Groothandel zet meer in op innovatie dan op R&D

Foto omschrijving: Computer met drone voor het lezen van informatie op de stellingen in de pakhuizen.

R&D en innovatie in de groothandel

Auteurs: Roger Voncken, Rik van Roekel

Nederland wordt gerekend tot één van de meest innovatieve landen ter wereld. Overheidsbeleid stimuleert innovatie. En dat is niet voor niets. Innovatie zorgt ervoor dat maatschappelijke problemen op nieuwe manieren worden aangepakt en nieuwe markten aangeboord worden. Innovatieve bedrijven en instellingen zorgen voor economische groei, meer werkgelegenheid en dragen bij aan een betere internationale concurrentiepositie van Nederland. Dit hoofdstuk zoomt in op de R&D- en innovatieactiviteiten bij één van de meest internationaal opererende bedrijfstakken van ons land; de Nederlandse groothandel.

4.1Inleiding

Dat de Nederlandse groothandel meer is dan een ‘dozenschuiver’ is al een tijd bekend. In 2005 schaarden De Jong en Muizer enkele branches binnen de groothandel zelfs onder de meest innovatieve sectoren van Nederland. Met name technisch-georiënteerde groothandelaren scoorden in dit onderzoek ‘verrassend goed’. Enkele jaren later concludeerden ook Braaksma en Tiggeloove (2009) dat de groothandel meer dan gemiddeld innovatief is. Bijna de helft van alle groothandelaren in het midden- en kleinbedrijf introduceerde in de periode 2006–2008 nieuwe producten of diensten. Ter vergelijking, bij het overige mkb lag het gemiddelde op 30 procent.

Deze aandacht voor innovatie is niet zonder reden. In een meer en meer competitieve en globaliserende wereldeconomie is het voor bedrijven essentieel om innovatief te zijn. Dat kan door kapitaal en arbeid anders of ‘slimmer’ in te zetten of door nieuwe producten en diensten te introduceren, waarmee het bedrijf de marktpositie behoudt of verstevigt. Stilstand in dit opzicht betekent dan ook achteruitgang. In de wetenschappelijke literatuur is de relatie tussen innovatie, concurrentiekracht en economische groei uitgebreid onderzocht en de nauwe verwevenheid hiertussen is meermaals aangetoond (zie o.a. Romer, 1994; Rosenberg, 2003; Sala-i-Martin, 2003; Solow, 1956).

Eerder heeft het CBS onderzoek gedaan naar de innovatiekracht van verschillende Nederlandse bedrijfstakken (CBS, 2016; CBS, 2017a; Walhout & van Roekel, 2017), maar niet specifiek naar de groothandel. In dit hoofdstuk wordt onderzocht hoe innovatief de Nederlandse groothandel is, in vergelijking tot enkele andere bedrijfstakken in ons land. Daarvoor worden de CBS-data op het gebied van R&D en innovatie van verslagjaar 2016 gebruikt.

Hoewel ze onderling nauw verbonden zijn, zijn Research & Development (R&D) en innovatie niet hetzelfde. R&D ligt vaak ten grondslag aan innovatie. Het essentiële verschil is de toepasbaarheid van het resultaat. Neem het volgende voorbeeld. Het bedenken en ontwikkelen van een prototype voor het efficiënter maken van processen valt onder R&D. Wanneer de opgedane kennis voor het ontwikkelen van het prototype wordt omgezet naar een commerciële toepassing, spreken we van een innovatie. Overigens hoeft R&D er niet altijd naar te streven om een bepaald maatschappelijk of economisch vraagstuk op te lossen. Het verkrijgen van kennis over een bepaalde kwestie kan namelijk ook een doel op zich zijn, bijvoorbeeld in de academische wereld. Het is dan ook belangrijk te beseffen dat niet alle R&D-activiteiten tot concrete innovaties leiden.noot1

Leeswijzer

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van beide indicatoren – zowel R&D als innovatie – onderzocht hoe innovatief de groothandel in Nederland is. De resultaten worden vergeleken met verwante sectoren, zoals de detailhandel, en vervoer en opslag. Paragraaf 4.2 gaat in op de mate waarin groothandelaren R&D-activiteiten ontplooien. Paragraaf 4.3 zoomt in op de toegepaste kennis in de vorm van innovatie bij groothandelaren. Het hoofdstuk eindigt met een samenvatting en conclusie in paragraaf 4.4. Ten slotte wordt in paragraaf 4.5 uiteengezet welke bronnen en methoden gebruikt zijn voor het beantwoorden van de onderzoeksvragen in dit hoofdstuk.

