Maatschappij - Cijfers
Onderwijs
Sinds 2015 geeft de leerkracht het definitieve schooladvies aan leerlingen van groep 8 en heeft die zo het laatste woord bij de toelating tot het voortgezet onderwijs. De eindtoets basisonderwijs geeft dus niet meer de doorslag. Is het advies op basis van de toets echter hoger dan het eerste advies van de leerkracht, dan moet een bijstelling worden overwogen. In 2015 werd het advies van de leerkracht in 13 procent van deze gevallen daadwerkelijk naar boven bijgesteld en dat is gestegen naar 23 procent in 2018. Leerkrachten gaven in 2018 ook hogere definitieve adviezen dan in 2015.
In het schooljaar 2018/’19 zat 48 procent van de 199 duizend leerlingen in het derde leerjaar van het voortgezet onderwijs op de havo, het vwo, of in een gemeenschappelijk leerjaar (meestal havo/vwo). Hierbij zijn leerlingen in het praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs buiten beschouwing gelaten. Het percentage havo/vwo is het hoogst bij leerlingen met een westerse achtergrond die in Nederland zijn geboren (tweede generatie) en het laagst bij leerlingen met een niet-westerse achtergrond van de eerste generatie.
Tussen 2013 en 2016 verlieten steeds minder jongeren van onder de 23 jaar het (bekostigd) onderwijs zonder diploma van ten minste havo, vwo of mbo-niveau 2. De totale groep voortijdig schoolverlaters groeide weer in 2017, maar bleef kleiner dan in 2014. Mannen stromen vaker voortijdig uit het onderwijs dan vrouwen. De meeste van deze schoolverlaters komen uit het mbo. In 2017 kwam 75 procent van de voortijdig uitstromende mannen en 69 procent van de vrouwen hier vandaan. De rest verliet het voortgezet onderwijs of het volwassenenonderwijs (vavo).
Van de studenten die in 2008 aan een academische bachelorstudie begonnen, stopte 17,9 procent binnen twee jaar. Het aantal stoppers daalde naar 14,1 procent bij de lichting van 2014. Studenten die wisselden naar een andere opleiding binnen het wo zijn niet tot de uitvallers gerekend. In het hbo is net zo naar de uitvallers gekeken. Ook hier stopten de studenten van 2014 minder vaak binnen twee jaar met de studie dan de lichting van 2008.
De uitval is doorgaans het grootst in het eerste jaar en neemt na het tweede jaar mondjesmaat toe. Zowel op het hbo als op de universiteiten vallen mannen vaker uit dan vrouwen.
In tien jaar tijd zijn de onderwijsuitgaven met 20 procent gestegen tot 43,8 miljard euro. In 2017 nam de overheid 81 procent hiervan voor haar rekening, 35,3 miljard euro. Dit bedrag ging grotendeels naar de bekostiging van onderwijsinstellingen. Huishoudens betaalden vooral les- en collegegeld, boeken, leermiddelen, openbaar vervoer en bijles. Bedrijven maakten met name kosten voor de begeleiding van duale leerlingen en stagiairs tijdens het praktijkgedeelte van hun opleiding.
In 2017 werd net als in voorgaande jaren het meest besteed aan het voortgezet onderwijs en het basisonderwijs. Deze sectoren hebben ook de meeste leerlingen. De uitgaven aan basisonderwijs blijven de laatste jaren stabiel rond 10 miljard euro. Een oorzaak hiervan is dat de overheid basisscholen budget verstrekt op basis van het aantal leerlingen en dit aantal daalt vanaf 2008. Vanaf 2016 krimpt ook de leerlingenpopulatie in het voortgezet onderwijs en stabiliseren ook hier de uitgaven.