 2023). Een mogelijke verklaring kan zijn dat vrouwen betere managers zijn dan mannen, doordat vrouwen hun rol als toezichthouder serieuzer zouden nemen en meer efficiënte beslissingen zouden nemen (Aktas et al., 2023; Profeta, 2017). Het is daarbij wel belangrijk dat er een bepaalde kritische massa aan vrouwen aanwezig is in het bestuur. Zo vind Kögel et al. (2023) dat het effect van een hoger aandeel vrouwen op de productiviteit positief is bij 50 procent, de meest gelijke man-vrouwverdeling, maar wordt insignificant wanneer het aandeel vrouwen de 50 procent passeert. Volgens Joecks et al. (2013) beginnen de voordelen van meer vrouwen in het bestuur zich pas voor te doen wanneer een bestuur uit minstens 30 procent uit vrouwen bestaat. Ook Brahma et al. (2021) pleiten voor minimaal drie of meer vrouwen in het bestuur. Dit sluit aan bij het ingroeiquotum van de Nederlandse regering.

In onderzoeken naar de man-vrouwdiversiteit in de Raad van Bestuur wordt veelal naar een kleine populatie in Nederland gevestigde bedrijven gekeken, waar het ingroeiquotum en streefcijfer betrekking op heeft. De Female Board Index, een initiatief van hoogleraar Mijntje Lückerath, kijkt bijvoorbeeld alleen naar de in Nederland gevestigde beurgenoteerde naamloze vennootschappen. In 2022 waren dat er 89 (Lückerath-Rovers, 2023). Het Diversiteits­portaal van de Sociaal-Economische Raad (SER) onderzoekt de samenstelling van Raden van Bestuur alleen voor ‘grote’ vennootschappen die aan bepaalde criteria voldoen. De populatie ligt dan om en nabij de 5 000 bedrijven.

Door gebruik te maken van registerdata van de Kamer van Koophandel kunnen wij de samenstelling van de Raad van Bestuur vaststellen voor vrijwel alle ruim 3,5 miljoen bedrijven in Nederland over een periode van 2012 tot en met 2022. Dan gaat het niet alleen om de samenstelling in termen van geslacht, maar ook andere kenmerken zoals leeftijd, opleidingsniveau, gezinssamenstelling en burgerlijke staat. Dit onderzoek en deze paragraaf geeft een overzicht van de vertegenwoordiging van vrouwen en mannen in de RvB van in Nederland gevestigde besloten en naamloze vennootschappen met minimaal 10 werkzame personen waardoor we over de periode 2012 tot en met 2022 bijna 105 duizend unieke bedrijven overhouden. Deze afbakening is gekozen omdat de nv’s en bv’s zowel economisch als qua internationale handelsactiviteiten veruit het belangrijkst zijn in de Nederlandse economie en sluit bovendien aan bij onderzoeken gedaan door bijvoorbeeld Görg & Jakel (2024) of Krenz (2024). Tevens wordt, om de link met de het ingroeiquotum te behouden, gekeken naar verschillende samenstellingen van de RvB: (1) uitsluitend mannelijk bestuur, één derde van het RvB is vrouw en (3) de helft van de RvB is vrouw. We beginnen de paragraaf met een overzicht van de kenmerken van bestuurders aan de hand van vier aspecten te weten geslacht, opleidingsniveau, leeftijd en burgerlijke staat.noot1

Opbouw Raad van Bestuur t.o.v. samenstelling Nederlandse bevolking. T.o.v. de Nederlandse bevolking bestaat de populatie bestuurders uit relatief minder vrouwen en meer hbo/wo opgeleiden. Ook hebben bestuurders vaker kinderen; zijn ze vaker tussen de 46 en 64 jaar en zijn ze vaker gehuwd dan de gehele Nederlandse bevolking (vanaf 15 jaar). 85,3% 60,8% Havo/vwo/mbo2-4 Hbo/wo Met kinderen* Leeftijd Burgerlijke staat Onderwijsniveau Vrouwen 18,1% 50,3% 4,6% 28,0% 26,8% 36,4% 68,6% 34,9% 2,3% 22,1% 25,1% 21,9% 62,4% 32,2% 10,2% 23,7% 15-30 jaar 31-45 jaar 46-64 jaar 65+ jaar 23,1% 40,1% 66,2% 44,8% 1,6% 5,8% 9,2% 9,3% Ongehuwd Gehuwd Verweduwd Gescheiden

Raad van Bestuur geen goede afspiegeling van Nederlandse samenleving

18,1 procent van de bestuurders in 2022 is vrouw (24 duizend), en daarmee is de samenstelling van de Raad van Bestuur geen goede afspiegeling van de Nederlandse samenleving, waarin ruim 50 procent van de bevolking vrouw is. Zoals zichtbaar in figuur 1.3.1, hebben bestuurders gemiddeld vaker kinderen dan de Nederlandse samenleving. Dat verschil tussen bestuurders en de hele bevolking is echter kleiner bij vrouwen dan bij mannen in 2022; 65 procent van de vrouwelijke bevolking van 15 jaar en ouder heeft kinderen gekregen en 74 procent van de vrouwelijke bestuurders, bij mannen is dat 57 om 88 procent, zie ook tabel 1.3.2. De leeftijd van bestuurders is ook anders verdeeld dan bij de hele Nederlandse bevolking, met vooral grotere aandelen in de groep 31–45 jaar en 46–64 jaar. Dat is niet vreemd aangezien dat de leeftijden zijn waarin men zich het meest op het werk richt. Daarnaast zijn bestuurders relatief wat ouder en ook vaker getrouwd dan gemiddeld. Circa 63 procent van de vrouwelijke bestuurders is getrouwd ten opzichte van 44 procent van alle Nederlandse vrouwen. Bij de mannen is dat verschil wat groter met 67 procent van de bestuurders en 45 procent van de Nederlandse mannen van 15 jaar en ouder.

Het opleidings­niveau van bestuurders tot slot, ligt gemiddeld aanzienlijk hoger dan bij de hele bevolking: bijna 69 procent van de bestuurders heeft een hbo- of wo-opleiding behaald tegenover 35 procent van de gehele bevolking. Voor vrouwelijke bestuurders is daarbij het aandeel hoogopgeleid met 71 procent lichtelijk hoger dan bij mannelijke bestuurders (68 procent).

1.3.2Kenmerken bestuurders in Nederland en inwoners van Nederland, naar geslacht
Kinderen Opleidingsniveau Leeftijd Burgerlijke staat
Met kinderen Zonder kinderen Basis­onderwijs, vmbo, mbo1 Havo, vwo, mbo2–4 Hbo, wo 15–30 jaar 31–45 jaar 46–64 jaar 65+ jaar Ongehuwd Gehuwd Verweduwd Gescheiden
%
Vrouwelijke bestuurders 73,5 26,5 5 23,8 71,2 2,4 23,5 65,4 8,7 22,7 62,6 4,6 10,1
Vrouwelijke bevolking 64,9 35,1 29 35,5 34,7 21,5 21,5 31,9 25,1 36,6 44,3 8,7 10,5
Mannelijke bestuurders 87,9 12,1 4,6 27,4 68,1 2,3 25,5 61,8 10,5 23,2 66,8 1 9
Mannelijke bevolking 56,6 43,4 26,9 37,3 35,1 22,8 22,4 32,6 22,3 43,7 45,4 2,8 8,1

Minimale groei in aandeel vrouwen in de Raad van Bestuur

Bij in Nederland gevestigde nv’s en bv’s met minimaal 10 werkzame personen zien we het aandeel vrouwen in de RvB licht stijgen. Figuur 1.3.3 laat over de periode 2012 tot en met 2022 zien dat het aandeel vrouwelijke bestuurders met 3 procentpunt is gestegen naar 18,1 procent. Het aantal vrouwelijke bestuurders is over dezelfde periode met 40 procent toegenomen, van ruim 17 duizend vrouwelijke bestuurders in 2012 naar zo’n 24 duizend in 2022. Het aantal mannelijke bestuurders daarentegen is over dezelfde periode met 14 procent toegenomen. Deze groei in het aantal vrouwelijke bestuurders is te danken aan slechts 5 procent van de bedrijven die tussen 2021 en 2022 meer vrouwen in het bestuur hebben geplaatst: allen niet-multinationale bedrijven met voornamelijk tussen de 10 en 100 werkzame personen en een bestuursgrootte van tussen de 2 en 7 leden. Ook nieuw­komers in deze populatie droegen bij aan de groei in vrouwelijke bestuurders. Hier gaat het vooral om bedrijven die ten opzichte van 2021 van rechtsvorm veranderd zijn of de grens van minimaal 10 werkzame personen zijn gepasseerd. Bij de bijna 800 bedrijven die in 2022 nieuw opgericht zijn, was 20 procent van de bestuursleden een vrouw.