18% van de groothandelaren deed aan R&D in 2016
57% van de groothandelaren voerde innovaties door in 2014–2016

4.2R&D-activiteiten van de groothandel

In 2016 telde ons land 55,7 duizend bedrijven met 10 of meer werkzame personen.noot2 Van deze bedrijven is bekend dat 17 procent R&D-activiteiten ontplooiden. Dat betekent dat bijna 10 duizend bedrijven in Nederland met minimaal 10 werkzame personen aan R&D deden. Gezamenlijk gaven ze 7,6 miljard euro uit aan onderzoek en ontwikkeling. In de afgelopen jaren is dit bedrag steeds toegenomen. In 2012 gaven deze bedrijven in Nederland 6,5 miljard euro uit aan R&D. Bedrijven – en andere instellingen – verrichten overigens niet altijd R&D voor zichzelf of voor de eigen sector. Een bedrijf kan bijvoorbeeld ook R&D doen in opdracht van de overheid of publieke researchinstellingen. Omgekeerd kunnen bijvoorbeeld universiteiten R&D verrichten voor bedrijven. Dit laatste valt niet binnen de scope van dit onderzoek, omdat hier enkel op de eigen R&D- en innovatieactiviteiten van bedrijven wordt gefocust.

Industrie dominant in R&D

Tabel 4.2.1 toont dat de industrie verantwoordelijk is voor een groot deel van de totale R&D-uitgaven van het Nederlandse bedrijfsleven, namelijk 59 procent. Dat komt deels doordat de R&D van de industrie technischer van aard is en daardoor uitgaven aan bijvoorbeeld apparatuur en laboratoria hoger zijn. Daarnaast zijn in de industrie enkele grote multinationals die zeer grote bedragen uitgeven aan R&D. Hiermee stuwen ze de gemiddelde R&D-uitgaven per bedrijf in deze sector enorm omhoog (CBS, 2017). Desalniettemin ontplooide ruim 40 procent van alle industriële bedrijven in Nederland R&D-activiteiten.

4.2.1Aantal bedrijven met R&D en bijbehorende uitgaven per sector, 2016*

Aantal bedrijven R&D uitgaven
totaal met R&D totale uitgaven gemiddelde
Sector % mln euro dzd euro
Nederlandse bedrijven 55 730 9 645 17 7 623 790
Industrie 8 070 3 280 41 4 529 1 381
Groothandel 7 370 1 315 18 493 375
Groothandel Agro 415 30 7 . .
Groothandel Food 685 65 9 . .
Groothandel Non-food 1 950 475 24 214 449
Groothandel ICT 800 245 31 63 254
Groothandel Machines 1 855 220 12 88 400
Overige groothandel 1 660 280 17 38 134
Detailhandel 4 505 125 3 33 261
Vervoer en opslag 3 480 175 5 110 626

Bron:CBS.

Grote verschillen R&D-betrokkenheid binnen groothandel

In de groothandel deed in 2016 bijna 20 procent van alle bedrijven – met minimaal 10 werkzame personen – aan R&D. Dat komt neer op 1,3 duizend groothandelaren. Zij gaven gemiddeld 375 duizend euro uit aan onderzoek en ontwikkeling, waarmee ze een ruime 6 procent van de totale R&D-uitgaven van het Nederlandse bedrijfsleven voor hun rekening namen. Tabel 4.2.1 laat zien dat er grote verschillen bestaan binnen de groothandelaren met betrekking tot het aandeel bedrijven dat R&D-activiteiten ontplooide én de gemiddelde uitgaven hieraan.

Met name groothandelaren die consumentenartikelen verhandelden – de zogenaamde non-food groothandel – hebben relatief hoge uitgaven aan R&D; 43 procent van de uitgaven in de groothandel kwam uit deze branche. Gemiddeld genomen gaven zij hier ook meer geld aan uit dan de rest van de Nederlandse groothandel. De omvang van de gemiddelde uitgaven van groothandelaren blijft echter achter bij dat van het Nederlandse bedrijfsleven én dat van de bedrijven actief in de vervoer en opslag. De restcategorie ‘overige groothandel’ spendeerde – gemiddeld genomen – het minste geld aan R&D. Tot deze restcategorie behoren bedrijven actief in de handelsbemiddeling, de niet-gespecialiseerde groothandel en de overige gespecialiseerde groothandel, zoals de groothandel in minerale brandstoffen, chemische producten of afval.

