Investeringen in India
Globalisering bestaat naast internationaal handelen ook uit internationaal investeren. De Indiase regering heeft zich in het afgelopen decennium erop gericht om meer investeringen naar India te halen. Dit hoofdstuk zal verschillende statistieken laten zien waarmee de huidige stand van zaken met betrekking tot de bilaterale investeringen tussen India en Nederland in beeld gebracht wordt. Hoeveel investeringen heeft Nederland in India uitstaan? Hoeveel dochterondernemingen hebben Nederlandse bedrijven in India? Wat voor een soort investering doen deze bedrijven en wat is de nominale waarde ervan? Tevens wordt de relatie tussen handel en investeringen in India bekeken, waarbij voor het eerst gebruik wordt gemaakt van informatie over het soort investering dat gedaan wordt. Dit kan een groot deel van de puzzel over de complementariteit van handel en investeringen verklaren.
5.1Inleiding
Tot dusver is er in deze Internationaliseringsmonitor uitgebreid stilgestaan bij de handelsrelatie tussen Nederland en India. Een andere belangrijke vorm van internationaal ondernemen is internationaal investeren. Bij een directe buitenlandse investering bezit een bedrijf een belang (in de vorm van aandelen of stemrechten) van een bedrijf in het buitenland. Investeringen onderscheiden zich van handel doordat voor investeren een grotere en langdurigere commitment en aanwezigheid noodzakelijk is. Door in het buitenland te investeren kunnen bedrijven de productieschaal vergroten, profiteren van goedkopere lokale productiefactoren alsook besparen op transportkosten naar buitenlandse markten. Ook het bestemmingsland kan baat hebben bij inkomende buitenlandse investeringen, bijvoorbeeld door bijdragen aan kapitaal en werkgelegenheid, kennisoverdracht en hieruit voortkomend mogelijk economische groei. Om dit soort redenen hebben overheden, met name in ontwikkelingslanden, vaak een voorkeur voor buitenlandse investeringen boven internationale handel.
Vanwege deze voordelen proberen landen, en dan met name ontwikkelingslanden, op allerlei manieren buitenlandse bedrijven te overtuigen om te investeren in hun land: transparante en betrouwbare voorwaarden voor buitenlandse bedrijven, aantrekkelijke fiscale regelgeving, markttoegang, relatief flexibele arbeidsmarkten, bescherming van intellectuele eigendomsrechten en goed bereikbare infrastructuur maken landen aantrekkelijk(er) voor buitenlandse bedrijven om in te investeren (Khanna, 2022). Mede vanwege verbeteringen van deze aspecten zijn directe buitenlandse investeringen sinds het begin van de jaren tachtig wereldwijd in een snel tempo gegroeid en wordt de wereldmarkt ervoor steeds competitiever.
Zoals we in dit hoofdstuk zullen laten zien is de toename in investeringen vooral in het afgelopen decennium duidelijk zichtbaar voor India. Zoals al eerder in deze monitor besproken lanceerde de regering van premier Modi in 2014 de ‘Make in India’-campagne, waarbij het aantrekken van buitenlandse investeringen centraal staat. Zo investeerde India sinds 2014 honderden miljarden dollars in wegen, spoorlijnen, havens en een digitale infrastructuur om aantrekkelijker te worden voor buitenlandse investeerders (Dohmen, 2023). Als onderdeel van deze campagne lanceerde India in 2020 verder nog eens het ‘Production Linked Incentive’ waarbij buitenlandse producenten uit enkele sleutelsectoren worden aangemoedigd om hun productie te verplaatsen naar India (André, 2022).
Leeswijzer
In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de investeringsrelatie met India. Zo zal er in de eerstvolgende paragraaf een macro-overzicht gegeven worden van de totale uitstaande waarde van Nederlandse investeringen in India. In paragrafen 5.3 tot en met 5.6 wordt op basis van microdata gekeken naar Indiase dochterondernemingen in Nederland (paragraaf 5.3) en Nederlandse dochterondernemingen in India (paragraaf 5.4 t/m 5.6). Paragraaf 5.5 zal daarbij de relatie tussen internationaal handelen en investeren verder onderzoeken. Daarbij zal voor het eerst een onderscheid gemaakt worden tussen horizontale en verticale investeringen, wat een groot deel van het vraagstuk omtrent de complementariteit van handel en investeringen kan verklaren. In paragraaf 5.6 zal voor het eerst gebruik worden gemaakt van informatie over de intensiteit, oftewel de waarde, van de investeringen in India.
5.2Macro-overzicht buitenlandse investeringen in India
2,5 keer meer investeringen in India dan afkomstig uit India
Wat betreft de inkomende directe buitenlandse investeringen stond India in 2021 op de 21e plaats wereldwijd (514,3 miljard US dollar). Wat betreft de inkomende directe buitenlandse investeringen stonden Nederland en China in 2021 respectievelijk op de 3e en 4e plaats wereldwijd, na de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. In 2021 was India verantwoordelijk voor 0,5 procent (206,4 miljard US dollar) van de totale uitstaande investeringen wereldwijd. Daarmee stond het land op de 29e plaats. Ter vergelijking: Nederland en China waren met respectievelijk 8,0 en 6,2 procent van de totale buitenlandse investeringen in 2021 de op één en twee na grootste buitenlandse investeerder in de wereld, alleen voorafgegaan door de Verenigde Staten (UNCTAD, 2023a; UNCTAD, 2023b).noot1
Is India het nieuwe China?
Sinds zijn aantreden als minister-president probeert Narendra Modi buitenlands kapitaal aan te trekken. Al voor de coronacrisis werden de contouren van dat beleid zichtbaar met belastingverlaging voor bedrijven en soepelere regels voor buitenlandse partijen die zich willen inkopen in Indiase bedrijven (Koenis, 2020; IndiaConnected, 2019).