Bij de meeste bedrijven is het aandeel vrouwen in de RvB echter niet veranderd tussen 2021 en 2022: 81 procent van de bedrijven (52 duizend) heeft in 2022 evenveel mannen als vrouwen in het bestuur als het jaar ervoor. Daardoor lijkt het dat er bij veel bedrijven niet direct actie ondernomen is als gevolg van de in 2022 ingevoerde Wet Ingroeiquotum en streefcijfers. Bijna driekwart van deze bedrijven (39 duizend van de 52 duizend) had geen enkele vrouw in de RvB. Bij 4 procent van de bedrijven daalde het aandeel vrouwen in de bestuursraad tussen 2021 en 2022 zelfs. Dit betrof wel voornamelijk bedrijven waar de man-vrouwverhouding in de bestuursraad in 2021 al gelijkmatig verdeeld was.

1.3.3 Vrouwen in Raad van Bestuur (%)
jaar Bedrijven populatie Bedrijven met internationale handel Bedrijven zonder internationale handel
2010 15,1 13,6 16,2
2011 15,2 13,4 16,5
2012 15,4 13,9 16,8
2013 15,7 14,1 17,3
2014 15,9 14,2 17,7
2015 16 14,4 17,5
2016 16,3 14,6 17,9
2017 16,5 14,9 18,1
2018 16,9 15,2 18,4
2019 17,1 15,5 18,6
2020 17,2 15,7 18,7
2021 17,6 16 19,2
2022 18,1 . .

In figuur 1.3.3 is tevens het aandeel vrouwelijke bestuursleden uitgesplitst naar bedrijven met internationale handel.noot2 Zowel de bedrijven met internationale handel als de bedrijven zonder internationale handel, volgen de stijgende trend van het gemiddelde aandeel vrouwen in de RvB. Wel was bij bedrijven zonder internationale handel het gemiddelde aandeel vrouwen in de bestuursraad aanzienlijk hoger: in de periode 2012 tot en met 2021 was het aandeel per jaar gemiddeld 1,5 procentpunt hoger dan het gemiddelde aandeel vrouwen in de RvB van alle bedrijven en zelfs gemiddeld 3,1 procentpunt hoger dan het gemiddelde aandeel vrouwen in het bestuur van bedrijven met internationale handel. Dat heeft vermoedelijk te maken met de samenstelling van exporterende bedrijven en bedrijven die zich richten op de binnenlandse markt. In die laatste groep zit namelijk ook de zorg- onderwijs- en publieke sector, waarin van oudsher veel vrouwen werken en besturen. Met verschillen tussen sectoren wordt in de econometrische analyse in paragraaf 1.5 wel rekening gehouden. In de volgende paragraaf wordt dieper gekeken naar de RvB bij exporterende bedrijven en bedrijven die aan directe buitenlandse investeringen doen.

41% van de buitenlandse multinationals heeft een RvB met minimaal een derde vrouwen

Vooral grote bedrijven en buitenlandse multinationals met vrouwen in bestuur

Hoeveel vrouwen in de Raad van Bestuur zitten, hangt – naast sector – vaak samen met allerlei verschillende bedrijfskenmerken, blijkt uit de literatuur. Bedrijfsgrootte is bijvoorbeeld positief gecorreleerd met vrouwen in het Raad van Bestuur. Hillman et al. (2007) vinden bijvoorbeeld dat grotere bedrijven een grotere kans hebben op (een of meerdere) vrouwelijke bestuurders. Dit blijkt ook te gelden voor de in Nederland gevestigde besloten en naamloze vennootschappen met minstens 10 werkzame personen.

In tabel 1.3.4 is te zien dat in 2022, van de bijna 65 duizend bedrijven met een Raad van Bestuur, 69 procent geen vrouwelijke bestuursleden hadden. Naarmate de bedrijfsomvang in termen van werkzame personen groter wordt, wordt het aandeel bedrijven met uitsluitend mannen kleiner: van 70 procent bij de kleine bedrijven (10 tot 50 werkzame personen) tot 59 procent bij de grote bedrijven met minimaal 250 werkzame personen. Vooral bij de grootste bedrijven, met meer dan 2 000 medewerkers, neemt de diversiteit toe, en bestaat 38 procent van de Raden van Bestuur nog volledig uit mannen.

Multinationaliteit van een bedrijf kan ook een rol spelen bij de diversiteit van een bestuur. Multinationals worden gedefinieerd als bedrijven die onder buitenlandse zeggenschap staan of zelf dochterondernemingen in het buitenland hebben. Bedrijven die onderdeel zijn van een multinational zijn doorgaans groter dan niet-multinationals (Weusten et al., 2024) wat de kans op een vrouw in het bestuur groter maakt. Nationale regelgeving omtrent vrouwen in de bestuursraad in het herkomstland van de multinational en intern beleid kan een positieve rol spelen in het aandeel vrouwen in de RvB. Bij buitenlandse multinationals is dat dan ook het geval: 41 procent van de bedrijven heeft in 2022 een bestuur bestaande uit minstens een derde vrouwen en 35 procent zelfs een bestuur met minstens de helft vrouw. Opmerkelijk is dat niet-multinationale bedrijven in Nederland een groter aandeel vrouwelijke bestuurders heeft dan Nederlandse multinationals; 26 procent heeft een Raad van Bestuur waar minstens een derde van de leden vrouw is tegenover slecht 19 procent bij de Nederlandse multinationals. Als het gaat om een uitsluitend mannelijk bestuur zijn Nederlandse multinationals en niet-multinationals vergelijkbaar.

Pusic (2020) heeft de leeftijd van een bedrijf geïdentificeerd als een sleutel die het glazen plafond van organisaties kan doorbreken. Of deze theorie ook in Nederland geldt, kunnen we nog niet zeggen op basis van onze beschrijvende analyse. Daaruit lijkt leeftijd weinig invloed te hebben op het aandeel vrouwelijke bestuursleden. Het aantal bedrijven met minimaal één vrouw schommelt tussen de 66 en 70 procent over de verschillende leeftijdsklassen, en voor bedrijven met een bestuur van minstens een derde vrouw blijft het verschil ook klein.

