Overzicht gebruik coronasteunmaatregelen
Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het gebruik van steunmaatregelen door bedrijven in Nederland. Er wordt ingegaan op zowel het totale gebruik vanaf maart 2020 tot en met juni 2022, als het gebruik per periode. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt naar bedrijfstak en bedrijfsgrootte. Tot slot zal ingegaan worden op geldbedragen die met de steun zijn gemoeid en op regionale verschillen. Op meer specifieke details per regeling wordt ingegaan in hoofdstuk 4 en 5.
3.1Mate van gebruik
Ruim een op de drie bedrijvennoot1 in Nederland heeft tijdens de coronacrisis gebruik gemaakt van minimaal een van de steunregelingen. Dat zijn in totaal bijna 652 duizend bedrijven. De vier meest gebruikte en grootste soorten regelingen zijn de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo),noot2 het bijzonder uitstel van belastingbetaling, de vastelastenregelingen (TOGS of TVL) en de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW). Van alle bedrijven maakten de meesten gebruik van de Tozo-regeling (18 procent). Deze regeling was specifiek bedoeld voor kleine zelfstandig ondernemers. Ruim driekwart van alle bedrijven in Nederland is een zelfstandig ondernemer. Krediet- en garantieregelingen werden relatief veel minder gebruikt (1 procent).
De meeste bedrijven met steun maakten gebruik van één van de vier veelgebruikte regelingen (22 procent van alle bedrijven in Nederland). De overige bedrijven (13 procent) maakten gebruik van een combinatie van twee of drie, of van alle vier de grote soorten regelingen. Hoe meer regelingen, des te minder vaak dit voorkwam.
Soort regeling | Gebruik coronasteunmaatregelen, 30 juni 2022 |
---|---|
Minstens één regeling | 34,8 |
. | |
Tozo | 18,1 |
Uitstel van belastingbetaling | 15,1 |
Vaste lasten (TOGS of TVL) | 12,9 |
Loonkosten (NOW) | 7,3 |
Krediet- of garantieregeling | 0,6 |
. | |
Eén grote regeling | 21,5 |
Twee grote regelingen | 8,7 |
Drie grote regelingen | 3,7 |
Vier grote regelingen | 0,8 |
Bron: CBS, RVO, UWV, Belastingdienst, Techleap, Qredits |
Het verloop van het gebruik van de coronasteunmaatregelen wordt in figuur 3.1.2 geschetst aan de hand van de loonkostenvergoeding (NOW), vastelastenregelingen (TOGS of TVL) en Tozo. Vooral aan het begin van de coronacrisis wisten ondernemers niet goed wat de impact zou zijn van de beperkende maatregelen en deed een groot aantal bedrijven een beroep op een van deze drie regelingen. Bij het tweede steunpakket dienden aanzienlijk minder bedrijven een aanvraag in. In het derde kwartaal van 2020 waren er dan ook minder beperkende maatregelen dan in het voorgaande kwartaal. Duidelijk is dat het gebruik van de coronasteunmaatregelen door bedrijven in de tijd samenhangt met de lockdowns en andere beperkende maatregelen. Dit geldt vooral voor de vastelastenregelingen. Tijdens de zomer van 2020 liepen de besmettingen langzaamaan op en in oktober ging Nederland weer gedeeltelijk in lockdown. Hierdoor nam het gebruik van steunregelingen door bedrijven weer toe. Zo nam het aandeel bedrijven met een vastelastenregeling toe van 2 procent in het derde kwartaal van 2020 naar 5 procent in het eerste kwartaal van 2021. Dat is een ruime verdubbeling, wat deels ook verklaard kan worden vanuit het feit dat de voorwaarden voor de regeling waren versoepeld. Ook bij de heropleving van het coronavirus en de beperkende maatregelen in de winter van 2021 liep het beroep op de vastelastenregeling weer op. In de eerste drie maanden van 2022 maakte nog 1,3 procent van de bedrijven gebruik van loonsteun en 1,8 procent van de vastelastenregeling.
