Arbeidsomstandigheden
In het vorige hoofdstuk is besproken dat in 2022 Nederland 8,0 miljoen werknemers telde. Het CBS meet niet alleen wie er wel en niet werkt en alles wat daarmee samenhangt, maar ook wat zich op de werkvloer afspeelt. Dit hoofdstuk biedt een overzicht van de werksituatie van werknemers en de ontwikkeling hiervan in de afgelopen jaren.
Samen met TNO wordt onder werknemers van 15 tot 75 jaar jaarlijks de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) gehouden.
Een soortgelijk onderzoek onder zelfstandig ondernemers voeren CBS en TNO tweejaarlijks uit met de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA). Beide onderzoeken vormen een belangrijke aanvulling op het arbeidsmarktonderzoek Enquête beroepsbevolking (EBB) van het CBS. De meest recente uitkomsten van de ZEA hebben betrekking op het verslagjaar 2021. Deze zijn eerder onder meer gepresenteerd in het hoofdstuk over arbeidsomstandigheden in De arbeidsmarkt in cijfers 2021.
De informatie in dit hoofdstuk over ziekteverzuim naar bedrijfstak komt uit de Kwartaalenquête ziekteverzuim van het CBS.
Vooral uitkomsten voor werknemers
Omdat in 2022 niet is geënquêteerd onder zelfstandigen, ligt het accent in dit hoofdstuk op de Nederlandse werknemers. Het ziekteverzuim nam in 2022 opnieuw toe. De werkdruk daalde weer, na een stijging in 2021, terwijl de psychische vermoeidheid door het werk (burn-outklachten) het hoogste niveau bereikte sinds het begin van de rapportage in 2014.
Een relatief grote groep werknemers is tevreden met hun werk: bijna 8 op de 10 zijn (zeer) tevreden. Tegelijkertijd is het aandeel werknemers dat denkt gemakkelijk een nieuwe functie te kunnen krijgen bij een andere werkgever tussen 2021 en 2022 sterk toegenomen.
Vergelijkbaarheid met eerdere jaren
Vanaf het verslagjaar 2022 verschilt de wijze waarop gegevens voor de NEA zijn verzameld en verwerkt op enkele punten van eerdere verslagjaren. Daardoor zijn de cijfers vanaf 2022 mogelijk niet in alle gevallen vergelijkbaar met de cijfers tot en met 2021. Meer informatie is beschikbaar in de onderzoeksbeschrijving van de NEA 2022.
Percentage werknemers met fysiek zwaar werk stabiel
Of iemand zwaar of lichamelijk belastend werk doet, is onder meer te meten aan de frequentie waarmee mensen veel kracht moeten zetten, de mate waarin zij trillingen ervaren bij het gebruik van een gereedschap, apparaat of voertuig, de houding waarin ze moeten werken en de mate waarin ze steeds herhalende bewegingen moeten maken.
In 2022 had 38 procent van alle werknemers regelmatig fysiek belastend werk. Dat was evenveel als in 2021 en 2020. Tussen 2014 en 2020 nam de groep werknemers met lichamelijk zwaar werk nog af, van 43 naar 38 procent. Vaak dezelfde bewegingen maken en regelmatig veel kracht zetten zijn de meest voorkomende vormen van lichamelijke arbeidsbelasting. Fysiek zwaar werk komt het meest voor in de bedrijfstakken landbouw en visserij, vervoer en opslag en de horeca.
2022 | 2021 | 2020 | |
---|---|---|---|
Fysiek belastend werk totaal |
37,8 | 37,7 | 37,8 |
. | . | . | |
Veel kracht zetten | 20,1 | 18,2 | 17,6 |
Geluid en trillingen: | . | . | . |
Hard praten | 6,5 | 6,7 | 6,7 |
Te maken met trillingen |
7,5 | 8,2 | 8,1 |
Werkhouding: | . | . | . |
In ongemakkelijke werkhouding werken |
9,4 | 9,7 | 9,2 |
Tijdens werk repeterende beweging maken |
28,7 | 29,5 | 29,8 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
StatLine: Fysieke arbeidsbelasting van werknemers.
Werknemers gemiddeld 4 uur en 20 minuten per dag achter een beeldscherm
In 2022 werkten werknemers gemiddeld 4 uur en 20 minuten per dag aan een beeldscherm. Dat is 6 minuten minder dan in 2021. Ten opzichte van 2014 is de beeldschermtijd juist toegenomen. Toen werd er gemiddeld 3 uur en 52 minuten per dag aan een beeldscherm gewerkt.
In de informatie en communicatie en de financiële dienstverlening werd bovengemiddeld lang beeldschermwerk verricht. Respectievelijk 89 en 85 procent van de werknemers in deze bedrijfstakken zijn minstens 6 uur per dag aan het beeldscherm gekluisterd. Het percentage van alle werknemers die minstens 6 uur beeldschermwerk doen is 44.
Buschauffeurs en trambestuurders doen vaakst gevaarlijk werk
Ook het uitvoeren van gevaarlijk werk en het werken met gevaarlijke stoffen bepalen de mate van lichamelijke arbeidsbelasting. Van de werknemers gaf 13 procent in 2022 aan vaak of altijd gevaarlijk werk te doen; dat percentage is ongeveer even hoog als een jaar eerder. De meest voorkomende vormen van gevaar tijdens het werk zijn struikelen of uitglijden, snijden of steken en botsingen of aanrijdingen.