Zoals te zien in figuur 5.2.1 zijn de buitenlandse investeringen (positie) in India de afgelopen jaren toegenomen. India zag tussen 2014 en 2018 aanzienlijk meer buitenlandse investeringen binnenkomen, waarbij ook het belang van India in de wereldwijde directe buitenlandse investeringen (DBI) groter is geworden. Deze toename kan grotendeels worden toegeschreven aan (1) verschillende beleidshervormingen die de Indiase regering heeft doorgevoerd om het zakendoen in India gemakkelijker te maken, waaronder de economie te liberaliseren en DBI-regels te versoepelen; en (2) geopolitieke overwegingen (Gaggar et al., 2022). Een deel betreft investeringen in de Indiase dienstensector, zoals de fusie tussen Vodafone en de Indiase telecomaanbieder Idea en de miljardenovername van het Indiase e-commerceplatform Flipkart door het Amerikaanse Wallmart (IndiaConnected, 2019).
Jaar | Directe investeringen in India |
---|---|
2010 | 205,6 |
2011 | 206,4 |
2012 | 225,0 |
2013 | 226,5 |
2014 | 253,1 |
2015 | 282,6 |
2016 | 318,3 |
2017 | 377,3 |
2018 | 386,2 |
2019 | 427,0 |
2020 | 480,2 |
2021 | 514,3 |
Bron: CBS, UNCTAD |
Door de strenge corona-lockdowns en het aanhoudende zero-covidbeleid in China namen veel bedrijven hun toevlucht tot andere landen om zo hun toeleveringsketens weer op orde te krijgen. Dat deden ze ook al, weliswaar in mindere mate, vóór de uitbraak van de coronapandemie vanwege geopolitieke spanningen tussen de VS en China en de oplopende spanningen tussen China en Taiwan (Tan, 2022; Crow, 2023; NOS Nieuws, 2022; RTL Nieuws, 2023). Inmiddels wordt er in de internationale politieke arena alsook in boardrooms van multinationals gesproken over minder afhankelijk worden van productie in China. Zo overwegen Apple-leveranciers bijvoorbeeld om de productie uit China te verplaatsen naar India en Vietnam. Momenteel wordt tussen 5 en 7 procent van de iPhones al in India geassembleerd (RTL Nieuws, 2023; NOS Nieuws, 2022). Naast geopolitieke omstandigheden en de wens om minder afhankelijk te zijn van productie in één land, liggen de gemiddelde lonen in India lager dan in China en heeft India, vergeleken met China, een relatief jonge bevolking (Dohmen, 2023).
India wist in 2021 44,7 miljard dollar aan nieuwe directe buitenlandse investeringen (stroom) aan te trekken. Daarmee stond India qua inkomende investeringsstroom wereldwijd op de 7e plek (UNCTAD, 2023c). Deze investeringen kwamen met name terecht in de computersoftware en -hardware, bouw- en dienstensector. In 2021 leverde Singapore de grootste bijdrage aan directe buitenlandse investeringen in India, gevolgd door de VS en Mauritius (Khanna, 2022).
Of toch (nog) niet?
Toch valt het voor India niet mee om aantrekkelijk te worden als investeringsland en China te vervangen in de wereldwijde toeleveringsketen. India is een democratische kakofonienoot2 en berucht voor zijn protectionisme, bureaucratie en administratieve rompslomp (Tan, 2022; Crow, 2023; Dohmen, 2023). Buitenlandse ondernemers kan het veel moeite kosten om een bedrijf in India op te richten, vergunningen te krijgen of goederen in en uit te voeren. Regels kunnen per deelstaat verschillen (Dohmen, 2023). Uit een onderzoek van de Japanse zakenbank Nomura bleek dat van de 56 bedrijven die tussen april 2018 en augustus 2019 uit China vertrokken, er slechts 3 voor India kozen. Vietnam was met 26 bedrijven de populairste bestemming (André, 2022).
Ruim dubbel zoveel Nederlandse investeringen in India sinds 2018
De Nederlandsche Bank houdt de macrocijfers bij over de bilaterale investeringen van Nederland.noot3 Figuur 5.2.2 laat zien dat, als investeringen die via Bijzondere Financiële Instellingen lopen buiten beschouwing worden gelaten, Nederland in 2021 van alle BRICS-landen vooral in Brazilië veel investeringen had uitstaan. In totaal ging het om ruim 58 miljard euro. De toppositie voor Brazilië is voornamelijk toe te schrijven aan bedrijven in de olie-industrie. Van het totaal aan directe investeringen vanuit ons land ging in 2021 zo’n 5,3 procent (163,4 miljard euro) naar de BRICS-landen, na correctie voor investeringen via BFI’s. Deze vijf landen hebben een vergelijkbare fase van economische ontwikkeling doorgemaakt en hebben een groeiend belang in de wereldeconomie. Ons land had in 2021 bijna 31 miljard euro aan investeringen, exclusief BFI’s, uitstaan in India. Dit is bijna 6 keer meer dan in 2015 en dubbel zo veel als in 2018. Ook voor China zien we een toename, weliswaar minder dan India, van de Nederlandse investeringen. De Nederlandse investeringen in Brazilië daalden in 2021 met 30 procent ten opzichte van drie jaar eerder.
BRICS-land | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 |
---|---|---|---|---|
Brazilië | 83,2 | 61,5 | 69,3 | 58,2 |
Rusland | 12,5 | 17,7 | 24,2 | 26,3 |
India | 13,2 | 14,0 | 29,0 | 30,8 |
China | 16,2 | 24,0 | 33,5 | 31,8 |
Zuid-Afrika | 10,6 | 10,0 | 13,7 | 16,1 |
Bron: CBS, DNB |
Multinationals zijn de actoren achter de directe buitenlandse investeringen. De Indiase multinationals in Nederland komen aan bod in paragraaf 5.3. In paragraaf 5.4 tot en met 5.6 ligt de focus op de activiteiten van Nederlandse multinationals in India.
5.3Indiase multinationals in Nederland
Een multinational is een onderneming die de uiteindelijke zeggenschap heeft over bedrijven in twee of meer landen. Een buitenlandse multinational is een in Nederland gevestigd dochterbedrijf waarover de uiteindelijke zeggenschap in het buitenland ligt. Nederlandse bedrijven investeren ook in het buitenland, bijvoorbeeld door een belang in een buitenlandse onderneming te verwerven of een dochteronderneming te starten. In deze en de volgende paragrafen (t/m 5.5) gebruiken we de Inward en Outward Foreign Affiliates Statistics (CBS, 2022a; CBS, 2022b) om meer te weten te komen over respectievelijk Indiase bedrijven in Nederland en Nederlandse bedrijven in India (zie ook paragraaf 5.8 voor meer informatie over de gebruikte data).