Jaar | Kwartaal | Loonkosten (NOW) | Vaste lasten (TOGS of TVL) | Tozo |
---|---|---|---|---|
2020 | Tweede kwartaal, 2020 | 6,5 | 10,4 | 16,7 |
2020 | Derde kwartaal, 2020 | 2,9 | 2,1 | 5,8 |
2020 | Vierde kwartaal, 2020 | 3,6 | 3,9 | 6,6 |
2021 | Eerste kwartaal, 2021 | 3,5 | 5 | 6,6 |
2021 | Tweede kwartaal, 2021 | 2 | 2,9 | 3,8 |
2021 | Derde kwartaal, 2021 | 1,2 | 1,7 | 2,4 |
2021 | Vierde kwartaal, 2021 | 1,8 | 3,1 | . |
2022 | Eerste kwartaal, 2022 | 1,3 | 1,8 | . |
Bron: CBS, RVO, UWV | ||||
Relatieve deelname per aanvraagperiode. Aanvraagperiodes sluiten niet helemaal exact aan op kwartalen, maar zijn per kwartaal weergegeven. Tozo-3 liep twee kwartalen, de relatieve deelname aan Tozo-3 is voor beide kwartalen in de figuur opgenomen. |
3.2Gebruik naar bedrijfsgrootte en bedrijfstak
Of bedrijven een beroep deden op de coronasteunregelingen, en zo ja op welke, hangt sterk samen met de omvang van het bedrijf. Bedrijven met één werkzame persoon maakten aanzienlijk minder gebruik van steun dan bedrijven met twee werkzame personen of meer, respectievelijk 30 en 52 procent. Vooral bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen (65 procent) en 50 tot 250 werkzame personen (58 procent) deden beroep op steun.
De Tozo-regeling was vooral bedoeld voor kleine zelfstandig ondernemers en dat is ook duidelijk in de cijfers terug te zien: deze werd vooral door bedrijven met één werkzame persoon of met 2 tot 10 werkzame personen gebruikt. De loonkostenvergoeding daarentegen werd met name aangevraagd door middelgrote bedrijven van 10 tot 250 werkzame personen. Deze regeling is bedoeld om werkgevers te steunen, zodat zij het loon van werknemers door konden betalen bij verminderde inkomsten. Ook maakten middelgrote bedrijven relatief het vaakst gebruik van uitstel van belastingbetaling. Een tegemoetkoming voor vaste lasten werd relatief het vaakst door de wat kleinere bedrijven van 2 tot 10 en van 10 tot 50 werkzame personen aangevraagd.
1 wp | 2 tot 10 wp | 10 tot 50 wp | 50 tot 250 wp | 250 wp of meer | |
---|---|---|---|---|---|
Totaal regelingen | 30 | 49,8 | 64,9 | 58,2 | 43,1 |
. | . | . | . | . | |
Loonkosten (NOW) | 1,1 | 25 | 52 | 44,8 | 30,9 |
Uitstel van belastingbetaling | 12,4 | 21,6 | 42,4 | 41 | 33 |
Vaste lasten (TOGS of TVL) | 8,2 | 29,7 | 31,3 | 19,7 | 10,5 |
Tozo | 18,8 | 18,1 | 4,1 | 0,2 | . |
Krediet- of garantieregeling | 0,3 | 1,4 | 3,4 | 2,2 | 0,9 |
Bron: CBS, RVO, UWV, Belastingdienst, Techleap, Qredits |
NOW, Tozo en het aantal werkzame personen
De NOW-regeling was gericht op bedrijven met personeel voor het doorbetalen van hun werknemers, de Tozo was meer gericht op kleine zelfstandig ondernemers voor hun eigen levensonderhoud. Voor een goede vergelijking, zoals in het volgende verdiepende hoofdstuk, met de populatie van bedrijven in Nederland, wordt het gebruik van de NOW-regeling vaak afgezet tegen alle bedrijven met twee of meer werkzame personen en de Tozo tegen alle bedrijven met één werkzame persoon.
Toch is er ook een beperkt aantal bedrijven met meer dan één werkzame persoon (als grootteklasse-aanduiding) dat een beroep deed op de Tozo. De ondernemer kan bijvoorbeeld voor zichzelf een beroep moeten doen op Tozo en voor zijn of haar personeel op de NOW. Daarnaast geldt dat Tozo-cijfers over ‘bedrijven’ slechts indicatief zijn.
