Handel in goederen met grote milieu-impact
De productie en consumptie van goederen als vlees, palmolie, kleding en laptops heeft een grote impact op het milieu. De productie van deze goederen houdt verband met uitputting van natuur en biodiversiteit, uitstoot van broeikasgassen door toenemend internationaal transport en door ontbossing als gevolg van een toenemende vraag naar bepaalde producten. Nederland is in verschillende rollen in de handelsketen van deze producten actief: als importeur, producent, doorvoerland en consument. In dit hoofdstuk wordt de Nederlandse rol in de wereldwijde handel van deze vier goederen in kaart gebracht.
3.1Inleiding
De meeste activiteiten in ons dagelijks leven hebben impact op het milieu. De grootste impact is echter verborgen (naar schatting circa 82 procent). Daarbij gaat het met name over de negatieve milieueffecten van de productie van goederen in het buitenland voordat we deze importeren (Porcelijn, 2021). Het Global Footprint Network heeft berekend dat de huidige wereldwijde productie- en consumptiepatronen het regeneratieve vermogen van de aarde 75 procent te boven gaan (GFN, 2019). Op de volgende manieren heeft Nederland impact op het wereldwijde ecosysteem (vanaf hier ‘milieu-impact’ of ‘impact’):
- Watergebruik- en vervuiling;
- Landdegradatie en ontbossing;
- Delven, verwerken en verbruiken van grondstoffen;
- Uitputting van natuurlijke bronnen, ecosystemen en biodiversiteit;
- Uitstoot van schadelijke stoffen en afval;
- Gebruik van fossiele brandstoffen en uitstoot van broeikasgassen.
Als we kijken naar de top-10 van activiteiten van de gemiddelde Nederlander in het dagelijkse leven met de grootste milieu-impact dan kan er voor veel activiteiten een verband gelegd worden met de internationale goederenhandel.noot1 Zo hebben gebruiksvoorwerpen (of ‘spullen’), vlees, overige voeding en kleding een grote milieu-impact en dat zijn allemaal goederen die Nederland veel importeert of waarvoor veel import nodig is (zoals de import van soja voor veevoer). Volgens Milieu Centraal (2020) zijn gebruiksvoorwerpen, kleding en voeding samen goed voor 54 procent van de CO2-uitstoot van een Nederlands huishouden. Vlees en overige voeding wordt door Nederland ook veel uitgevoerd.
Gebruiksvoorwerpennoot2 hebben gezamenlijk de grootste milieu-impact van alle onderdelen van het dagelijks leven van Nederlanders. Een kwart van de impact van deze spullen heeft te maken met elektronica en dataverkeer. Daarbij spelen met name laptops, tablets en smartphones een grote rol. Vlees (en vis) zijn na de gebruiksvoorwerpen, auto en huis de grootste belaster van het milieu, vanuit het gemiddelde consumptiegedrag in Nederland bezien (CE Delft, 2020a; Porcelijn, 2021).
De milieu-impact van plantaardig eten en drinken komt op de vijfde plek. In dit hoofdstuk zal als voorbeeld worden stilgestaan bij palmolie, omdat Nederland een grote rol speelt bij de import, verwerking en wederuitvoer van palmolie. Daarnaast is het een product met een grote milieu-impact, zit het in heel veel voedingsmiddelen en is het vaak vervangbaar of kan het worden weggelaten. Nederland produceert veel geraffineerde palmolie (ook voor de export) in verhouding tot de omvang van de Nederlandse economie en de productie in andere landen (CE Delft, 2020b). Palmolie en vlees (en soja als belangrijke grondstof in veevoer) hebben de overeenkomst dat ze gelinkt worden aan ontbossing van tropisch regenwoud zoals in Brazilië (soja), Indonesië en Maleisië (palmolie) (Wedeux & Schulmeister-Oldenhove, 2021). Kleding en textiel staan op de achtste plek als het gaat om milieu-impact.
Nederlands reisverkeer in perspectief
In tegenstelling tot de goederenhandel, zorgt een deel van de dienstenhandel voor minder druk op het milieu omdat er vaak geen fysieke grensoverschrijding van mensen of goederen plaatsvindt. Een belangrijke uitzondering hierop is het luchtverkeer dat binnen de statistiek meetelt als in- en uitvoer van diensten. Zo staat vliegen in de top-10 van activiteiten in het Nederlandse dagelijkse leven met de grootste milieu-impact (CE Delft, 2020a). Het toerisme als geheel is goed voor zo’n 8 procent van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen (Lenzen et al., 2018). De onderzoekers namen daarbij de hele toeristenindustrie mee, waaronder accommodatie, aankopen, activiteiten en transport. Vliegen is daarbij het meest belastende onderdeel van reizen.
Het Nederlandse passagiersvervoer door de lucht is sterk gegroeid de afgelopen decennia: van zo’n 32 miljoen reizigers in 1997 tot meer dan 81 miljoen in 2017 (CBS, 2021e). Vliegen levert een hogere CO2-uitstoot op dan vervoer met de auto, en dan met name op korte afstanden (PBL, 2018). 46 procent van de Nederlandse reizigers gebruikte in 2019 het vliegtuig om naar buitenlandse vakantiebestemmingen te reizen, goed voor zo’n 10,4 miljoen vakanties (NRIT et al., 2020). Om van huis naar de vakantiebestemming te reizen is vervoer nodig. Voor vakanties buiten de Nederlandse landsgrenzen werd vaker met het vliegtuig (46 procent) gereisd dan met de auto (44 procent), de trein (4 procent) of overig (7 procent). De groei van luchtvaartactiviteiten gerelateerd aan toerisme hangt samen met een toename in uitstoot van broeikasgassen (CBS, 2017b). De luchtvaart was de laatste jaren goed voor circa 6 procent van de totale CO2-uitstoot door de Nederlandse economie. Het gaat daarbij om de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen met hun uitstoot in binnen- en buitenland, zonder de buitenlandse maatschappijen die op Nederland vliegen. Bij de stikstofoxide-uitstoot was de luchtvaart zelfs verantwoordelijk voor zo’n 15 procent van het totaal (CBS, 2021d).
De hoeveelheid lange vluchten kan benaderd worden vanuit het reisverkeer binnen de statistiek Internationale Handel in Diensten door te kijken naar de bestedingen van Nederlanders buiten Europa. Zoals blijkt uit figuur 3.1.1 nemen de bestedingen van Nederlandse reizigers in niet-Europese landen toe. De CO2-uitstoot door een Nederlandse personenauto is per kilometer lager dan voor korte vluchten, maar hoger dan voor lange vluchten. Door de grote afstand in kilometers naar verre bestemmingen zijn de totale CO2-emissies van lange-afstandsvluchten echter toch veel groter dan een reis per auto (PBL, 2018). Nederlandse toeristen en zakelijke reizigers besteedden in 2019 bijna 20 miljard euro in het buitenland. Coronajaar 2020 buiten beschouwing gelaten, werd een steeds groter aandeel van de bestedingen buiten Europa gedaan. In 2014 was Europa nog goed voor 81 procent van de bestedingen door Nederlandse toeristen, dagjesmensen en zakelijke reizigers. In 2019 was dat aandeel afgenomen tot 77 procent. In 2020 nam de milieu-impact door de luchtvaart behoorlijk af: door reisbeperkingen werden er minder reizen gemaakt en bleef men dichter bij huis.
Jaar | Europa (exclusief Nederland) | Rest van de wereld |
---|---|---|
2019 | 77,1 | 22,9 |
2018 | 77,7 | 22,3 |
2017 | 78,2 | 21,8 |
2016 | 80,5 | 19,5 |
2015 | 80,5 | 19,5 |
2014 | 81,3 | 18,7 |
Leeswijzer
In paragraaf 3.2 zal vlees nader worden geanalyseerd en daarbij zal een onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende soorten vlees. Er wordt onder andere gekeken naar de invoer die nodig is om de uitvoer van vlees mogelijk te maken. In paragraaf 3.3 wordt vervolgens stilgestaan bij de rol van Nederland in de keten van palmolie. Daarbij is onder meer aandacht voor de export die gebruik maakt van de import van palmolie. In paragraaf 3.4 zal gekeken worden naar de Nederlandse rol bij de in- en uitvoer van kleding. Laptops en daarbij ook tablets zullen in paragraaf 3.5 in detail geanalyseerd worden. De conclusie en samenvatting van het hoofdstuk staan in paragraaf 3.6.
3.2Vlees
Milieu-impact van vlees
Een groot deel van de impact van menselijke consumptie op ecosystemen heeft te maken met de consumptie van vlees. Wereldwijd kon in 2013 naar schatting 14,5 procent van alle door mensen veroorzaakte broeikasgasuitstoot gerelateerd worden aan de veehouderij (FAO, 2013). Dat aandeel zal inmiddels vermoedelijk hoger liggen gezien de sterke wereldwijde groei van de vleesconsumptie in de afgelopen acht jaar. In Nederland is de vleesconsumptie in 2018 en 2019 licht gegroeid en kwam in 2019 uit op 78 kilogram per persoon, inclusief vleeswaren. Zonder vleeswaren gaat het om 39 kilogram waarvan 18,5 kilogram varkensvlees, 11,5 kilogram kippenvlees, 8 kilogram rundvlees en 1 kilogram overig vlees (WUR, 2020b).
De grootste milieu-impact wordt aan het begin van de keten veroorzaakt bij de productie van veevoer, met soja als belangrijk ingrediënt. Doordat er wereldwijd steeds meer vlees gegeten wordt, is het landareaal voor sojaproductie in 50 jaar vertienvoudigd tot een gebied ter grootte van Duitsland, Frankrijk, België en Nederland samen (WNF, 2014). De soja die we in Nederland gebruiken, komt vooral uit de Verenigde Staten en Brazilië.noot3 Daar zorgt de teelt voor allerlei problemen: er wordt bos voor gekapt, de bodem raakt uitgeput en het water wordt vervuild door bestrijdingsmiddelen en kunstmest (Milieu Centraal, 2021a). Bij de sojateelt worden steeds meer bestrijdingsmiddelen gebruikt omdat onkruid resistent wordt en vanwege het ontstaan van nieuwe schimmelziektes. Ook wordt er steeds meer (schadelijk) kunstmest gebruikt vanwege de gronduitputting door grootschalige sojateelt (Milieu Centraal, 2021a).
Veehouderij is een volgende schakel in de vleesketen. De milieu-impact komt in deze fase vooral van de methaanuitstoot door koeien (methaan is een sterker broeikasgas dan CO2) en het grote landgebruik. Bijna 40 procent van het land op aarde is al in gebruik voor landbouw. Twee derde hiervan betreft grasland voor vee. Het overige deel betreft akkerbouw waarvan ook weer een derde bestemd is voor het verbouwen van veevoer (Volkskrant, 2018). Bij de vleesproductie zijn verspilling en CO2-uitstoot de grootste problemen.