1.3.4Samenstelling Raad van Bestuur naar bedrijfskenmerken, 2022
Aandeel Raad van Bestuur zonder vrouwen Aandeel Raad van Bestuur bestaande uit minimaal een derde vrouw Aandeel Raad van Bestuur bestaande uit minimaal de helft vrouw Totaal aantal bedrijven met Raad van Bestuur
% aantal bedrijven
Totaal bedrijven 69 27 22 64 775
Bedrijfsgrootte
10 tot 50 werkzame personen 70 27 22 49 315
50 to 250 werkzame personen 66 26 20 12 840
250 of meer werkzame personen 59 26 16 2 620
Multinationaliteits­status
Nederlandse multinational 70 19 12 5 855
Buitenlandse multinational 54 41 35 7 500
Overige Nederlandse bedrijven 71 26 21 51 420
Leeftijd bedrijf
Jonger dan 3 jaar 66 30 25 4 320
3 tot 5 jaar 70 27 23 3 890
5 tot 10 jaar 69 27 23 10 010
10 tot 30 jaar 70 26 22 28 145
30 jaar of ouder 68 26 20 18 405
Sector
Industrie 72 23 18 8 420
Commerciële dienstverlening 70 26 21 42 525
Grootte Raad van Bestuur
1 bestuurder 83 17 17 29 475
2 bestuurders 63 37 37 20 395
3 bestuurders 59 41 7 7 730
4 tot 7 bestuurders 46 21 14 5 755
7 tot 10 bestuurders 28 19 5 980
10 of meer bestuurders 19 15 3 435

Hoe groter de bestuursraad, hoe meer vrouwen in het bestuur

Tabel 1.3.4 laat ook zien dat bij bedrijven met een RvB met 10 of meer leden slechts 19 procent geen vrouwelijke bestuursleden heeft, wat aangeeft dat grotere besturen over het algemeen meer divers zijn. Ondanks deze diversiteit voldoen grotere besturen minder vaak aan de Nederlandse quotumwetgeving en dus ook niet aan die belangrijke grens van 30 procent vrouwen in het RvB dat de bedrijfsprestaties kan bevorderen (Joecks et al., 2013). Bedrijven met een 3‑koppig bestuur halen deze norm vaker: 41 procent van de bedrijven die voldoet aan het streefcijfer van mimimaal een derde vrouwen in de Raad van Bestuur.

In de aardolie-industrie en horeca aandeel vrouwelijke bestuurders het grootst

Figuur 1.3.5 geeft voor de commerciële dienstverlening het aandeel van verschillende samenstellingen van bestuur per bedrijfstak weer. Figuur 1.3.6 laat dat voor de industrie zien. De commerciële dienstverlening laat een groter gemiddeld aandeel vrouwen in de RvB zien dan in de industrie. Kijken we naar de onderlinge verschillen tussen bedrijfstakken binnen de commerciële dienstverlening (gericht op productie van diensten) en de industriële sector (gericht op productie van goederen)noot3, dan zien we door welke bedrijfstakken de verschillen worden veroorzaakt. Bij de horeca is het aandeel vrouwen binnen de bestuursraad het grootst (22 procent). Tevens hebben deze bedrijven ook het grootste aandeel besturen met minimaal één vrouw (63 procent). 34 procent van deze bedrijven haalt zelfs het streefcijfer van minimaal een derde van het bestuur bestaande uit vrouw. Binnen de bedrijfstak informatie en communicatie is met 14 procent het gemiddelde aandeel vrouwelijke bestuurders het laagst. Circa 76 procent van het RvB bestond uitsluitend uit mannen.

1.3.5 Vrouwen in Raad van Bestuur commerciële dienstverlening, 2022 (%)
Bedrijfstak Bestuur zonder vrouw Bestuur waarvan miminaal 1/3 vrouw is Bestuur waarvan minimaal 1/2 vrouw is
Informatie en communicatie 76 19 15
Verhuur van en handel in onroerend goed 71 22 17
Financiële dienstverlening 64 25 15
Vervoer en opslag 71 25 19
Specialistische zakelijke diensten 69 25 19
Verhuur en overige zakelijke diensten 72 25 21
Groot- en Detailhandel 70 27 22
Horeca 63 34 29

Binnen de industriële sector is het aandeel vrouwelijke bestuurders het grootst bij de aardolie-industrie (23 procent), gevolgd door de chemische en de textielindustrie met beide een aandeel van 21 procent. 40 procent van de Raad van Bestuur van de aardolie-industrie behaalt de norm van minimaal een derde vrouw en met 11 procent is het aandeel vrouwelijke bestuurders het laagst bij de meubelindustrie en de metaalproductenindustrie.

1.3.6 Vrouwen in Raad van Bestuur industriële sector, 2022 (%)
Bedrijftak Bestuur zonder vrouw Bestuur waarvan minimaal 1/3 vrouw is Bestuur waarvan minimaal 1/2 vrouw is
Aardolie-industrie 60 40 27
Textielindustrie 65 32 26
Voedings-, genotmiddelenindustrie 62 31 25
Chemische industrie 62 31 24
Auto- en aanhangwagenindustrie 69 26 19
Farmaceutische industrie 64 26 21
Rubber- en kunstofproductindustrie 72 25 20
Basismetaalindustrie 70 25 21
Elektrische apparatenindustrie 70 24 19
Bouwmaterialenindustrie 68 23 15
Overige transportmiddelenindustrie 73 23 19
Overige industrie en raparatie 74 22 18
Hout-,papier-,grafische industrie 74 21 17
Machine industrie 76 19 14
Meubelindusrie 80 18 14
Metaalproductenindustrie 78 18 13
Elektronische industrie 77 18 16

1.4De samenstelling van de Raad van Bestuur en internationalisering

Tot dusver hebben we naar de samenstelling van de Raden van Bestuur van bedrijven in ons land bekeken, met speciale aandacht voor de man-vrouwverhouding. In deze paragraaf kijken we verder naar de link met internationalisering. Eerder onderzoek heeft namelijk al aangetoond dat vrouwelijke ondernemers minder actief zijn op internationale markten (bv. CEPR, 2023; Krenz, 2024). Daarom beschrijven we in deze paragraaf de intensieve en extensieve internationaliseringsmarges van bedrijven in Nederland met verschillende maten van vrouwelijk leden in de RvB. De extensieve marge zegt iets over aantal bedrijven dat wel of niet internationaal actief is, de intensieve marge zegt iets over de omvang van de exportwaarde of investeringen zodra een bedrijf internationaal actief is.

Om een allereerste beeld te krijgen van mogelijke verschillen in internationalisering tussen bedrijven met verschillende RvB-samenstellingen kijken we in figuur 1.4.1 eerst naar de populatie van bedrijven die internationaal actief zijn. We maken daarbij het onderscheid tussen bedrijven die uitsluitend door mannen worden geleid en bedrijven waarbij minimaal een derde van de bestuursleden een vrouw is. Ook kijken we naar verschillende maten van internationalisering en maken onderscheid naar industrie en de dienstverlenende sector. Zo tonen de eerste twee balkjes in figuur 1.4.1 het aandeel bedrijven dat actief is in de industrie en goederen exporteert, de middelste twee naar het aandeel bedrijven dat actief is in de commerciële dienstverlening en diensten exporteert en de laatste twee naar bedrijven uit alle sectoren die mogelijk investeren in het buitenland.

De figuur toont aan dat bedrijven waarbij uitsluitend mannen in de RvB zitten gemiddeld vaker internationaal actief zijn dan wanneer minimaal een derde van de RvB uit vrouwen bestaat. Het verschil is het grootst in de industrie, waar 69 procent van de bedrijven (nv’s en bv’s met minimaal 10 werkzame personen) goederen exporteert wanneer er uitsluitend mannen in de RvB zitten, tegenover 64 procent van de bedrijven met export als er minimaal een derde vrouwelijke bestuurders zijn. Bij investeringen is het verschil drie procentpunt (15 tegenover 12 procent) en bij dienstenexport is het verschil met één procentpunt het laagst (31 tegenover 30 procent). De resultaten zijn overigens vergelijkbaar wanneer de ondergrens van een derde vrouwen verhogen naar minimaal de helft vrouwen in de RvB.

Deze resultaten sluiten aan bij eerdere literatuur (bv. Korinek et al., 2023) die aantoont dat er een gender export gap bestaat, waarbij bedrijven die door vrouwen geleid worden minder internationaal actief zijn. Korinek et al. (2023) tonen echter ook aan dat deze kloof in Nederland wel kleiner is dan gemiddeld het geval is in de OESO-landen.

