Foto omschrijving: Een man loopt langs met dranghekken afgezette lege terrassen in het centrum van Rotterdam. Het is stil en rustig op straat door de lockdown.

Overzicht gebruik coronasteun­maatregelen

Dit hoofdstuk geeft een overzicht van het gebruik van steunmaatregelen door bedrijven in Nederland. Er wordt ingegaan op zowel het totale gebruik vanaf maart 2020 tot en met juni 2022, als het gebruik per periode. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt naar bedrijfstak en bedrijfsgrootte. Tot slot zal ingegaan worden op geldbedragen die met de steun zijn gemoeid en op regionale verschillen. Op meer specifieke details per regeling wordt ingegaan in hoofdstuk 4 en 5.

3.1Mate van gebruik

Ruim een op de drie bedrijvennoot1 in Nederland heeft tijdens de coronacrisis gebruik gemaakt van minimaal een van de steunregelingen. Dat zijn in totaal bijna 652 duizend bedrijven. De vier meest gebruikte en grootste soorten regelingen zijn de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo),noot2 het bijzonder uitstel van belastingbetaling, de vastelastenregelingen (TOGS of TVL) en de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW). Van alle bedrijven maakten de meesten gebruik van de Tozo-regeling (18 procent). Deze regeling was specifiek bedoeld voor kleine zelfstandig ondernemers. Ruim driekwart van alle bedrijven in Nederland is een zelfstandig ondernemer. Krediet- en garantieregelingen werden relatief veel minder gebruikt (1 procent).

De meeste bedrijven met steun maakten gebruik van één van de vier veelgebruikte regelingen (22 procent van alle bedrijven in Nederland). De overige bedrijven (13 procent) maakten gebruik van een combinatie van twee of drie, of van alle vier de grote soorten regelingen. Hoe meer regelingen, des te minder vaak dit voorkwam.

3.1.1 Bedrijven met gebruik van minstens één coronasteunmaatregel (% bedrijven)
Soort regeling Gebruik coronasteunmaatregelen, 30 juni 2022
Minstens één regeling 34,8
.
Tozo 18,1
Uitstel van belastingbetaling 15,1
Vaste lasten (TOGS of TVL) 12,9
Loonkosten (NOW) 7,3
Krediet- of garantieregeling 0,6
.
Eén grote regeling 21,5
Twee grote regelingen 8,7
Drie grote regelingen 3,7
Vier grote regelingen 0,8
Bron: CBS, RVO, UWV, Belastingdienst, Techleap, Qredits

Het verloop van het gebruik van de coronasteunmaatregelen wordt in figuur 3.1.2 geschetst aan de hand van de loonkostenvergoeding (NOW), vastelastenregelingen (TOGS of TVL) en Tozo. Vooral aan het begin van de coronacrisis wisten ondernemers niet goed wat de impact zou zijn van de beperkende maatregelen en deed een groot aantal bedrijven een beroep op een van deze drie regelingen. Bij het tweede steunpakket dienden aanzienlijk minder bedrijven een aanvraag in. In het derde kwartaal van 2020 waren er dan ook minder beperkende maatregelen dan in het voorgaande kwartaal. Duidelijk is dat het gebruik van de coronasteunmaatregelen door bedrijven in de tijd samenhangt met de lockdowns en andere beperkende maatregelen. Dit geldt vooral voor de vastelastenregelingen. Tijdens de zomer van 2020 liepen de besmettingen langzaamaan op en in oktober ging Nederland weer gedeeltelijk in lockdown. Hierdoor nam het gebruik van steunregelingen door bedrijven weer toe. Zo nam het aandeel bedrijven met een vastelastenregeling toe van 2 procent in het derde kwartaal van 2020 naar 5 procent in het eerste kwartaal van 2021. Dat is een ruime verdubbeling, wat deels ook verklaard kan worden vanuit het feit dat de voorwaarden voor de regeling waren versoepeld. Ook bij de heropleving van het coronavirus en de beperkende maatregelen in de winter van 2021 liep het beroep op de vastelastenregeling weer op. In de eerste drie maanden van 2022 maakte nog 1,3 procent van de bedrijven gebruik van loonsteun en 1,8 procent van de vastelastenregeling.