375 000 euro gaven groothandelaren gemiddeld uit aan onderzoek en ontwikkeling in 2016 Buitenvorm Binnenvorm

Weinig R&D bij detailhandel en transportbranche

We vergelijken de groothandel in Nederland ook met de detailhandel – die meer in contact staat met consumenten – en de vervoer- en opslagsector. Laatstgenoemde sector is net als de groothandel voor veel bedrijven een belangrijke logistieke partner en intermediair bij nationale en internationale activiteiten (zie ook hoofdstuk 6 in deze publicatie). Duidelijk is dat zowel de detailhandel als de vervoer- en opslagsector relatief weinig betrokken waren bij R&D in 2016. De 175 vervoer- en opslagbedrijven die wel R&D-activiteiten verrichtten gaven hier wel bovengemiddeld geld aan uit.

Hoewel innovatiestudies zich lange tijd uitsluitend richtten op de industrie (zie bijvoorbeeld Dachs et al., 2016), laten de resultaten zien dat R&D ook een rol speelt buiten de industrie en bij dienstverlenende bedrijven zoals groothandelaren. Echter, de wetenschappelijke literatuur stelt wel dat dienstverlenende bedrijfstakken in vergelijking minder inzetten op formele R&D-activiteiten, maar meer inzetten op ‘zachte’ innovatieactiviteiten. Bovendien worden ze veel meer gedreven door de implementatie van externe technologieën, waaronder informatietechnologieën (Dachs et al., 2016; Droege et al, 2009; Hauknes & Knell, 2009; Miles, 2005). In de rest van dit hoofdstuk wordt dan ook de toegepaste variant van kennis bij groothandelaren onder de loep genomen.

4.3Innovatie bij de groothandel

Zoals eerder aangehaald is innovatie de praktische toepassing van de nieuwe inzichten die verworven zijn door kennis die door middel van onderzoek en ontwikkeling wordt vergaard. Bij innovatie wordt doorgaans een onderscheid gemaakt tussen technologische en niet-technologische innovaties (CBS, 2017a; CBS, 2017b; Dachs et al., 2016; Reynolds & Cuthbertson, 2014), in navolging van het breed erkende ‘Oslo Manual’ van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling en Eurostat (OESO/Eurostat, 2005).

Technologische innovatie…

Tot technologische innovaties worden product- en procesinnovaties gerekend. In het geval van productinnovatie heeft een bedrijf één of meerdere nieuwe of sterk verbeterde producten of diensten geïntroduceerd. Dat kunnen goederen en diensten zijn die nieuw voor de markt zijn, of alleen nieuw voor het bedrijf zelf. Maar processen zodanig vernieuwen en verbeteren waardoor producten en diensten efficiënter gemaakt kunnen worden, valt ook onder technologische innovatie. Denk hierbij in het geval van groothandelaren aan de introductie van e-commerce diensten, elektronische gegevensuitwisseling met belangrijke klanten en leveranciers of nieuwe voorraadbeheersystemen op basis van radiofrequentie-identificatie (RFID).

… en niet-technologische innovatie

Van oudsher wordt met innovatie voornamelijk het technologische aspect bedoeld. De Nederlandse economie innoveert echter ook op strategische wijze. Deze niet-technologische innovaties hebben betrekking op organisatorische innovaties of marketinginnovaties in brede zin. Groothandelaren kunnen bijvoorbeeld private label-producten voor klanten ontwerpen en commercialiseren, op innovatieve wijze gebruik maken van social media en diverse verkoopkanalen, nieuwe business­modellen implementeren of een nieuwe methode hebben om de prijs van producten te bepalen.

