Arbeid en inkomen - Cijfers
Inkomen en vermogen

Het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen van een Nederlands huishouden bedroeg in 2017 gemiddeld 28,8 duizend euro. Een huishouden had in 2017 gemiddeld 3,6 procent meer te besteden dan in 2011, toen het gemiddeld gestandaardiseerd inkomen 27,8 duizend euro bedroeg. Als gevolg van de economische crisis daalde het gemiddelde inkomen in de jaren 2011–2013. Het begon weer op te lopen vanaf 2014, toen het economische herstel inzette. Het gestandaardiseerd besteedbaar inkomen wordt zo berekend dat een vergelijking mogelijk is tussen verschillende huishoudens.
De koopkracht van de Nederlandse bevolking is in 2017 met 0,5 procent gegroeid. In 2016 nam de koopkracht nog met 3,0 procent toe. Werknemers ondervonden de sterkste koopkrachtstijging, met in doorsnee 1,4 procent. Zij hadden profijt van fiscale maatregelen, zoals een verruiming van de arbeidskorting, en profiteerden ook van de verbeterde arbeidsmarkt. Gepensioneerden merkten dat in 2017 aanvullende pensioenen niet of beperkt werden geïndexeerd.
Dit leidde tot een koopkrachtdaling van in doorsnee 0,3 procent. In 2016 nam de koopkracht van gepensioneerden nog met 0,8 procent toe.
Van de ruim 7,3 miljoen huishoudens in 2017 hadden 599 duizend huishoudens een inkomen onder de lage-inkomensgrens. Dat betekent dat zij een risico liepen op armoede. Het aandeel huishoudens met een dergelijk risico steeg van 7,9 procent in 2016 naar 8,2 procent in 2017. Het aandeel huishoudens dat al ten minste vier jaar van een laag inkomen moest rondkomen nam toe, van 3,2 procent naar 3,3 procent.
Van de huishoudens tot 25 jaar had 21,5 procent in 2017 een laag inkomen. De 65‑plus-huishoudens hadden het kleinste armoederisico, 2,8 procent. Het risico op armoede daalde in de periode 2014–2017 bij vrijwel elke leeftijdsgroep. Alleen bij de huishoudens met een hoofdkostwinner tussen 45 en 65 jaar nam het percentage huishoudens met risico op armoede licht toe. Deze toename is merendeels toe te schrijven aan de groep tussen 55 en 65 jaar.
Ondanks de aantrekkende economie is in deze groep gedurende 2013–2017 een toenemend aantal personen economisch inactief geworden. Eenmaal aan de zijlijn is het voor ouderen lastig weer in het arbeidsproces terug te komen. Een deel is zo onder de kritische inkomensgrens terechtgekomen.
Het doorsnee vermogen van Nederlandse huishoudens kwam in 2017 uit op 28,3 duizend euro, bijna 6 duizend euro meer dan een jaar eerder. Dit vermogen – bezittingen minus schulden – is vooral hoger doordat woningen in waarde zijn gestegen. Ondanks de stijging is het vermogen nog niet op het niveau van 2008. Toen bezat een huishouden een doorsnee vermogen van ruim 53 duizend euro. Wanneer de eigen woning buiten beschouwing blijft, is het vermogen ook licht omhooggegaan, van 13,7 in 2016 tot 14,1 duizend euro in 2017.
De totale studieschuld van huishoudens bedroeg 15,5 miljard euro in 2017, 1,6 miljard meer dan het jaar ervoor. De studieschuld loopt elk jaar op en was in 2017 ruim 60 procent hoger dan in 2011. Toen bedroeg de studieschuld 9,5 miljard euro. In 2017 hadden bijna 1,1 miljoen huishoudens een studieschuld, 82 duizend meer dan in 2016. Ook is de doorsnee studieschuld opgelopen van 7,4 duizend euro in 2016 naar 8,1 duizend euro in 2017.
Met een doorsnee vermogen van 298,5 duizend euro was Laren (Noord-Holland) de meest vermogende gemeente van Nederland in 2017. De top tien van meest vermogende gemeenten werd gedomineerd door een aantal kleine gemeenten in Noord-Brabant. Hier wonen naar verhouding veel ouderen die gedurende hun leven een flink vermogen hebben opgebouwd.
Huishoudens in Rotterdam hadden in doorsnee het laagste vermogen (2 800 euro). Ook Den Haag en Amsterdam stonden in de top tien met de laagste vermogens. In de grote steden wonen relatief veel jongeren, uitkeringsontvangers en personen met een niet-westerse migratieachtergrond. Deze groepen hebben doorgaans weinig vermogen.