Aantal Indiase bedrijven in Nederland in opmars sinds 2015
Het aantal bedrijven in het Nederlandse (niet-financiële) bedrijfslevennoot4 onder zeggenschap van een BRICS-land is opgelopen tot 835 in 2020, het meest recente jaar waarvoor data beschikbaar is. Dat zijn er 150 meer dan in 2015. Bedrijven onder zeggenschap van een BRICS-land stonden in 2020 vooral onder Chinese (490 bedrijven) en Indiase (195 bedrijven) zeggenschap, zie figuur 5.3.1. In 2020 waren er 30 procent meer Indiase multinationals in Nederland gevestigd dan in 2015. Dat komt neer op 1,4 procent van alle bedrijven onder buitenlandse zeggenschap. Het aantal Chinese multinationals in Nederland was in 2020 ten opzichte van 2015 met 21 procent gestegen.
Jaar | Brazilië | Rusland | India | China | Zuid-Afrika |
---|---|---|---|---|---|
2015 | 35 | 45 | 150 | 405 | 50 |
2019* | 35 | 40 | 180 | 480 | 55 |
2020* | 40 | 40 | 195 | 490 | 70 |
Indiase bedrijven bieden werk aan 19 duizend personen in Nederland
In 2020 waren 19 duizend mensen in Nederland werkzaam bij bedrijven die onder Indiase zeggenschap stonden, goed voor 1,8 procent van de werkgelegenheid bij buitenlandse multinationals. Circa 14 duizend mensen in het Nederlandse bedrijfsleven waren in 2020 werkzaam bij bedrijven onder Chinese zeggenschap. Indiase bedrijven zijn dus grotere werkgevers dan Chinese bedrijven, terwijl ze in aantal bedrijven veel kleiner zijn. Ten opzichte van 2015 werkten er in 2020 circa 3 duizend personen meer bij Indiase bedrijven in Nederland. Voor bedrijven onder Chinese zeggenschap was dat een grotere toename met 9 duizend personen. De omzet bij Indiase bedrijven bedroeg in 2020 circa 1,1 procent van de totale omzet van buitenlandse bedrijven in het Nederlandse bedrijfsleven, oftewel 6,6 miljard euro in 2020. In 2015 was dat 5,9 miljard euro.
5.4Nederlandse multinationals in India
Aantal Nederlandse dochters in India afgenomen sinds 2015
Nederlandse multinationals investeren ook in het buitenland: in 2020 waren er 1 300 Nederlandse dochterondernemingen in de BRICS-landen. Er waren in dat jaar 220 Nederlandse bedrijven actief in India terwijl dat in 2015 nog 235 dochterondernemingen waren, zie figuur 5.4.1. Ondanks dat ook het aantal Nederlandse dochters in China in de periode 2015–2020 afnam, blijft China in 2020 wel met ruime voorsprong de belangrijkste BRICS-bestemming voor Nederlandse bedrijven. De Nederlandse bedrijven met dochters in India zijn veelal actief in de industrie of handel. Dit zijn ook de bedrijfstakken die de overhand hebben bij Nederlandse bedrijven in China. Een verschil met China is dat Nederlandse dochters in India relatief vaker actief zijn in de bedrijfstak informatie en communicatie.
Jaar | Brazilië | Rusland | India | China | Zuid-Afrika |
---|---|---|---|---|---|
2015 | 260 | 240 | 235 | 660 | 190 |
2019 | 245 | 230 | 260 | 695 | 220 |
2020* | 180 | 180 | 220 | 555 | 165 |
Grote groei werkzame personen bij Nederlandse dochterondernemingen in India sinds 2015
In 2020 waren er zo’n 39 duizend personen werkzaam bij Nederlandse dochterondernemingen in India. Dat is een groei van 50 procent ten opzichte van 2015. Ter vergelijking: het aantal werkzame personen bij Nederlandse dochters in China nam in diezelfde periode lichtjes toe met ongeveer 1 procent tot 76 duizend in 2020. De omzet die Nederlandse bedrijven in India genereerden, vertoonde een daling in 2020, na jaren van stijging. De omzet bij Nederlandse bedrijven in India bedroeg in 2020 circa 3,7 miljard euro. In 2015 en 2019 was dat respectievelijk 3,0 en 4,1 miljard euro.
Relatief veel investeringen in India
Bovenstaande cijfers tonen aan dat het aantal dochterondernemingen in India vergeleken bij de andere BRICS-landen is gegroeid. Waar het in 2015 nog de voorlaatste plaats innam van alle BRICS-landen is dat in 2020 de tweede plaats geworden. Maar deze cijfers zeggen nog altijd niets over de relatieve aanwezigheid van investeringen in India ten opzichte van deze andere BRICS-landen. Daarom schalen we in tabel 5.4.2 het aantal dochterondernemingen naar zowel het bbp van het bestemmingsland als naar de totale waarde van de goederenexport naar dat land. Het bbp zegt immers iets over de economische grootte van de bestemmingsmarkt en dient daarmee als een goede maatstaf om het aantal investeringen in perspectief te plaatsen en beter vergelijkbaar te maken tussen landen. Door het aantal investeringen te schalen naar de exportwaarde kan bovendien iets gezegd worden over welk type relatie de voorkeur geniet: wordt een land met name bereikt door middel van goederenexport of door middel van investeringen?