Er zitten wel grote verschillen tussen de verschillende vleessoorten. Zo is er 2,5 keer meer water nodig voor de productie van rundvlees dan voor de productie van varkensvlees en zelfs 3,5 keer meer dan bij de productie van kippenvlees (UNESCO, 2010). Het consumeren van een portie Zuid-Amerikaans rundvlees is daarbij schadelijker (minder efficiënt, meer ontbossing, grotere afstand qua transport) voor het ecosysteem dan een portie Europees rundvlees (Porcelijn, 2021). Rundvlees heeft bovendien een laag rendement wat betreft veevoergebruik: voor elke kilogram eetbaar rundvlees is circa 25 kilogram veevoer nodig. Bij varkensvlees en kippenvlees is dat respectievelijk ongeveer 9 en 4,5 kilogram. Daarbij is meegenomen dat niet alle delen van een dier daadwerkelijk worden geconsumeerd (Van Huis, 2013).
De milieu-impact van vlees kan afnemen door vermindering van de vraag of een verandering in consumptiepatronen, zoals een vegetarisch alternatief of de voorkeur voor lokaal geproduceerd vlees of kippenvlees in plaats van rundvlees. Dat is een wereldwijde uitdaging. Met name in opkomende landen zoals China wordt steeds meer vlees gegeten. De wereldwijde vraag naar vlees zal naar verwachting nog flink groeien, met naar schatting 88 procent meer vraag in 2050 dan in 2010 (WRI, 2019). Daarom zal in deze paragraaf uitvoerig worden gekeken naar de Nederlandse vleesexport.
EU-vergelijking
Nederland is, met een importbedrag van bijna 4 miljard euro in 2020, de vierde importeur van vleesnoot4 in de EU (figuur 3.2.1). Enkel Duitsland, Italië en Frankrijk importeerden meer vlees in 2020. In 2000 en 2010 was Nederland nog de vijfde importeur. In termen van importgewicht is Nederland zelfs de tweede importeur en heeft alleen Duitsland een hoger importgewicht.noot5
Uit meer gedetailleerde cijfers blijkt dat Nederland veel rundvlees importeert (daarmee derde in de EU), maar dit betreft wel deels invoer voor wederuitvoer of doorvoer voor het buitenland. Met pluimveevlees en overig vleesnoot6 is Nederland ook de derde importeur van de EU. Alleen met varkensvlees is Nederland een minder belangrijke importeur: zesde in 2020. Dat is wel hoger dan in 2000. Toen was Nederland nog de tiende importeur van varkensvlees.
land | Rund | Varken | Pluimvee | Overig |
---|---|---|---|---|
Duitsland | 1,8 | 1,5 | 1,4 | 1,6 |
Italië | 1,7 | 1,8 | 0,1 | 0,4 |
Frankrijk | 1,0 | 0,7 | 1,0 | 1,3 |
Nederland | 1,6 | 0,6 | 0,8 | 0,8 |
Polen | 0,1 | 1,3 | 0,1 | 0,1 |
Bron: CBS, Eurostat |
In figuur 3.2.2 zien we dat bijna een kwart van al het ingevoerd vlees uit Duitsland komt. Op grote afstand volgen België, Polen, Brazilië en het Verenigd Koninkrijk als belangrijkste leveranciers van vlees. Deze vijf landen zijn samen goed voor 57 procent van de totale Nederlandse vleesimport.
Zowel voor rundvlees, varkensvlees als pluimveevlees is Duitsland de grootste leverancier, alleen bij de invoer van overig vlees scoort Brazilië hoger. De sterkste groei betreft de invoer uit Polen. In 2010 was Polen nog onze vijfde vleesleverancier, terwijl het in 2020 is opgeklommen naar de derde plaats. Er komt vooral veel pluimveevlees uit Polen. Vanwege plaatsgebrek in West-Europa heeft een flinke uitbreiding van pluimveehouderijen in Polen plaatsgevonden, met hulp van Nederlandse technologie (LNV, 2019).
land | Rund | Varken | Pluimvee | Overig |
---|---|---|---|---|
Duitsland | 263 | 354 | 208 | 114 |
België | 164 | 108 | 106 | 65 |
Polen | 130 | 54 | 158 | 16 |
Brazilië | 93 | 0 | 52 | 135 |
VK | 107 | 6 | 50 | 58 |
Bron: CBS, Eurostat |
Nederland was in 2020 van alle EU-landen de grootste vleesexporteur, net voor Spanje (figuur 3.2.3). Het ging om een bedrag van 8,8 miljard euro in 2020. In 2000 ging het nog om een bedrag van 5 miljard euro. Ook toen was Nederland de grootste vleesexporteur van de EU. Naast de exportwaarde is ook het exportgewicht sterk toegenomen: van 2,4 miljard kilogram vlees in 2000 tot 3,6 miljard kilogram in 2020. Ook in termen van exportgewicht is Nederland de grootste exporteur.
Nederland is in alle categorieën sterk vertegenwoordigd en heeft geen duidelijk specialisme zoals Spanje, Duitsland, Denemarken (allen met name varkensvlees) en Polen (met name pluimvee). Nederland is de grootste exporteur van rundvlees, de tweede exporteur van pluimveevlees (na Polen) en overig vlees (na Spanje) en de vierde exporteur van varkensvlees (na Spanje, Duitsland en Denemarken).
Nederland exporteert wel meer varkensvlees dan rundvlees en dat verschil wordt groter als enkel wordt gekeken naar de export van in Nederland geproduceerd vlees. Maar liefst 95 procent van de varkensvleesexport is van Nederlandse makelij. Bij rundvlees is dat 80 procent. Bovendien is het zo dat de export van varkensvlees in stijgende lijn is (+6 procent in 2020, vooral door de groeiende export naar China) terwijl de export van rundvlees afneemt (–11 procent in 2020).
Als het gaat om rundvlees dan heeft Nederland zich gespecialiseerd in het fokken en opgroeien van kalveren voor de export. Een belangrijk deel van de Nederlandse export van rundvlees betreft kalfsvlees waarbij meer dan de helft van de Nederlandse vleeskalveren uit het buitenland komt (Animals Today, 2019). Kalfsvlees heeft per kilo karkasgewicht de grootste milieu-impact van alle vleessoorten indien de kalveren soja als krachtvoer te eten krijgen. Dit komt met name doordat bij kalveren relatief veel energie wordt omgezet in botmassa en minder in vleesgewicht (CE Delft, 2018). De rundvleesproductie in Nederland heeft grote effecten op lucht- en bodemkwaliteit, maar ook op biodiversiteit en de volksgezondheid (CE Delft, 2020b).
land | Rund | Varken | Pluimvee | Overig |
---|---|---|---|---|
Nederland | 2,5 | 2,6 | 2,3 | 1,5 |
Spanje | 0,8 | 5,7 | 0,3 | 1,9 |
Duitsland | 1,0 | 4,2 | 0,8 | 1,3 |
Polen | 1,4 | 0,8 | 2,3 | 0,4 |
Denemarken | 0,3 | 2,7 | 0,1 | 0,5 |
Bron: CBS, Eurostat |
De belangrijkste bestemming van de Nederlandse vleesexport in 2020 betrof Duitsland (21 procent aandeel), gevolgd door het Verenigd Koninkrijk (12 procent aandeel) en China (11 procent aandeel). Samen met Frankrijk en Italië zijn deze landen goed voor 59 procent van de totale Nederlandse vleesexport. Al deze landen waren ook in 2000 en 2010 belangrijke exportbestemmingen, met uitzondering van China. De opkomst van China heeft te maken met een aanhoudende uitbraak van Afrikaanse varkenspest in China, waardoor de Chinese binnenlandse productie inzakte en de vraag naar buitenlands varkensvlees steeg (Ramaekers, 2020; CBS, 2021c). De vleesexport naar China betreft voor het overgrote deel varkensvlees. Bij de export naar Duitsland, Frankrijk en Italië is rundvlees toonaangevend en bij de export naar het Verenigd Koninkrijk is dat pluimveevlees.
land | Rund | Varken | Pluimvee | Overig |
---|---|---|---|---|
Duitsland | 762 | 299 | 503 | 254 |
VK | 91 | 102 | 582 | 320 |
China | 2 | 738 | 0 | 226 |
Frankrijk | 337 | 20 | 234 | 101 |
Italië | 336 | 272 | 24 | 25 |
Bron: CBS, Eurostat |
Belang vleesafzet voor de Nederlandse economie
In figuur 3.2.5 laten we het belang van de vleesafzet zien voor de Nederlandse economie (in termen van toegevoegde waarde, alle bedrijfstakken) in de periode 2015–2019. Hierbij maken we naast een totaalbeeld ook een onderscheid tussen de vier eerdergenoemde vleescategorieën. Wat onmiddellijk in het oog springt, is dat de Nederlandse economie meer baat heeft bij de export dan de binnenlandse afzet van vlees. Dit is vooral zichtbaar voor rund-, varkens- en pluimveevlees. Het overig vlees vormt een uitzondering op dit patroon; de toegevoegde waarde van het overig vlees wordt vooral gecreëerd dankzij de binnenlandse afzet.
Nederland verdiende in 2019 ruim 8,7 miljard euro aan de binnenlandse afzet en export van vlees, goed voor 1,1 procent van het bbp. In 2015 was dit aandeel 1 procent, de bijdrage van de vleesafzet aan de Nederlandse welvaart bleef dus redelijk stabiel. In figuur 3.2.5 zien we dat de groei van de toegevoegde waarde van vlees tussen 2015 en 2019 gedreven werd door een forse stijging van de export van varkensvlees en de gestage toename van de afzet van overig vlees. Circa 60 procent van de 8,7 miljard euro aan toegevoegde waarde is toe te schrijven aan de vleesexport. In 2019 leverde de export van vlees de Nederlandse economie 5,2 miljard euro op, goed voor 4,2 procent van de totale exportverdiensten aan goederen van Nederlandse makelij. Vlees vormt doorgaans een belangrijk onderdeel van het Nederlands exportpakket en behoort tot de producten waaruit Nederland de hoogste exportverdiensten haalt (CBS, 2017a; CBS, 2019; CBS, 2021c).
jaar | Export | Binnenlandse afzet |
---|---|---|
Vlees | . | . |
2015 | 4031,9 | 3030,1 |
2016 | 4410 | 3143,1 |
2017 | 4682,8 | 3306,9 |
2018 | 4688 | 3408,6 |
2019 | 5223,9 | 3502,9 |
Rund | . | . |
2015 | 1034,4 | 410,7 |
2016 | 1164,3 | 426,6 |
2017 | 1244,1 | 452,2 |
2018 | 1258,9 | 468,4 |
2019 | 1264 | 422,9 |
Varken | . | . |
2015 | 874,4 | 723,7 |
2016 | 1029,4 | 712,7 |
2017 | 1133,2 | 754,3 |
2018 | 1065 | 753,4 |
2019 | 1414,3 | 779,8 |
Pluimvee | . | . |
2015 | 1042,6 | 409,5 |
2016 | 1124,6 | 446 |
2017 | 1100,8 | 455 |
2018 | 1129 | 457,9 |
2019 | 1160,9 | 462,4 |
Overig | . | . |
2015 | 1080,6 | 1486,3 |
2016 | 1091,7 | 1557,8 |
2017 | 1204,7 | 1645,3 |
2018 | 1235,1 | 1728,9 |
2019 | 1384,8 | 1837,9 |
Naast toegevoegde waarde die neerslaat in de Nederlandse economie, genereert de Nederlandse vleesafzet ook banen. In 2019 was de binnenlandse afzet en de export van vlees verantwoordelijk voor ruim 98 duizend voltijdbanen (1,3 procent van de Nederlandse werkgelegenheid). Dit is zo’n 12 duizend banen meer dan in 2015, oftewel een stijging van 14 procent. De export van vlees creëerde 53 duizend voltijdbanen in 2019. Dit is een stijging van circa 20 procent ten opzichte van 2015, oftewel 9 duizend banen meer. De binnenlandse afzet van vlees was in 2019 goed voor 45 duizend voltijdbanen.
