Begrippenlijst
Arbeidsjaar
Een maatstaf voor het arbeidsvolume, die wordt berekend door alle banen (voltijd en deeltijd) om te rekenen naar voltijdbanen, ook wel voltijdequivalenten (vte) genoemd. Zo leveren twee halve banen (elk 0,5 vte) samen een arbeidsvolume van één arbeidsjaar op.
Baan
Een expliciete of impliciete arbeidsovereenkomst tussen een persoon en een economische eenheid waarin is vastgelegd dat arbeid zal worden verricht waartegen een (financiële) beloning staat. Als een persoon meer dan één werkkring heeft, telt elke werkkring als een afzonderlijke baan. Bij de bepaling van het gemiddeld aantal banen over een periode wordt rekening gehouden met de begin- en einddatum van de baan, echter niet met de wekelijkse arbeidsduur. Twee opeenvolgende banen met elk een duur van zes maanden tellen voor een baan in het jaargemiddelde, los van de vraag of het om voltijd- of deeltijdbanen gaat.
BEC-classificatie
De BEC-classificatie (broad economic categories) betreft een classificatie van goederen in vier grote goederengroepen: kapitaalgoederen, intermediaire goederen, duurzame consumptiegoederen en niet-duurzame consumptiegoederen. Kapitaalgoederen zijn goederen die ingezet worden in het productieproces om bijvoorbeeld consumptiegoederen of diensten te produceren. Intermediaire goederen zijn bijvoorbeeld grond- en hulpstoffen die worden verbruikt bij het produceren van finale producten. Onder consumptiegoederen worden goederen geschaard die door de consument worden gekocht. Dit kunnen duurzame consumptiegoederen zijn zoals magnetrons of telefoons. Niet-duurzame consumptiegoederen worden gekocht om direct te verbruiken.
Bedrijf(seenheid)
De feitelijke transactor in het productieproces gekenmerkt door zelfstandigheid ten aanzien van de beslissingen over dat proces en door het aanbieden van zijn producten aan derden.
Kenmerkend is dat er autonomie is over beslissingen met betrekking tot productie binnen deze entiteit. Wanneer deze eenheid zich uitstrekt over verschillende landen wordt omwille van de nationale statistiek het Nederlandse deel als bedrijf beschouwd.
Binnenlandse groothandel
Groothandelaren die geen enkele vorm van buitenlandse handel verricht en geen buitenlandse investeringen aanhouden.
Bruto binnenlands product (bbp)
Een maat voor de omvang van de economie. Deze wordt berekend uit de som van de waarde die door ondernemingen, huishoudens en overheden wordt toegevoegd aan de goederen en diensten die zij hebben moeten verbruiken om hun producten te kunnen maken. Deze som staat bekend als de toegevoegde waarde ‘in basisprijzen’. Om tot het bbp ‘in marktprijzen’ te komen, wordt hierbij het saldo van product-gebonden belastingen en subsidies én het verschil tussen toegerekende en afgedragen btw opgeteld.
Buitenlandse multinational
Zie multinational.
Business economy
Zie Nederlandse bedrijfsleven.
Directe buitenlandse investeringen
Een onderneming met directe investeringen uit het buitenland is een onderneming waarin een investeerder uit een ander land tenminste 10% bezit van het gewone aandelenkapitaal of van de stemrechten of het equivalent daarvan. Het gaat hierbij om een blijvend belang en om verkrijging van substantiële invloed in het management van de onderneming. Directe investeringen zijn opgebouwd uit aandelenkapitaal, deelnemingen in groepsmaatschappijen in het buitenland en kredietverlening.
Directe export
Het leveren van goederen en het verlenen van diensten door ingezetenen aan het buitenland (niet-ingezetenen). Zie ook indirecte export en intermediaire export.
Doorvoer
Zie quasi-doorvoer.
Entrepothandel
Het aankopen van goederen door een bedrijf bij een niet-ingezeten bedrijf. Deze goederen worden tot het moment van doorverkoop aan een ander niet-ingezeten bedrijf opgeslagen in een douane-entrepot in Nederland. De doorverkochte goederen verlaten Nederland weer zonder in Nederland te zijn ingeklaard. Het betreft hier alleen goederen die buiten de EU zijn aangekocht. Goederen kunnen na uitslag uit het entrepot direct doorgaan naar het buitenland (entrepotdoorvoer) of worden vrijgemaakt in Nederland. In het laatste geval betreft het invoer.