Ranking | Aantal dochterondernemingen t.o.v. het bbp | Aantal dochterondernemingen t.o.v. de goederenexportwaarde |
---|---|---|
1 | Zuid-Afrika | India |
2 | Rusland | Zuid-Afrika |
3 | Brazilië | Brazilië |
4 | India | China |
5 | China | Rusland |
Wanneer we het aantal dochterondernemingen schalen naar bbp, dan zien we ten eerste dat het beeld van figuur 5.4.1 grotendeels wordt omgedraaid. Relatief naar de economische grootte van het bestemmingsland ontvangt Zuid-Afrika volgens deze maatstaf het hoogste aantal investeringen, en China juist het laagste. Hoewel Nederland in absolute termen dus de meeste dochterondernemingen heeft in China, lijkt er op basis van de rangschikking in tabel 5.4.2 ruimte voor nog veel meer investeringen. Dit is tevens in lijn met het algemene beeld dat investeren in China doorgaans relatief lastig is (zie bijvoorbeeld Hu (2018) voor een overzicht van de Chinese marktbarrières). Met het oog op de toekomst is het interessant om te onderzoeken of het in 2020 afgesloten investeringsverdrag (Comprehensive Agreement on Investments CAI) tussen de EU en China hier verandering in kan brengen. Ditzelfde beeld geldt ook min of meer voor India, dat op de 4e plaats komt te staan volgens deze rangschikking.
Wanneer we de aantallen dochterondernemingen afzetten tegen de exportwaarde dan zien we dat er in India relatief veel dochterbedrijven zijn. Wanneer een Nederlands bedrijf dus zaken wil doen met een van de BRICS-landen dan blijkt er in het geval van India relatief vaak gekozen te worden voor een investering (dochterbedrijf) in plaats van export. Dit heeft mogelijk met het ‘Make in India’-programma te maken, waarmee de Indiase overheid er op inzet dat buitenlandse bedrijven eerder kiezen voor een langdurige relatie met India, dan bijvoorbeeld een relatie op afstand. Om daar een beter beeld bij te vormen is het echter belangrijk om eerst een onderscheid te maken in het type investering dat gedaan wordt.
Horizontale en verticale investeringen
Buitenlandse investeringen kunnen ruwweg worden ingedeeld in twee typen investeringen: horizontaal of verticaal. Zoals afgebeeld in figuur 5.4.3 kan een waardeketen worden onderverdeeld in de diverse stapjes die een product van een idee of grondstof (input) tot een eindproduct (output) maken. Uitgaande van een verticale representatie van deze stapjes is een horizontale directe buitenlandse investering een investering in een buitenlandse onderneming die dezelfde activiteit ontplooit als het moederbedrijf in het thuisland. Een voorbeeld is wanneer een Nederlands bedrijf dat zich voornamelijk bezighoudt met de productie van auto onderdelen, eenzelfde productie gaat uitvoeren bij een buitenlandse dochter.
Een belangrijke motivatie voor multinationals om over te gaan tot een dergelijke horizontale investering is doorgaans markttoegang. Handelsbarrières aan de grens, zoals importtarieven of bepaalde verplichte certificaten, kunnen het immers lastig maken voor bedrijven om hun buitenlandse afnemers te bereiken. Middels een horizontale investering kan zo’n bedrijf er dan voor kiezen om die barrières over te slaan door achter de grens een filiaal op te zetten. In de praktijk is een horizontale dochter dan doorgaans ook een verkoopfiliaal van de producten die de buitenlandse moeder (ook) maakt.
Een andere mogelijkheid is een verticale investering, waarbij de buitenlandse dochter juist een andere activiteit van de waardeketen voor zijn rekening neemt dan het moederbedrijf. Denk hierbij aan een Nederlands moederbedrijf dat zich specialiseert in het ontwerpen van kleding en dan de productie daarvan uitbesteedt aan een dochteronderneming in het buitenland. In tegenstelling tot het vergroten van de afzetmarkt is de motivatie achter verticale investeringen vaak kostenbesparing. Door ondernemingen zich namelijk te laten specialiseren in dat deel van de waardeketen waar zij, bijvoorbeeld gezien het land waar ze zich in bevinden, het comparatieve voordeel hebben, kan de productie van het eindproduct efficiënter en vaak voordeliger gemaakt worden.
In deze monitor onderzoeken we voor het eerst of de buitenlandse investeringen van Nederlandse moederbedrijven kunnen worden ingedeeld naar gelang zij een horizontale of verticale investering zijn. Dat doen we door de activiteit van het moederbedrijf (op basis van 2‑digit SBI-codes) te vergelijken met die van de buitenlandse dochter. Wanneer deze overeenkomen classificeren we de investering als een horizontale investering en wanneer die verschillen als een verticale investering.
In figuur 5.4.4 tonen we de verdeling horizontale en verticale investeringen wereldwijd door bedrijven in de Nederlandse industrie-, handel- en dienstensectoren in 2020. Zo zien we dat buitenlandse investeringen door industriële bedrijven gemiddeld ongeveer 45 procent horizontaal zijn. Voor Nederlandse bedrijven actief in de diensten (65 procent) of handel (75 procent) ligt het aandeel horizontale investeringen een stuk hoger. Dit kan mogelijk verklaard worden door de zojuist geschetste motivaties voor horizontale en verticale investeringen. Bedrijven actief in de handelssector zullen vooral op zoek zijn naar (additionele) in- of verkoop, wat zij doen middels een horizontale investering. Bedrijven in de productie zullen mogelijk juist meer op zoek zijn naar manieren om zo goedkoop mogelijk te produceren en daarmee individuele onderdelen van een waardeketen uit te besteden aan buitenlandse filialen die daar beter, goedkoper of efficiënter in zijn.
In figuren 5.4.5 en 5.4.6 kijken we naar de verhouding van het type investeringen door bedrijven actief in respectievelijk de industrie- en dienstensector, in verschillende landen. Uit figuur 5.4.5 wordt bijvoorbeeld duidelijk dat de Nederlandse industrie relatief meer verticale investeringen doet in India dan in China, Rusland of Zuid-Afrika, maar minder dan in Brazilië. Het relatief lage aandeel verticale investeringen in met name China is misschien verrassend, omdat daar juist vanuit het oogpunt van kostenbesparingen verwacht zou kunnen worden dat er veel verticale investeringen zouden plaatsvinden door Nederlandse productiebedrijven. Daar staat tegenover dat China ook relatief veel handelsbarrières aan de grens heeft, waardoor horizontale investeringen juist weer attractiever worden.