Ook maakt een klein aantal bedrijven met één werkzame persoon gebruik van de NOW. De grootteklasse-aanduiding van een bedrijf weerspiegelt een arbeidsvolume. Als een deeltijd-werkgever voor een deeltijd-werknemer in een bedrijf NOW heeft aangevraagd en samen werken ze (afgerond) 1 voltijdsequivalent, dan is dat bijvoorbeeld een bedrijf met één werkzame persoon dat een beroep doet op de NOW-regeling.
Niet alle bedrijfstakken werden in dezelfde mate getroffen door de maatregelen om het coronavirus in te dammen. Tijdens de verschillende lockdowns werden sommige bedrijfstakken, zoals de horeca en niet-essentiële winkels, volledig of deels gesloten. Daarnaast had de anderhalvemetersamenleving veel impact op contactberoepen. Een uitsplitsing naar bedrijfstak laat dan ook zien dat vooral horecabedrijven beroep deden op een of meer van de steunmaatregelen (77 procent). Ook meer dan de helft van de bedrijven in de overige dienstverlening (zoals kappers en schoonheidssalons) en vervoer en opslag (waaronder taxi’s) maakten gebruik van een steunregeling. In de cultuur, sport en recreatie en handel (waaronder zowel winkels als groothandels) gold dit voor bijna de helft van de bedrijven (45 procent, respectievelijk 42 procent). In de financiële dienstverlening deden bedrijven naar verhouding het minst vaak beroep op coronasteun (13 procent).
Bedrijfstak | Aandeel bedrijven met een regeling |
---|---|
Horeca | 76,7 |
Overige dienstverlening | 52,9 |
Vervoer en opslag | 50,5 |
Cultuur, sport en recreatie | 45,1 |
Handel | 42,3 |
Verhuur en overige zakelijke diensten | 40,3 |
Nijverheid (geen bouw) | 37,3 |
Onderwijs | 37,3 |
Bouwnijverheid | 30,8 |
Informatie en communicatie | 27,8 |
Gezondheids- en welzijnszorg | 27,3 |
Specialistische zakelijke diensten | 26,0 |
Landbouw, bosbouw en visserij | 25,8 |
Verhuur en handel van onroerend goed | 21,9 |
Financiele dienstverlening | 12,9 |
Bron: CBS, RVO, UWV, Belastingdienst, Techleap, Qredits |
3.3Totaalbedragen per regeling
Tot en met 30 juni 2022 hebben bedrijven in totaal ongeveer 34 miljard euro ontvangen vanuit de loonkosten- en vastelastenregelingen. Het merendeel daarvan bestond uit de vergoeding voor loonkosten (23,9 miljard). Deze bedragen zijn opgebouwd uit de definitief vastgestelde subsidies op 30 juni 2022 en de op die datum nog niet vastgestelde maar eerder toegekende subsidies.noot3
De totale Tozo-uitgaven bedroegen ongeveer 3,5 miljard euro.noot4 Verder hadden bedrijven medio 2022 in totaal nog 20,8 miljard euro uitstaan aan uitgestelde belastingen. Dit bedrag moet door bedrijven binnen vijf tot zeven jaar afgelost worden. Over de hele periode is ongeveer 47 miljard euronoot5 aan belastingen uitgesteld geweest, waarvan meer dan de helft dus inmiddels al is betaald. Verder stond de overheid garant voor 1,3 miljard euro en verstrekte daarnaast 0,3 miljard euro aan de in deze rapportage opgenomen kredieten.
In de volgende twee hoofdstukken wordt in meer detail op deze bedragen ingegaan. De Tozo wordt hierbij buiten beschouwing gelaten, want het CBS beschikt, anders dan voor de andere regelingen, niet over bedrijfsgegevens met Tozo-bedragen.