1.4.1 Bedrijven die internationaliseren, naar samenstelling Raad van Bestuur en sector, 2021 (%)
handel geslacht bedrijven
Goederen Bestuur met uitsluitend mannen, Goederen 69
Goederen Bestuur waarvan minimaal 1/3 vrouw is, Goederen 64
Diensten Bestuur met uitsluitend mannen, Diensten 31
Diensten Bestuur waarvan minimaal 1/3 vrouw is, Diensten 30
Investeringen Bestuur met uitsluitend mannen, Investeringen 15
Investeringen Bestuur waarvan minimaal 1/3 vrouw is, Investeringen 12

Nauwelijks verschil in bestemmingsland voor verschillende samenstellingen van Raad van Bestuur

Korinek et al. (2023) vermelden verder dat door vrouwen geleide bedrijven weliswaar minder snel exporteren, maar zodra ze dat doen, dat ze dat dan gemiddeld naar meer landen doen dan door mannen geleide bedrijven. Dit beeld zien we niet terug in onze populatie van bedrijven in Nederland. In tegendeel, bedrijven met vrouwelijke bestuurders die exporteren of investeren, laten een vergelijkbaar patroon zien als bedrijven met uitsluitend mannen in de RvB als het gaat om het aantal bestemmingslanden. Zo exporteren ze allemaal diensten naar gemiddeld 10 EU-landen. Wel exporteren bedrijven met uitsluitend mannen in de RvB goederen naar gemiddeld iets meer landen (35 landen) dan bedrijven met minimaal een derde vrouwen in de RvB (33 landen) maar investeert die laatste groep weer in meer landen (14 landen) dan de mannelijke Raden van Bestuur (12 landen).

1.4.2 Gemiddeld aantal bestemmingslanden naar samenstelling bestuursraad, 2021 (landen)
Bestuur zonder vrouw Bestuur waarvan minimaal 1/3 vrouw is Bestuur waarvan minimaal 1/2 vrouw is
Goederen 35 33 32
Diensten 11 11 11
Investeringen 12 14 12

Ook als we kijken naar de regio’s waar bedrijven mee handelen of in investeren zien we weinig verschil in bestuurssamenstelling in 2021, te zien in figuur 1.4.3. Een minimaal verschil zien we bij de investeringen, waarbij bedrijven met minimaal de helft vrouwen in de RvB een licht grotere voorkeur lijken te hebben voor West Europa (40,4 procent t.o.v. 37,8 procent). Wanneer we kijken naar bedrijven waarbij de RvB volledig uit vrouwen bestaat, gaat dit percentage zelfs omhoog naar 46,6 procent. Dat zou erop kunnen duiden dat vrouwen in het kader van de meest risicovolle internationaliseringsvorm (investeringen) liever kiezen voor dichterbij gelegen bestemmingen. De hoofdbevinding van figuur 1.4.3 is dat er geen noemenswaardige verschillen bestaan tussen verschillende RvB-samenstellingen en de locatie van hun bestemmingsmarkten.

1.4.3 Handelende bedrijven naar regio en samenstelling Raad van Bestuur, 2021 (%)
Internationalisering Bestuurssamenstelling West-Europa Noord-Europa Zuid-Europa Oost-Europa Oost-Azië & Pacific Midden-Oosten & Noord-Afrika Latijns-Amerika & Caraïben Sub-Sahara Afrika Noord-Amerika West-Azië Zuid-Azië Centraal-Azië
Goederen Bestuur zonder vrouw, Goederen 21,7 18,4 14,4 13,1 9,3 6,3 6,1 4 3,1 1,7 1,5 0,4
Goederen Bestuur waarvan minimaal 1/3 vrouw is, Goederen 21,8 19,1 14,7 13,2 9 6,3 5,5 3,7 3 1,8 1,5 0,4
Goederen Bestuur waarvan minimaal 1/2 vrouw is, Goederen 22 19,1 14,8 13,2 8,9 6,3 5,4 3,6 2,9 1,8 1,4 0,4
Diensten Bestuur zonder vrouw, Diensten 44,3 20,7 19,9 15,1 . . . . . . . .
Diensten Bestuur waarvan minimaal 1/3 vrouw is, Diensten 42,3 21,3 20,2 16,3 . . . . . . . .
Diensten Bestuur waarvan minimaal 1/2 vrouw is, Diensten 42,6 21,3 20,1 16 . . . . . . . .
Investeringen Bestuur zonder vrouw, Investeringen 37,8 9,8 11,4 13,4 9,9 3,1 4,1 1,7 5,7 1,4 1,6 0,1
Investeringen Bestuur waarvan minimaal 1/3 vrouw is, Investeringen 38,1 9,8 13,1 12,9 8,5 3,5 3,8 2 5,5 1,2 1,4 0,2
Investeringen Bestuur waarvan minimaal 1/2 vrouw is, Investeringen 40,4 9,8 13 12,8 7,4 3,2 3,6 1,7 5,1 1,4 1,3 0,2
90% hogere mediane diensten­export­waarde bij een RvB met minimaal een derde vrouwen ten opzichte van een mannelijk bestuur

Vrouwelijke bestuurders exporteren meer: mediaan 90 procent hoger dan bij een mannelijk bestuur

De voorgaande indicatoren gaan allemaal over de extensieve internationaliseringsmarge. Dat wil zeggen dat het iets zegt over de kans dat een bedrijf op een buitenlandse markt aanwezig is. De literatuur en de bovenstaande beschrijvende resultaten wijzen er dus op dat bedrijven met meer vrouwelijk leiderschap minder snel die stap zetten. Maar wat gebeurt er vervolgens als ze eenmaal die stap gezet hebben? Figuur 1.4.4 laat zien dat bij een bestuur bestaande uit enkel mannen de mediane goederenexportwaarde 36 procent lager ligt dan bij een bestuur bestaande uit minstens een derde vrouwen. Bij de dienstenhandelaars is dit verschil een stuk groter, namelijk 90 procent. Dit suggereert dat handelsbarrières voor vrouwen zich met name toespitsen op de extensieve handelsmarge ofwel bij het betreden van de buitenlandse markt. Zodra deze geslecht zijn, lijken de (deels) vrouwelijke besturen hun marges sneller uit te breiden dan de (grotendeels) mannelijke besturen.

1.4.4 Mediane exportwaarde, 2021 (x duizend euro)
Bestuur zonder vrouw Bestuur waarvan minimaal 1/3 vrouw is Bestuur waarvan minimaal 1/2 vrouw is
Goederen 857 1165 1043
Diensten 192 370 371

Aandeel vrouwen in RvB bij startende exporteurs en investeerders stijgt even hard als gehele populatie

Bovenstaande figuren geven een beschrijvend beeld van hoe de internationaliseringsportfolios van bepaalde bedrijfsstructuren zich ten opzichte van elkaar verhouden. Mogelijke verschillen daarin kunnen niet per se direct verklaard worden aan de hand van deze verschillende structuren. Anders gezegd, de bevinding dat bedrijven met een (overwegend) mannelijk bestuur vaker internationaliseren (ook) andere verklaringen kan hebben dan het feit dat het bestuur (overwegend) mannelijk is. Om een beter beeld te krijgen van het verband tussen vrouwen in de Raad van Bestuur en internationalisering, kan ook gekeken worden naar hoe deze structuur zich ontwikkelt rondom de daadwerkelijke stap naar internationalisering. Zien we bijvoorbeeld dat zodra er meer vrouwen toetreden tot de RvB, bedrijven daarna minder snel geneigd zijn om een stap te zetten tot een buitenlandse markt? En zodra ze internationaal actief zijn, nemen ze dan misschien juist meer vrouwen aan?