3.1.2 Bedrijven met een NOW-, vaste lasten- of Tozo-regeling, maart 2020 - juni 2022 (% bedrijven)
Jaar Kwartaal Loonkosten (NOW) Vaste lasten (TOGS of TVL) Tozo
2020 Tweede kwartaal, 2020 6,5 10,4 16,7
2020 Derde kwartaal, 2020 2,9 2,1 5,8
2020 Vierde kwartaal, 2020 3,6 3,9 6,6
2021 Eerste kwartaal, 2021 3,5 5 6,6
2021 Tweede kwartaal, 2021 2 2,9 3,8
2021 Derde kwartaal, 2021 1,2 1,7 2,4
2021 Vierde kwartaal, 2021 1,8 3,1 .
2022 Eerste kwartaal, 2022 1,3 1,8 .
Bron: CBS, RVO, UWV
Relatieve deelname per aanvraagperiode. Aanvraagperiodes sluiten niet helemaal exact aan op kwartalen, maar zijn per kwartaal weergegeven. Tozo-3 liep twee kwartalen, de relatieve deelname aan Tozo-3 is voor beide kwartalen in de figuur opgenomen.

3.2Gebruik naar bedrijfsgrootte en bedrijfstak

Of bedrijven een beroep deden op de coronasteunregelingen, en zo ja op welke, hangt sterk samen met de omvang van het bedrijf. Bedrijven met één werkzame persoon maakten aanzienlijk minder gebruik van steun dan bedrijven met twee werkzame personen of meer, respectievelijk 30 en 52 procent. Vooral bedrijven met 10 tot 50 werkzame personen (65 procent) en 50 tot 250 werkzame personen (58 procent) deden beroep op steun.

De Tozo-regeling was vooral bedoeld voor kleine zelfstandig ondernemers en dat is ook duidelijk in de cijfers terug te zien: deze werd vooral door bedrijven met één werkzame persoon of met 2 tot 10 werkzame personen gebruikt. De loonkostenvergoeding daarentegen werd met name aangevraagd door middelgrote bedrijven van 10 tot 250 werkzame personen. Deze regeling is bedoeld om werkgevers te steunen, zodat zij het loon van werknemers door konden betalen bij verminderde inkomsten. Ook maakten middelgrote bedrijven relatief het vaakst gebruik van uitstel van belastingbetaling. Een tegemoetkoming voor vaste lasten werd relatief het vaakst door de wat kleinere bedrijven van 2 tot 10 en van 10 tot 50 werkzame personen aangevraagd.

3.2.1 Gebruik coronasteunmaatregelen naar grootteklasse (% bedrijven)
1 wp 2 tot 10 wp 10 tot 50 wp 50 tot 250 wp 250 wp of meer
Totaal regelingen 30 49,8 64,9 58,2 43,1
. . . . .
Loonkosten (NOW) 1,1 25 52 44,8 30,9
Uitstel van belastingbetaling 12,4 21,6 42,4 41 33
Vaste lasten (TOGS of TVL) 8,2 29,7 31,3 19,7 10,5
Tozo 18,8 18,1 4,1 0,2 .
Krediet- of garantieregeling 0,3 1,4 3,4 2,2 0,9
Bron: CBS, RVO, UWV, Belastingdienst, Techleap, Qredits

NOW, Tozo en het aantal werkzame personen

De NOW-regeling was gericht op bedrijven met personeel voor het doorbetalen van hun werknemers, de Tozo was meer gericht op kleine zelfstandig ondernemers voor hun eigen levensonderhoud. Voor een goede vergelijking, zoals in het volgende verdiepende hoofdstuk, met de populatie van bedrijven in Nederland, wordt het gebruik van de NOW-regeling vaak afgezet tegen alle bedrijven met twee of meer werkzame personen en de Tozo tegen alle bedrijven met één werkzame persoon.

Toch is er ook een beperkt aantal bedrijven met meer dan één werkzame persoon (als grootteklasse-aanduiding) dat een beroep deed op de Tozo. De ondernemer kan bijvoorbeeld voor zichzelf een beroep moeten doen op Tozo en voor zijn of haar personeel op de NOW. Daarnaast geldt dat Tozo-cijfers over ‘bedrijven’ slechts indicatief zijn.