3.4Gebruik naar regio
Hieronder wordt een kort beeld geschetst van het gebruik van de regelingen naar regio. Het gaat hierbij om de deelname van bedrijfsvestigingen. Deelname aan de onderzochte regelingen, zoals in de rest van het rapport, wordt in principe op bedrijfsniveau bepaald. Bedrijven kunnen echter uit een of meerdere vestigingen bestaan in verschillende regio’s. Aangenomen is dat als een bedrijf gebruik maakt van een regeling, dit gebruik op alle vestigingen van toepassing is.
Tussen de provincies is er enig verschil in het aandeel bedrijfsvestigingen dat minstens één coronasteunmaatregel gebruikte. Wel wijkt het gebruik per provincie niet veel af van het gemiddelde in Nederland (37 procent). In Limburg en Noord-Holland werd relatief het meest gebruik gemaakt van een van de financiële regelingen (respectievelijk 41 en 40 procent). Van alle provincies deden bedrijfsvestigingen in Utrecht (33 procent) en Drenthe (34 procent) het minst vaak een beroep op steun.
Regio | Aandeel bedrijven met een regeling |
---|---|
Nederland | 36,8 |
. | |
Limburg | 40,8 |
Noord-Holland | 40,3 |
Flevoland | 38,8 |
Zuid-Holland | 37,6 |
Zeeland | 37,4 |
Overijssel | 36,2 |
Groningen | 35,4 |
Noord-Brabant | 35,2 |
Fryslân | 34,3 |
Gelderland | 34,1 |
Drenthe | 34 |
Utrecht | 33,3 |
Bron: CBS, RVO, UWV, Belastingdienst, Techleap, Qredits |
De verschillen in het gebruik van coronasteunmaatregelen per gemeente zijn groter dan op provinciaal niveau. Het hoogst is het gebruik op de Waddeneilanden, Vlieland, Ameland, Terschelling en Schiermonnikoog (55 tot 63 procent van alle bedrijfsvestigingen). In Noord-Holland springen er vooral een aantal steden uit zoals Amsterdam, Beverwijk en Zandvoort (ongeveer 45 procent). Ook in Limburg zijn er twee steden, Valkenburg aan de Geul en Vaals, waar ruim 45 procent van de vestigingen een beroep deed van coronasteun. Van alle gemeenten in Nederland was het gebruik het laagst in Rozendaal en Lopik, met respectievelijk 21 en 22 procent.
Totaal | ||
---|---|---|
Aa en Hunze | 28,9 | |
Aalsmeer | 39,3 | |
Aalten | 33,8 | |
Achtkarspelen | 30,9 | |
Alblasserdam | 35 | |
Albrandswaard | 33,2 | |
Alkmaar | 39,3 | |
Almelo | 43,6 | |
Almere | 41 | |
Alphen-Chaam | 30 | |
Alphen aan den Rijn | 32,9 | |
Altena | 28,3 | |
Ameland | 56,6 | |
Amersfoort | 35,8 | |
Amstelveen | 36,4 | |
Amsterdam | 46 | |
Apeldoorn | 38 | |
Appingedam | 41,3 | |
Arnhem | 39,8 | |
Assen | 38,1 | |
Asten | 33,6 | |
Baarle-Nassau | 35,4 | |
Baarn | 32,9 | |
Barendrecht | 39,3 | |
Barneveld | 28,3 | |
Beek | 44,4 | |
Beekdaelen | 37,5 | |
Beemster | 28,8 | |
Beesel | 37 | |
Berg en Dal | 32,9 | |
Bergeijk | 30,2 | |
Bergen (L.) | 35,9 | |
Bergen (NH.) | 35,7 | |
Bergen op Zoom | 38,6 | |
Berkelland | 33,4 | |
Bernheze | 31,6 | |
