Onderzoeksverantwoording
In deze onderzoeksverantwoording wordt de opzet en uitvoering van de Veiligheidsmonitor 2019 op beknopte wijze besproken. Achtereenvolgens komen aan de orde:
- Veldwerk;
- Steekproef;
- Respons;
- Vragenlijst;
- Weging;
- Betrouwbaarheidsmarges;
- Methodebreuken.
Voor geïnteresseerden zijn separate notities over het veldwerk, het steekproefontwerp en de weging van de Veiligheidsmonitor 2019 op aanvraag beschikbaar.
Veldwerk
Het onderzoeksontwerp van de Veiligheidsmonitor heeft als uitgangspunt dat minimaal 65 000 personen aan het onderzoek meedoen. Dit aantal is vereist om ook op laagregionaal niveau betrouwbare uitspraken te kunnen doen. Het streven is om voor elk politiedistrict minimaal 750 responsen te behalen en voor elk basisteam van politie en voor elke 70 000+ gemeente telkens 300 responsen. Het veldwerk voor dit ‘vaste’ deel gebeurt gezamenlijk door het CBS en onderzoeksbureau I&O Research.
Daarnaast kunnen lokale partijen zoals gemeenten, clusters van gemeenten, of politie-eenheden de steekproef voor hun eigen gebied laten ophogen (dit heet ‘lokale oversampling’) om op nog lager regionaal niveau (denk bijvoorbeeld aan wijken of buurten) betrouwbare onderzoeksresultaten te verkrijgen. Deze lokale oversampling gebeurt door I&O Research.
Het veldwerk van zowel het CBS als I&O Research startte in 2019 vanaf 6 augustus en eindigde op 30 november. Bij de uitvoering ervan is gebruik gemaakt van twee dataverzamelingsmethoden, namelijk internet en papier. In eerste instantie ontvingen alle steekproefpersonen een aanschrijfbrief – voorzien van inloggegevens – met het verzoek om via internet deel te nemen aan het onderzoek. In deze brief werd ook aangegeven dat met het invullen en versturen van de vragenlijst een Ipad gewonnen kon worden, waarbij respondenten aan het eind van de vragenlijst konden aangeven of ze deze prijs wel of niet wilden winnen. Drie weken na de verzending van de aanschrijfbrief werden non-respondenten gerappelleerd. In deze rappelbrief werden opnieuw de inloggegevens opgenomen en daarnaast werd een schriftelijke vragenlijst meegestuurd. Drie weken na de eerste rappelbrief werd een tweede rappelbrief verstuurd met opnieuw een schriftelijke vragenlijst en inloggegevens. Anderhalve week na de tweede aanschrijfbrief werden de steekproefpersonen die nog niet gereageerd en van wie een telefoonnummer bekend was gebeld en gevraagd om de vragenlijst alsnog via internet of papier in te vullen.
Respons
In 2019 werden ruim 325 000 personen voor deelname aan de Veiligheidsmonitor benaderd. In totaal hebben ruim 135 000 personen meegedaan, waarvan bijna 72 000 in het vaste deel en meer dan 63 000 in de lokale oversampling. Het landelijke responspercentage bedroeg 41,6%. Dit is 2,3 procentpunt hoger dan in 2017 (39,3%). De responspercentages lopen uiteen van 31,7% in de regionale eenheid Amsterdam tot 46,3% in Oost-Nederland.
Uitzet en respons Veiligheidsmonitor 2019 – Nederland totaal en naar regionale eenheid
Uitzet | Respons | ||
---|---|---|---|
% | |||
Regionale eenheid | |||
Noord-Nederland | 15 306 | 6 870 | 44,9 |
Oost-Nederland | 41 846 | 19 390 | 46,3 |
Midden-Nederland | 30 321 | 12 878 | 42,5 |
Noord-Holland | 38 171 | 16 446 | 43,1 |
Amsterdam | 23 249 | 7 376 | 31,7 |
Den Haag | 50 493 | 19 699 | 39,0 |
Rotterdam | 51 652 | 20 107 | 38,9 |
Zeeland – West-Brabant | 20 655 | 9 208 | 44,6 |
Oost-Brabant | 16 803 | 7 537 | 44,9 |
Limburg | 37 119 | 15 970 | 43,0 |
Nederland totaal | 325 615 | 135 481 | 41,6 |
Van alle 43 politiedistricten is de target van 750 responsen behaald. Van de 167 basisteams van politie en van de 52 70 000+ gemeenten is van 1 basisteam respectievelijk 2 gemeenten de target van 300 responsen (net) niet gehaald, met een acceptabel minimum van 284 responsen in het slechtst responderende basisteam en 288 in de slechtst responderende gemeente.
Vragenlijst
Voor de Veiligheidsmonitor is een gestandaardiseerde vragenlijst ontwikkeld die verplicht in zijn geheel moet worden afgenomen. De vragenlijst is modulair opgebouwd en bevat de volgende vraagblokken:
- Leefbaarheid woonbuurt
- Beleving overlast in de buurt
- Veiligheidsbeleving
- Slachtofferschap (inclusief cybercrime) en aangiftegedrag
- Tevredenheid laatste politiecontact
- Oordeel functioneren politie in de buurt
- Oordeel functioneren politie algemeen
- Oordeel functioneren gemeente
- Preventie
- Onveilige plekken
- Respectloos gedrag
- Achtergrondkenmerken.