Ook maakt een klein aantal bedrijven met één werkzame persoon gebruik van de NOW. De grootteklasse-aanduiding van een bedrijf weerspiegelt een arbeidsvolume. Als een deeltijd-werkgever voor een deeltijd-werknemer in een bedrijf NOW heeft aangevraagd en samen werken ze (afgerond) 1 voltijdsequivalent, dan is dat bijvoorbeeld een bedrijf met één werkzame persoon dat een beroep doet op de NOW-regeling.

Niet alle bedrijfstakken werden in dezelfde mate getroffen door de maatregelen om het coronavirus in te dammen. Tijdens de verschillende lockdowns werden sommige bedrijfstakken, zoals de horeca en niet-essentiële winkels, volledig of deels gesloten. Daarnaast had de anderhalvemetersamenleving veel impact op contactberoepen. Een uitsplitsing naar bedrijfstak laat dan ook zien dat vooral horecabedrijven beroep deden op een of meer van de steunmaatregelen (77 procent). Ook meer dan de helft van de bedrijven in de overige dienstverlening (zoals kappers en schoonheidssalons) en vervoer en opslag (waaronder taxi’s) maakten gebruik van een steunregeling. In de cultuur, sport en recreatie en handel (waaronder zowel winkels als groothandels) gold dit voor bijna de helft van de bedrijven (45 procent, respectievelijk 42 procent). In de financiële dienstverlening deden bedrijven naar verhouding het minst vaak beroep op coronasteun (13 procent).

3.2.2 Gebruik coronasteunmaatregelen naar bedrijfstak (% bedrijven)
Bedrijfstak Aandeel bedrijven met een regeling
Horeca 76,7
Overige dienstverlening 52,9
Vervoer en opslag 50,5
Cultuur, sport en recreatie 45,1
Handel 42,3
Verhuur en overige zakelijke diensten 40,3
Nijverheid (geen bouw) 37,3
Onderwijs 37,3
Bouwnijverheid 30,8
Informatie en communicatie 27,8
Gezondheids- en welzijnszorg 27,3
Specialistische zakelijke diensten 26,0
Landbouw, bosbouw en visserij 25,8
Verhuur en handel van onroerend goed 21,9
Financiele dienstverlening 12,9
Bron: CBS, RVO, UWV, Belastingdienst, Techleap, Qredits

3.3Totaalbedragen per regeling

Tot en met 30 juni 2022 hebben bedrijven in totaal ongeveer 34 miljard euro ontvangen vanuit de loonkosten- en vastelastenregelingen. Het merendeel daarvan bestond uit de vergoeding voor loonkosten (23,9 miljard). Deze bedragen zijn opgebouwd uit de definitief vastgestelde subsidies op 30 juni 2022 en de op die datum nog niet vastgestelde maar eerder toegekende subsidies.noot3

De totale Tozo-uitgaven bedroegen ongeveer 3,5 miljard euro.noot4 Verder hadden bedrijven medio 2022 in totaal nog 20,8 miljard euro uitstaan aan uitgestelde belastingen. Dit bedrag moet door bedrijven binnen vijf tot zeven jaar afgelost worden. Over de hele periode is ongeveer 47 miljard euronoot5 aan belastingen uitgesteld geweest, waarvan meer dan de helft dus inmiddels al is betaald. Verder stond de overheid garant voor 1,3 miljard euro en verstrekte daarnaast 0,3 miljard euro aan de in deze rapportage opgenomen kredieten.

In de volgende twee hoofdstukken wordt in meer detail op deze bedragen ingegaan. De Tozo wordt hierbij buiten beschouwing gelaten, want het CBS beschikt, anders dan voor de andere regelingen, niet over bedrijfsgegevens met Tozo-bedragen.

