Wie zijn de jonge ouderen?
Steeds hoger opgeleid en meer divers
In 2018 was ruim 30 procent van de volwassen bevolking in Nederland 55 tot 75 jaar oud, tegen 24 procent in 2003. Jonge ouderen zijn steeds hoger opgeleid. Vooral laagopgeleide ouderen hebben gezondheidsklachten. De levenskwaliteit verschilt daarom sterk met het onderwijsniveau.
De bevolking vergrijst. Het aandeel jongeren daalt, het aandeel ouderen neemt toe. Begin 2018 woonden er 4,2 miljoen 55- tot 75‑jarigen in Nederland, in 2003 waren dat er 3 miljoen, een toename van ruim 37 procent. De bevolking als geheel groeide in die periode met ruim 6 procent. We worden steeds ouder dankzij verbeterde behandelmethoden en veranderingen in de leefstijl.
Onderwijsniveau jonge ouderen stijgt
Een belangrijke determinant voor welvaart en welzijn is het onderwijsniveau. Vanaf de jaren 60 is de onderwijsdeelname van de Nederlandse bevolking sterk gestegen. In 2003 was 20 procent van de 55- tot 65‑jarigen hoogopgeleid, in 2018 bijna 30 procent. Onder 65- tot 75‑jarigen steeg dit van 12 procent (2003) naar 21 procent (2018). Deze toenamen komen min of meer overeen met de afnamen van de aandelen laagopgeleide (basisonderwijs tot en met onderbouw havo/vwo) ouderen in deze periode.
Diversiteit neemt toe
De groep jonge ouderen wordt steeds heterogener in culturele achtergrond. In 2018 heeft bijna 20 procent van de 55- tot 65‑jarigen een migratieachtergrond, iets meer dan de helft daarvan heeft een niet-westerse achtergrond. Van hen heeft 55 procent Turkse, Marokkaanse, Surinaamse of Antilliaanse/Arubaanse wortels. Onder 65- tot 75‑jarigen is het totale aandeel mensen met een migratieachtergrond iets lager, maar dat zal in de toekomst verder stijgen.
Gepensioneerden die niet hun hele leven in Nederland woonden zijn financieel kwetsbaarder dan leeftijdsgenoten met een Nederlandse achtergrond. Ze zijn vaker laaggeschoold, deden relatief zwaar werk en maakten een matige loongroei mee in hun arbeidsloopbaan, die ook vaker dan gemiddeld door perioden van werkloosheid en/of arbeidsongeschiktheid werd onderbroken. Vlak voor het pensioen zijn ouderen met een migratieachtergrond vaker aangewezen op een uitkering, en zij hebben minder AOW-rechten en aanvullend pensioen opgebouwd. Daarom zijn ze na pensionering vaker dan andere ouderen aangewezen op aanvullende bijstand.
Vrouwen vaker alleen
Het hebben van een partner draagt bij aan het welvaartsniveau en het welzijnsgevoel. De meeste jonge ouderen wonen met iemand samen, meestal met een partner, soms met één of meer kinderen. Vrouwen wonen iets vaker alleen, ze worden gemiddeld ouder dan mannen en zijn doorgaans jonger dan hun partner, waardoor ze vaker dan mannen verweduwd raken. Door de stijgende levensverwachting neemt het aandeel alleenwonende vrouwen wel iets af onder 65- tot 75‑jarigen.
Hoogopgeleiden langer gezond
We worden niet alleen ouder, maar voelen ons daar ook langer gezond bij. Dat gaat overigens wel vaker gepaard met chronische aandoeningen. Dat komt doordat aandoeningen tegenwoordig beter kunnen worden gediagnosticeerd en dus vaker bekend zijn, maar ook doordat de behandelmethoden beter zijn geworden en mensen langer met een aandoening kunnen leven.
Jonge ouderen hebben bijvoorbeeld te maken met een te hoge bloeddruk, gewrichtsslijtage of diabetes. Daarnaast komt overgewicht steeds vaker voor. In 2018 hadden ruim zes op de tien 65- tot 75‑jarigen daarmee te kampen. Ernstig overgewicht (obesitas) komt bij vrouwen van 55 tot 75 jaar meer voor dan bij mannen. Daarentegen heeft een toenemend aandeel jonge ouderen nooit gerookt. Vooral onder hoogopgeleide jonge ouderen is het aandeel rokers relatief laag. Zoals we al zagen groeit deze groep flink in omvang.
Het verschil in levensverwachting tussen hoog- en laagopgeleide jonge ouderen is de afgelopen jaren toegenomen. De levensverwachting van hoogopgeleide vrouwen was in de periode 2015/2018 op 65‑jarige leeftijd ruim 4 jaar meer dan die van hun laagopgeleide leeftijdgenoten. In de periode 2011/2014 was dit verschil kleiner dan 3 jaar. Het verschil in levensverwachting op 65‑jarige leeftijd tussen hoog- en laagopgeleide mannen nam toe van ruim 4 jaar in 2011/2014 tot ruim 5 jaar in 2015/2018.
Laagopgeleiden hebben vaker dan hoogopgeleiden beperkingen aan het gehoor, het zicht of het bewegingsapparaat. Dat geldt zowel voor vrouwen als mannen. Het verschil in levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen tussen hoog- en laagopgeleiden was in 2015/2018 voor 65‑jarigen ruim 6 jaar. Bij mannen nam dit verschil in levensverwachting zonder lichamelijke beperkingen tussen 2011/2014 en 2015/2018 toe, met 2 jaar. Bij vrouwen was er geen statistisch significante toename van het verschil tussen hoog- en laagopgeleiden.
Ook het aantal levensjaren met een als goed ervaren gezondheid hangt samen met onderwijsniveau. Hoogopgeleide vrouwen en mannen van 65 jaar hadden in 2015/2018 gemiddeld 6 gezonde levensjaren meer voor de boeg dan laagopgeleide vrouwen en mannen. Tussen 2011/2014 en 2015/2018 zijn deze verschillen in de levensverwachting in als goed ervaren gezondheid tussen hoog- en laagopgeleiden niet statistisch significant veranderd.
Inkomen jonge ouderen relatief hoog
Er grote verschillen binnen de Europese Unie wat betreft inkomen en ook van jonge ouderen van 55 tot 65 jaar. Het gaat hier inkomen in purchasing power standard (PPS), oftewel koopkracht die tussen landen vergelijkbaar is gemaakt. In landen als Roemenië, Bulgarije, Hongarije en Griekenland is het inkomen van de groep ouderen relatief laag (6 tot 10 duizend euro per jaar). In Nederland (24 duizend), Denemarken (26 duizend), Oostenrijk en Zweden (26 duizend), en vooral Luxemburg (33 duizend) zijn de inkomens voor 55 tot 65 jarigen juist relatief hoog.
Welvaart en welzijn van jonge ouderen
Het beeld van welvaart en welzijn van jonge ouderen verschilt niet sterk van dat voor de hele volwassen bevolking. Het percentage jonge ouderen met een grote welvaart en een groot welzijn is min of meer even hoog als onder de gehele volwassen bevolking (42 procent). Ook het percentage jonge ouderen met de slechtste kaarten (kleine welvaart, klein welzijn, kwadrant linksonder) is vergelijkbaar (20 procent). Het aandeel jonge ouderen dat welvarend is maar een klein welzijn heeft, is echter groter (23 procent ten opzichte van 18 procent voor de gehele bevolking). Slechts 15 procent is niet welvarend maar wel tevreden en gezond.