Exportverdiensten
De toegevoegde waarde die gerealiseerd is dankzij de export. Dit kan zijn door directe export (de eigen export) of door indirecte export (toeleveringen in de waardeketen van een exporteur).
(Full-)service groothandel
Groothandelaren die naast het verhandelen van goederen ook diensten exporteren. Deze bedrijven importeren soms ook diensten en/of houden buitenlandse investeringen aan.
Handelsbalans
Het saldo van de uitvoer en de invoer van goederen en diensten. Aan de ontvangstenkant staat de exportwaarde van een land over een bepaalde periode. Aan de uitgavenkant staat de importwaarde. Het handelsbalanssaldo is het verschil tussen de twee.
Indirecte export (export via de waardeketen)
De productie van goederen en diensten die niet direct bestemd zijn voor de export, maar die uiteindelijk verwerkt worden in de export. Zie ook directe export en intermediaire export.
Inflatie
Inflatie is de gemiddelde prijsstijging van de goederen en diensten die consumenten kopen. De inflatie in Nederland wordt gemeten als de stijging van de consumentenprijsindex (CPI) ten opzichte van de overeenkomstige periode in het voorgaande jaar. De consumentenprijsindex geeft het prijsverloop weer van een pakket goederen en diensten zoals dit gemiddeld wordt aangeschaft door de Nederlandse huishoudens. Inflatie leidt tot geldontwaarding, wat wil zeggen dat er voor eenzelfde bedrag minder kan worden aangeschaft.
Innovatie
Alle activiteiten die gericht zijn op vernieuwing in een bedrijf. Innovaties kunnen zowel technologisch als niet-technologisch van aard zijn. Bij technologische innovatie gaat het om het vernieuwen dan wel sterk verbeteren van producten of diensten of de processen waarmee producten en diensten worden voortgebracht. Van niet-technologische innovatie is bijvoorbeeld sprake bij vernieuwingen in de organisatie.
Input-output analyse
Met input-outputanalyse worden o.a. de uitgaven aan primaire inputs en productiefactoren, zoals de kosten van goederen en diensten die niet in Nederland zijn geproduceerd (import), en de productiefactoren (arbeid, kapitaal, ondernemerschap) toegerekend aan de finale bestedingen (consumptie door huishoudens, consumptie door overheid, investeringen, export). Met de input-output analyse worden daarnaast indirecte intermediaire leveringen tussen bedrijfstakken in beeld gebracht, waardoor afhankelijkheden in waardeketens zichtbaar gemaakt kunnen worden.
Intermediaire export
Bij intermediaire export worden goederen van Nederlandse makelij via intermediairs – bijvoorbeeld de groothandel of de opslag- en vervoersector – verkocht aan het buitenland. Volgens de concepten van de Nationale Rekeningen van het CBS maakt intermediaire export deel uit van de directe export van Nederlandse makelij. Zie ook directe export en indirecte export.
Internationale handel in diensten
Er is sprake van internationale handel in diensten wanneer Nederlandse ingezetenen voor ingezetenen van een andere economie diensten verrichten of omgekeerd. Diensten zijn producten die over het algemeen niet tastbaar zijn, bijvoorbeeld vervoersdiensten, zakelijke diensten en persoonlijke, culturele en recreatieve diensten. Met Nederlandse ingezetenen worden bedrijven en personen bedoeld die in Nederland economische activiteiten ontplooien en daartoe reeds langer dan één jaar over een locatie in Nederland beschikken.
Internationale handel in goederen
Er is sprake van internationale handel in goederen wanneer ingezetenen goederen leveren aan het buitenland en omgekeerd. Bij invoer uit EU-landen is dit de waarde van de goederen inclusief vracht- en verzekeringskosten tot aan de Nederlandse grens. Bij invoer uit niet-EU-landen is dit de waarde inclusief vracht- en verzekeringskosten tot aan de buitengrens van de Europese Unie. De uitvoerwaarde is inclusief vracht- en verzekeringskosten tot aan de Nederlandse grens. Dit in overeenstemming met de statistiek Internationale Handel in Goederen (IHG).
Loon
Loon wordt ingedeeld op basis van het fiscale jaarloon, namelijk het bedrag waarover loonheffing (inkomstenbelasting plus premies volksverzekeringen) moet worden betaald. Dit bedrag wordt op basis van de deeltijdfactor omgerekend naar een voltijd dagloon. Voor elke baan wordt bepaald of dit genormaliseerde loon tot de onderste 30% (laag) of bovenste 20% (hoog) van de werknemersbanen in Nederland behoort, of hier tussenin valt (midden).