Best | 34,3 | |
Beuningen | 33,2 | |
Beverwijk | 45,9 | |
Bladel | 35,1 | |
Blaricum | 30,3 | |
Bloemendaal | 27,2 | |
Bodegraven-Reeuwijk | 29,5 | |
Boekel | 30,9 | |
Borger-Odoorn | 30,8 | |
Borne | 38,2 | |
Borsele | 31,5 | |
Boxmeer | 34,6 | |
Boxtel | 32,6 | |
Breda | 36,9 | |
Brielle | 35,5 | |
Bronckhorst | 30,2 | |
Brummen | 31,7 | |
Brunssum | 42,9 | |
Bunnik | 29,3 | |
Bunschoten | 32 | |
Buren | 27,9 | |
Capelle aan den IJssel | 38,1 | |
Castricum | 31,9 | |
Coevorden | 31,3 | |
Cranendonck | 35,7 | |
Cuijk | 36,1 | |
Culemborg | 33,2 | |
Dalfsen | 26,4 | |
Dantumadiel | 29,1 | |
De Bilt | 28,4 | |
De Fryske Marren | 32,7 | |
De Ronde Venen | 32,3 | |
De Wolden | 25,5 | |
Delft | 36,2 | |
Delfzijl | 36,5 | |
Den Helder | 39,9 | |
Deurne | 33,7 | |
Deventer | 37,8 | |
Diemen | 41,5 | |
Dinkelland | 34,6 | |
Doesburg | 36,8 | |
Doetinchem | 42 | |
Dongen | 32,6 | |
Dordrecht | 38,4 | |
Drechterland | 30,2 | |
Drimmelen | 31,2 | |
Dronten | 35,7 | |
Druten | 30 | |
Duiven | 37,1 | |
Echt-Susteren | 38,1 | |
Edam-Volendam | 28,2 | |
Ede | 30 | |
Eemnes | 29,1 | |
Eersel | 30,2 | |
Eijsden-Margraten | 38,6 | |
Eindhoven | 40 | |
Elburg | 28,7 | |
Emmen | 38,7 | |
Enkhuizen | 38,8 | |
Enschede | 42 | |
Epe | 33,2 | |
Ermelo | 33,1 | |
Etten-Leur | 35,6 | |
Geertruidenberg | 36,9 | |
Geldrop-Mierlo | 33,5 | |
Gemert-Bakel | 32,3 | |
Gennep | 33,7 | |
Gilze en Rijen | 36,1 | |
Goeree-Overflakkee | 34 | |
Goes | 38,4 | |
Goirle | 31,5 | |
Gooise Meren | 33,7 | |
Gorinchem | 38,8 | |
Gouda | 34,5 | |
Grave | 32,2 | |
Groningen | 38,2 | |
Gulpen-Wittem | 42 | |
Haaksbergen | 36,3 | |
Haaren | 28,2 | |
Haarlem | 39,3 | |
Haarlemmermeer | 38,2 | |
Halderberge | 34,4 | |
Hardenberg | 31 | |
Harderwijk | 37,4 | |
Hardinxveld-Giessendam | 24,2 | |
Harlingen | 39,5 | |
Hattem | 33 | |
Heemskerk | 33,8 | |
Heemstede | 32,1 | |
Heerde | 31 | |
Heerenveen | 36 | |
Heerhugowaard | 38,1 | |
Heerlen | 43,8 | |
Heeze-Leende | 30,8 | |
Heiloo | 29,1 | |
Hellendoorn | 31,7 | |
Hellevoetsluis | 37,5 | |
Helmond | 37,4 | |
Hendrik-Ido-Ambacht | 31,8 | |
Hengelo | 41,4 | |
Het Hogeland | 32,7 | |
Heumen | 32,7 | |
Heusden | 33,6 | |
Hillegom | 36 | |
Hilvarenbeek | 30,5 | |
Hilversum | 36,1 | |
Hoeksche Waard | 31,1 | |
Hof van Twente | 36,9 | |
Hollands Kroon | 33,2 | |
Hoogeveen | 35,8 | |
Hoorn | 39,6 | |
Horst aan de Maas | 40,3 | |
Houten | 28 | |
Huizen | 32 | |
Hulst | 39,3 | |
IJsselstein | 31,5 | |
Kaag en Braassem | 30 | |
Kampen | 31,5 | |
Kapelle | 31 | |
Katwijk | 34,4 | |
Kerkrade | 42,7 | |
Koggenland | 27,2 | |
Krimpen aan den IJssel | 29,9 | |
Krimpenerwaard | 26,4 | |
Laarbeek | 31,5 | |
Landerd | 29,9 | |
Landgraaf | 42,1 | |
Landsmeer | 40,1 | |
Langedijk | 33,9 | |
Lansingerland | 30,6 | |
Laren | 35 | |