Weergave van het totaal bedrag per type steunmaatregel. 3.3.1 Totaalbedragen aan steunmaatregelen Verstrekte kredieten € 0,3 mld Tozo-uitgaven € 3,5 mld Subsidie vastelasten (TOGS en TVL) € 10,1 mld Garantstelling op leningen € 1,3 mld Nog te betalen uitgesteld belasting bedrag op 30 juni 2022 € 20,8 mld Subsidie loonkosten (NOW) € 23,9 mld Vastgesteld € 6,6 mld Nog niet vastgesteld € 3,5 mld Bron: CBS, RVO, UWV, Belastingdienst, Ministerie van SZW, Ministerie van Financiën, Techleap, Qredits Vastgesteld € 6,7 mld Nog niet vastgesteld € 17,2 mld

3.4Gebruik naar regio

Hieronder wordt een kort beeld geschetst van het gebruik van de regelingen naar regio. Het gaat hierbij om de deelname van bedrijfsvestigingen. Deelname aan de onderzochte regelingen, zoals in de rest van het rapport, wordt in principe op bedrijfsniveau bepaald. Bedrijven kunnen echter uit een of meerdere vestigingen bestaan in verschillende regio’s. Aangenomen is dat als een bedrijf gebruik maakt van een regeling, dit gebruik op alle vestigingen van toepassing is.

Tussen de provincies is er enig verschil in het aandeel bedrijfsvestigingen dat minstens één coronasteunmaatregel gebruikte. Wel wijkt het gebruik per provincie niet veel af van het gemiddelde in Nederland (37 procent). In Limburg en Noord-Holland werd relatief het meest gebruik gemaakt van een van de financiële regelingen (respectievelijk 41 en 40 procent). Van alle provincies deden bedrijfsvestigingen in Utrecht (33 procent) en Drenthe (34 procent) het minst vaak een beroep op steun.

3.4.1 Gebruik coronasteunmaatregelen naar provincie (% bedrijfsvestigingen)
Regio Aandeel bedrijven met een regeling
Nederland 36,8
.
Limburg 40,8
Noord-Holland 40,3
Flevoland 38,8
Zuid-Holland 37,6
Zeeland 37,4
Overijssel 36,2
Groningen 35,4
Noord-Brabant 35,2
Fryslân 34,3
Gelderland 34,1
Drenthe 34
Utrecht 33,3
Bron: CBS, RVO, UWV, Belastingdienst, Techleap, Qredits

De verschillen in het gebruik van coronasteunmaatregelen per gemeente zijn groter dan op provinciaal niveau. Het hoogst is het gebruik op de Waddeneilanden, Vlieland, Ameland, Terschelling en Schiermonnikoog (55 tot 63 procent van alle bedrijfsvestigingen). In Noord-Holland springen er vooral een aantal steden uit zoals Amsterdam, Beverwijk en Zandvoort (ongeveer 45 procent). Ook in Limburg zijn er twee steden, Valkenburg aan de Geul en Vaals, waar ruim 45 procent van de vestigingen een beroep deed van coronasteun. Van alle gemeenten in Nederland was het gebruik het laagst in Rozendaal en Lopik, met respectievelijk 21 en 22 procent.