2022 | 2021 | |
---|---|---|
Gevaarlijk werk totaal | 13,5 | 13,4 |
. | . | |
Struikelen, uitglijden | 4,9 | 5,0 |
Snijden, steken | 4,3 | 4,2 |
Botsen, aanrijden | 3,9 | 4,0 |
Anders | 2,2 | 2,3 |
Verbranden | 2,2 | 2,1 |
Geweld | 2,1 | 2,0 |
Gevaarlijke stoffen | 2,0 | 1,9 |
Vallen | 1,7 | 1,8 |
Beknellen | 1,5 | 1,7 |
Verstikken | 0,4 | 0,4 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
StatLine: Gevaarlijk werk door werknemers.
In de bedrijfstak vervoer en opslag werd met 32 procent van de werknemers het vaakst gevaarlijk werk verricht. Ook in de bouw (26 procent), de horeca (24 procent), de landbouw en visserij en de industrie (beide 21 procent) verrichtten relatief veel werknemers altijd of vaak gevaarlijk werk.
Buschauffeurs en trambestuurders, vrachtwagenchauffeurs, koks en politieagenten en brandweermannen of -vrouwen gaven het vaakst aan gevaarlijk werk te doen. Van deze werknemers verrichtte (iets) meer dan de helft vaak of altijd gevaarlijk werk (zie ook StatLine: Gevaarlijk werk door werknemers naar beroep.
Helft werknemers loopt kans om besmet te raken met bacterie of virus
6 procent van de werknemers werkte in 2022 vaak of altijd met of dichtbij gevaarlijke stoffen. Medewerkers die weleens in aanraking kwamen met ongezonde stoffen noemden het vaakst schoonmaak-, oplos-, genees- en smeermiddelen als ongezonde stoffen.
Verder zei 52 procent van alle werknemers op het werk de kans te lopen om besmet te raken met een bacterie of virus. De kans op een besmetting was volgens werknemers het hoogst via patiënten (14 procent) en andere mensen (41 procent).
2022 | |
---|---|
Vaak of altijd werken met gevaarlijke stoffen |
6,3 |
. | |
Loopt op werk kans om besmet te raken met bacterie of virus; |
52,2 |
Via andere mensen | 41,3 |
Via patiënten | 13,6 |
Via ander materiaal (bv. afval of rioolwater) |
2,9 |
Via water dat besmet is met de legionellabacterie |
1,8 |
Via dieren | 1,5 |
Via onderzoeksmateriaal | 0,9 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
StatLine: Gevaarlijke stoffen en besmettingskans van werknemers.
Van de werknemers in de industrie werkte 15 procent in 2022 vaak of altijd met gevaarlijke stoffen, dat is het hoogste percentage van alle bedrijfstakken. In de bouw, de landbouw en visserij en het vervoer en de opslag werkten ook relatief veel werknemers met of in de buurt van gevaarlijke stoffen. In de zorg werd het besmettingsrisico het hoogst ingeschat; bijna 9 op de 10 liepen kans besmet te raken met een bacterie of virus. Ook in het onderwijs (73 procent) werd dat vaak gerapporteerd.
Minder werkdruk gevoeld
De psychosociale arbeidsbelasting – geestelijke belasting die wordt gevoeld, ook door alles wat zich afspeelt in de werkomgeving – wordt onder andere gemeten aan de hand van ervaren werkdruk en de zelfstandigheid in het werk. Als de druk hoog is en werkenden het idee hebben dat ze niet of nauwelijks zelfstandig kunnen werken, kunnen er psychische vermoeidheidsklachten (burn-outklachten) ontstaan. Ook emotioneel zwaar werk en ongewenst gedrag van klanten en collega’s dragen bij aan de psychosociale arbeidsbelasting.
Bij het vaststellen van de werkdruk gaat het erom in hoeverre mensen naar eigen zeggen erg snel moeten werken, heel veel werk moeten doen en extra hard moeten werken. Na 2017 nam de werkdruk van werknemers af, vooral in 2020. In 2021 nam de werkdruk weer toe, waarna deze in 2022 opnieuw daalde. 42 procent van de werknemers gaf aan vaak of altijd heel veel werk te moeten doen. Daarnaast werkte 31 procent vaak of altijd erg snel en 27 procent vaak of altijd extra hard. In de horeca gaven werknemers het vaakst aan dat ze erg snel moeten werken, in het onderwijs werd het vaakst heel veel gewerkt en zowel werknemers in de horeca als in het onderwijs werkten het vaakst extra hard.
Jaar | Erg snel werken | Heel veel werk doen | Extra hard werken |
---|---|---|---|
2014 | 36,5 | 45,2 | 30,7 |
2015 | 36,2 | 45,4 | 30,6 |
2016 | 36,1 | 45,0 | 30,5 |
2017 | 36,7 | 46,2 | 32,2 |
2018 | 36,4 | 46,3 | 30,5 |
2019 | 35,4 | 45,6 | 30,2 |
2020 | 32,3 | 42,5 | 27,2 |
2021 | 33,5 | 44,9 | 29,7 |
2022 | 31,3 | 42,3 | 27,2 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
StatLine: Ervaren werkdruk van werknemers.