Om dit te onderzoeken, plotten we in figuur 1.4.5 het aandeel vrouwen in de RvB vanaf drie jaar vóórdat een bedrijf een nieuwe buitenlandse markt betreedt, en het aandeel drie jaar erna. We zien daarin een duidelijk stijgende lijn. Bij de startende investeerders zien we een stijging van gemiddeld 12 procent vrouwen in de RvB drie jaar vóórdat zij beginnen met de investering naar 15,5 procent 7 jaar later. Dit suggereert een positief verband tussen dit aandeel en internationalisering, dat op twee manieren zou kunnen worden uitgelegd: meer vrouwen in de Raad van Bestuur verhoogt de kans tot internationalisering, maar ook dat internationaal actieve bedrijven meer vrouwen aannemen. De eerste verklaring druist echter in tegen de bevindingen uit figuur 1.4.1. Daarnaast is het sowieso veel waarschijnlijker dat dit beeld vooral gedreven wordt door een algemene trend dat er meer vrouwen in de RvB zijn gekomen in recente jaren, zoals figuur 1.3.3 ook al had aangetoond. Voordat we dus een causaal verband kunnen leggen tussen het aandeel vrouwen in de RvB en internationalisering moeten we econometrisch onderzoek doen waarbij we voor dit soort andere trends kunnen controleren. Dat is het doel van de volgende paragraaf.

1.4.5 Vrouwen in Raad van Bestuur rondom moment van internationalisering, 2021 (%)
jaren tot starten Commerciële Diensten Industrie Investeringen
-5 15,2 13,4 12,0
-4 14,9 13,6 12,3
-3 15,0 13,8 11,8
-2 15,1 14,0 12,2
-1 15,3 14,0 13,0
0 15,7 14,7 13,1
1 15,9 14,7 13,8
2 15,8 14,8 14,5
3 16,2 15,0 14,5
4 16,7 15,4 15,4
5 16,9 15,7 15,0

1.5Econometrische analyses startende handelaren en investeerders

In deze paragraaf gaan we aan de hand van econometrische analyses dieper in op de samenhang tussen het aandeel vrouwen in het bestuur en internationalisering. Zoals eerder vermeld, is daar nog weinig onderzoek naar gedaan. Lopend onderzoek wijst echter op de aanwezigheid van extra barrières voor door vrouwen geleide bedrijven wat hun kleinere buitenlandse aanwezigheid kan verklaren (Görg & Jakel, 2024; Krenz, 2024). Ander recent onderzoek vindt tevens een negatieve samenhang tussen het aantal vrouwen in de Raad van Bestuur en de omvang van directe buitenlandse investeringen die bedrijven in Frankrijk doen (Aktas et al., 2023). De verklaring die zij daarvoor geven, ligt niet zozeer in additionele barrières maar in het feit dat vrouwen hun rol als toezichthouder serieuzer zouden nemen dan mannen. Daardoor zouden er meer efficiënte investeringsbeslissingen worden genomen, maar daardoor tegelijkertijd waarschijnlijk ook minder.

In deze paragraaf zullen we daarom delen van de analyses van Görg en Jakel (2024) en Krenz (2024) repliceren voor Nederland. We zullen daarbij ten eerste kijken in hoeverre de man-vrouwverdeling van de RvB de kans op starten met exporteren of investeren in bepaalde bestemmingslanden beïnvloedt en ten tweede de totale exportwaarde voor bedrijven die al aanwezig zijn op de buitenlandse markt. We doen dit wederom voor de in Nederland gevestigde bv’s en nv’s met minimaal 10 werkzame personen. De populatie startende goederenexporteurs is afgebakend op de industriële sector inclusief de groot- en detailhandel. Bij de startende dienstenexporteurs kijken we alleen naar de bedrijven die onder de sector commerciële dienstverlening vallen. Bij startende investeerders kijken we naar alle sectoren waarin de afgebakende populatie actief is. We identificeren een starter daarbij als een bedrijf dat in een bepaald jaar voor het eerst exporteert naar of investeert in een bestemmingsland, en dat in tenminste drie jaren daaraan voorafgaand nog niet deed. Daartegenover zetten we bedrijven die volgens diezelfde afbakening niet in het vierde jaar starten met export of investeringen in een bepaald land, maar tegelijkertijd wel ergens in die regio al actief zijn of waren. Het idee achter deze laatste voorwaarde is dat een bedrijf dat niet gestart is met export of investeringen, dat mogelijk wel had kunnen en/of willen doen, aangezien het al actief is in vergelijkbare landen in de regio. We volgen verder zo veel mogelijk de aanpak in de literatuur door naast de bestuurssamenstelling ook te controleren voor andere bedrijfskenmerken (zoals bedrijfsleeftijd, (buitenlandse) eigendomsstructuur en bedrijfsgrootte en branche) en kenmerken van de bestuursleden (opleidingsniveau, leeftijd).

Bedrijven met een RvB bestaande uit minimaal de helft vrouwen starten minder vaak met exporteren

Figuur 1.5.1 bevat het effect van de samenstelling van de Raad van Bestuur op starten met exporteren, gecontroleerd voor de invloed van andere variabelen die invloed hebben op starten met exporteren.noot4 Gemiddeld hebben de bedrijven in de sample een kans van 2 procent om ergens in de wereld te starten met goederenexport en 2,7 procent om te starten met dienstenexport. Bedrijven met een bestuur bestaande uit ten minste de helft vrouwen laten zowel bij de goederenexport als bij de dienstenexport een significant negatief effect zien op de kans te starten met exporteren vergeleken met bedrijven waar het aandeel vrouwelijke bestuurders minder dan de helft is. Bij de goederenexport komt dit neer op een 0,1 procentpunt kleinere kans (t.o.v. de rest van de bedrijven in de sample die minder dan 50 procent aan vrouwen in de RvB hebben). Bij de dienstenexport gaat het om een 0,25 procentpunt kleinere kans om te beginnen met exporteren vergeleken met de andere bedrijven in de sample die een kleiner aandeel dan 50 procent vrouwen in het bestuur hebben. Verdere schattingen laten zien dat de norm van minstens een derde vrouwelijke bestuurders in een RvB alleen een significant effect heeft wanneer een bedrijf wil starten met dienstenexport; bedrijven met ten minste een derde vrouwelijke bestuurders hebben 0,3 procentpunt (op een totaal gemiddelde kans van rond 2,7 procent) minder kans om te starten met exporteren van diensten. Bij goederen zien we geen significant verschil in de kans om te starten met export voor de bedrijven met een minimaal aandeel van een derde vrouw in de RvB en de andere bedrijven.

1.5.1 Kans op starten met exporteren in relatie tot aandeel vrouwen in bestuur (%)
Bestuur met minder dan de helft vrouw Bestuur met minimaal de helft vrouw
Startende Goederenhandelaren 2,0 1,9
Startende Dienstenhandelaren 2,8 2,5

Een RvB bestaande uit minstens een derde of de helft vrouw lijkt geen verklarende rol te spelen in de kans voor een bedrijf om te starten met investeren. Dit betekent niet dat de aanwezigheid van een vrouw in het bestuur helemaal geen effect heeft op het starten met investeren in het buitenland. In lijn met wat Aktas et al. (2023) vond bij bedrijven in Frankrijk, zien we bij de bedrijven in Nederland dat een hoger aandeel vrouwen in de RvB samengaat met een kleinere kans om te starten met investeren. Een bedrijf met een volledig vrouwelijk bestuur heeft een 0,4 procentpunt kleinere kans om te starten met investeren dan een bedrijf zonder vrouwen in de RvB, waarbij 1,4 procent de kans is om te starten met investeren voor alle bedrijven in de sample.