Leeuwarden | 38,7 | |
Leiden | 35,6 | |
Leiderdorp | 33,6 | |
Leidschendam-Voorburg | 34,8 | |
Lelystad | 40,9 | |
Leudal | 36,7 | |
Leusden | 31,3 | |
Lingewaard | 32,7 | |
Lisse | 35,8 | |
Lochem | 33,3 | |
Loon op Zand | 35,7 | |
Lopik | 22,3 | |
Loppersum | 25 | |
Losser | 37,5 | |
Maasdriel | 30,4 | |
Maasgouw | 35,7 | |
Maassluis | 36,3 | |
Maastricht | 44,9 | |
Medemblik | 30,9 | |
Meerssen | 37,2 | |
Meierijstad | 32,7 | |
Meppel | 38,5 | |
Middelburg | 38,3 | |
Midden-Delfland | 25,4 | |
Midden-Drenthe | 28,6 | |
Midden-Groningen | 34,5 | |
Mill en Sint Hubert | 32,6 | |
Moerdijk | 35,5 | |
Molenlanden | 24,4 | |
Montferland | 35,6 | |
Montfoort | 27,5 | |
Mook en Middelaar | 31,1 | |
Neder-Betuwe | 25,5 | |
Nederweert | 33,8 | |
Nieuwegein | 37,7 | |
Nieuwkoop | 28,1 | |
Nijkerk | 31,8 | |
Nijmegen | 38,6 | |
Nissewaard | 38,5 | |
Noardeast-Fryslân | 31,7 | |
Noord-Beveland | 39,5 | |
Noordenveld | 32,9 | |
Noordoostpolder | 34,9 | |
Noordwijk | 38,3 | |
Nuenen, Gerwen en Nederwetten | 31,7 | |
Nunspeet | 29,9 | |
Oegstgeest | 27,4 | |
Oirschot | 31,2 | |
Oisterwijk | 32,9 | |
Oldambt | 37,8 | |
Oldebroek | 27,5 | |
Oldenzaal | 43,1 | |
Olst-Wijhe | 28,3 | |
Ommen | 30,6 | |
Oost Gelre | 35,1 | |
Oosterhout | 35,6 | |
Ooststellingwerf | 28,8 | |
Oostzaan | 36,3 | |
Opmeer | 27,2 | |
Opsterland | 28,6 | |
Oss | 35,7 | |
Oude IJsselstreek | 35,9 | |
Ouder-Amstel | 39,3 | |
Oudewater | 25 | |
Overbetuwe | 32,8 | |
Papendrecht | 33,1 | |
Peel en Maas | 38,3 | |
Pekela | 30,4 | |
Pijnacker-Nootdorp | 28,3 | |
Purmerend | 42 | |
Putten | 27,2 | |
Raalte | 31,9 | |
Reimerswaal | 29,9 | |
Renkum | 29,6 | |
Renswoude | 28,9 | |
Reusel-De Mierden | 37,2 | |
Rheden | 33 | |
Rhenen | 28,8 | |
Ridderkerk | 40 | |
Rijssen-Holten | 32,1 | |
Rijswijk | 37,9 | |
Roerdalen | 33,1 | |
Roermond | 44,7 | |
Roosendaal | 38,2 | |
Rotterdam | 43 | |
Rozendaal | 21,1 | |
Rucphen | 31,5 | |
's-Gravenhage | 43,4 | |
's-Hertogenbosch | 36,7 | |
Schagen | 34,6 | |
Scherpenzeel | 26,6 | |
Schiedam | 41,1 | |
Schiermonnikoog | 55,2 | |
Schouwen-Duiveland | 39,9 | |
Simpelveld | 37,7 | |
Sint-Michielsgestel | 29,3 | |
Sint Anthonis | 33,7 | |
Sittard-Geleen | 41,6 | |
Sliedrecht | 32 | |
Sluis | 44,4 | |
Smallingerland | 37,9 | |
Soest | 34,4 | |
Someren | 31 | |
Son en Breugel | 35,5 | |
Stadskanaal | 35,9 | |
Staphorst | 24,2 | |
Stede Broec | 32,8 | |
Steenbergen | 35,6 | |
Steenwijkerland | 32,7 | |
Stein | 40,2 | |
Stichtse Vecht | 31,9 | |
Súdwest-Fryslân | 32,9 | |
Terneuzen | 38,2 | |
Terschelling | 55,9 | |
Texel | 46,7 | |
Teylingen | 31,8 | |
Tholen | 32,4 | |
Tiel | 39 | |
Tilburg | 36,6 | |
Tubbergen | 33,3 | |
Twenterand | 35,4 | |
Tynaarlo | 33,1 | |
Tytsjerksteradiel | 29,7 | |
Uden | 37,3 | |
Uitgeest | 27,5 | |