Ervaren werkdruk hoger onder werknemers dan onder zelfstandig ondernemers
Zelfstandigen zijn een groter deel van de werkzame beroepsbevolking gaan uitmaken, vooral doordat er meer zzp’ers bij zijn gekomen. Uit de Zelfstandigen Enquête Arbeid (ZEA) van 2021 – de meest recente die is gehouden – blijkt dat zelfstandig ondernemers minder werkdruk ervaren dan werknemers. Van de zelfstandig ondernemers gaf 39 procent aan vaak of altijd heel veel werk te doen, tegenover 45 procent van de werknemers in datzelfde jaar. Verder zei 27 procent van de zelfstandig ondernemers vaak of altijd extra hard te werken, tegenover 30 procent van de werknemers. Ook erg snel werken komt onder zelfstandig ondernemers naar verhouding minder vaak voor (26 procent) dan onder werknemers (34 procent).
Werknemers | Zelfstandig ondernemers | |
---|---|---|
Erg snel werken | 33,5 | 25,7 |
Heel veel werk doen | 44,9 | 38,8 |
Extra hard werken | 29,7 | 27,4 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
StatLine: Werkdruk werknemers en Werkdruk zelfstandig ondernemers.
Meerderheid van werknemers bedenkt regelmatig zelf oplossingen
Bij zelfstandigheid in het werk gaat het erom in hoeverre werkenden zelf beslissingen kunnen nemen, kunnen bepalen in welke volgorde het werk gedaan wordt, het werktempo kunnen bepalen, oplossingen kunnen bedenken, kunnen beslissen wanneer ze verlof opnemen, zelf hun werktijden kunnen bepalen en zelf kunnen bepalen op welke locatie ze werken.
Een meerderheid van de werknemers geeft aan regelmatig zelf te kunnen beslissen over oplossingen, volgorde, uitvoering en tempo van het werk en over het opnemen van verlof. Een minderheid zegt regelmatig zelf de werktijden te kunnen bepalen. In 2022 is deze zelfstandigheid in het werk bij de meeste vormen weer wat toegenomen ten opzichte van 2021, behalve bij het bedenken van oplossingen.
2022 | 2021 | 2020 | |
---|---|---|---|
Oplossingen bedenken | 65,5 | 66,9 | 67,6 |
Zelf beslissen | 62,3 | 60,7 | 61,7 |
Volgorde werkzaamheden bepalen |
62,1 | 62,0 | 62,9 |
Werktempo bepalen | 57,9 | 57,4 | 59,4 |
Verlof nemen | 54,7 | 52,5 | 53,3 |
Werktijden bepalen | 28,9 | 28,4 | 28,4 |
Zelf bepalen waar te werken |
27,4 | . | . |
Bron: CBS, TNO (NEA) | |||
1) De vraag of werknemers zelf kunnen bepalen waar ze werken is in 2022 toegevoegd. Daarom zijn hiervoor geen gegevens voor eerdere jaren beschikbaar. |
StatLine: Zelfstandigheid van werknemers.
Gemiddeld over deze zeven onderzochte indicatoren hadden werknemers in 2022 de meeste zelfstandigheid in de bedrijfstakken financiële dienstverlening, informatie en communicatie, openbaar bestuur en verhuur en handel van onroerend goed. De minste zelfstandigheid ervoeren werknemers in de horeca en vervoer en opslag.
Helft van alle werkenden doet aan thuiswerken
In 2022 werkten 5,1 miljoen werkenden weleens thuis. Dat is meer dan de helft van alle werkenden in Nederland, zowel werknemers als zelfstandigen. Van die thuiswerkers gebruikt een derde (1,7 miljoen) de eigen woning meestal als werkplek, de rest (3,3 miljoen) doet dat soms. Die incidentele thuiswerkers hebben meestal geen vaste thuiswerkdagen; ongeveer een derde wel.
Het is niet verrassend dat er flinke verschillen zijn tussen beroepsklassen. In de ICT-beroepen is thuiswerken min of meer de regel, met ruim 90 procent van de werkenden die weleens of vaak thuis aan de slag zijn. Het gaat om beroepen die veelal aan het beeldscherm worden beoefend, zoals software- en applicatieontwikkelaar en databank- en netwerkspecialist. Ook werkenden met een creatief of taalkundig beroep, zoals auteurs en taalkundigen, en managers kennen een hoog percentage thuiswerkers (meer dan 80 procent). Werkenden met een ICT-beroep of met een creatief of taalkundig beroep deden dat overigens structureler dan managers, voor wie het thuiswerken eerder incidenteel van aard was.
Daartegenover staan de beroepen die niet of moeilijk thuis te beoefenen zijn. Zo werkt van de beroepsklasse transport en logistiek minder dan 10 procent wel eens thuis, en een nog kleiner percentage meestal. Ook in de dienstverlenende beroepen zijn die percentages naar verhouding klein.