Exportwaarde wel aanzienlijk hoger wanneer vrouwelijk bestuur start met exporteren

Bedrijven met een groter aandeel vrouwen in de RvB mogen dan wel iets minder snel starten met exporteren, maar als ze eenmaal aanwezig zijn, ligt de exportwaarde wel aanzienlijk hoger. In figuur 1.5.2 is bij de goederenexporteurs te zien dat de exportwaarde gemiddeld 15 procent hoger ligt bij bedrijven met een RvB bestaande uit ten minste de helft vrouwen vergeleken met de bedrijven uit de populatie met een kleiner aandeel vrouwen in de RvB. In absolute waarde komt dit neer op een verschil van rond de 7 000 euro. Bij de diensten­exporteurs is de exportwaarde rond 16 procent hoger wanneer een RvB respectievelijk uit ten minste de helft vrouwelijke bestuurders bestaat ten opzichte van de andere bedrijven uit de populatie. In absolute exportwaarde betekent dit een verschil van rond de 3 500 euro.

1.5.2 Exportwaarde in relatie tot samenstelling Raad van Bestuur startende handelaren (x duizend euro)
Bestuur met minder dan de helft vrouw Bestuur met minimaal de helft vrouw
Startende Goederenhandelaren 45 52
Startende Dienstenhandelaren 21 25

Minder vrouwvriendelijke landen zorgen ervoor dat een vrouwelijk bestuur minder snel gaat investeren

Görg & Jäkel (2024) onderzochten voor Deense startups hoe geslachtsstereotypering de prestaties kunnen beïnvloeden aan de hand van de WBL en Gender Gap Index (zie leeskader). Ze vinden dat ongelijkheid en institutionele vooroordelen tegen vrouwen een belangrijke rol spelen in het verklaren van verschillen in handelsactiviteiten tussen mannen en vrouwen. Hun econometrische analyse toont duidelijk aan dat vrouwelijke startups uit Denemarken benadeeld worden in vergelijking met mannelijke startups bij handel met landen waar sterke opvattingen over de rol van vrouwen of institutionele vooroordelen tegen vrouwen bestaan. Dit blijkt ongeacht welke maatstaf voor gelijkheid tussen mannen en vrouwen wordt gebruikt. Specifiek laten ze zien dat de kloof in de kans op export naar een bepaalde bestemming groter is voor landen met meer ongelijkheid tussen mannen en vrouwen. Daarnaast vinden ze enig bewijs dat vrouwelijke startups die wel exporteren naar een bepaalde bestemming, minder verkopen naarmate de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen in het handelspartnerland groter is.

Het meten van gelijkheid tussen mannen en vrouwen per land

Bij het starten van exportactiviteiten en het bevorderen van man-vrouwdiversiteit in bestuursorganen kan de vrouwvriendelijkheid van een partnerland een rol spelen. De Women, Business and the Law (WBL) index van de Wereldbank richt zich op discriminatie in wetten en juridische instellingen, terwijl de Gender Gap Index van het World Economic Forum gebaseerd is op ongelijkheid in economische en sociale uitkomsten. Wanneer bedrijven overwegen om uit te breiden naar internationale markten, kan een land waar ongelijkheid nauwelijks een rol speelt aantrekkelijker zijn, omdat geslachtdiversiteit in het bestuur en management vaak leidt tot betere besluitvorming en innovatie, wat cruciaal is voor het succes in exportmarkten.

Women, Business and the Law index

De Women, Business and the Law (WBL) index van de Wereldbank meet in hoeverre vrouwen worden gediscrimineerd door de wetten en juridische instellingen van een land, en specifiek hoe deze wetten de economische beslissingen van vrouwen beïnvloeden. De index wordt samengesteld op basis van interviews met experts op het gebied van familierecht, arbeidsrecht en wetten tegen geweld tegen vrouwen. De WBL-index varieert van 0 tot 100, waarbij een land met een hoge WBL-score een gunstiger klimaat schept voor vrouwelijke ondernemers en bestuurders, wat essentieel is voor bedrijven die exportmarkten willen betreden. De WBL-index is beschikbaar voor 190 economieën en bestrijkt de gehele periode van de analyse.

Gender Gap Index

De Gender Gap Index van het World Economic Forum biedt een andere benadering door zich te richten op de uitkomsten (zoals economische ongelijkheden) in plaats van op de input (zoals beleid, normen en cultuur). De index meet de verschillen in uitkomsten tussen mannen en vrouwen over vier dimensies: Economische Participatie en Kansen, Onderwijsniveau, Gezondheid en Overleving, en Politieke Macht. Het doel van deze index is om de kloof in resultaten te meten, los van het algemene niveau van economische ontwikkeling in een land. Voor de analyse wordt de totale index gebruikt.

Als we de kenmerken van het bestemmingsland meenemen, zien we in tabel 1.5.3 een significant positief verband tussen de gelijkheid tussen mannen en vrouwen van het land waar naartoe wordt geëxporteerd en of een bedrijf daar start met investeren: voor elke 0,1 eenhedentoename in de WBL index (geschaald tussen 0 en 1) van een bestemmingsland, neemt de kans dat een bedrijf daar naartoe start met goederenexport (+0,3 procentpunt), dienstenexport (+0,4 procentpunt) of investeringen (+0,2 procentpunt). Voor elke 0,1 eenheden toename in de Gender Gap Index zien we de kans dat een bedrijf start, toenemen met 0,1 procentpunten voor goederenhandel, 0,2 voor dienstenhandel en 0,3 procentpunten voor directe investeringen. Hoe vrouwvriendelijker het bestemmingsland dus, hoe waarschijnlijker dat een bedrijf daar begint met exporteren of investeren.

De interactie tussen een hoger aandeel vrouwen in de RvB en gelijkheid tussen mannen en vrouwen is echter niet significant als het gaat om exporteren. Een bedrijf met veel vrouwelijke bestuurders wil niet per se betekenen dat er een hogere of een lagere kans is om naar enig land, of dit veel of weinig gelijkheid tussen mannen en vrouwen kent, te starten met exporteren. Het kan dus zijn dat bestemmingsmarkten met ongelijkheid tussen mannen en vrouwen over het algemeen betere omstandigheden voor export bieden. Landen waarbij de kloof tussen man en vrouw groter is, zijn wel minder vaak de investeringsbestemming voor bedrijven met een hoog aandeel vrouwelijke bestuurders. Mogelijk speelt het feit dat een investering sowieso al een groter risico met zich meebrengt dan exporteren een rol. Als de markt dan vervolgens ook nog eens minder vriendelijk is voor vrouwen kan het deze groep ondernemers er mogelijk toe doen besluiten om af te zien van een investering in deze landen.

1.5.3Invloed van bestemmingskenmerken op de kans op starten met exporteren of investeren
Startende goederenhandelaren Startende dienstenhandelaren Startende investeerders
WBL index 0,0266*** 0,0391*** 0,0231***
Gender gap index 0,01000*** 0,0239*** 0,0313***
Min. 1/2 vrouwelijk bestuur * WBL index –0,000148 –0,00112 –0,00788***
Min. 1/2 vrouwelijk bestuur * Gender gap index –0,00188 –0,00222 –0,00919*