Groothandelaren bovengemiddeld innovatief

Tabel 4.3.1 geeft weer welk deel van de bedrijven aan technologische en/of niet-technologische innovatie deed in de periode 2014–2016. Het eerste dat opvalt is dat het aandeel innovatieve groothandelaren relatief hoog is. Van alle groothandelaren is 57 procent innovatief. Dat is ruim meer dan het aandeel dat betrokken was bij R&D. Dat was namelijk 18 procent. De industrie is met een aandeel van 65 procent innovatiever, maar op het vlak van toegepaste kennis kan de groothandel zich meer meten met de industrie dan met R&D-activiteiten. Deze resultaten ondersteunen daarmee de eerdere observaties uit de wetenschappelijke literatuur dat de groothandel meer inzet op innovatie dan R&D. Sterker nog, wanneer we kijken naar het aandeel innovatieve bedrijven bij de groothandel dan ligt dit aandeel beduidend hoger dan de 48 procent bij het Nederlandse bedrijfsleven in het algemeen. In totaal voerden bijna 4,2 duizend groothandelaren innovaties door in de periode 2014–2016. Met name de technisch-georiënteerde groothandelaren waren innovatief in deze periode, zoals ook al naar voren kwam bij het eerder aangehaalde onderzoek van De Jong en Muizer (2005). De detailhandel en bedrijven actief in vervoer en opslag zijn minder innovatief dan het doorsnee bedrijf in Nederland.

4.3.1Aandeel innovatieve bedrijven naar type innovatie, 2014–2016

Innovatief Alleen technologische innovatie Technologische en niet-technologische innovatie Alleen niet-technologische innovatie
Sector %
Nederlandse bedrijfsleven 48 22 17 9
Industrie 65 31 28 6
Groothandel 57 27 21 9
Groothandel Agro 40 24 11 6
Groothandel Food 54 22 21 10
Groothandel Non-food 62 26 22 14
Groothandel ICT 66 28 33 5
Groothandel Machines 57 31 20 6
Groothandel Overig 54 26 19 9
Detailhandel 34 13 9 12
Vervoer en opslag 43 21 15 6

Bron:CBS.

Noot: In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Bijna 40 procent van de bedrijven in Nederland met 10 of meer werkzame personen deed in de periode 2014–2016 aan technologische innovatie (en gedeeltelijk ook aan niet-technologische innovatie). Dat komt overeen met bijna 20 duizend bedrijven. Dit zijn dus bedrijven die één of meerdere nieuwe of sterk verbeterde producten of diensten introduceerden. Ruim een kwart voerde niet-technologische innovaties door op het gebied van marketing en/of organisatie. Circa 1 op de 6 van bedrijven in Nederland voerde innovaties door op zowel technologisch als niet-technologisch vlak. Schmidt en Rammer (2007) tonen aan dat deze combinatie van technologische en niet-technologische innovatie het meest winstgevend is voor bedrijven. Bedrijven, die een vernieuwend product op de markt brengen, hebben veelal de behoefte om dit product op een innovatieve wijze te commercialiseren. En procesinnovaties vergen ook geregeld innovatieve oplossingen op organisatiegebied.

66% van de groothandel in ICT-apparatuur voerde innovaties door in de periode 2014–2016 Buitenvorm Binnenvorm

Van alle groothandelaren voerde 27 procent enkel technologische innovaties door, 9 procent enkel niet-technologische innovaties en 21 procent combineerde beide typen innovaties. Met name de groothandel in ICT-apparatuur wist technologische en niet-technologische innovaties goed te combineren in de periode 2014–2016. De detailhandel lukte dit minder goed. De bedrijfstak valt bovendien op met een relatief hoog aantal bedrijven dat enkel marketing- of organisatorische innovaties doorvoerde.

Uitgaven aan technologische innovatie

Uit tabel 4.3.1 bleek dat het merendeel van de innovaties van het Nederlandse bedrijfsleven én groothandel van technologische aard was. Van de technologische innovatie is bekend hoeveel de bedrijven daar in de periode 2014–2016 aan hebben uitgegeven. Tabel 4.3.2 laat zien dat de helft van alle uitgaven aan technologische innovatie voor rekening komt van de industrie. De groothandel was verantwoordelijk voor 8 procent van het technologische innovatiebudget van bedrijven in Nederland. De groothandel in consumentenartikelen gaf van alle groothandelaren het meeste uit aan technologische innovaties.

4.3.2Uitgaven aan technologische innovatie door bedrijven, 2014–2016

Uitgaven Gemiddelde uitgaven
Sector mln euro dzd euro
Nederlandse bedrijfsleven 16 344 821
Industrie 8 164 1 709
Groothandel 1 311 373
Groothandel Agro 149 710
Groothandel Food 86 219
Groothandel Non-food 373 511
Groothandel ICT 234 511
Groothandel Machines 286 305
Groothandel Overig 183 232
Detailhandel 445 449
Vervoer en opslag 380 296

Bron:CBS.