Meestal thuis | Soms thuis, op vaste dag(en) | Soms thuis, geen vaste dag(en) | |
---|---|---|---|
Totaal | 18 | 13 | 22 |
. | . | . | |
ICT | 50 | 22 | 20 |
Creatief en taalkundig |
43 | 17 | 27 |
Managers | 17 | 23 | 43 |
Bedrijfseconomisch en administratief |
31 | 21 | 23 |
Openbaar bestuur, veiligheid en juridisch |
26 | 20 | 24 |
Pedagogisch | 11 | 11 | 43 |
Commercieel | 18 | 12 | 17 |
Agrarisch | 31 | 3 | 12 |
Zorg en welzijn | 8 | 9 | 27 |
Technisch | 10 | 10 | 21 |
Dienstverlenend | 6 | 2 | 7 |
Transport en logistiek |
2 | 1 | 3 |
Onder de EU-lidstaten neemt Nederland een koppositie in als het gaat om thuiswerken. In geen enkel ander EU-land is er onder de werkenden een meerderheid die (weleens) thuiswerkt (volgens cijfers uit 2021, het meest recente jaar waarover internationaal vergelijkbare cijfers beschikbaar zijn). Daarbij geeft het relatief hoge percentage incidentele thuiswerkers de doorslag. In andere landen, zoals Ierland, Luxemburg en Zweden, waar ook naar verhouding veel wordt thuisgewerkt, is het thuiswerken structureler van aard.
Psychische vermoeidheid door het werk neemt verder toe
In 2022 zei precies één vijfde van alle werknemers zich enkele keren per maand of vaker psychisch vermoeid te voelen door het werk. Daarmee is het percentage werknemers met psychische vermoeidheidsklachten verder toegenomen tot het hoogste sinds 2014. Tot 2018 nam de psychische vermoeidheid door het werk ook toe, waarna het in 2019 en vooral in 2020 afnam. Vanaf 2021 was er weer een toename.
Jaar | Psychische vermoeidheid |
---|---|
2014 | 14,4 |
2015 | 13,4 |
2016 | 14,6 |
2017 | 15,9 |
2018 | 17,3 |
2019 | 17 |
2020 | 15,7 |
2021 | 17,3 |
2022 | 20,0 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
StatLine: Psychische vermoeidheid van werknemers.
Psychische vermoeidheidsklachten kunnen zich onder meer uiten in een gevoel van leegte aan het einde van de werkdag; 34 procent van de werknemers had vaker dan eens per maand zulke gevoelens. Ook vermoeidheid in de ochtend bij de confrontatie met het werk komt met 23 procent relatief veel voor. Verder voelde 20 procent van de werknemers zich enkele keren per maand of vaker emotioneel uitgeput door het werk, gaf 17 procent aan dat het veel van hen vergt om met mensen te werken en voelde 16 procent zich compleet uitgeput door het werk.
2022 | |
---|---|
Totaal vermoeidheidsklachten |
20,0 |
Leeg voelen | 34,4 |
’s Ochtends moe voelen | 23,1 |
Emotioneel uitgeput | 20,3 |
Vergt veel om met mensen te werken |
17 |
Uitgeput door werk | 16,3 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
StatLine: Psychische vermoeidheid van werknemers.
In de bedrijfstakken informatie en communicatie (24 procent) en onderwijs (24 procent) voelden naar verhouding de meeste werknemers zich enkele keren per maand of vaker psychisch vermoeid. Ook in de zorg (22 procent) waren dat er relatief veel. Daarentegen zijn werknemers in de landbouw en visserij (10 procent) het minst vaak psychisch vermoeid door het werk.
Weinig autonomie en hoge werkdruk: vaker psychisch vermoeid
Werknemers die weinig autonomie hebben op het werk en tegelijkertijd vaak of altijd een hoge werkdruk ervaren, hebben bijna drie keer zo vaak last van werkgerelateerde psychische vermoeidheidsklachten als andere werknemers. Van de groep die weinig autonomie en een hoge werkdruk ervaart, gaf 44 procent in 2022 aan enkele keren of vaker per maand psychisch vermoeid te zijn door het werk, tegenover 15 procent van de overige werknemers.
In de horeca (29 procent), de zorg (24 procent) en het onderwijs (23 procent) komt de combinatie van weinig autonomie en een hoge werkdruk onder werknemers het vaakst voor. Een baan met hoge taakeisen en geringe autonomie wordt ook wel aangeduid als ‘stressvol werk’.
Emotionele betrokkenheid afgenomen
Naast werkdruk en een gebrek aan zelfstandigheid in het werk is ook de emotionele belasting een aspect van de psychosociale arbeidsbelasting. Van alle werknemers gaf 12 procent in 2022 aan vaak of altijd emotioneel betrokken te raken bij het werk. In een wat mindere mate wordt het werk als emotioneel veeleisend ervaren (11 procent) of blijkt het gepaard te gaan met emotioneel moeilijke situaties (7 procent).