Uithoorn | 37,6 | |
Urk | 33,2 | |
Utrecht | 37 | |
Utrechtse Heuvelrug | 28,4 | |
Vaals | 46,3 | |
Valkenburg aan de Geul | 46,7 | |
Valkenswaard | 38,5 | |
Veendam | 38,9 | |
Veenendaal | 34,3 | |
Veere | 37,9 | |
Veldhoven | 36 | |
Velsen | 34,7 | |
Venlo | 41,3 | |
Venray | 42,6 | |
Vijfheerenlanden | 29,6 | |
Vlaardingen | 40,3 | |
Vlieland | 62,5 | |
Vlissingen | 41,3 | |
Voerendaal | 35,7 | |
Voorschoten | 33 | |
Voorst | 30,4 | |
Vught | 32,4 | |
Waadhoeke | 30,1 | |
Waalre | 31,5 | |
Waalwijk | 38,9 | |
Waddinxveen | 32,2 | |
Wageningen | 31,5 | |
Wassenaar | 30,2 | |
Waterland | 36 | |
Weert | 40,4 | |
Weesp | 39,7 | |
West Betuwe | 29,2 | |
West Maas en Waal | 31,9 | |
Westerkwartier | 29,1 | |
Westerveld | 31,9 | |
Westervoort | 37,2 | |
Westerwolde | 29,6 | |
Westland | 33,8 | |
Weststellingwerf | 29,7 | |
Westvoorne | 30,4 | |
Wierden | 35,3 | |
Wijchen | 36,3 | |
Wijdemeren | 31,7 | |
Wijk bij Duurstede | 29,9 | |
Winterswijk | 39,6 | |
Woensdrecht | 37,6 | |
Woerden | 31,7 | |
Wormerland | 30,8 | |
Woudenberg | 26,3 | |
Zaanstad | 39,7 | |
Zaltbommel | 31,9 | |
Zandvoort | 44,9 | |
Zeewolde | 33,4 | |
Zeist | 32,1 | |
Zevenaar | 37 | |
Zoetermeer | 36 | |
Zoeterwoude | 28,3 | |
Zuidplas | 30,4 | |
Zundert | 30,5 | |
Zutphen | 39,9 | |
Zwartewaterland | 31,9 | |
Zwijndrecht | 35,9 | |
Zwolle | 37,6 | |
Bron: CBS, RVO, UWV, Belastingdienst, Techleap, Qredits |
Zoals in paragraaf 3.2 is getoond, ontvingen bedrijven en dus ook bedrijfsvestigingen in de horeca, overige persoonlijke dienstverlening, vervoer en opslag en cultuur het vaakst steun via een of meer regelingen. Ook zijn er bedrijfstakken zoals de financiële dienstverlening die weinig of geen beroep deden op steun. Verschillen tussen regio’s zouden dan ook kunnen samenhangen met verschillen in de zogeheten sectorstructuur, ofwel het meer voorkomen van bepaalde bedrijfstakken en grootteklassen in de regio’s. In Limburg zijn er bijvoorbeeld relatief veel bedrijfsvestigingen in de horeca en de overige persoonlijke dienstverlening en tevens relatief veel bedrijven met twee of meer werkzame personen. Als hiermee rekening wordt gehouden, ofwel wordt gecorrigeerd voor de sectorstructuur, dan wijkt Limburg in het gebruik van de regelingen niet meer duidelijk af van het Nederlandse gemiddelde. Dit gaat echter lang niet voor alle regio’s op. In Noord-Holland, waaronder Amsterdam, blijft het verschil met het Nederlandse gemiddelde overeind, ook als er met de sectorstructuur rekening wordt gehouden. Vrijwel alle bedrijfstakken in die regio doen een groter dan gemiddeld beroep op de steunmaatregelen. De verschillen in sectorstructuur per regio bieden over het geheel genomen geen afdoende verklaring voor verschillen tussen regio’s in het gebruik van steunmaatregelen.