Bedrijven die in Nederland actief zijn in de dienstensector investeren relatief vaker horizontaal dan bedrijven in de productiesector. Dit is met name in India zo, waar maar liefst 86 procent van alle investeringen uit Nederland dezelfde activiteit uitvoeren als het moederbedrijf in Nederland doet (figuur 5.4.6). Het gros van deze horizontale investeringen zijn in dienstverlenende activiteiten op het gebied van informatietechnologie. Zoals al eerder beschreven in deze monitor staat India bekend om de aantrekkelijkheid van haar ICT-sector, bijvoorbeeld vanwege de hoogopgeleide, Engelssprekende en technisch geschoolde beroepsbevolking die tevens voor relatief lage arbeidskosten op de loonlijst staan (The Economist, 2017; Cornish, 2022). Het is dan ook logisch dat deze sector veel investeringen aantrekt uit diezelfde sector in Nederland.
5.5Investeringen en goederenexport
Dit hoofdstuk heeft tot zover uitsluitend naar investeringen in en vanuit India gekeken. In deze paragraaf kijken we naar de goederenexport van de ondernemingen achter de uitgaande investeringen. De relatie tussen handel en investeringen is immers al geruime tijd voer voor discussie. Wanneer een bedrijf zaken wil doen met een bedrijf in het buitenland heeft het ruwweg twee opties: handel of investeren. Maar is de keuze daarbij altijd ofwel het ene ofwel het andere, of kunnen ze ook hand in hand gaan? In deze paragraaf kijken we uitgebreid naar deze relatie, waarbij we dieper zullen in gaan op zowel de type investeringen als de duur van de handelsrelatie.
Moeders van dochters in India vaak (structurele) goederenexporteur
Figuur 5.5.1 kijkt naar het goederenhandelsgedrag van Nederlandse ondernemingen met een dochter in de BRICS-landen. Nederlandse ondernemingen met dochters in India zijn in ruim driekwart van de gevallen actief als goederenexporteur. Het betreft hier ondernemingen die naast het hebben van een dochter in India ook goederen exporteren naar het buitenland, ongeacht of deze export naar het land van de dochters gaat. Meer dan 60 procent van de goederenexporteurs met een dochter in India exporteert zelfs structureel. Dit betekent dat ze in een periode van vier jaar, minstens drie jaar goederenexport rapporteren. De overige bijna 40 procent exporteert incidenteel. Incidentele exporteurs zijn ondernemingen die in een periode van vier jaar minstens één en maximaal twee jaar exporteren.
Met bijna 35 procent, valt het aandeel niet-exporteurs onder Nederlandse ondernemingen een stuk hoger uit in het geval van Zuid-Afrika. Hoewel het aandeel niet-exporteurs in het geval van India met 25 procent aanzienlijk lager is dan Zuid-Afrika, is dat aandeel nog steeds ruim boven dat van de overige BRICS-landen. In landen als China, Rusland en Brazilië, is dit aandeel namelijk doorgaans onder de 20 procent. Dit betekent niet dat Nederlandse moeders met dochters in India en Zuid-Afrika dus minder vaak goederen exporteren. Dit is een weerspiegeling van de verdeling van deze moeders naar bedrijfstak. Zo bestaat de groep Nederlandse moeders met dochters in Zuid-Afrika voor de helft uit bedrijven in de dienstensector. Dit zijn tevens ondernemingen die vaak uitsluitend diensten exporteren. Het aandeel van ondernemingen in de dienstensector is 45 procent voor ondernemingen met dochters in India, 40 procent voor Brazilië, 35 procent voor Rusland en 25 procent voor China.
Merk op dat het aandeel (structurele) exporteurs in alle BRICS-landen aanzienlijk hoger is dan dat in de volledige populatie bedrijven actief in Nederland. Zo exporteerde ruim 90 procent van alle bedrijven actief in Nederland in 2019 geen goederen. Dit komt omdat we hier uitsluitend kijken naar de groep ondernemingen met dochters in de betreffende landen. Dit zijn bedrijven die gemiddeld groter en productiever zijn dan de gemiddelde onderneming in de hele populatie en dus logischerwijs vaker exporteren.
Land | Niet-exporteur | Incidentele exporteur | Structurele exporteur |
---|---|---|---|
Brazilië | 216 | 148 | 797 |
Rusland | 220 | 112 | 864 |
India | 325 | 166 | 811 |
China | 414 | 216 | 2345 |
Zuid-Afrika | 381 | 158 | 612 |
Ruim de helft van de goederenexporteurs met dochters in India exporteert ook naar India
Ondernemingen met dochters in India zijn dus relatief vaak actief als goederenexporteur, ten opzichte van de populatie van alle Nederlandse bedrijven, maar exporteren deze ondernemingen ook goederen naar India? Figuur 5.5.2 laat zien dat ruim 45 procent van de ondernemingen met een dochter in India ook naar India exporteert, bijna 35 procent doet dat zelfs structureel. Met andere woorden, iets minder dan de helft van de Nederlandse moeders van dochters in India die internationaal goederen uitvoeren, exporteert ook naar India. Of deze ondernemingen deze goederen verhandelen met hun dochters in India is niet te bepalen op basis van de beschikbare data.
Sector | Niet-exporteur | Incidentele exporteur | Structurele exporteur |
---|---|---|---|
Alle bedrijfstakken | 706 | 161 | 435 |
Handel en investeringen: De relatie zit in de details
Om de centrale vraag te beantwoorden of handel en investeringen complementair aan elkaar zijn of juist substitueerbaar, is het wederom belangrijk om eerst een onderscheid te maken naar type investering. Bij een verticale investering, waarbij een deel van de waardeketen wordt uitbesteed, moeten de losse onderdelen geproduceerd door de verschillende schakels doorgaans wel weer verhandeld worden voordat zij samen gebracht kunnen worden tot een eindproduct. Bij een horizontale investering gaat het zoals gezegd doorgaans om een verkoopfiliaal van waaruit geproduceerd en direct verkocht wordt. Het is dan ook te verwachten dat verticale investeringen complementair zijn aan export, terwijl horizontale investeringen mogelijk juist als substituut zullen werken.