Bijna 10 procent omzet groothandel dankzij nieuwe producten

Een belangrijk verschil met de industrie is dat groothandelaren met name investeren in procesinnovaties (Dachs et al., 2016) en de industrie met name in productinnovaties (CBS, 2017a). Het is dan ook niet verrassend dat nieuwe of sterk verbeterde producten een groter aandeel in de totale omzet vormt voor industriële bedrijven dan voor dienstverlenende bedrijfstakken als de groothandel, detailhandel en vervoersbranche. Dit geldt zowel voor nieuwe producten voor de markt als voor producten die nieuw zijn voor het bedrijf, al is het verschil bij de laatste categorie minder groot.

Desondanks bestond de bedrijfsomzet van groothandelaren in Nederland voor 9,6 procent uit nieuwe of sterk verbeterde producten in 2016: 5,5 procent dankzij producten die nieuw waren voor de markt en 4,1 procent dankzij producten nieuw voor het bedrijf zelf. Daarmee is de groothandel wat betreft de omzet iets afhankelijker van deze producten dan het doorsnee bedrijf in Nederland. Wat opvalt is dat er wederom grote verschillen waar te nemen zijn binnen de verschillende branches van de groothandel. Zo is de Nederlandse groothandel in landbouwproducten en levende dieren voor 14 procent afhankelijk van nieuwe of verbeterde producten voor de markt – wat betreft hun bedrijfsomzet – en amper van nieuwe of verbeterde producten die nieuw zijn voor deze groothandelaren zelf. Het tegenovergestelde is waar voor de groothandel in voedings- en genotmiddelen.

4.3.3Omzetaandeel door nieuwe of sterk verbeterde producten in branche, 2014–2016

Nieuw voor de markt Nieuw voor het bedrijf
Sector %
Nederlandse bedrijfsleven 5,3 4
Industrie 10,9 5,9
Groothandel 5,5 4,1
Groothandel Agro 14,2 0,3
Groothandel Food 1,8 7
Groothandel Non-food 6,2 3,8
Groothandel ICT 8 6,6
Groothandel Machines 5,4 5,8
Groothandel Overig 2 1,9
Detailhandel 1,3 4,5
Vervoer en opslag 2,4 1,7

Bron:CBS.

Groothandelaren kunnen al dan niet in samenwerking met hun opdrachtgever aan productinnovaties doen. Omdat de groothandel een centrale positie inneemt in de waardenketen en in direct contact staat met partijen aan beide uiteinden van de keten – de producent en retailer of andere grootverbruiker – is de groothandel voor meerdere partijen een interessante samenwerkingspartner op het gebied van (product)innovatie. Groothandelaren kunnen de producent van goederen informatie verschaffen omtrent aspecten als voedselveiligheid, milieutechnische aspecten en consumentenvoorkeuren, hetgeen kan leiden tot de introductie van nieuwe producten (zie bijvoorbeeld Steijnen et al., 2002).

4.4Samenvatting en conclusie

In dit hoofdstuk wordt onderzocht hoe innovatief de Nederlandse groothandel is, in vergelijking tot het hele bedrijfsleven en specifiek enkele andere bedrijfstakken in ons land. Dat is gedaan aan de hand van twee indicatoren; enerzijds de mate waarin men betrokken was bij R&D-activiteiten en anderzijds de mate waarin men de opgedane kennis wist om te zetten naar innovaties.

De resultaten laten zien dat de Nederlandse groothandel veel meer is dan een ‘dozenschuiver’; 18 procent van alle groothandelaren met minimaal 10 werkzame personen deed in 2016 aan R&D. Dat komt overeen met ruim 1,3 duizend bedrijven. Deze bedrijven namen samen ruim 6 procent van de totale R&D-uitgaven van het Nederlandse bedrijfsleven voor hun rekening. Gemiddeld gaf een bedrijf in de groothandel met R&D circa 375 duizend euro uit aan onderzoek en ontwikkeling; in de industrie is dit – gemiddeld genomen – 3,6 keer zo groot. De industrie is verantwoordelijk voor het grootste deel van de totale R&D-uitgaven van het Nederlandse bedrijfsleven, namelijk 59 procent.