Figuur 3.2.6 laat zien dat de voedingsmiddelenindustrie (met 25 procent) de grootste bijdrage levert aan de totale toegevoegde waarde dankzij de binnenlandse afzet en export van vlees. Daarbij gaat het met name om slachterijen, de vleesverwerkende industrie en de vee- en diervoederindustrie. Ook de landbouw is niet geheel verrassend een belangrijke toeleverancier in de vleesketen; zij is verantwoordelijk voor 14 procent van de totale toegevoegde waarde. Binnen deze sector is de veehouderij het belangrijkst. De detailhandel is goed voor 13 procent van de totale toegevoegde waarde. De detailhandel (zoals een supermarkt en een slager) is hoofdzakelijk betrokken in de waardeketen waar het Nederlandse vlees uiteindelijk bestemd is voor de Nederlandse markt. Bij de groothandel, die net als de landbouw 14 procent van de toegevoegde waarde genereert, is het beeld in zekere zin omgekeerd; zij blijken vooral een bijdrage te leveren aan vlees dat bestemd is voor de export. De sector uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling volgt op een afstand met 7 procent van de totale toegevoegde waarde die gerelateerd is aan de vleesafzet. Naar schatting is ongeveer 80 procent van de medewerkers bij slachterijen in Nederland arbeidsmigrant en werkzaam via een uitzendbureau (NOS, 2020).
Vleescategorie | Export | Binnenlandse afzet |
---|---|---|
Voedingsmiddelen- industrie |
. | . |
Rund | 336,8 | 18,8 |
Varken | 432,0 | 125,6 |
Pluimvee | 321,1 | 51,8 |
Overig | 518,6 | 380,5 |
Landbouw | . | . |
Rund | 257,2 | 12,7 |
Varken | 341,8 | 99,3 |
Pluimvee | 245,3 | 37,7 |
Overig | 127,6 | 81,6 |
Groothandel en handelsbemiddeling |
. | . |
Rund | 224,5 | 59,7 |
Varken | 156,5 | 85,3 |
Pluimvee | 184,2 | 73,7 |
Overig | 197,7 | 215,6 |
Detailhandel | . | . |
Rund | 9,1 | 192,5 |
Varken | 6,7 | 216,5 |
Pluimvee | 7,6 | 145 |
Overig | 6,9 | 533,2 |
Uitzendbureaus en arbeidsbemiddeling |
. | . |
Rund | 94,3 | 15,7 |
Varken | 113,4 | 43,5 |
Pluimvee | 88,7 | 22,5 |
Overig | 130,8 | 120,2 |
Benodigde invoer voor de export van vlees
Zoals hierboven beschreven, behoort vlees tot de producten waaruit Nederland de meeste exportverdiensten haalt (CBS, 2017a; 2019; 2021c). Om vlees te kunnen exporteren zijn niet alleen Nederlandse sectoren – zoals de eerdergenoemde voedingsmiddelenindustrie of de landbouw – van belang, maar zijn ook buitenlandse inputs essentieel. Er is bijvoorbeeld in Nederland niet de ruimte om veevoer te verbouwen voor al het vee dat gehouden wordt. De invoer van producten gebruikt voor veevoer heeft soms een grote impact op tropische natuurgebieden. In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op welke invoer er nodig is voor de export van vlees.
Voor de uitvoer van vlees was in 2019 meer dan 2,7 miljard euro aan invoer nodig (zie figuur 3.2.7). Aan de export van vlees verdiende Nederland bijna 63 cent per euro in 2019. Dat is net iets meer dan in 2015 toen het nog 62 cent was. Terwijl gemiddeld de toegevoegde waarde van de export de laatste jaren dalende is (Aerts et al., 2020b), lijkt deze neerwaartse trend niet van toepassing op de export van vlees. Eén van de mogelijke oorzaken hiervan is dat de prijs van sommige invoerproducten is gedaald. Zo is voor sojabonen en palmolie de prijs per kilo dalende vanaf 2012 tot 2019. Dit is echter niet voor alle benodigde invoerproducten het geval; de prijs per kilo maïs fluctueert en is in 2019 licht hoger dan in de jaren ervoor (CBS, 2021a).
jaar | Invoer uit de EU | Invoer van buiten de EU | Binnenlandse Toegevoegde Waarde |
---|---|---|---|
2015 | 1,52 | 0,66 | 3,44 |
2016 | 1,69 | 0,72 | 3,87 |
2017 | 1,78 | 0,73 | 4,09 |
2018 | 1,84 | 0,72 | 4,09 |
2019 | 1,98 | 0,75 | 4,59 |
De meeste invoer die benodigd is voor de uitvoer van vlees, bestaat uit levende dieren en vleesproducten (die in Nederland worden verwerkt), of uit goederen die worden gebruikt voor veevoer. In figuur 3.2.8 zijn de 10 meest gebruikte importgoederen voor de export van vlees weergegeven. De invoer van levend pluimvee staat bovenaan, daarvan werd in 2019 voor bijna 240 miljoen euro aan producten ingevoerd ten behoeve van de export. Bijna 200 miljoen euro daarvan kwam uit Duitsland. België is met 39 miljoen euro op ruime afstand de tweede grootste leverancier van pluimvee die Nederlandse bedrijven gebruiken voor de vleesexport. Deze invoer komt hoofdzakelijk via de bedrijfstak slachterijen.
Maïs is het op een na grootste invoerproduct en wordt met name gebruikt voor veevoer. Bijna 67 procent van deze invoer kwam uit Oekraïne (bijna 50 miljoen euro). De tweede leverancier is Frankrijk (10 miljoen euro). Dan volgt tarwe en mengkoren, daarvan werd iets meer dan 63 miljoen euro ingevoerd en gebruikt voor de uitvoer van vlees. Ook deze invoer komt met name uit Europa; Frankrijk (34 miljoen euro) en Duitsland (14 miljoen euro) zijn de grootste leveranciers. Veel van deze invoer wordt direct verwerkt tot veevoeder.
Van de 61 miljoen invoer aan rundvlees zonder been komt meer dan de helft niet uit Europa. Ook is de herkomst van deze invoer veel meer verdeeld over verschillende landen dan het geval is voor de top-3 waar minstens de helft werd geleverd door één land. Ierland levert het meeste (12 miljoen euro invoer) gevolgd door Uruguay (8 miljoen euro invoer). De Verenigde Staten, Australië en Argentinië leveren ieder ongeveer 7 miljoen euro.
Levende kalveren en karkassen van runderen (op plek vijf en zes) worden met name uit Europese landen ingevoerd. Duitsland is voor beide categorieën de grootste leverancier. Op plaats 7 en 8 staan twee producten waarvoor het gros van de invoer niet uit Europa komt. Op plek 7 staat ruwe palmolie waarvan bijna 50 miljoen euro wordt ingevoerd ten behoeve van de export van vlees. Palmolie wordt volgens Hoste (2014) met name gebruikt in veevoeder (na verwerking). In paragraaf 3.3 wordt de invoer van palmolie nader bekeken. Maleisië en Indonesië zijn de grootste leveranciers, goed voor 15 en 13 miljoen euro invoer respectievelijk, gevolgd door Papoea-Nieuw-Guinea met 12 miljoen euro invoer.
Ook sojabonen (plek 8) worden met name gebruikt voor veevoeder. In totaal werd bijna 45 miljoen euro aan invoer gebruikt. Zo’n 31 miljoen euro daarvan kwam uit Brazilië en bijna 10 miljoen uit de Verenigde Staten. Varkensvlees wordt met name uit Duitsland ingevoerd (zowel wild als tam).
GN8_Omschrijving | EU | Niet-EU |
---|---|---|
Levend pluimvee | 239,59 | 0,00 |
Maïs | 21,28 | 53,66 |
Tarwe en mengkoren | 60,86 | 2,23 |
Rundvlees zonder been | 26,62 | 34,69 |
Levende kalveren tot 80 kg | 59,61 | 0,00 |
Karkassen van runderen | 53,91 | 0,00 |
Ruwe palmolie | 2,95 | 46,72 |
Sojabonen | 1,72 | 43,12 |
Vlees van wild varken | 39,53 | 0,02 |
Overig varkensvlees | 31,98 | 0,00 |
Per benodigde goederensoort is Nederland sterk afhankelijk van één land, zoals bijvoorbeeld de invoer van maïs uit Oekraïne (CBS, 2021f). Op totaalniveau valt de afhankelijkheid per land minder hoog uit. Van de totale benodigde invoer, echter, kwam in 2019 iets minder dan 29 procent uit Duitsland en 13 procent uit België. Voor alle volgende landen was de inbreng minder dan 7 procent. De meeste invoer gebruikt voor de uitvoer van vlees, bestaat dan wel uit levende dieren en vleesproducten (die in Nederland worden verwerkt) of uit goederen die worden gebruikt voor veevoer. In Nederland is er niet voldoende oppervlakte om aan de vraag in deze laatste categorie te voorzien.
3.3Palmolie
Milieu-impact palmolie
Palmolie wordt gebruikt in vele voedingsmiddelen zoals margarine, frituurolie, chips, soepen, sauzen en koekjes, maar ook in diervoeders (zowel huisdierenvoeding als veevoer), als grondstof voor de productie van zeep en andere reinigingsmiddelen, biodiesel en als brandstof voor de opwekking van zogeheten groene stroom (CBS, 2013). Palmolie komt van de oliepalm. Door haar grote biomassa kan een oliepalm meer CO2 opslaan dan andere olieproducerende gewassen. Bovendien kan een oliepalm tot wel 25 jaar lang vruchten leveren en gedurende deze tijd als CO2 opslag gebruikt worden. Er is veel minder land nodig voor de productie van een ton palmolie in vergelijking met de productie van een ton soja-olie of koolzaadolie (WUR, 2020a). De oliepalm is erg efficiënt: palmolie is goed voor ongeveer 40 procent van de huidige wereldwijde jaarlijkse vraag naar plantaardige olie als voedsel, diervoeder en brandstof (210 miljoen ton), maar aangeplante oliepalm beslaat minder dan 5,5 procent van het totale mondiale oliegebied (Meijaard et al., 2020).