3.4.2 Gebruik coronasteunmaatregelen naar gemeente
Totaal
Aa en Hunze 28,9
Aalsmeer 39,3
Aalten 33,8
Achtkarspelen 30,9
Alblasserdam 35
Albrandswaard 33,2
Alkmaar 39,3
Almelo 43,6
Almere 41
Alphen-Chaam 30
Alphen aan den Rijn 32,9
Altena 28,3
Ameland 56,6
Amersfoort 35,8
Amstelveen 36,4
Amsterdam 46
Apeldoorn 38
Appingedam 41,3
Arnhem 39,8
Assen 38,1
Asten 33,6
Baarle-Nassau 35,4
Baarn 32,9
Barendrecht 39,3
Barneveld 28,3
Beek 44,4
Beekdaelen 37,5
Beemster 28,8
Beesel 37
Berg en Dal 32,9
Bergeijk 30,2
Bergen (L.) 35,9
Bergen (NH.) 35,7
Bergen op Zoom 38,6
Berkelland 33,4
Bernheze 31,6
Best 34,3
Beuningen 33,2
Beverwijk 45,9
Bladel 35,1
Blaricum 30,3
Bloemendaal 27,2
Bodegraven-Reeuwijk 29,5
Boekel 30,9
Borger-Odoorn 30,8
Borne 38,2
Borsele 31,5
Boxmeer 34,6
Boxtel 32,6
Breda 36,9
Brielle 35,5
Bronckhorst 30,2
Brummen 31,7
Brunssum 42,9
Bunnik 29,3
Bunschoten 32
Buren 27,9
Capelle aan den IJssel 38,1
Castricum 31,9
Coevorden 31,3
Cranendonck 35,7
Cuijk 36,1
Culemborg 33,2
Dalfsen 26,4
Dantumadiel 29,1
De Bilt 28,4
De Fryske Marren 32,7
De Ronde Venen 32,3
De Wolden 25,5
Delft 36,2
Delfzijl 36,5
Den Helder 39,9
Deurne 33,7
Deventer 37,8
Diemen 41,5
Dinkelland 34,6
Doesburg 36,8
Doetinchem 42
Dongen 32,6
Dordrecht 38,4
Drechterland 30,2
Drimmelen 31,2
Dronten 35,7
Druten 30
Duiven 37,1
Echt-Susteren 38,1
Edam-Volendam 28,2
Ede 30
Eemnes 29,1
Eersel 30,2
Eijsden-Margraten 38,6
Eindhoven 40
Elburg 28,7
Emmen 38,7
Enkhuizen 38,8
Enschede 42
Epe 33,2
Ermelo 33,1
Etten-Leur 35,6
Geertruidenberg 36,9
Geldrop-Mierlo 33,5
Gemert-Bakel 32,3
Gennep 33,7
Gilze en Rijen 36,1
Goeree-Overflakkee 34
Goes 38,4
Goirle 31,5
Gooise Meren 33,7
Gorinchem 38,8
Gouda 34,5
Grave 32,2
Groningen 38,2
Gulpen-Wittem 42
Haaksbergen 36,3
Haaren 28,2
Haarlem 39,3
Haarlemmermeer 38,2
Halderberge 34,4
Hardenberg 31
Harderwijk 37,4
Hardinxveld-Giessendam 24,2
Harlingen 39,5
Hattem 33
Heemskerk 33,8
Heemstede 32,1
Heerde 31
Heerenveen 36
Heerhugowaard 38,1
Heerlen 43,8
Heeze-Leende 30,8
Heiloo 29,1
Hellendoorn 31,7
Hellevoetsluis 37,5
Helmond 37,4
Hendrik-Ido-Ambacht 31,8
Hengelo 41,4
Het Hogeland 32,7
Heumen 32,7
Heusden 33,6
Hillegom 36
Hilvarenbeek 30,5
Hilversum 36,1
Hoeksche Waard 31,1
Hof van Twente 36,9
Hollands Kroon 33,2
Hoogeveen 35,8
Hoorn 39,6
Horst aan de Maas 40,3
Houten 28
Huizen 32
Hulst 39,3
IJsselstein 31,5
Kaag en Braassem 30
Kampen 31,5
Kapelle 31
Katwijk 34,4
Kerkrade 42,7
Koggenland 27,2
Krimpen aan den IJssel 29,9
Krimpenerwaard 26,4
Laarbeek 31,5
Landerd 29,9
Landgraaf 42,1
Landsmeer 40,1
Langedijk 33,9
Lansingerland 30,6
Laren 35
Leeuwarden 38,7
Leiden 35,6
Leiderdorp 33,6
Leidschendam-Voorburg 34,8
Lelystad 40,9
Leudal 36,7
Leusden 31,3
Lingewaard 32,7
Lisse 35,8
Lochem 33,3
Loon op Zand 35,7
Lopik 22,3
Loppersum 25
Losser 37,5
Maasdriel 30,4
Maasgouw 35,7
Maassluis 36,3
Maastricht 44,9
Medemblik 30,9
Meerssen 37,2
Meierijstad 32,7
Meppel 38,5
Middelburg 38,3
Midden-Delfland 25,4
Midden-Drenthe 28,6
Midden-Groningen 34,5
Mill en Sint Hubert 32,6
Moerdijk 35,5
Molenlanden 24,4
Montferland 35,6
Montfoort 27,5
Mook en Middelaar 31,1
Neder-Betuwe 25,5
Nederweert 33,8
Nieuwegein 37,7
Nieuwkoop 28,1
Nijkerk 31,8
Nijmegen 38,6
Nissewaard 38,5
Noardeast-Fryslân 31,7
Noord-Beveland 39,5
Noordenveld 32,9
Noordoostpolder 34,9
Noordwijk 38,3
Nuenen, Gerwen en Nederwetten 31,7
Nunspeet 29,9
Oegstgeest 27,4
Oirschot 31,2
Oisterwijk 32,9
Oldambt 37,8
Oldebroek 27,5
Oldenzaal 43,1
Olst-Wijhe 28,3
Ommen 30,6
Oost Gelre 35,1
Oosterhout 35,6
Ooststellingwerf 28,8
Oostzaan 36,3
Opmeer 27,2
Opsterland 28,6
Oss 35,7
Oude IJsselstreek 35,9
Ouder-Amstel 39,3
Oudewater 25
Overbetuwe 32,8
Papendrecht 33,1
Peel en Maas 38,3
Pekela 30,4
Pijnacker-Nootdorp 28,3
Purmerend 42
Putten 27,2
Raalte 31,9
Reimerswaal 29,9
Renkum 29,6
Renswoude 28,9
Reusel-De Mierden 37,2
Rheden 33
Rhenen 28,8
Ridderkerk 40
Rijssen-Holten 32,1
Rijswijk 37,9
Roerdalen 33,1
Roermond 44,7
Roosendaal 38,2
Rotterdam 43
Rozendaal 21,1
Rucphen 31,5
's-Gravenhage 43,4
's-Hertogenbosch 36,7
Schagen 34,6
Scherpenzeel 26,6
Schiedam 41,1
Schiermonnikoog 55,2
Schouwen-Duiveland 39,9
Simpelveld 37,7
Sint-Michielsgestel 29,3
Sint Anthonis 33,7
Sittard-Geleen 41,6
Sliedrecht 32
Sluis 44,4
Smallingerland 37,9
Soest 34,4
Someren 31
Son en Breugel 35,5
Stadskanaal 35,9
Staphorst 24,2
Stede Broec 32,8
Steenbergen 35,6
Steenwijkerland 32,7
Stein 40,2
Stichtse Vecht 31,9
Súdwest-Fryslân 32,9
Terneuzen 38,2
Terschelling 55,9
Texel 46,7
Teylingen 31,8
Tholen 32,4
Tiel 39
Tilburg 36,6
Tubbergen 33,3
Twenterand 35,4
Tynaarlo 33,1
Tytsjerksteradiel 29,7
Uden 37,3
Uitgeest 27,5
Uithoorn 37,6
Urk 33,2
Utrecht 37
Utrechtse Heuvelrug 28,4
Vaals 46,3
Valkenburg aan de Geul 46,7
Valkenswaard 38,5
Veendam 38,9
Veenendaal 34,3
Veere 37,9
Veldhoven 36
Velsen 34,7
Venlo 41,3
Venray 42,6
Vijfheerenlanden 29,6
Vlaardingen 40,3
Vlieland 62,5
Vlissingen 41,3
Voerendaal 35,7
Voorschoten 33
Voorst 30,4
Vught 32,4
Waadhoeke 30,1
Waalre 31,5
Waalwijk 38,9
Waddinxveen 32,2
Wageningen 31,5
Wassenaar 30,2
Waterland 36
Weert 40,4
Weesp 39,7
West Betuwe 29,2
West Maas en Waal 31,9
Westerkwartier 29,1
Westerveld 31,9
Westervoort 37,2
Westerwolde 29,6
Westland 33,8
Weststellingwerf 29,7
Westvoorne 30,4
Wierden 35,3
Wijchen 36,3
Wijdemeren 31,7
Wijk bij Duurstede 29,9
Winterswijk 39,6
Woensdrecht 37,6
Woerden 31,7
Wormerland 30,8
Woudenberg 26,3
Zaanstad 39,7
Zaltbommel 31,9
Zandvoort 44,9
Zeewolde 33,4
Zeist 32,1
Zevenaar 37
Zoetermeer 36
Zoeterwoude 28,3
Zuidplas 30,4
Zundert 30,5
Zutphen 39,9
Zwartewaterland 31,9
Zwijndrecht 35,9
Zwolle 37,6
Bron: CBS, RVO, UWV, Belastingdienst, Techleap, Qredits