In 2022 was er een sterke afname zichtbaar in de percentages werknemers met emotioneel belastend werk, nadat deze in 2021 juist nog waren toegenomen. Tussen 2015 en 2019 nam de emotionele belasting van werknemers volgens alle drie de indicatoren ook licht toe. In 2020 bleef het percentage dat zich emotioneel betrokken voelt bij het werk gelijk ten opzichte van 2019, maar daalde het percentage werknemers die aangeven dat het werk hen in emotioneel moeilijke situaties brengt of dat het werk emotioneel veeleisend is.
Jaar | Emotioneel moeilijke werksituaties | Emotioneel veeleisend werk | Emotioneel betrokken bij werk |
---|---|---|---|
2014 | 7,7 | 12,1 | 13,4 |
2015 | 7,4 | 11,7 | 12,9 |
2016 | 8,0 | 12,1 | 13,1 |
2017 | 8,6 | 13,0 | 14,1 |
2018 | 8,6 | 12,9 | 14,7 |
2019 | 8,9 | 13,3 | 15,1 |
2020 | 7,9 | 12,1 | 15,2 |
2021 | 9,1 | 13,2 | 15,9 |
2022 | 6,5 | 11,0 | 12,5 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
StatLine: Emotioneel belastend werk onder werknemers.
In het onderwijs is de emotionele betrokkenheid van werknemers het grootst. Van de werknemers in deze bedrijfstak raakte in 2022 25 procent vaak of altijd emotioneel betrokken bij het werk. Vooral in het voortgezet en basisonderwijs zijn leerkrachten vaak emotioneel betrokken.
Het aandeel werknemers met emotioneel veeleisend werk was met 27 procent relatief groot in de zorg. Vooral psychologen, gespecialiseerd verpleegkundigen en maatschappelijk werkers vinden hun werk emotioneel veeleisend. De zorg (15 procent) brengt werknemers ook het vaakst in emotioneel moeilijke situaties. Dat geldt met name voor gespecialiseerd verpleegkundigen en maatschappelijk werkers.
1 op de 9 werknemers ervoer intimidatie of bedreiging
In 2022 kreeg 11 procent van de werknemers op het werk te maken met intimidatie of bedreiging. In de meeste gevallen waren cliënten of klanten daar verantwoordelijk voor; intimidatie of bedreiging door leidinggevenden of collega’s werd minder vaak gerapporteerd. Verder kreeg 5 procent van de werknemers te maken met pesten op de werkvloer. Deze vorm van ongewenst gedrag kwam juist vaker voor onder collega’s. 4 procent rapporteerde slachtoffer te zijn geworden van ongewenste seksuele aandacht, en 3 procent van fysiek geweld. Volgens de slachtoffers waren cliënten of klanten hiervoor het vaakst verantwoordelijk.
2022 | |
---|---|
Intimidatie of bedreiging: | 11,3 |
Door klanten | 8,3 |
Door collega's | 1,4 |
Door leidinggevenden | 1,5 |
Pesten: | 4,9 |
Door klanten | 1,1 |
Door collega's | 2,6 |
Door leidinggevenden | 1,3 |
Ongewenste seksuele aandacht: | 4,4 |
Door klanten | 3,0 |
Door collega's | 1,0 |
Door leidinggevenden | 0,4 |
Lichamelijk geweld: | 3,0 |
Door klanten | 2,6 |
Door collega's | 0,2 |
Door leidinggevenden | 0,1 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
StatLine: Ongewenst gedrag op het werk van werknemers.
In de NEA 2022 zijn de vragen over ongewenst gedrag op het werk op een andere manier gesteld dan in eerdere jaren. Als gevolg daarvan kan hier geen vergelijking worden gemaakt met de situatie in de periode vóór 2022.
Balans tussen werk en privé
Het combineren van betaalde arbeid met verantwoordelijkheden thuis voor familie of gezin kan een uitdaging zijn. Van alle werknemers in 2022 gaf 6 procent aan (zeer) vaak familie- of gezinsactiviteiten te missen of te verwaarlozen. Dat aandeel was onder mannen iets groter dan onder vrouwen. Hiermee nam dit percentage weer af nadat het in 2021 was gestegen naar 8 procent.
Aan de andere kant kunnen verantwoordelijkheden thuis er ook voor zorgen dat werknemers werkzaamheden verzuimen of verwaarlozen. Dit kwam in 2022 minder vaak voor dan andersom: 2 procent van de werknemers gaf aan dat dit (zeer) vaak gebeurde. Afgezien van enkele schommelingen ligt het percentage dat werkzaamheden mist of verwaarloost door familie- en gezinsverantwoordelijken door de jaren heen op een niveau dat vergelijkbaar is met dat van 2014.
Meer werknemers denken gemakkelijk een andere baan te kunnen krijgen
Of werkenden voldoen aan de fysieke en psychische eisen van het werk en of ze gemakkelijk een nieuwe functie of baan denken te kunnen vinden, zegt iets over hun actuele inzetbaarheid. Aanwijzingen voor de inzetbaarheid op de langere termijn zijn de tevredenheid over het werk en over de arbeidsomstandigheden, maar vooral ook de vooruitzichten wat betreft de tijd die werkenden nog werkzaam willen zijn of denken te kunnen zijn.