Echter, de optimale condities voor de productie van palmolie zijn in gebieden rond de evenaar met de grootste koolstof- en biodiversiteitsrijke regio’s van de wereld in de buurt van tropisch regenwoud (Pacheco et al., 2017). Voor het aanplanten van de oliepalm wordt in meerdere landen regenwoud gekapt, maar er wordt ook gebruik gemaakt van reeds bestaande oliepalmplantages (ook grotendeels ontwikkeld op voormalig tropisch regenwoudareaal). Omdat de wereldwijde vraag naar palmolie enorm stijgt, stijgt ook het aantal oliepalmplantages hard. Met name de omzetting van tropisch regenwoud naar palmolieplantages zorgt voor een groot verlies aan biodiversiteit, bodemerosie en landdegradatie (Milieudefensie, 2017). In 2015 was de ontbossing ten gunste van de palmolieproductie 200 duizend hectares. Tussen 2001 en 2015 is er voor maar liefst twee keer de oppervlakte van Duitsland ontbost, in de eerste plaats om weidegebied voor vee te creëren en in de tweede plaats voor de productie van palmolie (WRI, 2021).noot7 Daarnaast verzorgt ook het aanplanten van oliepalm op veengronden een grote broeikasgasuitstoot: in Indonesië wordt volgens een grove schatting 27 procent van alle palmolieplantages op veengrond aangelegd. Het veen oxideert daardoor, wat daarbij in aanraking komt met zuurstof zorgt voor hoge broeikasgasemissies. Het zou beter zijn als palmolieplantages op graslanden of voormalige landbouwgrond worden aangelegd zoals in Colombia (EOS, 2021).
Naast de ontbossing en de aanplant speelt er ook nog een afvalprobleem. Met name in landen waar er weinig regulering is, worden vloeibaar afval en uitgeperste palmvruchtresten vaak in rivieren geloosd. Dit afval onttrekt zuurstof aan het water, en dat leidt weer tot vissterfte. Dat heeft dan weer gevolgen voor de lokale voedselvoorziening (Milieu Centraal, 2021b).
Palmolieconsumptie is niet altijd noodzakelijk is, omdat er vaak palmolievrije alternatieven beschikbaar zijn. Zo heeft de consument bijvoorbeeld zelf een keuze tussen pindakaas met palmolie en vrijwel even dure pindakaas zonder palmolie. Echter, palmolie zit nu in zo veel producten dat palmolievrije consumptie erg lastig is (Milieudefensie, 2017).
EU-vergelijking
Uit figuur 3.3.1 blijkt dat Nederland met afstand de grootste importeur van palmolie binnen de EU is. Het ging in 2020 om een bedrag van 1,6 miljard euro waarvan 85 procent ruwe palmolie en 15 procent geraffineerde palmolie of fracties daarvan. Alleen Spanje en Italië importeerden ook voor meer dan een miljard euro aan palmolie in 2020. Nederland is al decennia een grote importeur van palmolie. Ook in 2010 en 2020 was Nederland de grootste. We komen tot dezelfde conclusie als we naar importgewicht kijken in plaats van importwaarde. In 2020 importeerde Nederland 2,6 miljard kilogram palmolie. De Nederlandse import was in 2020 zo’n 7 keer hoger dan in 2000 in termen van importwaarde en zo’n 4 keer hoger dan in 2000 in termen van importgewicht. Daarbij zat de grootste groei wel in de periode vóór 2008.
Indien we enkel kijken naar ruwe palmolie dan worden de verschillen tussen Nederland en andere EU-landen nog groter. Zo importeren Spanje en Italië relatief meer geraffineerde palmolie, én Duitsland en België importeren juist veel geraffineerde palmolie uit Nederland.
land | Ruw | Geraffineerd |
---|---|---|
Nederland | 1,3 | 0,2 |
Spanje | 0,9 | 0,3 |
Italië | 0,5 | 0,6 |
Duitsland | 0,2 | 0,3 |
België | 0,0 | 0,4 |
Bron: CBS, Eurostat |
Maleisië en Indonesië zijn al decennia toonaangevend als leverancier van palmolie (figuur 3.3.2). In 2020 haalde ons land ruim 28 procent van alle ingevoerde palmolie uit Maleisië en bijna 25 procent uit Indonesië. Het nabijgelegen Papoea-Nieuw-Guinea is ook al vele jaren een belangrijke leverancier van palmolie voor ons land. In 2010 en 2020 was het de derde leverancier en in 2000 de vierde (na doorvoerland Duitsland). Sinds enkele jaren komt er steeds meer palmolie uit Midden-Amerika (zie ook CBS, 2018a). Honduras, Colombia en Guatemala zijn nu de vierde, vijfde en zesde leverancier voor Nederland.
Geraffineerde palmolie komt vrijwel uitsluitend uit Indonesië en Maleisië, maar het gaat nog steeds om een relatief bescheiden aandeel in het totaal. Uit Midden-Amerika komt vrijwel uitsluitend ruwe palmolie.
Ruw | Geraffineerd | |
---|---|---|
Maleisië | 354,9 | 93,9 |
Indonesië | 286,3 | 102,9 |
Papoea Nieuw Guinea | 243,2 | 2,4 |
Honduras | 151,8 | . |
Colombia | 113,6 | . |
Bron: CBS, Eurostat |
De door Nederland ingevoerde ruwe palmolie wordt voor het grootste deel in Nederland geraffineerd en eventueel gefractioneerd. De gele tot donkerrode ruwe palmolie wordt gezuiverd, ontkleurd en ontgeurd tot RBD-olie (raffinage). Deze geraffineerde palmolie kan op zijn beurt worden gefractioneerd, waarbij de vloeibare en vaste fracties van elkaar worden gescheiden. De vloeibare en vaste fracties kunnen worden vermengd met andere oliën, maar kunnen ook een nog verdere bewerking ondergaan, zoals dubbele fractionering, hydrogeneren of een oleochemische bewerking (CBS, 2013). De palmoliefracties worden veelal gebruikt in de Nederlandse voedingsmiddelindustrie, maar worden ook direct geëxporteerd voor het gebruik in met name de buurlanden.
Door de grote export van geraffineerde palmolie is Nederland met ruime voorsprong de grootste exporteur van palmolie in de EU. Mondiaal is Nederland nummer drie (CE Delft, 2020b). In 2020 ging het om een bedrag van bijna 1 miljard euro. Duitsland, op plek twee, exporteert vier keer minder palmolie. Zelfs als we enkel kijken naar ruwe palmolie dan is Nederland opnieuw de grootste exporteur. Het is namelijk het enige land dat significante hoeveelheden ruwe palmolie wederuitvoert. Ook in 2000 en 2010 was Nederland de grootste exporteur van palmolie in de EU, ook in termen van exportgewicht.
land | Ruw | Geraffineerd |
---|---|---|
Nederland | 142 | 797 |
Duitsland | 1 | 243 |
Italië | 4 | 120 |
Denemarken | 0 | 91 |
België | 7 | 48 |
Bron: CBS, Eurostat |
Zoals gezegd zijn het met name de buurlanden België en Duitsland die grote hoeveelheden geraffineerde palmolie van Nederland afnemen (figuur 3.3.4). Duitsland importeert daarnaast ook ruwe palmolie uit Nederland die ons land eerder heeft ingevoerd. Op grote afstand volgen Frankrijk, Polen en het Verenigd Koninkrijk als afnemers van palmolie uit Nederland.
land | Ruw | Geraffineerd |
---|---|---|
Duitsland | 97,3 | 172,4 |
België | 6,5 | 229,4 |
Frankrijk | 4,0 | 82,6 |
Polen | 0,5 | 70,1 |
VK | 1,8 | 41,4 |
Bron: CBS, Eurostat |
Bestemming van de invoer
Met waardeketenanalyse is het mogelijk om een diepere analyse te maken van wat er gebeurt met de ingevoerde palmolie. Daarbij is het met name interessant om te kijken naar de oorspronkelijke grondstof, de ruwe palmolie. In figuur 3.3.5 zien we vijf stromen die de bestemming van de Nederlandse invoer van ruwe palmolie uitbeelden. In 2019 ging 17 procent direct door naar het buitenland in de vorm van wederuitvoer. Er was in 2019 geen quasi-doorvoer, waarbij de palmolie in buitenlandse handen blijft. Een heel klein deel (1 procent) werd direct in Nederland geconsumeerd, 15 procent werd na bewerking tot nieuwe producten in Nederland geconsumeerd in Nederland en 67 procent werd na bewerking in Nederland buiten Nederland geconsumeerd. Uiteindelijk komt de meeste palmolie dus in het buitenland terecht, maar Nederland speelt wel een prominente rol in de verwerking van palmolie. In 2015 werd minder palmolie wederuitgevoerd en was de (indirecte) consumptie in Nederland iets hoger (respectievelijk 20 en 16 procent).
Bedrijfstakken die palmolie importeren
Hoewel ruwe palmolie in een breed scala aan producten verwerkt zitten, is slechts een beperkt aantal bedrijfstakken betrokken bij de import van ruwe palmolie (Pacheco et al., 2017). Tabel 3.3.6 laat zien dat in 2019 slechts zes bedrijfstakken ruwe palmolie importeerden. Verreweg het meeste wordt geïmporteerd door de voedingsmiddelenindustrie. Ongeveer 56 procent wordt door de voedingsmiddelenindustrie gebruikt in voedsel voor mensen, vooral voor het vervaardigen van oliën en vetten. De resterende 44 procent (381 miljoen euro) wordt gebruikt in de productie van veevoeder.
Uiteindelijk kan een product als kaas afhankelijk zijn van de invoer van ruwe palmolie, zonder dat deze kaas zelf palmolie bevat. De keten die eindigt met het product kaas loopt dan van ruwe palmolie, naar veevoeder voor de koeien die de melk voor de kaas produceren. Zodoende kan er onderscheid gemaakt worden tussen import die gebruikt wordt voor de export en import die gebruikt wordt voor producten voor binnenlands gebruik: kaas die geëxporteerd wordt en kaas die in Nederland geconsumeerd wordt. Palmolie gebruikt in veevoeder behoort grotendeels tot de categorie invoer voor de export: 301 miljoen euro aan ruwe palmolie gebruikt in veevoeder belandt uiteindelijk in een exportproduct. Verderop in deze paragraaf worden zulke producten nader bekeken.
Van alle bedrijfstakken die ruwe palmolie importeren, is het alleen voor de energiebedrijven zo dat het merendeel voor binnenlands gebruik bedoeld is. Daarbij gaat het om palmolie die energiebedrijven als brandstof inzetten om elektriciteit op te wekken. De elektriciteit wordt vervolgens gebruikt door andere bedrijven die goederen of diensten produceren voor het binnen- of buitenland.