1.6Samenvatting en conclusie

Internationaal ondernemen is een belangrijke manier voor bedrijven om te groeien. Vrouwelijke bestuurders kunnen echter additionele handelsbarrières ondervinden waardoor zij niet altijd in staat zijn om deze voordelen te behalen. Daarnaast blijven vrouwen, ondanks beleidsinspanningen in Nederland om diversiteit in bedrijfsbesturen te bevorderen, ondervertegenwoordigd in de Raad van Bestuur (het hoogste leidinggevende orgaan van een bedrijf). In dit hoofdstuk is de relatie tussen de samenstelling van de Raad van Bestuur en het betreden van de internationale markt in beeld gebracht van Nederlandse besloten- en naamloze vennootschappen met minimaal 10 werknemers. Deze Raden van Bestuur bestonden in 2022 voor 18,1 procent uit vrouwen en daarmee is de samenstelling van de Raad van Bestuur geen goede afspiegeling van de Nederlandse samenleving. Hoewel er een lichte stijging is in het aantal vrouwelijke bestuurders tussen 2012 en 2022, blijft de groei beperkt. Naarmate de bedrijfsomvang in termen van werkzame personen groter wordt, wordt het aandeel bedrijven met uitsluitend mannen in de RvB kleiner: van 70 procent bij de kleine bedrijven (10 tot 50 werkzame personen) tot 59 procent bij de bij grote bedrijven met minimaal 250 werkzame personen. Ook buitenlandse multinationals hebben vaak een groter aandeel vrouwen in de bestuursraad, maar Nederlandse multinationals lopen hierin weer achter en hebben zelfs een kleiner aandeel vrouwelijke bestuurders dan de overige bedrijven in Nederland uit de onderzoekspopulatie. Bij bedrijfstakken binnen de commerciële dienstverlening en in de industrie zien we dat de horeca en aardolie-industrie een relatief groot aandeel vrouwelijke bestuurders hebben, terwijl andere branches, zoals de meubel- en metaalproductenindustrie, hierop achterblijven.

Op het gebied van internationalisering in relatie tot de samenstelling van de Raad van Bestuur zien we ook duidelijke verschillen. Bedrijven met minimaal een derde vrouwen in de RvB exporteren minder vaak, wat aansluit bij eerdere bevindingen in de internationale literatuur dat vrouwelijke ondernemers minder vaak actief zijn op internationale markten. Dit patroon is zichtbaar bij zowel goederenexport als bij de directe buitenlandse investeringen; bedrijven met voornamelijk mannen in de RvB exporteren vaker goederen en investeren vaker in het buitenland dan bedrijven met minimaal een derde vrouwen in de RvB. Bij de dienstenexport is dit verschil het kleinst. Bedrijven met vrouwelijke bestuurders die exporten of investeren, laten wel een vergelijkbaar patroon zien als bedrijven met uitsluitend mannen in de RvB als het gaat om het aantal bestemmingslanden en de regio waar het bestemmingsland in bevindt.

Een econometrische analyse is uitgevoerd om de relatie tussen het aandeel vrouwen in de Raad van Bestuur en de internationalisering van startende bedrijven verder te onderzoeken. De resultaten tonen aan dat bedrijven met een groter aandeel vrouwen in de RvB een fractie minder vaak starten met exporteren of investeren in het buitenland, wat overeenkomt met eerdere bevindingen in andere landen. Echter, wanneer bedrijven met een vrouwelijker bestuur eenmaal internationaal actief zijn, zijn hun exportwaarden significant hoger dan die van bedrijven met minder vrouwen in de RvB. Dit geldt voor zowel goederenexport als dienstenexport. Bovendien blijkt dat bedrijven met vrouwelijke bestuurders minder geneigd zijn om te investeren in landen met sterke ongelijkheid tussen mannen en vrouwen, hoewel deze ongelijkheid geen significant effect heeft op de exportkansen.

1.7Data en methoden

De relatie tussen bestuur diversiteit en bedrijfsactiviteiten op internationale markten is een onderwerp van groeiende interesse in de academische literatuur. In dit hoofdstuk onderzoeken we specifiek de invloed van vrouwen in de raad van bestuur op de waarschijnlijkheid dat bedrijven internationaliseren.

Door gebruik te maken van registerdata van de Kamer van Koophandel kunnen wij de samenstelling van de Raad van Bestuur vaststellen voor vrijwel alle ruim 3,5 miljoen unieke bedrijven in Nederland over een periode van 2012 tot en met 2022. Dan gaat het niet alleen om de samenstelling in termen van geslacht, maar ook andere kenmerken zoals leeftijd, opleidingsniveau, gezinssamenstelling en burgerlijke staat. Deze gegevens komen uit het Basisregistratie Personen (BRP). Daarnaast zijn voor het bepalen van de handelaren de statistieken internationale handel in goederen en internationale handel in diensten aan de bestuurdersdata gekoppeld. Bedrijfskenmerken zoals werkzame personen en sector worden vanuit het Bedrijfsdemografisch Kader (BDK) gekoppeld. We nemen tot slot enkel de besloten en naamloze vennootschappen met minimaal 10 werkzame personen mee. Dit levert een dataset op van 105 duizend unieke bedrijven op over een periode lopende van 2012 tot en met 2022. De dataset waarbij we ook de handel in de analyse meenemen loopt van 2012 tot en met 2021 en bevat bijna 54 duizend unieke bedrijven.

De analyse bouwt voort op recente studies over de rol van geslacht in bedrijfs­internationalisering (zie bijvoorbeeld Görg & Jakel, 2024; Krenz, 2024; OECD, 2023) en richt zich vervolgens op drie afhankelijke variabelen die elk een vorm van internationalisering weergeven: het starten met goederenexport, dienstenexport en buitenlandse investeringen. Elk van deze activiteiten is gemodelleerd als een indicatorvariabele die aangeeft of een bedrijf een activiteit op een bepaalde markt start. Volgens onze afbakening identificeren we een start op een bepaalde bestemmingsmarkt als dit bedrijf na 3 jaar zonder handel of investering in het 4e jaar wel handelt of investeert.

Uiteindelijk vergelijken we dergelijke starters met niet-starters en kijken we in hoeverre de samenstelling van de Raad van Bestuur daar een verschil in maakt. In de grote groep bedrijven die niet starten moeten we een selectie maken van die bedrijven die in principe wel hadden kunnen starten. Er zijn immers veel bedrijven die nooit zullen internationaliseren naar een bepaalde markt omdat ze daar bijvoorbeeld geen interesse of überhaupt niet de vaardigheden voor hebben. We behouden daarom alleen niet-starters die wel al elders in de regio op basis van de United Nations Geoscheme (UN, 2024) van het bestemmingsland actief zijn. Dit betekent bijvoorbeeld dat we de kans onderzoeken dat een bedrijf begint te exporteren naar Brazilië, gegeven dat het al exporteert naar Zuid-Amerika. Hiermee zorgen we ervoor dat we bedrijven selecteren die al enige interesse hebben om naar een specifieke markt zoals Brazilië te gaan en die ook daadwerkelijk in staat zijn om dit te doen.

Het econometrische model dat we als basis gebruiken, is als volgt geformuleerd:

Y i s t = β 0 + β 1   V r o u w e n R v B i t + β 2   O p r i c h t i n g s j a a r i + B e d r i j f C o n t r o l e i t β 3 + R v B C o n t r o l e i t β 4 + ϵ i s t

Hierbij staat Y i s t voor de afhankelijke variabele die het starten van een nieuwe activiteit op een nieuwe markt s meet, zoals goederenexport, dienstenexport, of buitenlandse investeringen. De variabele V r o u w e n R v B i t meet de mate van vrouwelijke vertegenwoordiging in de Raad van Bestuur van bedrijf i op tijdstip t. Dit wordt geoperationaliseerd via drie definities: een indicatorvariabele voor een aandeel vrouwen in de RvB van ten minste 33 procent, een indicator voor een aandeel van ten minste 50 procent, en het daadwerkelijke aandeel vrouwen in de RvB.

Naast de variabele voor vrouwen in de RvB zijn ook andere controlevariabelen opgenomen. In lijn met Görg & Jakel (2024) gaat het dan om het oprichtingsjaar van het bedrijf, bedrijfskenmerken (aantal werknemers en de status als multinationale onderneming), en kenmerken van de bestuursraad (leeftijd en opleiding van de bestuursleden). Het model omvat tevens sector-jaar fixed effects γ s t om niet-observeerbare variaties tussen sectoren en jaren te beheersen. Verder voegen we bestemmingsmarkt-jaar fixed effects toe en controleren we voor niet-observeerbare variaties tussen de bestemmingsmarkten en jaren door middel van fixed effect γ c t .