In 2022 gaf 91 procent van alle werknemers aan gemakkelijk te kunnen voldoen aan de fysieke eisen van het werk, en 89 procent aan de psychische eisen. Het percentage dat makkelijk kan voldoen aan de fysieke eisen is daarmee vergelijkbaar met 2021, maar ligt wel iets lager dan in 2020. Het percentage dat makkelijk kan voldoen aan de psychische eisen is tussen 2020 en 2022 afgenomen. Van de werknemers dacht in 2022 wel een aanzienlijk groter deel dan in de twee jaar daarvoor gemakkelijk aan een nieuwe functie te komen bij een andere werkgever (van 71 naar 81 procent). Ook het percentage werknemers dat aangeeft makkelijk een nieuwe functie te kunnen krijgen bij de huidige werkgever is toegenomen, maar dan wel beperkter (van 56 naar 58 procent).
2022 | 2021 | 2020 | |
---|---|---|---|
Kan makkelijk nieuwe baan vinden bij andere werkgever |
80,6 | 75,2 | 70,6 |
Kan makkelijk nieuwe functie vinden bij eigen werkgever |
58,3 | 57,5 | 56,0 |
. | . | . | |
Voldoe aan psychische eisen werk |
89,3 | 90,4 | 92,0 |
Voldoe aan fysieke eisen werk |
90,9 | 90,6 | 91,9 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
StatLine: Duurzame inzetbaarheid van werknemers.
Bijna 8 op de 10 werknemers tevreden met werk
Van de werknemers was 78 procent in 2022 (zeer) tevreden met zijn of haar werk en 76 procent met de arbeidsomstandigheden. Werknemers in de bedrijfstakken onderwijs, financiële dienstverlening, verhuur/handel in onroerend goed, landbouw en visserij, openbaar bestuur en bouwnijverheid (allen 82 procent) waren het vaakst tevreden met hun werk. In de handel (74 procent) was die tevredenheid het kleinst. De tevredenheid met de arbeidsomstandigheden was het grootst in de financiële dienstverlening (86 procent), de verhuur/handel in onroerend goed (84 procent) en het openbaar bestuur (83 procent). In de bedrijfstakken vervoer en opslag (70 procent) en de zorg (72 procent) waren werknemers het minst vaak tevreden met hun arbeidsomstandigheden.
(Zeer) tevreden met werk | (Zeer) tevreden met arbeidsomstandigheden | |
---|---|---|
Onderwijs | 82,2 | 78,1 |
Financiële dienstverlening |
82,1 | 85,6 |
Verhuur/handel onroerend goed |
82,0 | 83,6 |
Landbouw en visserij |
81,6 | 80,3 |
Openbaar bestuur | 81,6 | 83,0 |
Bouwnijverheid | 81,6 | 79,4 |
Cultuur, recreatie, overige diensten |
80,1 | 76,4 |
Zorg | 78,3 | 71,7 |
Zakelijke dienstverlening | 77,3 | 77,3 |
Horeca | 76,6 | 73,9 |
Informatie en communicatie |
75,8 | 80,2 |
Industrie | 75,6 | 74,2 |
Vervoer en opslag | 75,6 | 70,3 |
Handel | 74,2 | 73,5 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
StatLine: Tevredenheid van werknemers.
Werkenden langer in staat om door te werken
In 2022 lag de AOW-leeftijd op 66 jaar en 7 maanden. De gemiddelde leeftijd waarop werknemers met pensioen gingen lag daaronder: 65 jaar en 8 maanden. Dat is bijna 3 maanden hoger dan in 2021.
De gewenste pensioenleeftijd ligt nog weer lager. De gemiddelde leeftijd waarop werknemers willen stoppen bedroeg in 2022 gemiddeld 63 jaar. Ook deze leeftijd is iets verder opgeschoven in vergelijking met voorgaande jaren. Er valt nog wel wat te tornen aan dat moment: meer werknemers zouden langer willen doorwerken als ze hun loopbaan zouden kunnen voortzetten met minder uren of minder dagen per week. Ook als stoppen financieel onaantrekkelijker wordt of als ze lichter werk zouden mogen doen, komt langer doorwerken in aanmerking.
De leeftijd waarop werkenden naar eigen inschatting hun huidige werk niet meer kunnen doen is in de afgelopen jaren wat afgenomen, van 63 jaar en 4 maanden in 2020 naar 62 jaar en 7 maanden in 2022.
2022 | 2021 | 2020 | |
---|---|---|---|
Willen doorwerken |
63,0 | 62,3 | 62,7 |
In staat door te werken |
62,6 | 63,0 | 63,3 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
StatLine: Langer doorwerken van werknemers.
Ziekteverzuim toegenomen
In 2022 bedroeg het ziekteverzuim van werknemers 5,6 procent. Dat betekent dat van elke duizend te werken dagen er 56 zijn verzuimd wegens ziekte. In 2021 bedroeg het ziekteverzuimpercentage nog 4,9. Sinds 2014, toen het ziekteverzuim het laagste niveau van de afgelopen twintig jaar bereikte (3,8 procent), is het verzuim vrijwel jaarlijks toegenomen.
Jaar | Ziekteverzuim |
---|---|
2014 | 3,8 |
2015 | 3,9 |
2016 | 3,9 |
2017 | 4,0 |
2018 | 4,3 |
2019 | 4,4 |
2020 | 4,7 |
2021 | 4,9 |
2022 | 5,6 |
StatLine: Ziekteverzuim per bedrijfstak.