In de aardolie-industrie wordt palmolie gebruikt als hoofdcomponent om biodiesel te maken. Biodiesel kan het finale product zijn dat de aardolie-industrie in het binnen- of buitenland afzet. Een andere mogelijkheid is dat bedrijven in de aardolie-industrie deze biobrandstof in een beperkte hoeveelheid verder mengen met andere brandstoffen (benzine of diesel) om te voldoen aan eerdere afspraken tussen EU-landen (zie Europees Parlement, 2020b). EU-lidstaten hebben namelijk met elkaar afgesproken dat de brandstof in het vervoer steeds meer uit biobrandstoffen moet bestaan. Echter, vanwege de negatieve effecten op het milieu wil de EU palmolie als biobrandstof richting 2030 geheel uitfaseren (Europees Parlement, 2020b en 2020c).
In de chemische industrie wordt palmolie gebruikt in kunststofproducten en organische chemische producten zoals koolwaterstoffen. Bedrijven die onder de bedrijfstak riolering, afvalbeheer en sanering vallen, gebruiken palmolie bijvoorbeeld om van voedselresten veevoer te maken.
3.3.6Bedrijfstakken die palmolie importeren, 2019
Importwaarde van ruwe palmolie | Waarvan voor export | Waarvan voor binnenland | |
---|---|---|---|
mln euro | |||
Bedrijfstak | |||
Voedingsmiddelenindustrie | 880 | 739 | 142 |
Riolering, afvalbeheer en sanering | 57 | 38 | 19 |
Energiebedrijven | 43 | 17 | 25 |
Aardolie-industrie | 33 | 28 | 5 |
Chemische industrie | 21 | 30 | 2 |
Groothandel en handelsbemiddeling | 10 | 6 | 3 |
Palmolie door de Nederlandse waardeketen
Figuur 3.3.5 liet zien dat Nederland in 2019 voor 1,3 miljard euro aan ruwe palmolie importeerde, waarvan het grootste gedeelte (ongeveer 67 procent) wordt gebruikt in de productie om vervolgens uit te voeren. Hier wordt dit stuk van de keten – die dus met de import van ruwe palmolie start en eindigt met de Nederlandse export – nader onderzocht. In welke exportproducten (of diensten) blijkt ruwe palmolie verwerkt te zitten en naar welke landen worden de uiteindelijke producten uitgevoerd?
Figuur 3.3.7 toont per categorie hoeveel aan ingevoerde ruwe palmolie er verbruikt werd ten behoeve van de export in 2019. Vooral voor uitvoergoederen uit de categorie voeding en dranken wordt de ingevoerde ruwe palmolie gebruikt. Voor deze categorie werd in 2019 bijna 634 miljoen euro aan ingevoerde palmolie verbruikt, oftewel meer dan 46 procent van de invoer kwam uiteindelijk terecht in de uitvoer van voeding en dranken. De voeding en dranken worden geproduceerd door de voedingsmiddelenindustrie en zowel voedsel voor mensen als voedsel voor dieren vallen in deze categorie.
cat5 | Verbruikte invoer (miljoen euro) |
---|---|
Voeding en dranken | 634 |
Diensten | 68 |
Minerale brandstoffen | 59 |
Chemische Producten | 47 |
Overig | 48 |
Top-10 exportgoederen die gebruik maken van ruwe palmolie
Ongeveer 858 miljoen euro aan ruwe palmolie wordt geïmporteerd als inputs voor de export van verschillende goederen en diensten. In tabel 3.3.8 staan de tien exportgoederen die het meest gebruik maken van ruwe palmolie. Ruim 21 procent gaat naar bereid voedsel voor dieren, anders gezegd, 183 miljoen euro aan ingevoerde ruwe palmolie wordt gebruikt om voer voor dieren te maken, met name veevoer, maar ook voer voor huisdieren. Dit is een aanzienlijk lager bedrag dan wat er in totaal naar de productie van veevoeder gaat (381 miljoen euro). Dit komt omdat hier naar eindproduct gekeken wordt, dus als het veevoeder naar een koe gaat, die melk geeft om het exportproduct kaas te maken, dan wordt in deze tabel de ruwe palmolie aan de categorie ‘melk en zuivelproducten’ toegekend. In onderstaande tabel zien we veel categorieën (zoals melk en zuivel, vlees, levende dieren) waarvan het duidelijk is dat de ingevoerde palmolie ‘slechts’ gebruikt wordt om de dieren in Nederland te voeden. Hieruit blijkt dat een groot deel van de ingevoerde ruwe palmolie gebruikt voor de export toch binnen Nederland blijft of in Nederland wordt verbruikt.
Natuurlijk wordt palmolie ook direct gebruikt in exportproducten. Binnen de categorie vetten en oliën is dat met name palmolie (47 miljoen euro aan invoer van ruwe palmolie), als ingrediënt van kokosolie (16 miljoen euro aan invoer) en zonnebloemolie (15 miljoen euro aan invoer).
3.3.8Top-10 exportgoederen die gebruik maken van ruwe palmolie, 2019
Verbruikte ruwe palmolie | |
---|---|
mln euro | |
Uitvoerproduct | |
Bereid voedsel voor dieren | 183 |
Vetten en oliën (dierlijk en plantaardig) | 179 |
Melk en zuivelproducten | 68 |
Vlees | 61 |
Minerale brandstoffen | 47 |
Soepen, sauzen, etc. | 33 |
Bereidingen van graan, meel, melk | 32 |
Levende dieren | 28 |
Bereidingen van groenten en vruchten | 23 |
De 68 miljoen euro aan ruwe palmolie gebruikt voor exportproducten uit de categorie melk en zuivel betreft voor een groot deel palmolie als veevoer-ingrediënt. Deze dieren produceren melk waarvan bijvoorbeeld wrongel en kaas gemaakt wordt (bijna 33 miljoen euro aan invoer van ruwe palmolie), of wat geëxporteerd wordt als melk of room (9 miljoen euro aan invoer), of deze dieren leggen eieren en de eieren worden in de schaal geëxporteerd (7 miljoen euro aan invoer). Daarnaast wordt er van de melk ook boter gemaakt, hiervoor is 7 miljoen euro aan invoer van ruwe palmolie nodig. Overigens wordt aan boter ook wel palmolie of palmvetten toegevoegd, dus deze 7 miljoen euro aan ruwe palmolie gaat waarschijnlijk niet volledig via veevoer naar boter.
Voor de uitvoer van vlees gaat het meeste van de ingevoerde palmolie via veevoeder. De rol van Nederland in de keten van vlees is uitgebreid besproken in paragraaf 3.2. Minerale brandstoffen behelst met name de uitvoer van de bedrijfstak aardolie-industrie.
Ingevoerde ruwe palmolie wordt ook verwerkt en gebruikt in soepen (1 miljoen euro aan invoer), sauzen (7 miljoen euro aan invoer) en andere voedselbereidingen voor menselijke consumptie (22 miljoen euro aan invoer).
Binnen bereidingen van graan, (zet)meel en melk is babymelkpoeder het product waarvoor de meeste ingevoerde palmolie gebruikt wordt: 22 miljoen euro. Dat dit bedrag zo hoog is, ligt aan de kwantiteit; babymelkpoeder is een belangrijk exportproduct (Aerts et al., 2020a; CBS, 2021c).
Grote afnemers van producten waarvoor palmolie nodig is
De vijf landen waarvoor de uitvoer het meeste aan verwerkte ruwe palmolie bevat, zijn Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, België, Frankrijk en China. Voor de eerste vier landen in dit rijtje, bestaat de uitvoer veelal uit veevoeder en vetten en oliën. De uitvoer naar China bestaat echter voor een groot deel uit babymelkpoeder (bijna 47 procent) en vlees (20 procent).
Land | Aandeel |
---|---|
Duitsland | 25,4 |
Verenigd Koninkrijk | 15,6 |
België | 15,4 |
Frankrijk | 7,0 |
China | 3,5 |
Elders | 33,1 |
3.4Kleding
Milieu-impact kleding
Kleding, schoenen en textiel veroorzaken wereldwijd watervervuiling, broeikasgasemissies en afvalstorting. De wereldwijde kleding- en textielindustrie was in 2015 verantwoordelijk voor de consumptie van 79 miljard kubieke meter water, 1 715 miljoen ton CO2-emissies en 92 miljoen ton afval (GFA, 2017). De groei van het concept ‘Fast Fashion’ heeft ertoe geleid dat consumenten meer kleding consumeren. Het gaat daarbij om het aanbieden van voortdurend nieuwe kledingtrends tegen lage prijzen. Dit heeft geleid tot overproductie en verspilling van kleding (Europees Parlement, 2020a). De productie van grondstoffen heeft de grootste milieu-impact. Hierbij kan gedacht worden aan de productie van katoen, zijde en wol, waarvoor veel water, land, kunstmest en bestrijdingsmiddelen nodig zijn. Polyester is niet biologisch afbreekbaar en kan voor een grote impact zorgen als het in de vorm van microplastics in de oceanen terechtkomt.
Er wordt volop gekeken naar duurzamere alternatieven zoals biologische katoen en ‘biobased’ polyester, maar de inzet is nog gering (EPRS, 2019). De Europese Commissie ziet een meer circulair en duurzaam kleding- en textielsysteem als topprioriteit binnen de circulaire agenda. Daarbij kunnen circulaire EU-doelen en wereldwijde duurzaamheidsdoelen (UN Sustainable Development Goals) tegelijk bereikt worden (EC, 2019; EEA, 2019). Volgens Global Fashion Agenda en Boston Consulting Group heeft de kledingindustrie de laatste jaren vooruitgang geboekt op het gebied van duurzaamheid, maar zit de industrie nog niet op een aanvaardbaar niveau (GFA, 2019).
Tussen 2000 en 2014 is de wereldwijde kledingproductie verdubbeld en is het aantal kledingstukken dat de gemiddelde consument koopt met 60 procent gestegen (McKinsey & Company, 2016). Gemiddeld koopt een Nederlander ongeveer 18 kilogram textiel per jaar. Veel kleding eindigt na eenmalig gebruik nog op de vuilnisbelt (Business Insider, 2019), terwijl hergebruik gunstiger voor het milieu is. Zo verkleint het gebruik van tweedehandskleding je ecologische voetafdruk fors (Noordhoff, 2019).