De resultaten in dit hoofdstuk ondersteunen de observaties uit de wetenschappelijke literatuur dat de groothandel meer inzet op innovatie dan R&D; 57 procent van de groothandelaren heeft geïnnoveerd in de periode 2014–2016. Ter vergelijking, voor het totale bedrijfsleven in Nederland was dit aandeel 48 procent. Groothandelaren voerden met name technologische innovaties door op het gebied van producten en processen. Hier gaf men in de periode 2014–2016 ruim 1,3 miljard euro aan uit. Bijna 10 procent van de bedrijfsomzet van groothandelaren werd gerealiseerd dankzij de introductie van nieuwe of sterk verbeterde producten. De Nederlandse detailhandel en transportbranche doet in vergelijk tot de groothandel minder aan R&D en innovatie.

4.5Data en methoden

Om inzicht te verschaffen over de R&D- en innovatieactiviteiten die de Nederlandse groothandel ontplooit, zijn in dit hoofdstuk een drietal databronnen gebruikt.

Bedrijfsdemografisch Kader

Het startpunt van dit onderzoek vormt het Bedrijfsdemografisch Kader (BDK) van het CBS. Het BDK is geraadpleegd voor informatie over bedrijven die in Nederland gevestigd zijn. Het BDK is gebaseerd op het Algemeen Bedrijven Register (ABR) van het CBS. In het ABR staan onder andere identificerende gegevens, informatie over de economische activiteit (SBI) en het aantal werkzame personen van alle bedrijven, instellingen en zelfstandigen in Nederland. Het BDK is een doorontwikkelde versie van het ABR waarin gecorrigeerd is voor methodebreuken zodat de volgtijdelijkheid van de bedrijfsinformatie gewaarborgd is.

In dit hoofdstuk richten we ons uitsluitend op het Nederlandse bedrijfsleven, inclusief de landbouwsector en financiële sector. Dat wil zeggen dat alle bedrijfstakken die primair met overheidsgeld gefinancierd worden niet zijn opgenomen in de analyses. Hierdoor vallen de sectoren openbaar bestuur (SBI 84), onderwijs (SBI 85) en zorg (SBI 86–88) buiten de onderzoekspopulatie.

Research & Development

Het BDK is vervolgens verrijkt met gegevens afkomstig van de enquête Research & Development (R&D). In deze enquête vraagt het CBS bedrijven en instellingen naar hun uitgaven en ingezette arbeidsjaren voor R&D. Grote bedrijven worden allemaal waargenomen. Bij andere bedrijven met 10 of meer werknemers gebeurt dit op steekproefbasis. Bedrijven met minder dan 10 werknemers worden via een secundaire bron bijgeschat. Echter, om de R&D-cijfers beter te kunnen vergelijken met de innovatiegegevens is in dit hoofdstuk ervoor gekozen om enkel bedrijven op te nemen in de onderzoekspopulatie met 10 of meer werkzame personen. Bovendien worden enkel bedrijven in de private sector beschouwd en laten we de instellingen buiten beschouwing voor vergelijkbaarheid met andere publicaties.

In het najaar van 2019 vindt een revisie plaats van de R&D-statistieken. Om die reden hebben de cijfers zoals in dit hoofdstuk gepresenteerd een voorlopig karakter.

Innovatie

Tevens is het BDK verrijkt met innovatiegegevens. Het CBS meet innovatie bij bedrijven volgens de regels van de Europese innovatie- enquête: de Community Innovation Survey (CIS). Alle EU-lidstaten voeren dit onderzoek elke twee jaar uit in opdracht van Eurostat, het statistiekbureau van de Europese Commissie. De onderzoekspopulatie bestaat uit een selectie van bedrijfstakken. Naast de branches die internationaal zijn afgesproken, betrekt het CBS diverse aanvullende bedrijfstakken in het onderzoek voor een breder perspectief. Daardoor ontstaat een compleet beeld van het Nederlandse bedrijfsleven. Bedrijven met minder dan tien werkzame personen vallen buiten de onderzoekspopulatie.

Ook dit is in overeenstemming met de Europese methode. Het CBS gebruikt een steekproef van bedrijven met tien tot honderd werkzame personen en nodigt hen uit om een vragenlijst in te vullen. Bedrijven vanaf honderd werknemers ontvangen allemaal deze uitnodiging. De populatie omvat bijna 51 duizend bedrijven die gevestigd zijn Nederland.

4.6Literatuur

Open literatuurlijst

Literatuur

Braaksma, R., & Tiggeloove, N. (2009). Indirecte export van het MKB en de rol van de groothandel. Een verkennend onderzoek. Zoetermeer: EIM.