Zoals in paragraaf 3.2 is getoond, ontvingen bedrijven en dus ook bedrijfsvestigingen in de horeca, overige persoonlijke dienstverlening, vervoer en opslag en cultuur het vaakst steun via een of meer regelingen. Ook zijn er bedrijfstakken zoals de financiële dienstverlening die weinig of geen beroep deden op steun. Verschillen tussen regio’s zouden dan ook kunnen samenhangen met verschillen in de zogeheten sectorstructuur, ofwel het meer voorkomen van bepaalde bedrijfstakken en grootteklassen in de regio’s. In Limburg zijn er bijvoorbeeld relatief veel bedrijfsvestigingen in de horeca en de overige persoonlijke dienstverlening en tevens relatief veel bedrijven met twee of meer werkzame personen. Als hiermee rekening wordt gehouden, ofwel wordt gecorrigeerd voor de sectorstructuur, dan wijkt Limburg in het gebruik van de regelingen niet meer duidelijk af van het Nederlandse gemiddelde. Dit gaat echter lang niet voor alle regio’s op. In Noord-Holland, waaronder Amsterdam, blijft het verschil met het Nederlandse gemiddelde overeind, ook als er met de sectorstructuur rekening wordt gehouden. Vrijwel alle bedrijfstakken in die regio doen een groter dan gemiddeld beroep op de steunmaatregelen. De verschillen in sectorstructuur per regio bieden over het geheel genomen geen afdoende verklaring voor verschillen tussen regio’s in het gebruik van steunmaatregelen.