EU-vergelijking
Nederland speelt in vergelijking met andere EU-landen een minder prominente rol in de internationale handel in kleding dan we eerder zagen in het geval van vlees of palmolie. De Nederlandse import van kleding is wel fors gegroeid door de tijd heen. De invoerwaarde is tussen 2000 en 2020 bijna verdubbeld van 6,4 tot 12,4 miljard euro en Nederland bezet daarmee nu de vijfde plek als kledingimporteur in de EU (vierde in 2000). Duitsland, Frankrijk, Spanje en Italië importeerden allen meer kleding dan Nederland. In termen van importgewicht zien we dezelfde positie van Nederland (ook hier vijfde). De groei is lager in termen van gewicht dan bij waarde, omdat kleding steeds duurder is geworden. De Spaanse invoer is procentueel het hardst gegroeid en bijna verviervoudigd in 20 jaar tijd. Spanje is van plek zeven in 2000 opgeklommen tot positie drie in 2020.
land | 2000 | 2010 | 2020 |
---|---|---|---|
Duitsland | 20,6 | 23,4 | 32,4 |
Frankrijk | 11,6 | 15,6 | 19,0 |
Spanje | 3,8 | 10,1 | 14,4 |
Italië | 6,1 | 11,7 | 12,6 |
Nederland | 6,4 | 9,0 | 12,4 |
Bron: CBS, Eurostat |
Nederland haalt opvallend veel kleding uit Duitsland en dat komt omdat Duitsland de kleding die het bijvoorbeeld uit Azië haalt deels doorvoert naar Nederland. Toch is China in 2020 de grootste kledingleverancier voor Nederland, net voor Duitsland. Beide landen hebben een aandeel van 19 procent in de totale Nederlandse kledingimport. De rol van Duitsland is de laatste tien jaar wel sterk gestegen, terwijl over een periode van 20 jaar juist de toename van de invoer uit China opvalt. Zo is de invoer uit China meer dan verviervoudigd sinds 2000, bij de import uit Duitsland gaat het om een verdrievoudiging. Een belangrijk omslagpunt daarbij was het opheffen van invoerquota’s in 2005 (WTO, 2021).
Ook de Nederlandse kledingimport uit Bangladesh is sinds 2000 heel sterk toegenomen, ook hier gaat het om meer dan een verviervoudiging. Opvallend genoeg is er zelfs in termen van importgewicht bijna sprake van een verviervoudiging. De prijzen van de kleding uit Bangladesh zijn in twintig jaar tijd dus nauwelijks toegenomen. Bangladesh staat op de lijst van ‘Least Developed Countries’ en de import van kleding neemt qua omvang een bijzondere plek in. Maar liefst 37 procent van alle goederen die Nederland importeert uit de 46 armste landen in de wereld betreft kleding uit Bangladesh (CBS, 2021b).
Er is in het algemeen sprake van enorme intra-EU-handelsstromen terwijl het overgrote deel van de kleding oorspronkelijk uit Azië komt. Wanneer we enkel kijken naar de directe import en de intra-EU-import niet meenemen in de cijfers dan komen naast China, Bangladesh en Turkije ook India en Vietnam in beeld als belangrijke kledingleveranciers (CBS, 2018b).
land | 2000 | 2010 | 2020 |
---|---|---|---|
China | 0,6 | 2,7 | 2,4 |
Duitsland | 1,1 | 1,3 | 2,3 |
Bangladesh | 0,3 | 0,9 | 1,2 |
Turkije | 0,5 | 0,7 | 1,0 |
België | 0,4 | 0,3 | 0,6 |
Bron: CBS, Eurostat |
Nederland is ook op het gebied van kleding een belangrijk doorvoerland en dat zien we terug in de lijst van belangrijkste kledingexporteurs binnen de EU. Daarmee staat Nederland op een derde plek na Duitsland en Italië. Bovendien is de Nederlandse kledingexport de laatste 20 jaar hard gegroeid, maar dat geldt ook voor Duitsland en Spanje. In 2000 was Nederland nog de zesde exporteur en in 2010 de vierde exporteur. Nederland heeft sinds 2000 België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk als kledingexporteur ingehaald.
land | 2000 | 2010 | 2020 |
---|---|---|---|
Duitsland | 7,5 | 12,5 | 19,9 |
Italië | 13,5 | 14,1 | 18,0 |
Nederland | 3,6 | 5,7 | 10,9 |
Spanje | 2,1 | 5,4 | 10,7 |
Frankrijk | 5,5 | 7,1 | 9,3 |
Bron: CBS, Eurostat |
Nederland haalt veel kleding uit Duitsland, maar het omgekeerde is ook het geval. Duitsland is met afstand de belangrijkste afnemer van kleding die Nederland verlaat. De export naar Duitsland is bovendien hard gegroeid, maar deze groei is wel in lijn met de totale groei van de Nederlandse kledingexport (verdrievoudiging in 20 jaar). Ook de export naar Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië is hard doorgegroeid in termen van exportwaarde, maar naar België is er geen groei geweest (en in termen van exporthoeveelheid dus een flinke daling).
land | 2000 | 2010 | 2020 |
---|---|---|---|
Duitsland | 1,2 | 1,9 | 3,5 |
Frankrijk | 0,4 | 0,6 | 1,4 |
VK | 0,4 | 0,6 | 1,3 |
België | 0,7 | 0,8 | 0,8 |
Italië | 0,1 | 0,3 | 0,6 |
Bron: CBS, Eurostat |
Bestemming van de invoer
Van de totale Nederlandse kledinginvoer komt het grootste deel in het buitenland terecht. In 2019 ging het om 79 procent van de totale invoerwaarde: 24 procent invoer bestemd voor doorvoer, 54 procent invoer bestemd voor wederuitvoer en nog 1 procent ten behoeve van de export na productie of verwerking in Nederland. Bij deze 1 procent valt te denken aan bedrijfskleding. Slechts 21 procent van de totale kledinginvoer heeft een link met Nederland: 18 procent betreft invoer voor directe consumptie in Nederland en 3 procent betreft invoer die na productie en bewerking in Nederland door de binnenlandse markt wordt geconsumeerd. In 2015 bleef een groter percentage in Nederland achter (27 procent), maar tegelijk is de totale invoer gestegen. Per saldo is de directe consumptie van kleding in Nederland licht afgenomen van 3,1 miljard euro in 2015 tot 2,9 miljard euro in 2019. Inclusief indirecte consumptie is er ook een lichte afname: van 3,5 miljard euro in 2015 tot 3,4 miljard euro in 2019.
3.5Laptops
Milieu-impact laptops en smartphones
De milieu-impact van veelgebruikte hightech-goederen zoals smartphones en laptopsnoot8 is hoog. De goederen bevatten veel (zeldzame) grondstoffen die vervuiling opleveren bij de delving, bij de productie ervan wordt veel CO2 uitgestoten en het gebruik van deze goederen kost veel energie. E-waste is bovendien een van de snelst groeiende afvalstromen in de wereld door hoge consumptie, korte productcycli en een tekort aan reparatiemogelijkheden (Forti et al., 2020).
De milieu-impact van alle 632 miljoen in gebruik zijnde smartphones in de EU is gelijk aan 14 miljoen ton CO2-equivalenten. Dat is gelijk aan de jaarlijkse CO2-impact van 7 miljoen auto’s. Smartphones worden gemiddeld na 3 jaar vervangen door een nieuwe. De optimale levensduur vanuit klimaatperspectief ligt echter boven de 25 jaar (EEB, 2019). De cijfers bij de laptop zijn vergelijkbaar met de cijfers bij de smartphone. De 151 miljoen laptops in de EU zijn goed voor 13 miljoen ton CO2-equivalent uitstoot. Een jaar meer levensduur bespaart 1,6 miljoen ton CO2; de gemiddelde levensduur is nu 4,5 jaar, maar de optimale levensduur vanuit klimaatperspectief ligt boven de 20 jaar, (EEB, 2019).
In een laptop zitten allerlei materialen, waaronder koper, kobalt of nikkel, goud, tin, aluminium, kunststof en glas. Vooral de mijnbouw voor koper en goud is vervuilend. Voor het delven van goud wordt onder andere cyanide en kwik gebruikt. Het afvalwater van die mijnbouw is extreem giftig en dat loopt soms ongezuiverd het grondwater in (Porcelijn, 2021). Ook smartphones bevatten veel schaarse en zeldzame materialen die bijvoorbeeld te vinden zijn in China, de Verenigde Staten, Australië, Mexico, Congo, Zuid-Afrika en Zuid-Korea (Noordhoff, 2019).
Daarnaast kost het gebruik van laptops en smartphones in toenemende mate energie gerelateerd aan dataverkeer. Zo heeft streaming van bijvoorbeeld video’s veel milieu-impact vanwege het beroep op datacenters. Er wordt veel water gebruikt voor de koeling van deze datacenters (Porcelijn, 2021). Voor zowel smartphones als laptops geldt dat ontwerp, recycling en hergebruik essentieel zijn. Duurzaam ontwerp, upcycling (bestaand product hoogwaardiger maken), verkopen, huren, lenen of leasen zijn daarbij het meest duurzaam. Het hergebruiken van materialen of onderdelen zorgt ervoor dat belangrijke grondstoffen niet verloren gaan.
EU-vergelijking
Nederland is met afstand de grootste importeur van laptops en tablets in de EU.noot9 In 2020 importeerde Nederland voor bijna 18 miljard euro aan laptops en tablets. In twintig jaar tijd is de importwaarde meer dan vertienvoudigd. Dit hangt natuurlijk samen met de digitalisering van de samenleving die zich de afgelopen decennia heeft afgespeeld en wederom de belangrijke door- en wederuitvoerfunctie die Nederland vervult bij het voorzien van (met name) het Europese achterland. Het aantal ingevoerde apparaten is meer dan 20 keer hoger geworden met een groei van 1,6 miljoen stuks in 2000 tot 34,6 miljoen stuks in 2020. Daaraan valt af te lezen dat laptops en tablets steeds goedkoper zijn geworden. Ook de andere grote exporteurs in de EU noteren een sterke groei voor de periode 2000–2020.
land | 2000 | 2010 | 2020 |
---|---|---|---|
Nederland | 1,5 | 10,1 | 17,7 |
Duitsland | 2,5 | 7,2 | 11,8 |
Frankrijk | 1,5 | 2,7 | 4,6 |
Tsjechië | 0,1 | 1,8 | 4,2 |
Italië | 0,7 | 2,1 | 3,0 |
Bron: CBS, Eurostat |
Het overgrote deel van de laptops en tablets komt uit China. Dit beeld is tussen 2010 en 2020 nauwelijks veranderd. In 2010 was 93 procent van de door Nederland ingevoerde apparaten uit China afkomstig; in 2020 was dat 90 procent. In 2000 was de invoer uit China nog heel beperkt, maar toen ging het dus ook nog om een veel kleiner totaalbedrag. In die tijd kwam de helft van de laptops uit Taiwan, gevolgd door het Verenigd Koninkrijk en Duitsland (vermoedelijk doorvoer van invoer uit Azië).
