Economie - Cijfers
Bouwen en wonen
In 2018 verhuisden 1,79 miljoen inwoners van Nederland, 5 procent minder dan in 2017. Vanaf 2013 vertoonde het aantal verhuizingen in de leeftijdsgroep 30 tot 65 jaar een stijgende lijn. De 17- tot 22‑jarigen vormden daar een uitzondering op en wisselden juist minder van woning. De in 2015 van kracht geworden veranderingen in de studiefinanciering zijn daar debet aan. Het aantal verhuisde personen is in 2018 is overigens hoger dan in periode 2006–2008, de vorige periode van hoogconjuctuur.
In 2018 daalde het aantal verhuizingen vooral onder ongetrouwde stellen zonder kinderen en getrouwde stellen met kinderen, in beide groepen met meer dan 7 procent. In de crisisjaren konden jonge gezinnen hun verhuisplannen niet verwezenlijken, maar na 2013 lukte dit wel en steeg het aantal verhuizingen van deze groep. Vermoedelijk daalde het aantal verhuizingen in 2018 omdat de meeste gezinnen die tijdens de crisis wilden verhuizen, dat al hadden gedaan. Tegelijk is sprake van toenemende krapte op de woningmarkt.
Gemiddeld heeft een Nederlander 65 vierkante meter woonoppervlakte. Er zijn grote verschillen tussen regio’s en ook tussen het beschikbare woonoppervlakte per type huishouden. In de Randstad is het gemiddelde woonoppervlak per persoon doorgaans kleiner dan daarbuiten. In de grote steden is het woonoppervlak gemiddeld het kleinst. In Amsterdam is dit per persoon gemiddeld 49 vierkante meter.
De Nederlandse woningvoorraad bestond op 1 januari 2018 uit 7,7 miljoen woningen. Hiervan was 42 procent een huurwoning. Van deze huurwoningen was bijna 70 procent in het bezit van een corporatie. De overige huurwoningen waren in bezit van bedrijven, institutionele beleggers en particulieren. De gemeenten Amsterdam (70 procent), Rotterdam (64 procent) en Delft (62 procent) hebben relatief de meeste huurwoningen. In Rozendaal zijn verreweg de meeste woningen een koopwoning.
In 2018 werden bijna 66 duizend nieuwbouwwoningen gebouwd, bijna 5 procent meer dan in 2017 en het hoogste aantal na 2009. Met deze nieuwbouw groeide de totale woningvoorraad met 0,9 procent tot ruim 7,8 miljoen woningen op 1 januari 2019. Tussen 2000 en 2009 groeide de woningvoorraad door nieuwbouw jaarlijks met gemiddeld zo’n 76 duizend woningen per jaar. Op het dieptepunt in 2014 was dat geslonken tot 45 duizend nieuwbouwwoningen. In de drie jaren daarna groeide het aantal nieuwbouwwoningen steeds harder. In 2018 werd er ook weer meer gebouwd dan het jaar ervoor, maar de groei viel wel wat terug.

Voor bijna 70 duizend nieuw te bouwen woningen werd in 2018 een bouwvergunning afgegeven. Dat is ongeveer gelijk aan het aantal in 2017. In 2013 werd slechts voor 27 duizend woningen een vergunning afgegeven, een dieptepunt. Vanaf dat moment nam het aantal bouwvergunningen toe, maar het aantal is nog niet op het niveau van vóór de crisis. Tussen 2000 en 2008 werd jaarlijks nog voor gemiddeld 80 duizend nieuw te bouwen woningen een vergunning verleend. Het aantal vergunde nieuwbouwwoningen is een indicator voor het aantal woningen dat gebouwd zal worden. Tussen de oplevering van een woning en de vergunningverlening zit circa twee jaar.
In 2017 zijn 7 570 woningen ontstaan door transformatie van bestaande gebouwen zoals kantoren, winkels of fabriekspanden. Deze woningen zijn ontstaan door de verbouwing van 1 900 panden. Verreweg de meeste woningen (ruim 40 procent) zijn in 2017 ontstaan door aanpassing van kantoorgebouwen, 17 procent van de woningen was maatschappelijk vastgoed, bijvoorbeeld een school, kerk of sporthal. Ruim 8 procent van de woningen die in 2017 werden toegevoegd aan de woningvoorraad kwam voort uit transformaties.