Het ziekteverzuim verschilt per bedrijfstak. In 2022 kende de zorg met 7,9 het hoogste verzuimpercentage. In de financiële dienstverlening was het verzuim met 3,2 procent het laagst. Ten opzichte van 2021 nam het verzuim in bijna alle bedrijfstakken (iets) toe. In de zorg was deze toename het sterkst.
2022 | 2021 | 2020 | |
---|---|---|---|
Zorg | 7,9 | 6,8 | 6,4 |
Industrie | 6,5 | 5,9 | 6,0 |
Vervoer en opslag | 6,4 | 5,7 | 5,2 |
Openbaar bestuur | 6,1 | 5,2 | 5,1 |
Bouwnijverheid | 5,3 | 4,9 | 4,6 |
Onderwijs | 5,7 | 4,8 | 4,8 |
Cultuur, recreatie, overige diensten |
5,3 | 4,5 | 4,2 |
Handel | 5,0 | 4,5 | 4,4 |
Horeca | 4,7 | 4,0 | 3,7 |
Zakelijke dienstverlening | 4,5 | 3,9 | 3,9 |
Verhuur/handel onroerend goed |
4,3 | 3,8 | 3,2 |
Landbouw en visserij |
3,7 | 3,6 | 3,4 |
Informatie en communicatie |
3,9 | 3,3 | 3,2 |
Financiële dienstverlening |
3,2 | 2,8 | 2,7 |
StatLine: Ziekteverzuim per bedrijfstak.
Verreweg de meest voorkomende klachten waarmee werknemers verzuimen zijn griep, verkoudheid of een andere virusinfectie. Dat werd in 2022 door 57 procent van de werknemers opgegeven als reden bij het laatste verzuimgeval (eventueel langer dan een jaar geleden). Na griep of verkoudheid kwamen psychische klachten, overspannenheid of burn-out met 5 procent het vaakst voor, gevolgd door rugklachten, hoofdpijn en buik-, darm- of maagklachten (alle 3 procent).
Werknemers schrijven hun meest recente verzuim meestal niet toe aan het werk: volgens 74 procent hadden de gezondheidsklachten waardoor zij verzuimden niets met het werk te maken. Bij 12 procent van de werknemers met verzuim waren de klachten naar eigen zeggen wel gedeeltelijk het gevolg van het werk, en bij nog eens 7 procent waren de klachten hoofdzakelijk toe te schrijven aan het werk.
Verzuim wegens een te hoge werkdruk duurt aanzienlijk langer dan het gemiddelde verzuim van werknemers. Zie ook: Werknemers relatief lang afwezig bij verzuim door werkdruk.
Helft vrouwelijke werknemers in overgang ondervindt hinder op werk
Uit een vervolgmeting van de NEA, die CBS en TNO in het vierde kwartaal van 2021 hebben uitgevoerd, blijkt dat 55 procent van de vrouwelijke werknemers tussen de 40 en 75 jaar op hun werk weleens hinder ervaren van overgangsklachten. Dat komt neer op 173 duizend vrouwelijke werknemers. Van hen gaf 21 procent aan dat dit maandelijks het geval is, volgens 17 procent was dat een paar keer per jaar. Verder ervoer 9 procent wekelijks en 8 procent dagelijks hinder op het werk door overgangsklachten.
Van de vrouwelijke werknemers in de overgang zei 36 procent weleens minder goed te functioneren door bijvoorbeeld pijnklachten, vermoeidheid of concentratieproblemen. Ook maakten zij soms ongemakkelijke situaties mee op de werkvloer (31 procent), bijvoorbeeld vanwege opvliegers, stemmingswisselingen of doorlekken. Verder had 2 procent weleens zoveel klachten dat zij zich ziek moesten melden.
Van de werknemers in de overgang ervoer een vijfde hiervan geen klachten. Een kwart had wel overgangsklachten maar zei daarvan geen hinder te ervaren op het werk. Zie ook: Helft werknemers in overgang ondervindt hinder op werk.
Percentage werknemers met arbeidsongeval nauwelijks veranderd
In 2022 heeft 2,6 procent van de werknemers een ongeval gehad door of tijdens de uitvoering van het werk. Ongevallen die plaatsvinden onderweg van of naar het werk tellen hierbij niet mee. Bij de helft van de werknemers die een ongeval kregen (1,3 procent van het totaal) leidde het arbeidsongeval tot ziekteverzuim van ten minste een dag. Ongevallen met langer verzuim – vier dagen of meer – kwamen bij 1,0 procent van alle werknemers voor. Bij werknemers in het vervoer en de opslag (2,9 procent) kwam een arbeidsongeval met verzuim van ten minste een dag het vaakst voor, gevolgd door werknemers in de horeca (2,4 procent). In de informatie en communicatie, de financiële dienstverlening en de verhuur en handel in onroerend goed kwamen relatief weinig ongevallen met verzuim voor.