Noten

Bedrijven worden door andere instanties dan het CBS meestal geregistreerd als juridische eenheid, veelal aan de hand van hun registratienummer bij de Kamer van Koophandel (KVK), hun fiscale nummer of hun loonheffingsnummer. Voor het onderzoek naar de coronasteunmaatregelen zijn deze eenheden op KVK-nummer of fiscaal nummer gekoppeld aan het Algemeen Bedrijven Register (ABR) van het CBS. Daarbij worden de juridische eenheden verbonden aan de zogeheten bedrijfseenheid (BE). Niet elke juridische eenheid kan daarbij één-op-één worden gekoppeld aan een bedrijfseenheid. De bedrijfseenheid is de statistische eenheid van het CBS die gebruikt wordt om de economische werkelijkheid te beschrijven. Het kan worden omschreven als de feitelijke transactor van het productieproces in brede zin.

Omdat een bedrijfseenheid de economische werkelijkheid beschrijft en niet zozeer de juridische, fiscale of administratieve werkelijkheid, bestaat er een verschil tussen het aantal 'bedrijven' zoals deze bij andere instanties bekend zijn onder hun juridische registratie en het aantal 'bedrijven' (feitelijk bedrijfseenheden) zoals deze door het CBS worden gerapporteerd.

In dit rapport zijn bedrijven dus bedrijfseenheden, alleen in hoofdstuk 5 worden ook juridische eenheden genoemd. Bij regelingsbedragen gaat het om de totale met de regeling gemoeide bedragen, de verbijzonderingen van de bedragen naar bedrijfskenmerken zijn exclusief de niet-gekoppelde juridische eenheden.

Tozo is een tegemoetkoming aan huishoudens, deze wordt dan ook geregistreerd op het niveau van huishoudens. De koppeling naar bedrijfseenheden, dus de vraag welk ‘bedrijf’ van Tozo gebruik maakte, wordt gelegd via de personen in het huishouden en de aan hun verbonden bedrijven (via de zogeheten Satelliet Zelfstandig Ondernemers – SZO). Het gebruik van Tozo door ‘bedrijven’ is daarmee slechts een indicatief gegeven (een persoon kan bijvoorbeeld eigenaar zijn van meerdere bedrijven). Anders dan voor de andere regelingen zijn in de beschikbare registraties geen bedragen opgenomen. Als in deze rapportage wordt gesproken over de Tozo-deelname van bedrijven, gaat het om de inkomensondersteuning voor levensonderhoud, niet om de Tozo-kredieten.

Zie ook hier.

De toegekende tegemoetkoming ging uit van een geschat subsidiebedrag op basis van de door de bedrijven verwachte omzet. Het geschat subsidiebedrag in de toekenning bepaalde het voorschot dat ondernemers ontvingen. Dat voorschot was 80 procent van het toegekende subsidiebedrag. Na afloop van de subsidieperiode dient de werkelijke omzet te worden opgegeven en wordt vastgesteld of het bedrijf aanspraak kon maken op de tegemoetkoming, en zo ja wat de hoogte van de tegemoetkoming had moeten zijn.