Figuur 5.5.3 laat zien dat de exportstatus zoals verwacht sterk samenhangt met het type buitenlandse investering. Zo zien we dat ondernemingen met een verticale investering in India in bijna 90 procent van de gevallen ook naar India exporteren, ten opzichte van bijna 45 procent in het geval van horizontale dochters. Daarnaast exporteren moeders met verticale dochters in India relatief vaker structureel naar dat land dan moeders met horizontale dochters. Goederenexport lijkt dus vooral hand in hand te gaan met verticale investeringen.
Verder kijkt figuur 5.5.3 naar het verband tussen exportstatus en het type investering binnen de productiesector, oftewel een van de sectoren waar de meeste goederenhandel gegenereerd wordt. Binnen de productiesector exporteren moeders van zowel horizontale als verticale dochters vaker naar India, ten opzichte van de volledige groep ondernemingen met een dochter in dat land. Echter, het verschil tussen verticale en horizontale investeringen in termen van exportgedrag is hier opnieuw te zien. Zo exporteert ruim 75 procent van de ondernemingen met een horizontale dochter in India ook goederen naar India. Onder ondernemingen met een verticale dochter is dit ruim 95 procent. Ook structurele goederenexport naar India komt vaker voor onder moeders met verticale dochters in het land dan in het geval van moeders met horizontale dochters.
Verticale investeringen lijken dus zoals verwacht vaker samen te gaan met goederenexport dan horizontale investeringen. In hoeverre de goederenhandelsstromen in beide typen investeringen werkelijk plaatsvinden tussen moeder en dochter blijft op basis van de huidige data onbekend.
Bedrijfstak | Type investering | Niet-exporteur | Incidentele exporteur | Structurele exporteur |
---|---|---|---|---|
Totaal | Horizontale FDI, Totaal | 581 | 130 | 309 |
Totaal | Verticale FDI, Totaal | 23 | 23 | 134 |
Productie | Horizontale FDI, Productie | 64 | 32 | 176 |
Productie | Verticale FDI, Productie | 2 | 7 | 89 |
5.6Intensiteit van de investeringsstromen
Tot dusver hebben we in paragraaf 5.3 en 5.4 gekeken naar de aantallen Indiase dochterondernemingen in Nederland alsook de aantallen Nederlandse dochterondernemingen in India. De omvang van de investeringen door Nederlandse bedrijven in India is nog niet duidelijk. Daarom kijken we in deze paragraaf voor het eerst naar de (nominale) waarde van de buitenlandse dochterondernemingen in India. Deze nominale aandelenwaarde betreft de waarde van de deelnemingen op het moment van de oorspronkelijke uitgifte, hierbij wordt dus geen rekening gehouden met o.a. waardeveranderingen en koersveranderingen. Verschil in waarderingswijze is bij de nominale aandelenwaarde niet van toepassing, wat vergelijkingen tussen bijvoorbeeld landen eenduidiger maakt. De aangifte vennootschapsbelasting van de belastingdienst dient voor de nominale waarde als uitgangspunt. Voor meer informatie over deze data en methoden, zie paragraaf 5.8.
India derde grootste aandeel totaal nominaal kapitaal binnen BRICS-landen
Figuur 5.6.1noot5 geeft het aandeel investeringen van de BRICS-landen weer, ten aanzien van de totale nominale waarde van Nederlandse ondernemingen in deze BRICS-landen. China vertegenwoordigt met 56,5 procent het hoogste aandeel totaal nominaal kapitaal binnen deze landen. Als een van ’s werelds grootste landen en economieën, is China aantrekkelijk voor (Nederlandse) investeerders. Daarnaast verschillen de regio’s binnen China erg van elkaar, waardoor er ook diverse markten binnen het land zijn (Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, 2022). Er zijn voor Nederlandse investeerders derhalve voldoende mogelijkheden binnen China.
India staat na Brazilië (32,7 procent) op de derde plek met een aandeel totale nominale waarde van 5,9 procent. In hoofdstuk 2 is reeds eerder beschreven dat India een flinke sprong heeft gemaakt naar de 63e plek in het ‘Ease of Doing Business’-rapport van de Wereldbank ten opzichte van het jaar ervoor. Met China op de 31e plek in het rapport, dient India nog enkele stappen te maken om in de toekomst aantrekkelijker te worden voor Nederlandse investeerders (Wereldbank, 2019). Het aandeel totale nominale waarde is het laagst voor Zuid-Afrika binnen de BRICS-landen (0,9 procent).
Aandeel | Brazilië | China | India | Rusland | Zuid-Afrika |
---|---|---|---|---|---|
Aandeel | 32,7 | 56,5 | 5,9 | 4,0 | 0,9 |
Intensiteit investeringen India onder gemiddelde BRICS-landen
Tabel 5.6.2 laat een ranking van de intensiteit van de investeringen in BRICS-landen zien voor het jaar 2019 aan de hand van twee verschillende maatstaven. De totale nominale waarde is afgezet tegen het bruto binnenlands product of de goederenexportwaarde naar het betreffende land. Net als in paragraaf 5.4 biedt dit een manier om de aanwezigheid van de buitenlandse investeringen te schalen. De economische omvang van de BRICS-landen ligt nog ver uit elkaar. Door rekening te houden met de economische omvang van het land, hier gemeten in bbp of totale goederenexportwaarde, is het eenvoudiger om de BRICS-landen met elkaar te vergelijken. Hoe hoger het gewogen aandeel totale nominale waarde, hoe groter de investeringen in het betreffende land zijn.
Ranking | Totale nominale waarde t.o.v. het bbp | Totale nominale waarde t.o.v. de goederenexportwaarde |
---|---|---|
1 | Brazilië | Brazilië |
2 | China | China |
3 | Zuid-Afrika | India |
4 | Rusland | Rusland |
5 | India | Zuid-Afrika |
Brazilië heeft de hoogste gewogen totale nominale waarde en ontvangt relatief gezien – rekening houdende met de economische omvang van het land – de hoogste nominale investeringswaarde van alle BRICS-landen. Brazilië is de grootste economie van Latijns-Amerika met relatief weinig beperkingen vanuit de overheid, waardoor het een aantrekkelijk land is voor (Nederlandse) investeerders (De Vries, 2022). Dit beeld zagen we eerder al op basis van de cijfers van DNB (figuur 5.2.2).