Na 2020 is het percentage werknemers met een arbeidsongeval vrijwel gelijk gebleven. Tussen 2014 en 2019 fluctueerde het percentage werknemers met een arbeidsongeval (met of zonder verzuim) nog enigszins. In 2020 daarentegen was er sprake van een relatief sterke daling, met name van de ongevallen zonder verzuim.
Arbeidsongeval totaal | Arbeidsongeval zonder verzuim | Arbeidsongeval met minstens 1 dag verzuim | Arbeidsongeval met minstens 4 dagen verzuim | |
---|---|---|---|---|
2014 | 3,4 | 1,8 | 1,7 | 1,1 |
2015 | 3,0 | 1,7 | 1,4 | 0,9 |
2016 | 3,0 | 1,6 | 1,4 | 1,0 |
2017 | 3,4 | 1,8 | 1,6 | 1,2 |
2018 | 3,1 | 1,7 | 1,5 | 1,1 |
2019 | 3,3 | 1,8 | 1,5 | 1,1 |
2020 | 2,5 | 1,3 | 1,2 | 0,9 |
2021 | 2,6 | 1,3 | 1,3 | 1,0 |
2022 | 2,6 | 1,3 | 1,3 | 1,0 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
StatLine: Arbeidsongevallen werknemers.
Iets minder werknemers met een lichte arbeidsbelemmering
Een werknemer die een handicap of andere aandoening heeft, of die langdurig ziek is, is vaak minder inzetbaar. Werknemers met een arbeidsbelemmering hebben minder loopbaanperspectief en nemen ook minder deel aan opleidingen en cursussen om hun arbeidspositie te verbeteren. Hoe zwaarder de belemmering, hoe groter het verschil is (zie ook: Werknemers met arbeidsbelemmering raken baan vaker kwijt ondanks scholing).
In 2022 werd 16 procent van alle werknemers naar eigen zeggen door een langdurige ziekte, aandoening of handicap licht belemmerd bij het uitvoeren van het werk, en voelde 3 procent zich hierdoor sterk belemmerd. In vergelijking met 2021 (15 procent) is het aandeel werknemers dat een lichte belemmering ervaart bij het uitvoeren van het werk iets toegenomen.
Vrouwen voelden zich met name vaker licht belemmerd bij het uitvoeren van het werk dan mannen: 18 procent tegen 13 procent. Bij het aandeel dat zich sterk belemmerd voelt, is dat verschil wat kleiner (4 en 3 procent). Of iemand zich belemmerd voelt bij het uitvoeren van het werk hangt daarnaast ook samen met de leeftijd. Tot 65 jaar geldt: hoe ouder, des te vaker werknemers zich belemmerd voelen. Zo voelde van de 15- tot 25‑jarigen zich 1 procent sterk en 11 procent licht belemmerd, tegenover respectievelijk 5 en 23 procent van de 55- tot 65‑jarigen.
Licht belemmerd | Sterk belemmerd | |
---|---|---|
2015 | 15,0 | 3,1 |
2017 | 15,3 | 3,2 |
2019 | 15,9 | 3,7 |
2021 | 15,1 | 3,5 |
2022 | 15,7 | 3,4 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
Vrouwen krijgen vaker te maken met een beroepsziekte
Ieder jaar krijgt een deel van de werknemers te maken met een ziekte die is ontstaan door het werk, een beroepsziekte. In 2022 gaf 3,3 procent van alle werknemers aan in de voorafgaande twaalf maanden één of meerdere door een arts vastgestelde beroepsziekten te hebben opgelopen. In 2020 was dit, met 3,2 procent, vergelijkbaar. De door een arts vastgestelde beroepsziekten die in 2022 het vaakst door werknemers werden gerapporteerd zijn overspannenheid/burn-out (1,6 procent), klachten aan de nek, schouder, arm, pols of hand en lagerugaandoeningen (beide 0,5 procent).
Vrouwen (3,8 procent) kregen vaker dan mannen (2,8 procent) te maken met een (door een arts vastgestelde) nieuw ontstane beroepsziekte. Van de 55- tot 65‑jarige werknemers kreeg 4,0 procent een beroepsziekte, het hoogste percentage van alle leeftijdsgroepen. Ook bij 35- tot 45‑jarige werknemers was dat relatief hoog. Bij jongere werknemers tussen de 15 en 25 jaar was dat met 1,4 procent het laagst. Werknemers tussen de 65 en 75 jaar kregen naar verhouding ook minder vaak te maken met een nieuw ontstane beroepsziekte.
Beroepsziekten | |
---|---|
Totaal | 3,3 |
. | |
Man | 2,8 |
Vrouw | 3,8 |
. | |
15 tot 25 jaar | 1,4 |
25 tot 35 jaar | 3,5 |
35 tot 45 jaar | 3,8 |
45 tot 55 jaar | 3,6 |
55 tot 65 jaar | 4,0 |
65 tot 75 jaar | 2,3 |
Bron: CBS, TNO (NEA) |
Als beroepsziekten die langer dan een jaar eerder zijn ontstaan ook worden meegenomen, blijkt dat 10,5 procent van alle werknemers in 2022 een of meerdere beroepsziekten had die door een arts zijn vastgesteld. Ook dat is vrijwel gelijk aan het percentage in 2020 (10,6).