Daarbij dient te worden vermeld dat de productieketens van laptops of tablets extreem gefragmenteerd zijn. Het eindproduct wordt meestal in China geassembleerd, maar in een laptop zitten duizenden onderdelen, die soms eerder zijn ingevoerd of door westerse bedrijven in China zijn geproduceerd waarbij ook veel onderdelen weer uit het buitenland worden gehaald. Zo heeft een laptop uit China onderdelen uit landen als Taiwan, China, de Verenigde Staten of Japan (Dedrick et al., 2010).
jaar | China | Overig |
---|---|---|
2000 | 0,0 | 1,5 |
2010 | 9,0 | 0,7 |
2020 | 16,0 | 1,7 |
Bron: CBS, Eurostat |
In 2020 ging circa 31 van de 34,6 miljoen ingevoerde laptops en tablets meteen door naar het buitenland en dat resulteerde in een exportbedrag van 15,5 miljard euro. Daarmee is Nederland niet alleen met afstand de grootste importeur maar ook duidelijk de grootste exporteur van de EU. Zweden en de bij de invoer al genoemde landen Duitsland, Tsjechië en Italië staan op positie twee tot en met vijf. In twintig jaar tijd is de Nederlandse exportwaarde elf keer groter geworden, dat is vergelijkbaar met de groei van de import.
land | 2000 | 2010 | 2020 |
---|---|---|---|
Nederland | 1,4 | 8,9 | 15,5 |
Duitsland | 2,0 | 3,7 | 5,2 |
Tsjechië | 0,0 | 1,7 | 4,0 |
Zweden | 0,0 | 0,5 | 0,9 |
Italië | 0,1 | 0,3 | 0,8 |
Bron: CBS, Eurostat |
Opvallend genoeg is deze keer niet Duitsland het belangrijkste land van bestemming voor de Nederlandse export van laptops en tablets maar Frankrijk. Dat is overigens geen nieuw verschijnsel. Ook in 2010 ging er meer export van laptops naar Frankrijk dan naar Duitsland. Op grote afstand volgen afnemers Zweden, het Verenigd Koninkrijk en Italië.
land | 2000 | 2010 | 2020 |
---|---|---|---|
Frankrijk | 0,2 | 2,2 | 3,5 |
Duitsland | 0,3 | 1,7 | 3,1 |
Zweden | 0,1 | 0,4 | 1,2 |
VK | 0,1 | 0,7 | 1,1 |
Italië | 0,2 | 0,8 | 1,1 |
Bron: CBS, Eurostat |
Bestemming van de invoer
Het overgrote deel van de Nederlandse invoer van laptops en tablets is voor het buitenland bestemd (zie figuur 3.5.5). Zo ging in 2019 64 procent van de laptops direct door naar het buitenland in buitenlands eigendom (als quasi-doorvoer) en gaat 16 procent direct door in (tijdelijk) Nederlands eigendom (als wederuitvoer). Een klein gedeelte komt terecht in de Nederlandse productie ten behoeve van de export (4 procent). Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een Nederlandse software-ontwikkelaar die werkt op een ingevoerde laptop en zijn bedrijf levert (deels) data-opslagdiensten aan het buitenland. Een vergelijkbaar deel van de laptops in zakelijk gebruik heeft een link met het binnenland. Ongeveer 12 procent van de ingevoerde laptops en tablets is in privégebruik bij Nederlandse consumenten. Daarmee kunnen we concluderen dat 84 procent van de ingevoerde apparaten bestemd is voor de export of wordt gebruikt ten behoeve van de export. 16 procent van de door Nederland ingevoerde laptops en tablets heeft een directe of indirecte link met de binnenlandse markt. In 2015 waren deze percentages hetzelfde.
Voor een aanvullende beeldvorming zoomt figuur 3.5.6 verder in op de invoer van laptops die Nederlandse bedrijfstakken inzetten om te kunnen produceren voor de Nederlandse export van goederen en diensten. De vraag die we kunnen stellen is dan ‘welke Nederlandse export van goederen en diensten is eigenlijk afhankelijk van de invoer van laptops?’ In figuur 3.5.6 is te zien dat laptops die met name afkomstig zijn uit China (steeds meer) ingezet worden door Nederlandse bedrijfstakken om diverse diensten aan het buitenland aan te bieden. Het gaat daarbij dan om ICT-diensten, vergoedingen voor het gebruik van intellectueel eigendom, zakelijke diensten en vervoersdiensten. Vooral het gebruik van de import van laptops nodig voor de export van ICT-diensten en vergoedingen voor het gebruik van intellectueel eigendom is tussen 2015 en 2019 behoorlijk hard toegenomen. Ook blijken buitenlandse laptops essentieel te zijn voor de export van Nederlandse machines en vervoermaterieel, daar gaat het vooral om (chip)machines en machineonderdelen. Verder zien we een grote variatie aan exportproducten terugkomen die allemaal een vergelijkbare importwaarde van laptops verbruiken. We kunnen dus vaststellen dat ingevoerde laptops voor de export van heel veel goederen én diensten nodig zijn. Dat is ook niet opmerkelijk, gezien de verregaande mate van digitalisering in bedrijfsprocessen.
Exportproduct | Jaar | China | België | Duitsland | Elders |
---|---|---|---|---|---|
Andere zakelijke diensten |
2019, Andere zakelijke diensten |
35,1 | 5,8 | 4,8 | 5,3 |
Andere zakelijke diensten |
2015, Andere zakelijke diensten |
24,3 | 4,3 | 2,9 | 4,8 |
Chemische producten |
2019, Chemische producten |
16,5 | 2,7 | 2,2 | 2,5 |
Chemische producten |
2015, Chemische producten |
11,6 | 2,1 | 1,4 | 2,3 |
Industriële producten |
2019, Industriële producten |
24,9 | 4,1 | 3,4 | 3,7 |
Industriële producten |
2015, Industriële producten |
15,7 | 2,8 | 1,9 | 3,1 |
Machines en vervoermaterieel |
2019, Machines en vervoermaterieel |
72,1 | 11,9 | 9,8 | 10,9 |
Machines en vervoermaterieel |
2015, Machines en vervoermaterieel |
29,4 | 5,3 | 3,5 | 5,8 |
ICT-diensten | 2019, ICT-diensten | 65,8 | 10,9 | 9,0 | 9,9 |
ICT-diensten | 2015, ICT-diensten | 29,2 | 5,2 | 3,5 | 5,7 |
Royalty's | 2019, Royalty's | 37,4 | 6,2 | 5,1 | 5,6 |
Royalty's | 2015, Royalty's | 16,3 | 2,9 | 2,0 | 3,2 |
Vervoersdiensten | 2019, Vervoersdiensten | 17,6 | 2,9 | 2,4 | 2,6 |
Vervoersdiensten | 2015, Vervoersdiensten | 13,3 | 2,4 | 1,6 | 2,6 |
Voeding en dranken |
2019, Voeding en dranken |
27,1 | 4,5 | 3,7 | 4,1 |
Voeding en dranken |
2015, Voeding en dranken |
17,9 | 3,2 | 2,1 | 3,5 |
Overig | 2019, Overig | 46,2 | 7,6 | 6,3 | 7,0 |
Overig | 2015, Overig | 27,3 | 4,9 | 3,3 | 5,4 |
3.6Samenvatting en conclusie
Nederland speelt een grote rol als het gaat om de internationale handel in goederen met een integrale milieu-impact. Daarbij gaat het om alle milieudruk die is verbonden met de levenscyclus van producten: van het winnen van grondstoffen tot ontbossing en van landgebruik tot de uitstoot van schadelijke stoffen. In dit hoofdstuk is gekeken naar vier producten met een grote milieu-impact: vlees, palmolie, kleding en laptops (inclusief tablets).
Nederland is de vierde importeur van vlees in de EU en de grootste exporteur. Nederland produceert en verwerkt zelf ook veel vlees wat in de gehele economie ongeveer 8,7 miljard euro aan toegevoegde waarde in 2019 opleverde, waarvan circa 60 procent dankzij de vleesexport. Import speelt ook een grote rol bij de Nederlandse vleesexport en -productie. Er was in 2019 circa 2,7 miljard euro aan import nodig voor de export van vlees. Daarbij komt de meeste import uit Europa (zoals kippen uit de buurlanden, maïs uit Oekraïne of tarwe uit Frankrijk), maar er is ook soja uit Brazilië of de Verenigde Staten nodig of ruwe palmolie uit Indonesië of Maleisië.
Nederland is al decennia de grootste importeur en exporteur van de EU van ruwe palmolie. Circa 17 procent van de invoer gaat meteen door naar het buitenland. Twee derde komt via productie in Nederland in het buitenland terecht, dat kan in Nederland geraffineerde palmolie zijn, maar ook diervoeding of voeding voor mensen. Het resterende deel wordt in Nederland geconsumeerd.
In het geval van kleding en laptops is Nederland met name een doorvoerland en in geringere mate consument. Kleding wordt ook ingezet voor de productie voor binnen- en buitenland (zoals bedrijfskleding in slachthuizen) en hetzelfde geldt voor laptops (zoals bedrijfslaptops voor een bedrijf met dienstenexport). Circa 19 procent van alle ingevoerde kleding (16 miljard euro in 2019) blijft in Nederland of wordt na productie/verwerking in Nederland ingezet voor de binnenlandse markt. Bij laptops en tablets is dat 16 procent van een totale invoer van 15 miljard euro. Nederland is de vijfde importeur van kleding in de EU en de derde exporteur. Wat betreft laptops en tablets is Nederland de grootste importeur en exporteur van de EU.
Voor al deze goederen en ook andere goederen met een grote milieu-impact geldt dat producenten, consumenten en overheden al een tijd bewust zijn van de noodzaak tot het terugdringen van de milieu-impact. Daarbij zijn er ambities om minder vlees te eten, palmolievrije producten te consumeren en bewuster om te gaan met kleding of laptops (tweedehands kleding kopen of langer wachten met de aankoop van nieuwe kleding en hightech). Veranderingen aan de vraagzijde, zoals deze, zullen onmiddellijk doorwerken in de keten daarvoor.
Nederland is echter niet alleen consument, maar ook facilitair van consumptie elders, als producent of doorvoerland. Uit deze analyse blijkt Nederland een prominente rol te hebben als vleesexporteur, exporteur van bewerkte palmolie en als doorvoerland van kleding en laptops.
3.7Literatuur
Literatuur
Aerts, N., Bohn, T., Notten, T. & Wong, K. F. (2020a). De Nederlandse import- en exportafhankelijkheid van China, Rusland en de Verenigde Staten: Analyse van de bilaterale investerings- en handelsrelaties in goederen en diensten. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Aerts, N., Notten, T., Prenen, L., Rooyakkers, J. & Wong, K. F. (2020b). Nederlandse verdiensten aan internationale handel. In M. Jaarsma & A. Lammertsma (Red.), Nederland Handelsland: Export, investeringen en werkgelegenheid 2020. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
Animals Today (2019). Reductie import vleeskalveren noodzakelijk.
Business Insider (2019). De kledingindustrie stoot meer CO2 uit dan de internationale luchtvaart én zeetransport samen – dit is de impact van mode op het milieu.