Multinational
Een multinational is een onderneming die de uiteindelijke zeggenschap heeft over bedrijven in twee of meer landen. Een Nederlandse multinational is een bedrijf onder Nederlandse zeggenschap met dochterbedrijven in het buitenland. Een buitenlandse multinational is een bedrijf waarover de uiteindelijke zeggenschap in het buitenland ligt.
Nederlandse bedrijfsleven
Het Algemeen Bedrijvenregister (ABR) maakt gebruik van de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) om bedrijfseenheden in te delen naar hoofdactiviteit. Het Nederlandse bedrijfsleven omvat alle bedrijven uit de SBI-secties B tot en met N, exclusief K plus S95. Deze afbakening wordt internationaal aangeduid als de ‘non-financial business economy’.
Deze categorie is een samenstelling van de volgende bedrijfstakken:
B Delfstoffenwinning
C Industrie
D Productie en distributie van en handel in elektriciteit, aardgas, stoom en gekoelde lucht
E Winning en distributie van water; afval- en afvalwaterbeheer en sanering
F Bouwnijverheid
G Groot- en detailhandel; reparatie van auto’s
H Vervoer en opslag
I Logies-, maaltijd- en drankverstrekking
J Informatie en communicatie
L Verhuur van en handel in onroerend goed
M Advisering, onderzoek en overige specialistische zakelijke dienstverlening
N Verhuur van roerende goederen en overige zakelijke dienstverlening
S95 Reparatie van consumentenartikelen.
Omzet, netto
Opbrengst (excl. btw) uit verkoop van goederen en levering van diensten aan derden. Derden zijn particulieren dan wel bedrijven buiten het (Nederlandse deel van het) eigen concernverband. Waar van toepassing wordt de netto omzet vastgesteld na aftrek van kortingen, bonussen, statiegeld en doorberekende vrachtkosten.
Onderneming(engroep)
De eenheid die feitelijk optreedt als financiële transactor. Operationeel wordt de onderneming(engroep) gedefinieerd als de meest omvattende verzameling van in Nederland gevestigde juridische eenheden waarover zeggenschap kan worden uitgeoefend en die homogeen is naar institutionele sector.
Quasi-doorvoer
Quasi-doorvoer betreft invoer van goederen van buitenlandse makelij die na aankomst in Nederland niet of nauwelijks een bewerking ondergaan en daarna weer worden doorgevoerd naar het buitenland. De goederen zijn tijdens het gehele verblijf in Nederland eigendom van een buitenlands bedrijf (in tegenstelling tot de wederuitvoer). De quasi-doorvoer is geen onderdeel van de Nederlandse cijfers over de Nederlandse handel, wel bij de Europese cijfers over de Nederlandse handel (Eurostat).
Research & Development (R&D)
Activiteit waarbij wordt gestreefd naar oorspronkelijkheid en vernieuwing en bestaande uit het creatief, systematisch en planmatig zoeken naar oplossingen voor praktische problemen. Tot de activiteit behoort ook het strategische en het fundamentele onderzoek, waarbij het verkrijgen van achtergrondkennis en het vergroten van de (puur) wetenschappelijke kennis voorop staat en niet het streven naar direct economisch voordeel of het oplossen van problemen. Verder wordt tot de activiteit ook gerekend het (uit)ontwikkelen van ideeën of prototypes tot bruikbare processen en productierijpe producten.
SBI
Bedrijfstakken worden afgebakend volgens de hiërarchische indeling van economische activiteiten van de Europese Unie (Nomenclature statistique des activités économiques dans la Communauté Européenne, afgekort: NACE), de Nederlandse variant hiervan is de Standaard Bedrijfsindeling (SBI).
Toegevoegde waarde
Het verschil tussen de productie (basisprijzen) en het intermediair verbruik (exclusief aftrekbare btw).
Traditionele groothandel
Groothandelaren die alleen goederen verhandelen. Deze bedrijven importeren goederen voor binnenlands verbruik, exporteren goederen uit eigen makelij of wederuitvoeren geïmporteerde goederen. Naast het importeren en/of exporteren van goederen, importeren deze bedrijven soms ook diensten en/of houden ze buitenlandse investeringen aan.
Transitobedrijven
Groothandelaren met transitohandel, entrepothandel en/of doorvoer.
Transitohandel
Van transitohandel is sprake wanneer een bedrijf goederen aankoopt bij een niet-ingezeten bedrijf en deze goederen vervolgens doorverkoopt aan een ander niet-ingezeten bedrijf. De aan- en verkochte goederen passeren daarbij niet de Nederlandse grens.
Two-way trader in goederen
Bedrijf dat zowel goederen importeert als exporteert.
Two-way trader in goederen en diensten
Bedrijf dat goederen importeert en exporteert en tevens diensten exporteert. Mogelijks importeert het bedrijf ook diensten, maar dit is geen must.
Uitvoer van Nederlandse makelij
Uitvoer van Nederlandse makelij betreft uitvoer na productie in Nederland dan wel uitvoer na significante bewerking van buitenlandse makelij (waarbij wordt gekeken in hoeverre de statistische goederencode van het goed al dan niet sterk is veranderd). Wederuitvoer en uitvoer van eigen makelij vormen samen de totale Nederlandse uitvoercijfers.
Vestiging
Een (deel van een) vestiging die tot één bedrijf(seenheid) behoort. De vestiging heeft met de bedrijfseenheid de typering naar activiteit gemeen, waardoor de beoogde samenhang tussen deze twee eenheden bereikt wordt.
Voltijdequivalenten (vte)
Een maat voor arbeidsvolume. Deeltijdbanen dragen hieraan bij naar rato van de wekelijkse arbeidsduur (exclusief overwerk, na aftrek van ADV). Bij de bepaling van het gemiddeld arbeidsvolume over een periode wordt rekening gehouden met zowel de begin- en einddatum van de baan als met de wekelijkse arbeidsduur. Twee opeenvolgende banen met elk een duur van zes maanden dragen samen een arbeidsjaar bij aan het jaargemiddelde als het voltijdbanen zijn, maar minder dan een arbeidsjaar als het deeltijdbanen zijn.
Waardeketen
Een internationale waardeketen omvat alle activiteiten – in meer dan één land – die nodig zijn om een product of dienst vanuit de conceptfase via de verschillende productiefases bij eindverbruikers te bezorgen en verwerking na gebruik.
Wederuitvoer
Wederuitvoer betreft invoer van goederen van buitenlandse makelij die na aankomst in Nederland niet of nauwelijks een bewerking ondergaan en daarna weer worden uitgevoerd naar het buitenland. De goederen zijn tijdens het verblijf in Nederland (tijdelijk) eigendom van een Nederlands bedrijf (in tegenstelling tot de quasi-doorvoer). Wederuitvoer en uitvoer van eigen makelij vormen samen de totale Nederlandse uitvoercijfers.
Werknemer
Een persoon die in een arbeidsovereenkomst afspraken met een economische eenheid maakt om arbeid te verrichten waartegenover een financiële beloning staat.
Werkzame persoon
Persoon die een baan heeft bij een in Nederland gevestigd bedrijf of bij een particulier huishouden in Nederland. Tot de werkzame personen behoren alle personen die betaalde arbeid verrichten, ook al is het maar voor één of enkele uren per week, ook als zij:
- arbeid verrichten die op zichzelf genomen legaal is, maar waarvan de beloning aan de registratie door fiscus of sociale zekerheidsautoriteiten wordt onttrokken (‘zwarte arbeid’);
- tijdelijk geen arbeid verrichten, maar wel doorbetaald krijgen (bijvoorbeeld bij ziekte of vorstverlet);
- tijdelijk onbetaald verlof hebben opgenomen.
Werkzame personen kunnen worden onderscheiden in werknemers en zelfstandigen. Ze kunnen woonachtig zijn in Nederland, maar ook in het buitenland.
Zeggenschap
De zeggenschap van bedrijven wordt bepaald aan de hand van het land waar de strategische besluitvorming plaatsvindt. Deze zeggenschap ligt bij de Ultimate Controlling Institutional Unit (UCI). Buitenlandse zeggenschap betekent dat het land van vestiging van de UCI een ander land is dan Nederland.
Zelfstandig mkb
Het zelfstandig midden- en kleinbedrijf omvat alle bedrijven in Nederland, die in Nederlandse handen zijn met minder dan 250 werkzame personen bij het gehele concern. Het overige mkb bestaat uit bedrijven met minder dan 250 werkzame personen, maar deze bedrijven zijn wel onderdeel van een concern met 250 of meer werkzame personen, óf hebben een buitenlands moederbedrijf.