Inclusief uitvoeringskosten en als voorlopige tussenstand. Zie ook Verrekening voorschotten Tozo 2020 en Verrekening voorschotten Tozo 2021.

Meer flexibiliteit binnen aflossingsregeling coronabelastingschuld | Nieuwsbericht | Rijksoverheid.nl.

Colofon

Deze website is ontwikkeld door het CBS in samenwerking met Textcetera Den Haag.
Heb je een vraag of opmerking over deze website, neem dan contact op met het CBS.

Disclaimer en copyright

Cookies

CBS maakt op deze website gebruik van functionele cookies om de site goed te laten werken. Deze cookies bevatten geen persoonsgegevens en hebben nauwelijks gevolgen voor de privacy. Daarnaast gebruiken wij ook analytische cookies om bezoekersstatistieken bij te houden. Bijvoorbeeld hoe vaak pagina's worden bezocht, welke onderwerpen gebruikers naar op zoek zijn en hoe bezoekers op onze site komen. Het doel hiervan is om inzicht te krijgen in het functioneren van de website om zo de gebruikerservaring voor u te kunnen verbeteren. De herleidbaarheid van bezoekers aan onze website beperken wij zo veel mogelijk door de laatste cijfergroep (octet) van ieder IP-adres te anonimiseren. Deze gegevens worden niet gedeeld met andere partijen. CBS gebruikt geen trackingcookies. Trackingcookies zijn cookies die bezoekers tijdens het surfen over andere websites kunnen volgen.

De geplaatste functionele en analytische cookies maken geen of weinig inbreuk op uw privacy. Volgens de regels mogen deze zonder toestemming geplaatst worden.

Meer informatie: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/telecommunicatie/vraag-en-antwoord/mag-een-website-ongevraagd-cookies-plaatsen

Leeswijzer

Verklaring van tekens

niets (blanco) een cijfer kan op logische gronden niet voorkomen
. het cijfer is onbekend, onvoldoende betrouwbaar of geheim
0 (0,0) het cijfer is kleiner dan de helft van de gekozen eenheid
* voorlopige cijfers
** nader voorlopige cijfers
- (indien voorkomend tussen twee getallen) tot en met
2016–2017 2016 tot en met 2017
2016/2017 het gemiddelde over de jaren 2016 tot en met 2017
2016/’17 oogstjaar, boekjaar, schooljaar, enz. beginnend in 2016 en eindigend in 2017
2004/’05-2016/’17 oogstjaar enz., 2004/’05 tot en met 2016/’17

In geval van afronding kan het voorkomen dat het weergegeven totaal niet overeenstemt met de som van de getallen.

Over het CBS

De wettelijke taak van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is om officiële statistieken te maken en de uitkomsten daarvan openbaar te maken. Het CBS publiceert betrouwbare en samenhangende statistische informatie, die het deelt met andere overheden, burgers, politiek, wetenschap, media en bedrijfsleven. Zo zorgt het CBS ervoor dat maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden op basis van betrouwbare statistische informatie.

Het CBS maakt inzichtelijk wat er feitelijk gebeurt. De informatie die het CBS publiceert, gaat daarom over onderwerpen die de mensen in Nederland raken. Bijvoorbeeld economische groei en consumentenprijzen, maar ook criminaliteit en vrije tijd.

Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. Dit betreft het grootste deel van het werkprogramma.

Voor meer informatie over de taken, organisatie en publicaties van het CBS, zie cbs.nl.

Contact

Met vragen kunt u contact opnemen met het CBS.

Medewerkers

Redactie

Charlotte Brand (CBS)

Hans Langenberg (CBS)

Lona Verkooijen (CBS)

Auteurs Hoofdstuk 6

Theo Roelandt en Henry van der Wiel (EZK)

Overige medewerkers aan deze publicatie

Brenda Bos (CBS)

Marie Louise Bijnen (RVO)

Thijs Driessen (CBS)

Renee Groen (RVO)

Remco Kaashoek (CBS)

Paul Schmitz (EZK)

Marien Vrolijk (CBS)

Jouke Wortelboer (RVO)

Sten Zijlstra (CBS)