China staat voor beide maatstaven op de tweede plek. Dit is in tegenstelling tot het beeld van tabel 5.4.2, waar China onderaan de ranglijst stond van het aantal dochterondernemingen ten opzichte van het bbp en de exportwaarde. Het verschil zit in het feit dat de investeringen die er zijn groter blijken te zijn, zoals ook al bleek uit figuur 5.6.1.
Daarentegen staat India iets lager op deze rangschikking op basis van de waarden (tabel 5.6.2) in plaats van de aantallen dochterondernemingen (tabel 5.4.2). De verklaring daarvoor ligt wederom in figuur 5.6.1, namelijk dat de totale nominale waarde van investeringen in India een stuk lager ligt dan in China en Brazilië. Mogelijk dat de diverse programma’s beschreven in eerdere hoofdstukken kunnen bijdragen aan niet alleen de aantallen investeringen maar ook een toename in de intensiteit van de investeringen.
5.7Samenvatting en conclusie
Een belangrijk onderdeel van het ‘Make in India’-initiatief van de regering van premier Modi is het aantrekken van buitenlandse investeringen. Dit levert immers buitenlands kapitaal en kennis op, en daarmee ook werkgelegenheid en mogelijke economische groei. In dit hoofdstuk is aangetoond dat de Nederlandse investeringen in India dan ook stevig gegroeid zijn sinds dat programma begon. Dat blijkt uit de totale waarde van de investeringen op basis van macrocijfers van De Nederlandsche Bank, maar ook uit het aantal dochterondernemingen dat Nederlandse ondernemingsgroepen in India hebben vergeleken bij de andere BRICS-landen.
Investeringen zijn voor ontwikkelingslanden aantrekkelijker dan internationale handelsbetrekkingen omdat ze een langdurigere en intensievere betrekking van het buitenlandse bedrijf representeren. In hoeverre het aantrekken van investeringen gepaard gaat met meer of minder handel is doorgaans niet duidelijk. Zijn de twee substituten voor elkaar of juist complementair aan elkaar? In dit hoofdstuk zijn de investeringen opgedeeld in horizontale en verticale investeringen, en is aangetoond dat horizontale investeringen als een substituut lijken te gelden en verticale investeringen als aanvulling op internationale handel.
Dit hoofdstuk liet verder zien dat Brazilië en China binnen de BRICS-landen de grootste omvang van totale investeringen in dochtermaatschappijen hebben, gemeten in totale nominale waarde. Brazilië kent relatief weinig beperkingen van de overheid en ook China is aantrekkelijk voor Nederlandse investeerders. India is in tegenstelling tot Brazilië en China relatief laat begonnen aan het openstellen van haar economie voor buitenlandse investeerders. Het land heeft daarentegen diverse factoren die in de toekomst kansen bieden voor Nederlandse investeerders. Het zal echter nog even duren voor de omvang van investeringen in India op gelijke voet komt met Brazilië en China.
5.8Data en methoden
In dit hoofdstuk maken we gebruik van vijf verschillende databronnen over internationale investeringen. In het macro-overzicht van paragraaf 2 kwamen de data van UNCTAD en van De Nederlandsche Bank (DNB) aan bod. Deze data staan al kort beschreven in de betreffende paragraaf. In de rest van dit hoofdstuk gebruiken we data die terug te leiden zijn naar individuele bedrijven. Deze bespreken we hier kort.
In paragraaf 5.3 tot en met 5.5 gebruiken we data van de Foreign Affiliates Statistics (FATS). De FATS is een initiatief van Eurostat waarmee Europese lidstaten de activiteiten van buitenlandse dochterondernemingen proberen te monitoren. Dit gebeurt zowel voor buitenlandse ondernemingen die in Europa actief zijn, door middel van de Inward FATS, als voor Europese ondernemingen die dochterondernemingen buiten de EU hebben, door middel van de Outward FATS. Een dochteronderneming is daarbij geïdentificeerd als zijnde een in een land gevestigde onderneming die onder zeggenschap staat van een in een ander land gevestigde institutionele eenheid. De zeggenschap wordt bepaald volgens het concept van de ‘ultieme controlerende institutionele eenheid’ (UCI). In paragraaf 5.3 kijken we dus naar bedrijven in Nederland met een Indiase UCI. In paragrafen 5.4 en 5.5 kijken we daarentegen naar moeders met dochters in India met een Nederlandse UCI.
De FATS data worden uitgevraagd op het niveau van de ondernemingengroep. De ondernemingengroep is de verzameling van de separate bedrijfseenheden van een onderneming, die alle juridische eenheden omvat waarover overwegende zeggenschap kan worden uitgeoefend. Zo maken alle niveaus waarop financiële beslissingen worden genomen deel uit van de ondernemingengroep. Overwegende zeggenschap speelt een belangrijke rol in het aangaan van investeringen door een onderneming. Daarom analyseren we in dit hoofdstuk de buitenlandse investeringen op het niveau van de ondernemingengroep, in tegenstelling tot bijvoorbeeld hoofdstuk 2, waar we van het individuele bedrijf uitgaan.
Terwijl de FATS informatie heeft over zaken zoals de SBI van de dochteronderneming, hoeveel mensen er werken en gegenereerde omzet, heeft het geen informatie over de waarde van de investering. Daarom gebruiken we in paragraaf 5.6 een additionele bron, namelijk de aangifte Vennootschapsbelasting (vpb) van de belastingdienst. Daarbij moeten bedrijven aangeven of ze deelnemingen in het buitenland hebben. Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de afbakening van de OFATS kijken we in deze paragraaf alleen naar de totale nominale waarde van de investeringen van Indiase dochterondernemingen van Nederlandse ondernemingengroepen waarbij het deelnemingspercentage minimaal 50 procent bedraagt.