CBS (2016). ICT, kennis en economie 2016. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2017a). ICT, kennis en economie 2017. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

CBS (2017b). Internationaliseringsmonitor 2017, derde kwartaal: Innovatie. Den Haag/Heerlen/Bonaire: Centraal Bureau voor de Statistiek.

Dachs, B., Broos, E., Dünser, M., Hanzl-Weiß, D., Mertens, K., Schartinger, D., Stehrer, R., & Vanoeteren, V. (2016). EU wholesale trade: EU wholesale trade: Analysis of the sector and value chains. AIT-IS-Report. 128.

Droege, H., Hildebrand, D., & Heras Forcada, M. A. (2009). Innovation in services: present findings, and future pathways. Journal of Service Management, 20(2), 131–155.

De Jong, J., & Muizer, A. (2005). De meest innovatieve sector van Nederland: Ranglijst van 58 sectoren. Zoetermeer: EIM.

Hauknes, J., & Knell, M. (2009). Embodied knowledge and sectoral linkages: An input–output approach to the interaction of high-and low-tech industries. Research Policy, 38(3), 459–469.

Miles, I. (2005). Innovation in services. In J. Fagerberg, D.C. Mowery, & R.R. Nelson (Red.), The Oxford Handbook of Innovation, p. 433–458. Oxford: Oxford University Press.

OESO/Eurostat (2005). Oslo Manual: Guidelines for Collecting and Interpreting Innovation Data, 3rd Edition, The Measurement of Scientific and Technological Activities. OECD Publishing, Parijs.

Reynolds, J., & Cuthbertson, R. (2014). Retail & wholesale: Key sectors for the European Economy. Oxford: University of Oxford.

Romer, P. M. (1994). The origins of endogenous growth. Journal of Economic perspectives, 8(1), 3–22.

Rosenberg, N. (2003). Innovation and economic growth. Conference Paper voor de OECD Conference on Innovation and Growth in Tourism, Zwitserland.

Sala-i-Martin, X. (2002). 15 years of growth economics: What have we learnt?. Central Bank of Chile. Working Papers.

Schmidt, T., & Rammer, C. (2007). Non-technological and technological innovation: strange bedfellows? ZEW-Centre for European Economic Research Discussion Paper, (07-052).

Solow, R. M. (1956). A contribution to the theory of economic growth. The quarterly journal of economics, 70(1), 65–94.

Stijnen, D., Scheer, F., Martins, F., & De Graaff, R. (2002). Productinnovatie in agroketens: een kwalitatief onderzoek naar ketensamenwerking als kritische succesfactor van productinnovatie en-introductie in agroketens. Eindrapport. Den Haag/Wageningen: ATO & LEI.

Noten

Hoewel R&D en innovatie dus twee verschillende begrippen zijn, zijn in de innovatiestatistieken R&D-uitgaven een onderdeel van de uitgaven voor innovaties.

Voor meer informatie over de afbakening van de onderzoekspopulatie zie paragraaf 4.5.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

. Gegevens ontbreken
* Voorlopig cijfer
** Nader voorlopig cijfer
x Geheim
Nihil
(Indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
0 (0,0) Het getal is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
Niets (blank) Een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
2018–2019 2018 tot en met 2019
2018/2019 Het gemiddelde over de jaren 2018 tot en met 2019
2018/’19 Oogstjaar, boekjaar, schooljaar enz., beginnend in 2018 en eindigend in 2019
2016/’17–2018/’19 Oogstjaar, boekjaar, enz., 2016/’17 tot en met 2018/’19

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Auteurs

Marcel van den Berg

Marjolijn Jaarsma

Arjan van Loon

Angie Mounir

Tom Notten

Leen Prenen

Rik van Roekel

Roger Voncken

Khee Fung Wong

Redactie

Marjolijn Jaarsma

Roger Voncken

Eindredactie

Marjolijn Jaarsma

Roger Voncken

Dankwoord

We danken de volgende collega’s voor hun constructieve bijdrage aan deze editie van de Internationaliseringsmonitor:

Stephen Chong

Sarah Creemers

Loe Franssen

Sander IJmker

Richard Jollie

Irene van Kuik

Arno Moonen

Bart Loog

Gabriëlle Salazar-de Vet

Sandra Vasconcellos

Hans Westerbeek

Karolien van Wijk

Hendrik Zuidhoek