Voor deelnemers aan de Veiligheidsmonitor die gebruik maken van lokale oversampling is aan het eind van de vragenlijst enige vrij ruimte beschikbaar voor eigen vragen passend binnen de thematiek van de Veiligheidsmonitor.
Aanpassingen vragenlijst 2019
Op verzoek van en in overleg met de opdrachtgevers en partners van de Veiligheidsmonitor is in de vragenlijst van de Veiligheidsmonitor 2019 een aantal aanpassingen doorgevoerd. Het document met aanpassingen die op de CBS-website van de Veiligheidsmonitor 2019 beschikbaar is, bevat een overzicht van de verschillen tussen de Veiligheidsmonitor 2019 en de Veiligheidsmonitor 2017.
Weging
De weging van de VM 2019 is vergelijkbaar met die van de vorige jaren en houdt rekening met geografische, demografische en sociaaleconomische kenmerken. De weging is aangepast aan de jaarlijks verschillende flexibele oversampling, die in 2019 minder uitgebreid was dan in 2017. De verdeling van de gewichten is vergelijkbaar met de jaren daarvoor.
Betrouwbaarheidsmarges
Bij elk gegeven uit de VM is de betrouwbaarheidsmarge bepaald, waarbij rekening is gehouden met de steekproefomvang en het onderzoeksdesign. De marges zijn zowel beschikbaar bij de uitkomsten die op StatLine (CBS databank) worden geplaatst als in de voorliggende publicatie. In de elektronische versie van deze publicatie is per thema een verwijzing (link) naar StatLine opgenomen, waarmee het mogelijk is om meer specifieke tabelinformatie in te zien. Bij elk getoond percentage hoort een betrouwbaarheidsmarge die, behalve van het gekozen betrouwbaarheidsniveau en het onderzoeksdesign, vooral afhankelijk is van de spreiding in de antwoorden en van het aantal ondervraagde personen. Meestal wordt een betrouwbaarheidsniveau van 95 procent gekozen. Dit betekent dat de werkelijke waarde in 95 van de 100 steekproeven tussen de grenzen zal liggen van de marges behorende bij de gevonden waarde en de steekproefomvang.
Bij de Veiligheidsmonitor is in het algemeen sprake van kleine betrouwbaarheidsmarges. Dit komt door het grote aantal landelijke waarnemingen in de steekproef, aangevuld met de waarnemingen op basis van lokale oversampling. In 2019 gaat het in totaal om ruim 135 000 personen die aan het onderzoek hebben meegedaan. Puntschattingen die op een dergelijke steekproefomvang zijn gebaseerd hebben een marge van +/– 0,27 procentpunt bij een schatting van 50 procent. Dit betekent dat met een waarschijnlijkheid van 95 procent de werkelijke waarde van deze schatting ligt tussen de 49,73 procent en de 50,27 procent. Op het niveau van de regionale eenheden en districten zijn de marges uiteraard groter, vanwege het lagere aantal waarnemingen dat hiervoor beschikbaar is.
Methodebreuken
Vanaf 2005 tot en met 2008 is informatie over slachtofferschap, veiligheid en tevredenheid over het functioneren van de politie gemeten via de Veiligheidsmonitor Rijk (VMR). In 2008 is de VMR overgegaan in de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM), waarmee vervolgens statistische informatie over bovengenoemde thema’s is gemeten in de jaren 2008 tot en met 2011. In 2012 is de onderzoeksopzet van de IVM verbeterd en overgegaan in de Veiligheidsmonitor (VM).
Verschillen in de onderzoeksopzet tussen VM en de IVM en de IVM en de VMR hebben tot gevolg dat er systematische effecten optreden in de uitkomsten. Dit fenomeen wordt aangeduid met de term methodebreuken. Om de continuïteit van de belangrijkste variabelen zo goed mogelijk te waarborgen, is in 2012 nogmaals de IVM met een steekproefomvang van circa 6 000 personen parallel uitgevoerd aan de VM. Om dezelfde reden is in het verleden de VMR in 2008, 2009 en 2010 in een beperkte omvang parallel aan de IVM uitgevoerd.
Door de parallelle uitvoering van de twee ontwerpen is het mogelijk om de verschillen te kwantificeren, en daarmee correcties toe te passen op de oude VMR- en IVM-cijfers om ze naar het VM-niveau te brengen. Op die manier worden uitkomsten van de VMR en IVM vergelijkbaar met die van de VM. Deze correcties van de methodebreuken zijn in dit rapport toegepast op trendcijfers voor de periode 2005–2019. Aangezien de cijfers voor de jaren 2005 tot en met 2011 gecorrigeerd zijn, komen deze niet overeen met eerder gepubliceerde cijfers voor deze jaren.