In een verdere stap breiden we het model uit om de interactie tussen de geslachtsdiversiteit in de RvB en kenmerken van de bestemmingsmarkt c te analyseren:

Y i c t = β 0 + β 1   V r o u w e n R v B i t + β 2   V r o u w e n R v B i t × B e s t e m m i n g s K e n m e r k e n c t + β 3   B e s t e m m i n g s K e n m e r k e n c t + β 4   O p r i c h t i n g s j a a r i + B e d r i j f C o n t r o l e i t β 5 + R v B C o n t r o l e i t β 6 + ϵ i c t

In dit uitgebreide model zijn kenmerken van het bestemmingsland B e s t e m m i n g s K e n m e r k e n c t toegevoegd, waaronder de Women, Business and the Law (WBL) index van de Wereldbank en de Gender Gap Index van het World Economic Forum. De WBL-index meet de mate van discriminatie van vrouwen in wetgeving en juridische instellingen, terwijl de Gender Gap Index zich richt op de uitkomsten van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen over dimensies zoals economische participatie, onderwijs, gezondheid en politieke macht. Beide indices zijn genormaliseerd naar een schaal van 0 tot 1, waarbij hogere waarden wijzen op meer gelijkheid tussen mannen en vrouwen. De controlevariabelen op het niveau van het bedrijf en de RvB zijn dezelfde als in de eerste specificatie. Verder voegen we opnieuw sector-jaar fixed effects toe en controleren we voor niet-observeerbare variaties tussen de bestemmingsregio’s en jaren door middel van regio-jaar fixed effect γ r t .

Door de interactietermen tussen de mate van vrouwelijke vertegenwoordiging in de RvB en de kenmerken van de bestemmingsmarkt op te nemen, onderzoeken we hoe de juridische en economische context van het bestemmingsland de relatie tussen vrouwen in de RvB en internationale expansie van bedrijven beïnvloedt.

1.8Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Adams, R. B., & Ragunathan, V. (2017) Lehman Sisters. SSRN Electronic Journal.

Aktas, K., Gattai, V., & Natale, P. (2023). Board Gender Quotas and Outward Foreign Direct Investment: Evidence from France. Canadian Journal of Economics, 56(4), 1–31

Bernard, A. B., & Jensen, J. B. (1995). Exporters, Jobs, and Wages in U.S. Manufacturing, 1976–1987. Brookings Papers on Economic Activity, 67–119.

Brahma, S., Nwafor, C., & Boateng, A. (2021). Board gender diversity and firm performance: The UK evidence. International Journal of Finance & Economics, 26(4), 5704–5719.

Campos, F. & Gassier, M. (2017). Gender and Enterprise Development in Sub-Saharan Africa: A Review of Constraints and Effective. World Bank Policy Research Working Paper, No. 8239.

Europese Commissie (2009). Neelie Kroes European Commissioner for Competition Europe – Good for Women and Good for Ireland “Women for Europe” Event Dublin, 16 July 2009. Geraadpleegd op 3 september 2024.

Europese Commissie (2016). Gender balance on corporate boards. Europe is cracking the glass ceiling. Geraadpleegd op 6 augustus 2024.

Farooq, M. U., Su, K., Boubaker, S., & Gull, A. A. (2022). Does gender promote ethical and risk-averse behavior among CEOs? An illustration through related-party transactions. Finance Research Letters, 47, 102730.

Görg, H., & Jäkel, I. C. (2024). Beyond Borders: Do Gender Norms and Institutions Affect Female Businesses. IZA Discussion Paper, No. 17123.

Hillman, A. J., Shropshire, C., & Cannella, A. A., Jr. (2007). Organizational predictors of women on corporate boardsAcademy of Management Journal, 50(4), 941–952. 

Joecks, J., Pull, K., & Vetter, K. (2013). Gender Diversity in the Boardroom and Firm Performance: What Exactly Constitutes a “Critical Mass?” Journal of Business Ethics118(1), 61–72.

Jongen, E. L. W., Nieuwenhuis, A. C., Garretsen, J. H., Pouwels, B., & Stoker, J. I. (2022). Nulmeting diversiteitsquotum. Centraal Planbureau.

Kienbaum (2020). Kienbaum evaluates new German Gender Diversity Law. Kienbaum.

Korinek, J., Mourougane, A., & van Lieshout, E. (2023). Women are less engaged in trade: Why, and what to do about it. Voxeu column/CEPR. Geraadpleegd op 1 augustus 2024.

Krenz, A. (2024). The Gender Gap in Firms’ International Trade: Female Exporters and the Exporter Productivity Premium in Germany.

Lückerath-Rovers, M. (2023). De Nederlandse Female Board Index. TIAS.

McKinsey (2018). The power of parity. Capturing the potential: advancing gender equality in the Dutch labor market. McKinsey Global Institute.

Melitz, M. J. (2003). The Impact of Trade on Intra-Industry Reallocations and Aggregate Industry Productivity. Econometrica, 71(6), 1695–1725.

Noland, M., Moran, T., & Kotschwar, B. (2016). Is gender diversity profitable? Evidence from a global survey. Working Paper Series WP16-3. Peterson Institute for International Economics.

Oehmichen, J., Rapp, M. & Wolff, M. (2012). Women on German management boards. Betriebswirtsch, 82, 95–125.

Pouwels, B., & Van de Brink, M. (2021). Zonder wet geen voortgang: Bedrijvenmonitor Topvrouwen 2020. Sociaal-Economische Raad.

Profeta, P. (2017). Gender Equality in Decision-Making Positions: The Efficiency Gains. Intereconomics, 52(1), 34-37.

Pusic, M. (2020). Organization-level drivers for gender diversity in management: empirical evidence from BRICS Nations. Moral Cents, 9(2), 1–34.

SER (2022). Wat houdt de wet ingroeiquotum en streefcijfers in?. Geraadpleegd op 1 augustus 2024.

Weusten, M., Stienstra, A. M., & Berkenbos, A. (2024). Buitenlandse investeringen en multinationals. In S. Creemers, M. Houben-van Herten & R. Voncken (Reds.), Nederland Handelsland 2024: Export, import en investeringen. Centraal Bureau voor de Statistiek.

Noten

Opleidingsniveau en burgerlijke staat wordt niet integraal waargenomen. De bestuurders data bestaat verder uit in Nederland gevestigde besloten en naamloze vennootschappen met minimaal 10 werkzame personen.

Vanwege een herontwerp van de statistiek Internationale Handel in Goederen waarbij er per 2021 sprake is van een trendbreuk, gebruiken we in dit hoofdstuk alleen de reeks voor internationale handel tot en met 2021.

Het onderscheid tussen de commerciële en industriële sector is later in het hoofdstuk van belang wanneer we kijken naar diensten- en goederenexport.

De volledige regressietabellen voor alle geschatte effecten zijn op aanvraag beschikbaar.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Timon Bohn

Dennis Dahlmans

Loe Franssen

Yvette Kessels

Robin Konietzny

Dio Limpens

Tom Notten

Tim Peeters

Leen Prenen

Janneke Rooyakkers

Mark Vancauteren

Christiaan Visser

Stef Weijers

Khee Fung Wong

Redactie

Marjolijn Jaarsma

Janneke Rooyakkers

Eindredactie

Marjolijn Jaarsma

Janneke Rooyakkers

Dankwoord

We danken de volgende personen voor hun constructieve bijdrage aan deze editie van de Internationaliseringsmonitor:

Marcel van den Berg

Marieke Houben-van Herten

Angie Mounir

Roger Voncken

CBS CCN Logistiek

CBS CCN Redactie en Visualisatie

CBS Vertaalbureau