Noten
Bedrijven worden door andere instanties dan het CBS meestal geregistreerd als juridische eenheid, veelal aan de hand van hun registratienummer bij de Kamer van Koophandel (KVK), hun fiscale nummer of hun loonheffingsnummer. Voor het onderzoek naar de coronasteunmaatregelen zijn deze eenheden op KVK-nummer of fiscaal nummer gekoppeld aan het Algemeen Bedrijven Register (ABR) van het CBS. Daarbij worden de juridische eenheden verbonden aan de zogeheten bedrijfseenheid (BE). Niet elke juridische eenheid kan daarbij één-op-één worden gekoppeld aan een bedrijfseenheid. De bedrijfseenheid is de statistische eenheid van het CBS die gebruikt wordt om de economische werkelijkheid te beschrijven. Het kan worden omschreven als de feitelijke transactor van het productieproces in brede zin.
Omdat een bedrijfseenheid de economische werkelijkheid beschrijft en niet zozeer de juridische, fiscale of administratieve werkelijkheid, bestaat er een verschil tussen het aantal 'bedrijven' zoals deze bij andere instanties bekend zijn onder hun juridische registratie en het aantal 'bedrijven' (feitelijk bedrijfseenheden) zoals deze door het CBS worden gerapporteerd.
In dit rapport zijn bedrijven dus bedrijfseenheden, alleen in hoofdstuk 5 worden ook juridische eenheden genoemd. Bij regelingsbedragen gaat het om de totale met de regeling gemoeide bedragen, de verbijzonderingen van de bedragen naar bedrijfskenmerken zijn exclusief de niet-gekoppelde juridische eenheden.
Tozo is een tegemoetkoming aan huishoudens, deze wordt dan ook geregistreerd op het niveau van huishoudens. De koppeling naar bedrijfseenheden, dus de vraag welk ‘bedrijf’ van Tozo gebruik maakte, wordt gelegd via de personen in het huishouden en de aan hun verbonden bedrijven (via de zogeheten Satelliet Zelfstandig Ondernemers – SZO). Het gebruik van Tozo door ‘bedrijven’ is daarmee slechts een indicatief gegeven (een persoon kan bijvoorbeeld eigenaar zijn van meerdere bedrijven). Anders dan voor de andere regelingen zijn in de beschikbare registraties geen bedragen opgenomen. Als in deze rapportage wordt gesproken over de Tozo-deelname van bedrijven, gaat het om de inkomensondersteuning voor levensonderhoud, niet om de Tozo-kredieten.
Zie ook hier.
De toegekende tegemoetkoming ging uit van een geschat subsidiebedrag op basis van de door de bedrijven verwachte omzet. Het geschat subsidiebedrag in de toekenning bepaalde het voorschot dat ondernemers ontvingen. Dat voorschot was 80 procent van het toegekende subsidiebedrag. Na afloop van de subsidieperiode dient de werkelijke omzet te worden opgegeven en wordt vastgesteld of het bedrijf aanspraak kon maken op de tegemoetkoming, en zo ja wat de hoogte van de tegemoetkoming had moeten zijn.
Inclusief uitvoeringskosten en als voorlopige tussenstand. Zie ook Verrekening voorschotten Tozo 2020 en Verrekening voorschotten Tozo 2021.
Meer flexibiliteit binnen aflossingsregeling coronabelastingschuld | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl.