Samenvatting
Het aandeel hernieuwbare energie in het totale energieverbruik in 2021 lag tussen de 12,0 en 13,4 procent. Het exacte aandeel kan nog niet worden berekend door onzekerheden rondom het implementeren van duurzaamheidscriteria voor biomassa uit de herziene EU-Richtlijn hernieuwbare energie (RED II). Afhankelijk van de implementatie draagt een deel van de gebruikte biomassa in 2021 mogelijk niet bij aan het aandeel hernieuwbare energie. In 2020 was het aandeel 14,0 procent, waarvan 11,5 procent binnenlands geproduceerde hernieuwbare energie. De resterende 2,5 procent is bereikt door middel van een statistische overdracht met Denemarken waarin 13,7 TWh is gekocht om de Europese doelstelling in 2020 te behalen. De meeste hernieuwbare energie in 2021 komt uit biomassa, 45–51 procent. Wanneer het onzekere deel van de biomassa wordt meegenomen in het totaal is 25 procent afkomstig uit windenergie en 16 procent uit zonne-energie. De overige bronnen als waterkracht, bodemenergie en warmte uit de buitenlucht droegen gezamenlijk 8 procent bij.
In 2021 is ruim 41 miljard kWh elektriciteit geproduceerd uit windenergie, waterkracht, zonne-energie en biomassa (inclusief onzekere deel). Dat is 34 procent van het totale elektriciteitsverbruik. Als het onzekere deel van de biomassa niet wordt meegerekend is er 37 miljard kWh geproduceerd, 30 procent van het totale elektriciteitsverbruik. In 2020 was dit aandeel 26 procent. De productie van windmolens (gecorrigeerd voor de hoeveelheid wind) nam in 2021 met 36 procent toe; de groei van de capaciteit van het windmolenpark in Nederland was 17 procent. De productie van elektriciteit uit zon nam met 29 procent toe. Wanneer alle biomassa wordt meegerekend was hier een stijging van 21 procent te zien. De grootste absolute stijging in elektriciteitsproductie werd met windenergie gerealiseerd, ruim 5 miljard kWh.
Het verbruik van hernieuwbare energie voor warmte steeg in 2021 met 10 procent ten opzichte van 2020, als alle biomassa wordt meegerekend. Het aandeel hernieuwbare energie in de warmtevoorziening lag tussen de 7,4 en de 8,4 procent. De stijging in het verbruik van hernieuwbare warmte kwam vooral door een toename van het gebruik van warmtepompen met benutting van buitenluchtwarmte en door warmteproductie bij de afvalverbrandingsinstallaties.
Hernieuwbare energie was in het vervoer goed voor bijna 9 procent van het totale energieverbruik voor vervoer in 2021. Dit is ongeveer vier procentpunten minder dan in 2020. De afname wordt veroorzaakt door nieuwe regels uit de RED II. Door onduidelijkheid over de interpretatie van de nieuwe regels is nog onzeker welk effect ze hebben op het aandeel hernieuwbare energie voor vervoer. Ten opzichte van 2020 is het totale absolute verbruik van de biotransportbrandstoffen met 14 procent gestegen. De belangrijkste verklaring voor deze stijging is dat de leveranciers in 2021 minder biotransportbrandstoffen hebben geleverd aan de zeevaart en meer aan het wegverkeer. Leveringen aan de internationale zeevaart tellen wel mee voor de leveranciers om te voldoen aan hun (nationale) verplichting, maar niet voor het aandeel hernieuwbare energie totaal en voor vervoer in de EU-Richtlijn.