CBS (2013). Monitor duurzame agrogrondstoffen. Validering van palmolie, soja, hout en koffie. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2017a). Machines lucratiefste product voor Nederlandse export. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2017b). Milieu-economische verkenning toerismesector. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2018a). Invoer palmolie trekt weer aan. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2018b). Recordaantal shirts komt Nederland in. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2019). Hoogste exportverdiensten dankzij machines. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2020a). Import sojabonen uit Brazilië 40 procent hoger. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2020b). Buitenlandse reizigers gaven 17 miljard euro uit in Nederland in 2019. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2021a). Goederensoorten naar land; natuur, voeding en tabak. [Database]. Geraadpleegd op 21 mei 2021.
CBS (2021b). Helft import uit armste landen is kleding. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2021c). Verdiensten aan export van machines en voeding naar China sterk gegroeid. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2021d). Hoeveel uitstoot veroorzaakt de Nederlandse luchtvaart? Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CBS (2021e). Luchtvaart; maandcijfers Nederlandse luchthavens van nationaal belang. [Database]. Geraadpleegd op 21 mei 2021.
CBS (2021f). Weinig importafhankelijkheid bij grotere productgroepen. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.
CE Delft (2018). De echte prijs van vlees. Delft: CE Delft.
CE Delft (2020a). Top 10 milieubelasting gemiddelde Nederlandse consument – update. Delft: CE Delft.
CE Delft (2020b). Vuile handen. Een vingerafdruk van Nederland in een mondiale economie. Delft: CE Delft.
Dedrick, J., Kraemer, K. L. & Linden, G. (2010). Who Profits from Innovation In Global Value Chains? A Study of the Ipod and Notebook PCs. Industrial and Corporate Change, 19(1), 81–116.
EEA (2019). Textiles and the environment in a circular economy. Report, ETC/WMGE 2019/6.
EEB (2019). Cool products don’t cost the earth. Report briefing. Brussel: European Environmental Bureau.
EOS (2021). Maak kennis met het potentieel van palmolie. Eos tracé wetenschap.
Europese Commissie (2019). Sustainable products in a circular economy — towards an EU product policy framework contributing to the circular economy.
Europese Commissie (2019). Een nieuwe manier van produceren en consumeren: Een nieuw actieplan voor de circulaire economie wijst de weg naar een klimaatneutrale, concurrerende economie met sterkere consumenten. Brussel: Europese Commissie.
Europees Parlement (2020a). De impact van textielproductie en -afval op het milieu.
Europees Parlement (2020b). Factsheet hernieuwbare energie.
Europees Parlement (2020c). Palm oil: Economic and environmental impacts.
FAO (2009). A third more mouths to feed. New York: Food and Agriculture Organisation to the United Nations.
FAO (2013). Tackling climate change through life stock. A global assessment of emissions and mitigation opportunities. New York: Food and Agriculture Organisation to the United Nations.
Forti, V., Baldé, C. P., Kuehr, R. & Bel, G. (2020). The Global E-waste Monitor 2020, Quantities, flows and the circular economy potential. Bonn, Geneva & Rotterdam: United Nations University/United Nations Institute for Training and Research, International Telecommunication Union, and International Solid Waste Association
GFA (2017). Taking the Pulse of the clothing industry 2017.
GFA (2019). Taking the Final Pulse of the clothing industry.
GFN (2019). Ecological Footprint.
Hoste, R. (2014). Palmolieverbruik in de Nederlandse diervoederindustrie 2011–2013. Inventarisatie in opdracht van Nevedi, LEI 14-099. Wageningen: LEI Wageningen UR (University & Research centre).
IUCN (2017). Primary microplastics in the ocean: a global evaluation of sources. Gland: International Union for Conservation of Nature.
Lenzen, M., Sun, Y., Faturay, F., Ting, Yl., Geschke, A. & Malik, A. (2018). The carbon footprint of global tourism. Nature Climate Change, 8, 522–528.
LNV (2019). Poland biggest EU poultry producer with Dutch technologies. Agroberichten buitenland. Den Haag: Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
McKinsey & Company (2016). Style that’s sustainable: A new fast-fashion formula.
Meijaard, E., Brooks, T. M., Carlson, K. M., Slade, E. M., Garcia-Ulloa, J., Gaveau, D. L., Lee, J. S. H., Santika, T., Juffe-Bignoli, D., Struebig, M. J., Wich, S., Ancrenaz, M., Pin Koh, L., Zamira, N., Abrams, J., Prins, H. H. T., Sendashonga, C. N., Murdiyarso, D., Furumo, P. R., Macfarlane, N., Hoffmann, R., Persio, M., Descals, A., Szantoi, Z. & Sheil, D. (2020). The environmental impacts of palm oil in context. Nature Plants, 6, 1418–1426.
Milieu Centraal (2020). Waar komt je CO2-uitstoot vandaan? (infographic).
Milieu Centraal (2021a). Soja.
Milieu Centraal (2021b). Palmolie.
Milieudefensie (2017). Veelgestelde vragen over palmolie en ontbossing.
Noordhoff (2019). Bosatlas van de Duurzaamheid. Geproduceerd door vele organisaties. Groningen: Noordhoff Atlasproducties.
NOS (2020). Betere omstandigheden slachthuizen zijn mogelijk, maar consument moet betalen.
NOS (2021). WNF: Nederland is grote Europese aanjager van ontbossing.
NRIT, CBS, NBTC Holland Marketing & CELTH (2020). Trendrapport toerisme, recreatie en vrije tijd 2020.
OneWorld (2015). Water in je kleerkast.
Pacheco, P., Gnych, S., Dermawan, A., Komarudin, H. & Okarda, B. (2017). The palm oil global value chain: Implications for economic growth and social and environmental sustainability. Working Paper 220. Bogor, Indonesia: CIFOR.
PBL (2018). Ontwikkeling luchtvaart en CO2-emissies in Nederland. Factsheet voor de Omgevingsraad Schiphol. Planbureau voor de Leefomgeving: Den Haag.
Porcelijn, B. (2021). De verborgen impact: alles voor een eco-positief leven. Amsterdam.
Ramaekers, P. (2020). Geografische dimensie van de Nederlandse handel in landbouwgoederen. In G. D. Jukema, P. Ramaekers & P. Berkhout (Red.), De Nederlandse agrarische sector in internationaal verband. Wageningen/Heerlen/Den Haag: Wageningen Economic Research en Centraal Bureau voor de Statistiek.
UNESCO (2010). The green, gray and blue footprint of farm animals and animal products. Value of water. Research report series, No. 48. UNESCO-IHE, Institute for Water Education.
Van Huis, A. (2013). Potential of insects as food and feed in assuring food security. Wageningen: Wageningen Univeristy.
Volkskrant (2018). Zó voeden we die 10 miljard monden in 2050 (met behoud van de aarde!). De Voedselzaak. Hoe voeden we 10 miljard monden in 2050?
Volkskrant (2021). Eet de Nederlandse koe de Braziliaanse Amazone op?
Wedeux, B. & Schulmeister-Oldenhove, A. (2021). Stepping up? The continuing impact of EU consumption on nature worldwide. World Wide Fund for Nature: WWF.
WNF (2014). The growth of soy: impacts and solutions. Gland, Switserland: World Wildlife Fund International.
WRI (2019). 6 pressing questions about beef and climate changed, answered.
WRI (2021). Just 7 Commodities Replaced an Area of Forest Twice the Size of Germany Between 2001 and 2015.
WUR (2020a). Nieuw licht op duurzaamheid palmolie. Nieuwsbericht op basis van publicatie Meijaard et al. (2020).
WUR (2020b). We eten opnieuw meer vlees. Nieuwsbericht.
WTO (2021). Textiles: back in the mainstream. Understanding the WTO: the agreements. Genève: World Trade Organisation.
Noten
In dit hoofdstuk wordt enkel gekeken naar de link met de internationale goederenhandel (hier spullen, kleding, vlees en overige voeding). Een deel van de internationale dienstenhandel heeft minder impact op het milieu omdat er vaak geen fysieke grensoverschrijding van mensen of goederen plaatsvindt. Een belangrijke uitzondering is het reisverkeer en met name toeristen die zich per vliegtuig naar verre bestemmingen verplaatsen. Daarom wordt deze categorie apart geanalyseerd in een apart leeskader in dit hoofdstuk.
De rangschikking van activiteiten in het dagelijks leven van de gemiddelde Nederlander met de grootste milieu-impact is beschreven in het boek ‘De verborgen impact’ (Porcelijn, 2021). Hierbij wordt uitgegaan van de uitgaven van de gemiddelde Nederlander per jaar (CE Delft, 2020a; Porcelijn, 2021).
Nederland is de grootste importeur van sojabonen in de EU en na China, Argentinië en Mexico de grootste importeur ter wereld. Daarbij staat China overigens wel op eenzame hoogte met een import die 20 keer hoger ligt dan de Nederlandse import. De Nederlandse import uit Brazilië is in 2020 hard gestegen en Brazilië is nu de grootste leverancier van sojabonen voor Nederland, net voor de Verenigde Staten (CBS, 2020a). Het gebruik van sojameel voor Nederlands veevoer is met bijna 2 miljoen ton 0,5 procent van de totale wereldproductie (NOS, 2021). Het percentage ligt in lijn met de Nederlandse dierenaantallen (circa 121 miljoen) in vergelijking met de wereldwijde dierenaantallen (circa 28,5 miljard).
Het gaat om vlees en vleesproducten, inclusief eetbare slachtafvallen, zie ook voetnoot 6.
Voor de EU-vergelijkingen in dit hoofdstuk gaan we primair uit van import- en exportwaarden. Op hoog niveau zal er ook melding worden gemaakt van de Nederlandse positie ten aanzien van import- en exportgewichten. In de meeste gevallen is de positie van Nederland in termen van handelswaarde goed vergelijkbaar met de Nederlandse positie in termen van handelsgewicht.
De restgroep overig vlees betreft vleesproducten of eetbare slachtafvallen (bewerkt vlees, zoals spek en frikandellen) of vlees van andere dieren dan runderen, varkens en pluimvee (zoals schapen, konijnen of paarden).
Het ging om in totaal 72 miljoen hectares bos die verloren gingen voor landbouwdoeleinden tussen 2001 en 2015: 63 procent voor vee, 15 procent voor palmolieplantages, 11 procent voor sojavelden en 11 procent voor cacao-, rubber-, koffie- en houtvezelproductie.
Om een analyse te kunnen maken vanaf het jaar 2000 is ervoor gekozen om laptops in het datagedeelte van deze paragraaf centraal te stellen en niet smartphones.
De hier gebruikte goederencode bevat zowel laptops als tablets. Er is geen aparte code voor tablets. Een deel van de sterke groei van de handel in laptops kan verklaard worden door de introductie van tablets. Tegelijkertijd zijn ‘gewone’ laptops steeds goedkoper geworden en dat heeft dan weer een matigend effect op de invoerwaarde. De eerste tablets arriveerden rond 2010 in Nederland.