Ondernemingen hebben binnen de verslaggevingsrichtlijnen – richtlijnen voor het weergeven van financiële informatie – keuze in de waarderingswijze van hun (buitenlandse) deelnemingen. Zulke deelnemingen kunnen door diverse waarderingswijzen in waarde fors van elkaar afwijken, door o.a. historisch of juist volgens actuele waarde te waarderen. Hierdoor kunnen niet zomaar alle deelnemingswaarden bij elkaar worden opgeteld om separate landen te vergelijken. Een nominale aandelenwaarde betreft de nominale waarde van een deelneming bij de uitgifte. De nominale aandelenwaarde is derhalve een eenduidige gelijkblijvende maatstaf, waarbij er geen rekening wordt gehouden met o.a. waardeveranderingen en koerswinsten. De winstgevendheid van de onderneming kan niet gemeten worden, echter de nominale waarde creëert wel eenduidigheid voor het vergelijken van de investeringsintensiteit in landen. Daarom kiezen we er in deze paragraaf voor om de investeringen in verschillende landen met elkaar te vergelijken op basis van hun nominale waarde.
5.9Literatuur
Literatuur
André, A. (2021, 28 november). Investeerders keren China de rug toe, India profiteert. Het Financieele Dagblad.
André, A. (2022, 29 december). India wil maakindustrie uit China lokken, ondanks een matig vestigingsklimaat. Het Financieele Dagblad.
Berkenbos, A., Creemers, S., Jaarsma, M., Rud, I. & Stienstra, A. M. (2022). Buitenlandse investeringen en multinationals. In D. Herbers & M. Jaarsma (Red.), Nederland Handelsland: Export, import & investeringen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Business Insider Nederland. (2016). 5 redenen om te beleggen in India.
Cornish, C. (2022, 1 augustus). Investors worry that India has passed ‘peak outsourcing’. Londen: Financial Times.
Cremers, D., Franssen, L., Lammertsma, A. & Rooyakkers J. (2019) Export en investeren: een stapsgewijs proces? In S. Creemers & M. Jaarsma (Red.), Internationaliseringsmonitor 2019, vierde kwartaal: Kwaliteitseisen in handelsbeleid. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Crow, A. (2023). Is India the Next ‘Bright Spot’ for Global Investors? ORF Special Report No. 204, January 2023. New Delhi, India: Observer Research Foundation.
Dohmen, J. (2023, 27 januari). India is nog lang niet het nieuwe China. Het Financieele Dagblad.
Gaggar, R., Kalra, A., Singh, A. & Ochani, C. (2022). India: Foreign direct investment regulations. Global Competition Review.
Hu, W. (2018). EU-China investments: Barriers to Market Access in China. CEPS.
IndiaConnected (2019). Steeds meer buitenlandse bedrijven produceren in India.
Khanna, A. (2022, 11 november). India’s Changing Landscape for Foreign Direct Investment and Tax. Bloomberg Tax.
Koenis, C. (2020, 18 mei). India gaat ver om het nieuwe China te worden, gaat dat lukken? RTL Nieuws.
NOS Nieuws (2022, 23 augustus). Apple wil meer iPhones produceren in India, ‘China minder betrouwbaar’.
Reuters (2020, 14 januari). China’s 2019 trade surplus with U.S. narrows to $295.8 billion vs $323.3 billion in 2018.
RTL Nieuws (2023, 23 januari). Kwart van alle iPhones komt straks uit India.
Rijksdienst voor Ondernemend (RVO) Nederland (2022). Zakelijke kansen in China.
Tan, H. (2022). India wil fabriek van de wereld worden, maar er is meer dan een pandemie voor nodig om China na 40 jaar te onttronen. Business Insider Nederland.
The Economist (2017). Indian outsourcing specialists must reboot their strategies. Londen: The Economist.
UNCTAD (2023a). Annex table 03: FDI inward stock, by region and economy, 1990-2021. [Database].
UNCTAD (2023b). Annex table 04: FDI outward stock, by region and economy, 1990-2021. [Database].
UNCTAD (2023c). World Investment Report 2022. [Dataset].
Vries, de, J. (2022, 3 mei). Tegen alle economische logica in: open Braziliaanse economie krijgt boost van ‘Oekraïne’. De Volkskrant.
Wereldbank (2019, Oktober 24). Doing Business 2020: China’s Strong Reform Agenda Places it in the Top 10 Improver List for the Second Consecutive Year.
Noten
In deze UNCTAD-cijfers worden de investeringen via Bijzondere Financiële Instellingen (BFI’s) buiten beschouwing gelaten.
Er bestaan bijvoorbeeld grote verschillen tussen de verschillende Indiase staten in taal, demografie, politiek en economische groei.
Een onderneming met directe investeringen uit het buitenland is een onderneming waarin een investeerder uit een ander land tenminste 10 procent van het gewone aandelenkapitaal of van de stemrechten of het equivalent daarvan bezit. Het gaat hierbij om een blijvend belang en om verkrijging van substantiële invloed in het management van de onderneming bijvoorbeeld door een fusie, overname, bouw van nieuwe faciliteiten, herinvestering van winsten uit overzeese activiteiten of leningen tussen onderdelen van de onderneming (Berkenbos et al., 2022).
Het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) maakt gebruik van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) om bedrijfseenheden in te delen naar hoofdactiviteit. Het Nederlandse bedrijfsleven omvat alle bedrijven uit de SBI-secties B tot en met N, exclusief K plus S95. Deze afbakening wordt internationaal aangeduid als de ‘non-financial business economy’.
Investeringen betreffen in deze paragraaf de nominale waarde conform de definitie van de vennootschapsbelasting. Deze definitie wijkt af van de definitie van directe buitenlandse investeringen van DNB. Daarnaast zijn enkel dochtermaatschappijen van Nederlandse ondernemingen geanalyseerd, waarbij de beslissende zeggenschap tevens in Nederland ligt. Deze investeringsdata kan derhalve niet vergeleken worden met investeringsdata van DNB. Raadpleeg voor meer informatie over waarden van investeringen naar land de website van DNB.